EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0941
GREEN PAPER Towards an integrated European market for card, internet and mobile payments
GROENBOEK Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen
GROENBOEK Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen
/* COM/2011/0941 definitief */
GROENBOEK Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen /* COM/2011/0941 definitief */
1.
Inleiding
Veilige,
efficiënte, concurrerende en innovatieve elektronische betalingen zijn cruciaal
als consumenten, handelaars en ondernemingen ten volle de vruchten van de
eengemaakte markt willen plukken; en ze worden steeds belangrijker naarmate de
wereld overstapt van de niet-elektronische handel naar de elektronische handel.
De manier waarop goederen en diensten in Europa worden gekocht, is fundamenteel
aan het veranderen. Aangezien Europese burgers en bedrijven actiever worden
buiten hun land van herkomst, maken goed werkende grensoverschrijdende
elektronische betalingen hun het leven aanzienlijk gemakkelijker. In het
verlengde van haar verwezenlijkingen op het vlak van retailbetalingen kan
Europa een pioniersrol vervullen voor de betalingen van de toekomst, of die nu
met een betaalkaart, via het internet of met een mobiele telefoon gebeuren. Een eerste
mijlpaal op die weg is de eengemaakte eurobetalingsruimte (SEPA), die berust op
het principe dat er geen verschil mag zijn tussen grensoverschrijdende en
binnenlandse elektronische retailbetalingen in euro[1] in de Europese Unie. Het
SEPA-project omvat de belangrijkste retailbetaalinstrumenten: overschrijvingen,
rechtstreekse afschrijvingen en betaalkaarten. Vanuit deze basis kan SEPA op
twee manieren een springplank vormen voor het verwezenlijken van een
concurrerende en innovatieve Europese betalingsmarkt. De eerste manier betreft
het immer groeiende aandeel van online- of internetbetalingen (e-betalingen) en
mobiele betalingen (m-betalingen). Vooral de massale opkomst van de zogeheten
smartphones verandert het betaallandschap en leidt tot nieuwe
betalingsapplicaties, bijvoorbeeld elektronische portemonnees, die
portefeuilles en fysieke kaarten vervangen, of virtuele vervoersbewijzen die in
een mobiele telefoon worden opgeslagen. Hier kunnen de pan-Europese
SEPA-betaalinstrumenten de basis vormen voor meer geïntegreerde en veilige
betalingsinnovaties. Daarnaast kunnen de bestaande normen en regels die in het
kader van SEPA werden ontwikkeld, opnieuw worden toegepast op
betaalinstrumenten in andere valuta’s dan de euro. Daarmee zouden de grenzen
van een eengemaakte betaalmarkt de eurobetalingen kunnen overstijgen. De voordelen van
meer marktintegratie vloeien voornamelijk voort uit vier bronnen: 1) Meer concurrentie – in een
netwerkindustrie zoals het betalingsverkeer vergemakkelijkt integratie de
markttoegang voor nieuwe spelers of concurrenten uit andere lidstaten. Dankzij
gemeenschappelijke open normen kunnen dienstverleners hun bestaande
betalingsoplossingen in meer dan één land aanbieden. Hierdoor vergroot hun
ondernemingsbasis en ontstaat een extra stimulans voor innovatie. Dat kan dan
weer leiden tot dalende kosten en tarieven voor het aanbieden van betalingen.
Bovendien kan meer concurrentie op de betaalkaartmarkt de huidige dominantie
van de twee bestaande internationale kaartsystemen verminderen. 2) Meer keuze en transparantie voor
consumenten – met een uitgebreider aanbod aan concurrerende diensten kunnen
betalingsgebruikers de betaalinstrumenten en dienstverleners kiezen die het
beste aan hun behoeften voldoen. Momenteel zijn de financiële implicaties van
die keuze vaak niet zichtbaar voor consumenten[2].
Door de verborgen kosten wordt vaak de duurste betalingsmethode gebruikt en
worden kosten afgewenteld op alle consumenten in de vorm van verhoogde prijzen.
Een geïntegreerde en transparante markt zou consumenten daarentegen naar de
meest efficiënte betaalinstrumenten leiden. 3) Meer innovatie – een
geïntegreerde markt vergroot schaaleffecten. Dat betekent dat bestaande spelers
meer mogelijkheden hebben om kosten te besparen of hun inkomsten te verhogen.
Bovendien vergroot dit de incentives voor innovatie door nieuwe marktspelers en
neemt het geografische bereik van innovatie toe. 4) Meer betalingsveiligheid en
klantenvertrouwen – in lijn met de geboekte vooruitgang op het vlak van
veilige en beveiligde betalingen in de verkooppunten verhoogt een geïntegreerde
markt de veiligheid van en het klantenvertrouwen in betalingen op afstand,
zoals e-betalingen en m-betalingen. Een geïntegreerde EU-markt voor
betalingsdiensten kan indirect ook administratieve gegevens opleveren voor het
opstellen van geharmoniseerde statistieken. Dat zou de kwaliteit en de
reikwijdte van EU-statistieken vergroten, zonder extra kosten voor
ondernemingen en met beperkte investeringen voor de statistische gemeenschap. In dit groenboek wordt het huidige Europese
landschap van kaart-, internet- en mobiele betalingen geëvalueerd en wordt
bepaald waar de huidige situatie afwijkt van de visie van een volledig
geïntegreerde betalingsmarkt en welke hinderpalen daarvan de oorzaak zijn. Doel
van dit groenboek is het starten van een grootschalige raadpleging van
belanghebbenden om de analyse van de Commissie te valideren of aan te vullen en
bij te dragen aan het vinden van de juiste aanpak om marktintegratie te
verbeteren.
2.
Het huidige betaallandschap en zijn tekortkomingen
De markt voor retailbetalingen in euro is een
van de grootste ter wereld en telt miljoenen ondernemingen en honderden miljoenen
burgers. Uit statistieken van de Europese Centrale Bank (ECB) blijkt dat in 2009
in de euroruimte alleen al bijna 58 miljard retailbetalingen werden
geregistreerd. Bijlage 1 bevat een gedetailleerd overzicht per
betaalinstrument. De integratie van deze markt levert aanzienlijke economische
voordelen op. Volgens studies zou bijvoorbeeld een volledige migratie van
overmakingen, automatische afschrijvingen en betaalkaarten naar SEPA over een
termijn van zes jaar directe en indirecte voordelen voor een bedrag van 300
miljard euro opleveren. De mate waarin betalingen momenteel zijn geïntegreerd
op Europees niveau, varieert aanzienlijk volgens de gebruikte
betaalinstrumenten (zoals overmakingen, automatische afschrijvingen en
betaalkaarten) en betaalkanalen (e- en m-betalingen).
2.1.
Belangrijkste betaalinstrumenten (overmakingen en
automatische afschrijvingen)
Overmakingen en rechtstreekse afschrijvingen
zijn de enige betaalinstrumenten waarvoor specifieke Europese
betalingsregelingen bestaan, met name de regelingen voor SEPA-overmakingen
(SEPA Credit Transfer – SCT) en SEPA-automatische afschrijvingen (SEPA Direct
Debit – SDD), die door de Europese Betalingsraad (EPC) werden uitgewerkt voor
betalingen in euro. In december 2010 heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd
voor een verordening tot vaststelling van verplichte termijnen voor de migratie
van nationale betalingssystemen naar pan-Europese systemen[3]. Het bereiken van deze
essentiële mijlpaal zal de basis vormen voor verdere marktintegratie voor de
hieronder beschreven betaalinstrumenten en -kanalen.
2.2.
Betaalkaarten
Betaalkaarten zijn de meest ingeburgerde en
vaakst gebruikte elektronische betaalinstrumenten voor retailbetalingen. In
volume (aantal transacties) vertegenwoordigden kaartbetalingen een derde van alle
retailbetalingen in 2009. Er waren zo’n 726 miljoen betaalkaarten in gebruik in
de EU, goed voor 1,45 kaarten per persoon. Gemiddeld gaven Europese consumenten
(in 2009[4],
zie bijlage 1 voor specifieke informatie per land) 2 194 euro per kaart
uit via in totaal 43 kaartbetalingen in verkooppunten. De integratie van de Europese betaalkaartmarkt
is echter nog lang niet voltooid en tastbare resultaten zijn nog beperkt. Een
scherpe stijging van het aantal kaartbetalingen de voorbije tien jaar en de
daarmee gepaard gaande schaalvergrotingseffecten hebben de kosten voor
consumenten en de interbancaire of handelarenvergoedingen niet significant doen
dalen. Bovendien worden nationale debetkaartsystemen vaak niet aanvaard buiten
de betrokken lidstaat, wat de ontwikkeling van de eengemaakte markt in de weg
staat. Fraude met betaalkaarten blijft ook een probleem, met name bij
transacties op afstand.
2.3.
Betalingen via het internet (e-betalingen)
E-betalingen zijn betalingen die via het
internet worden uitgevoerd, gewoonlijk op een van de volgende drie manieren: 1) Een betaalkaarttransactie op
afstand uitvoeren via het internet. 2) Via online bankieren
uitgevoerde overmakingen of automatische afschrijvingen waarbij de betaler een
online bankierportaal gebruikt voor authenticatie (momenteel uitsluitend op
nationaal niveau operationeel)[5]. 3) Betalingen via e-betalingsdienstaanbieders,
bij wie de consument een individuele rekening heeft geopend. Rekeningen kunnen
via ‘traditionele’ betalingsmethoden worden gecrediteerd, bijvoorbeeld via
overmakingen of kredietkaartbetalingen. Met de opkomst van de e-handel – het kopen en
verkopen van producten via het internet – spelen e-betalingen een steeds
belangrijkere rol. Forrester Research[6]
raamt dat het aantal onlinekopers in Europa zal stijgen van 141 miljoen in
2009 tot 190 miljoen tegen 2014. Voor de volgende vijf jaar worden de
jaarlijkse groeipercentages geraamd op zo’n 10 %. Verwacht wordt dat de
gemiddelde uitgaven per persoon in de Europese Unie zullen stijgen van 483 euro
in 2009 naar 601 euro in 2014. Ondanks een aanzienlijk groeipotentieel
vertegenwoordigt e-handel momenteel slechts 3,4% van de Europese detailhandel[7] en liggen er dus nog heel wat
groeikansen voor het grijpen. Volgens een openbare raadpleging over de
toekomst van de elektronische handel[8],
blijken betalingen een van de belangrijkste belemmeringen voor de toekomstige
groei van e-handel te zijn. De belangrijkste problemen die in dit verband
tijdens de raadpleging werden vastgesteld waren de verscheidenheid aan betalingsmethoden
in de lidstaten, de kostprijs van betalingen voor consumenten en handelaren,
met name bij zeer kleine bedragen (microbetalingen), en betalingsveiligheid.
Het gebrek aan een coherent en omvattend (zelf-)regulerend kader leidt
momenteel tot een Europese omgeving voor e-betalingen die grotendeels
versnipperd is volgens landsgrenzen, met een klein aantal succesvolle nationale
e-betalingssystemen en een beperkt aantal grote internationale spelers van
buiten Europa.
2.4.
Mobiele betalingen (m-betalingen)
M-betalingen zijn betalingen waarbij de
betalingsgegevens en de betalingsinstructies via een mobiele telefoon of ander
mobiel toestel worden gestart, verzonden of bevestigd. Het kan gaan om online
of offline aankopen van diensten, digitale of fysieke goederen. Mobiele betalingen kunnen in de volgende twee
categorieën worden onderverdeeld: 1) M-betalingen op afstand
gebeuren meestal via het internet/WAP[9]
of via speciale sms-diensten die de betaler worden aangerekend via de
mobielenetwerkexploitant (MNO). De meeste m-betalingen op afstand via het
internet zijn momenteel gebaseerd op kaartbetalingssystemen. Andere oplossingen
op basis van overmakingen of automatische afschrijvingen zijn technisch
uitvoerbaar en wellicht even veilig, efficiënt en concurrerend, maar lijken
moeilijk ingang op de markt te vinden. 2) Betalingen bij de plaats van
aankoop (proximity payments) gebeuren meestal in het verkooppunt zelf.
Betalingen op basis van Near Field Communication (NFC), momenteel de
toonaangevende technologie op dit vlak, vereisen specifiek uitgeruste telefoons
die worden herkend door speciale lezers in de verkooppunten (bv. winkels,
openbaar vervoer, parkeergarages). Bovenstaande definities, in het bijzonder voor
m-betalingen op afstand, doen denken dat de scheidingslijn tussen e-betalingen
en m-betalingen vaag is en in de toekomst nog meer kan vervagen. Momenteel neemt het aantal betalingen met
mobiele telefoons het snelste toe van alle betalingsmethoden. De snelle
verspreiding van smartphones waarop gesofisticeerde betalingsapplicaties kunnen
worden geïnstalleerd heeft deze ontwikkeling bespoedigd. Volgens Juniper
Research zal de totale waarde van alle m-betalingen wereldwijd tussen 2010 en 2012
verdubbelen van 100 naar 200 miljard USD. Volgens andere studies zal in 2014 de
totale waarde van m-betalingen wereldwijd de kaap van 1 biljard USD ronden en
alleen al in Europa 350 miljard USD bedragen. Er wordt ook voorspeld dat tegen
diezelfde datum een vijfde van alle smartphones NFC zal ondersteunen. De marktpenetratie van m-betalingen in de
Europese Unie heeft nog heel wat potentieel in vergelijking met bijvoorbeeld de
regio Azië/Pacific. Volgens ramingen van het onderzoeksinstituut Gartner telde
West-Europa in 2010 7,1 miljoen gebruikers van mobiele betalingssystemen tegenover
62,8 miljoen gebruikers in Azië/Pacific, van wie het merendeel in Japan. Een
van de belangrijkste redenen voor de tragere marktreactie in Europa is de zeer
versnipperde markt voor mobiele betalingen. De belangrijkste marktspelers
(mobielenetwerkexploitanten, betalingsdienstaanbieders, fabrikanten van mobiele
telefoons) zijn het nog niet eens geworden over een geschikt businessmodel dat
interoperabele betalingsoplossingen ondersteunt. Dat heeft echter tot gevolg
dat de grootste en meest veelbelovende mondiale m-betalingsinitiatieven
momenteel buiten Europa worden gestart. Apple, Google en Visa hebben allemaal
grootschalige offensieven op de m-betalingsmarkt aangekondigd. Inspanningen voor m-betalingsintegratie op
Europees niveau vinden momenteel op zelfregulerende basis plaats. De EPC werkt
in deze context samen met de internationale organisatie van mobiele
exploitanten (GSMA) en heeft in juli 2010 een witboek over mobiele betalingen
gepubliceerd[10].
Dat witboek betreft voornamelijk mobiele betalingen met betalingskaarten. Net als bij e-betalingen kan het ontbreken van
een concreet Europees kader voor de regeling van de belangrijkste
aandachtspunten zoals technische normen, veiligheid, interoperabiliteit en de
samenwerking tussen marktdeelnemers de bestaande versnippering van de
m-betalingsmarkt in stand houden. Bovendien lijken bij zowel e- als
m-betalingen (potentiële) marktdeelnemers weinig tot investeren geneigd zolang
er geen juridische regeling is betreffende het toepassingsgebied van
collectieve vergoedingsregelingen, zoals voor betalingskaarten (zie
onderstaande paragraaf 4.1).
3.
Visie en doelstellingen
Overeenkomstig de SEPA-visie van de Europese
Commissie en de ECB voor elektronische retailbetalingen in euro in de Europese
Unie[11]
mag er geen verschil zijn tussen grensoverschrijdende en binnenlandse
betalingen. Op basis van de SEPA-normen en -regelingen moet dat onderscheid ook
verdwijnen voor niet-eurobetalingen in de Europese Unie. Dit zou resulteren in
een echt digitale eengemaakte markt op EU-niveau. Volwaardige integratie houdt
het volgende in: Consumenten gebruiken één bankrekening voor
alle betalingstransacties, zelfs als ze buiten hun land van herkomst wonen of
regelmatig reizen in de Europese Unie. Door het versnellen van innovatie worden
betalingen gemakkelijker en beter afgestemd op de specifieke aankooptransactie
(online tegenover offline, micro- versus grote betalingen enz.). Ondernemingen en overheidsdiensten kunnen hun betalingsprocessen vereenvoudigen en stroomlijnen, en alle
financiële operaties in de gehele Europese Unie centraliseren. Dat kan
aanzienlijke besparingen opleveren. Bovendien verbeteren gemeenschappelijke
open normen en snellere verwerking van betalingstransacties de kasstroom. Handelaren
profiteren ook van goedkope, efficiënte en veilige elektronische
betalingsoplossingen. Meer concurrentie maakt alternatieven voor het gebruik
van contant geld aantrekkelijker. Dat maakt op zijn beurt de overgang naar
e-handel aantrekkelijker en verbetert de ervaringen van klanten bij het uitvoeren
van betalingen. Betalingsdienstaanbieders (PSP’s), m.a.w. banken en niet-bancaire PSP’s, kunnen ook schaalvoordelen
genieten bij het normaliseren van betaalinstrumenten, wat na de initiële
investering kostenbesparingen oplevert. Dit opent de weg naar nieuwe markten,
zodat enerzijds de inkomstenbasis voor bestaande betaalinstrumenten wordt
vergroot en anderzijds innovaties op grotere schaal kunnen worden gelanceerd. Technologieaanbieders zoals softwareleveranciers, afwikkelaars en IT-consultants kunnen hun
ontwikkelingswerk en oplossingen baseren op pan-Europese instrumenten, wat
innovatie in alle EU-lidstaten bevordert. Wil deze visie werkelijkheid worden voor
kaart-, e- en m-betalingen, dan moeten nog een aantal aanvullende kwesties
worden aangepakt, zoals veiligheid, vrijheid van keuze, onbelemmerde technische
en bedrijfsinnovatie, normalisatie van de verschillende elementen en
interoperabiliteit. In het volgende hoofdstuk worden deze aspecten meer in
detail besproken.
4.
De noodzaak om marktintegratie te bevorderen en te versnellen
In lijn met bovenstaande visie worden vijf
gebieden aangewezen waarop de verdere integratie van kaart-, e- en m-betalingen
kan worden bevorderd.
4.1.
Marktversnippering, markttoegang en
grensoverschrijdende markttoetreding
In deze context kunnen een aantal
afzonderlijke aandachtspunten worden genoemd. Opgemerkt zij dat deze aandachtspunten,
hoewel ze historisch allemaal hun oorsprong vinden in de commerciële praktijken
voor betalingskaarten, ofwel in dezelfde vorm voor e- en m-betalingen gelden
ofwel ten minste significante overloopeffecten hebben die indirecte gevolgen
hebben voor e- en m-betalingen, bijvoorbeeld wanneer een e- of m-betaling wordt
uitgevoerd met behulp van een betaalkaart.
4.1.1.
Multilaterale interbancaire tarieven (MIF's)
Volgens het ‘klassieke’ bedrijfsmodel voor
vierpartijenkaartsystemen worden bij elke kaarttransactie interbancaire
vergoedingen betaald door de PSP van de handelaar (de wervende PSP) aan de PSP
van de kaarthouder (de emitterende PSP). Afwikkelingsvergoedingen kunnen
bilateraal worden overeengekomen tussen emitterende en wervende PSP’s of
multilateraal via een besluit dat bindend is voor alle PSP’s die aan een
betaalkaartsysteem deelnemen. Bijlage 2 bevat achtergrondinformatie over MIF’s[12]. Mededingingsautoriteiten en regelgevers
bestuderen de afwikkelingsvergoedingen al enige tijd. In bepaalde
niet-EU-landen[13]
zijn ze gereguleerd. In de Europese Unie hebben de Europese Commissie en
nationale mededingingsautoriteiten verschillende besluiten goedgekeurd die specifieke
MIF-regelingen op grond van EU-concurrentieregels verbieden[14]. De gebruikelijke rechtvaardiging voor MIF’s is
dat ze een basis vormen voor emitterende PSP’s om bij consumenten het gebruik
van een betaalkaart aan te moedigen. Het aanrekenen van MIF’s stelt emitterende
PSP’s in de mogelijkheid kaarten aan te bieden die weinig of niets kosten voor
de kaarthouders en bonussen[15]
kunnen inhouden voor consumenten (bv. vliegmijlen). Dit ‘compensatiemechanisme’
kan zorgen voor meer efficiëntie door een intensiever kaartgebruik. Het bestaan van een groot aantal verschillende
(niveaus van) vergoedingen en de verschillende termijnen en reikwijdten van de
lopende of afgeronde wettelijk procedures op nationaal en Europees niveau
kunnen tot verstoringen van de eengemaakte markt leiden. Dit kan de
versnippering van de markt verergeren en betekent dat handelaren nog niet de
voordelen van een eengemaakte markt voor betaalkaarten genieten. Bovendien kunnen hoge MIF’s drempels vormen
voor de markttoetreding van goedkope kaartsystemen en andere betalingssystemen
(bv. e-betalingen en m-betalingen). Deze eigenschappen van MIF’s gelden gewoonlijk
bij vierpartijenregelingen. Driepartijenregelingen – waarbij slechts één PSP
diensten verleent aan zowel betalers als ontvangers – werken met een
‘impliciete’ afwikkelingsvergoeding, wat gelijkaardige vragen betreffende een
gebrek aan concurrentiedruk kan oproepen. De problemen van hoge MIF’s en een gebrek aan
transparantie (zie par. 4.2) lijken in het bijzonder relevant voor handelaren
die commerciële kaarten, m.a.w. betaalkaarten verleend aan bedrijven en hun
werknemers om bedrijfsuitgaven te betalen (bv. zakenreizen,
kantoorbenodigdheden)[16]
– aanvaarden waarbij de kaarthouders met bonussen en andere voordelen
aangemoedigd kunnen worden om dit betalingsmiddel te gebruiken. Vragen 1) Binnen hetzelfde kaartsysteem kunnen MIF’s verschillen
tussen landen en voor grensoverschrijdende betalingen. Kan dit op een
geïntegreerde markt tot problemen leiden? Denkt u dat verschillen in algemene
voorwaarden voor de kaartmarkten in verschillende lidstaten objectieve
structurele verschillen op deze markten weerspiegelen? Denkt u dat de
toepassing van verschillende vergoedingen voor binnenlandse en
grensoverschrijdende betalingen objectief te motiveren zou zijn? 2) Is het noodzakelijk om voor afwikkelingsvergoedingen meer
juridische duidelijkheid te scheppen? Zo ja, hoe en via welk instrument denkt u
dat dit mogelijk is? 3) Als u denkt dat actie nodig is bij de
afwikkelingsvergoedingen, welke punten moeten dan worden aangepakt en op welke
manier? Bijvoorbeeld door de MIF-niveaus te verlagen, vergoedingen transparant
te maken en markttoegang te vergemakkelijken? Moeten ook driepartijensystemen
hieronder vallen? Moet een onderscheid worden gemaakt tussen consumenten- en
commerciële kaarten?
4.1.2.
Grensoverschrijdende werving
Grensoverschrijdende werving verwijst naar een
situatie waarbij een handelaar een beroep doet op de diensten van een wervende
PSP die in een ander land is gevestigd. Bij deze regeling halen alle handelaren
niet alleen voordeel uit meer concurrentie op het vlak van
handelarenvergoedingen (merchant service charges – MCS), ondernemingen kunnen
ook één enkele werver aanstellen voor hun transacties, wat resulteert in
administratieve efficiëntie en grensoverschrijdende concurrentie. Een aantal problemen belemmeren echter de
ontwikkeling van grensoverschrijdende werving. Afgezien van het verschil in
technische normen (behandeld in par. 4.3) kunnen een set regels en afspraken
die door internationale kaartsystemen worden gehanteerd, grensoverschrijdende
werving minder aantrekkelijk maken voor handelaren: –
Internationale kaartsystemen hanteren speciale
machtigingsregelingen en speciale systeemvergoedingen/licentievergoedingen voor
wervende banken die grensoverschrijdende diensten aanbieden. –
Grensoverschrijdende wervers moeten emitterende
PSP’s de binnenlandse MIF betalen die geldt in het land van het verkooppunt.
Dat verhindert handelaren om op zoek te gaan naar de goedkoopste werver, hoewel
de grensoverschrijdende PSP de betrokken binnenlandse MIF, die wordt
vastgesteld door de PSP’s in het betrokken land, meestal niet heeft
onderschreven. –
Grensoverschrijdende wervers kunnen ook in het
nadeel zijn in landen waar binnenlandse PSP’s werken met parallelle netwerken
van bilaterale overeenkomsten inzake afwikkelingsvergoedingen. Dat belemmert de
ontwikkeling van grensoverschrijdende concurrentie, aangezien wervers het
officiële volle bedrag van het MIF moeten betalen. Vragen 4) Zijn er momenteel obstakels voor grensoverschrijdende of
centrale werving? Zo ja, wat zijn de redenen daarvoor? Zou het vergemakkelijken
van grensoverschrijdende of centrale werving belangrijke voordelen inhouden? 5) Hoe kan grensoverschrijdende werving gemakkelijker worden
gemaakt? Als u denkt dat actie noodzakelijk is, welke vorm moet die dan
aannemen en welke aspecten moeten worden aangepakt? Is verplichte voorafgaande
machtiging door het betaalkaartsysteem voor grensoverschrijdende werving
bijvoorbeeld gerechtvaardigd? Moeten MIF’s worden berekend in functie van het
land van de handelaar (in het verkooppunt)? Of moet een grensoverschrijdend MIF
worden toegepast bij grensoverschrijdende werving?
4.1.3.
Co-badging
Bij co-badging worden verschillende
betalingsmerken op dezelfde kaart of hetzelfde apparaat gebruikt. Vandaag
bestaat de meest beloftevolle toegang tot de markt voor nieuwe startende
systemen er wellicht in om emitterende PSP’s te overtuigen om het merk van de
nieuwe speler toe te voegen aan hun betaalkaarten met een bestaand (internationaal)
betalingsmerk. Klanten kunnen in dat geval kiezen uit twee merken bij hun
betalingen (op voorwaarde dat de handelaar beide merken aanvaardt) en rekening
houden met eventuele bonussen van hun emitterende PSP (vliegmijlen enz.) en de
mogelijke incentives van de handelaar (toeslag, korting, beïnvloeding). In dit stadium is het niet duidelijk of en zo
ja in welke mate de regels van bestaande systemen merken die nu al met hen
concurreren op binnenlandse markten, toelaten om op dezelfde kaart te
verschijnen. Systemen kunnen rapportage-eisen stellen of vergoedingen eisen van
emitterende en wervende banken voor transacties met kaarten waarop hun merk
staat afgebeeld, zelfs als hun merk bij die transacties niet wordt gebruikt.
Het SEPA-betaalkaartensysteem heeft een regel op basis waarvan de emitterende
PSP, na overleg met de klant, vooraf kan bepalen welk merk op een
multimerkenkaart in het verkooppunt moet worden gebruikt. Co-badging kan dan
ook leiden tot concurrentieverstoringen als het wordt gebruikt om de keuze van
het merk en/of betaalinstrument te beperken of onrechtmatig te beïnvloeden.
Momenteel beperkt het co-badgingprobleem zich tot kaarten, maar in de toekomst
zal het steeds meer meespelen bij mobiele betalingen. Vragen 6) Wat zijn de potentiële voordelen en/of nadelen van
co-badging? Zijn er bepaalde potentiële beperkingen van co-badging die in het
bijzonder problematisch zijn? Geef indien mogelijk de omvang van het probleem
aan. Moeten beperkingen op co-badging door systemen worden aangepakt en zo ja in
welke vorm? 7) Wanneer een betaalinstrument met co-badging wordt
gebruikt, wie moet dan beslissen welk instrument eerst moet worden gebruikt?
Hoe kan dit in de praktijk worden uitgevoerd?
4.1.4.
Scheiden van kaartsystemen en
kaartbetalingsverwerking
Sommige kaartsystemen hebben entiteiten die de
transacties verwerken en bevinden zich in een positie om het gebruik van deze
entiteit op te leggen aan de deelnemers van het systeem. Dit vormt een
belemmering voor de markttoetreding van afwikkelaars en nieuwe kaartsystemen,
die kan worden weggenomen door het kaartsysteembeheer effectief te scheiden van
de entiteiten die kaartbetalingen verwerken. Die loskoppeling zou dus de
concurrentie tussen kaartsystemen en tussen afwikkelaars verhogen en banken in
de gelegenheid stellen om slechts aan één conforme infrastructuur deel te
nemen. Het SEPA-betaalkaartensysteem (SCF) voorziet in de scheiding tussen
systeembeheer en verwerking, maar schrijft geen specifieke regelingen voor. Het resultaat van het huidige gebrek aan een
gemeenschappelijk interoperabiliteitskader is een versnipperde
kaartverwerkingsmarkt. De technische en bedrijfsprocedures voor de clearing
en/of afwikkeling van betalingen tussen banken die verschillende
infrastructuren gebruiken, moeten daarom worden verbeterd. De ontwikkeling van
systeemonafhankelijke afwikkelingsnormen draagt ook bij aan het scheiden van
systeem- en verwerkingsentiteiten. Vragen 8) Denkt u dat de koppeling van systeem- en
verwerkingsentiteiten een probleem vormt en zo ja waarom? Wat is de omvang van
het probleem? 9) Moet hier actie worden ondernomen? Bent u voorstander van
een juridische scheiding (met andere woorden een operationele scheiding, hoewel
dezelfde holdingmaatschappij eigenaar blijft) of van een ‘full ownership
unbundling’ (volledige eigendomsscheiding)?
4.1.5.
Toegang tot afwikkelingssystemen
In tegenstelling tot banken hebben
betalingsinstellingen die binnen het toepassingsbereik vallen van Richtlijn 2007/64/EG
betreffende betalingsdiensten in de interne markt (RBD)[17] alsook instellingen voor
elektronisch geld geen directe toegang tot clearing- en afwikkelingssystemen.
Op grond van artikel 2, b), van de Richtlijn van het Europees Parlement en de
Raad betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en
effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (SFD) mogen enkel
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen deelnemen aan aangewezen
afwikkelingssystemen. Als gevolg daarvan verklaren andere PSP’s niet op gelijke
voet te kunnen concurreren met banken, aangezien ze voor de afwikkeling van
betalingen verplicht zijn de diensten van een bank in te roepen. Vragen 10) Vormt een niet-directe toegang tot clearing- en
afwikkelingssystemen een probleem voor betalingsinstellingen en instellingen
voor elektronisch geld en zo ja, wat is dan de omvang van het probleem? 11) Moet er werk worden gemaakt van een gemeenschappelijk
kaartverwerkingskader met regels voor SEPA-kaartverwerking (machtiging,
clearing en afwikkeling)? Moeten daarin de voorwaarden en vergoedingen worden
vastgelegd voor toegang tot kaartverwerkingsinfrastructuren volgens
transparante en niet-discriminerende criteria? Moet daarin ook de deelname van
betalingsinstellingen en instellingen voor elektronische betalingen aan
aangewezen afwikkelingssystemen worden behandeld? Moeten de SFD en/of de RBD in
die zin worden aangepast?
4.1.6.
Conformiteit met het SEPA-betaalkaartensysteem
(SCF)
Het door de Europese Betalingsraad ontwikkelde
SCF was op 1 januari 2011 nog niet volledig uitgevoerd, zoals oorspronkelijk
was voorzien, aangezien veel van de onderliggende elementen niet actief worden
toegepast. De mogelijke impact van het SCF beperkt zich niet tot betalingen in
euro. Hoewel het SCF geldt voor algemene kaarten voor betalingen en geldopnames
in euro in de SEPA-ruimte, stimuleert het PSP’s en systemen die actief zijn in
niet-euro-SEPA-landen tot conformiteit met het SCF, zodat ze ook
eurotransacties kunnen verwerken. Op grond van het SCF zullen bestaande
niet-SEPA-conforme betalingssystemen voor eurotransacties in principe
geleidelijk uit de markt worden genomen. Dat houdt in dat niet-conforme
systemen na volledige tenuitvoerlegging van het SCF zullen verdwijnen. Het SCF
stelt de verplichtingen vast voor kaarten om SEPA-conform te zijn:
kaartbetalingen moeten door de emitterende PSP worden gegarandeerd en de
EMV-normen (voor chip- en pinkaarten) moeten volledig worden geïmplementeerd.
Deze technische eisen houden ook gevolgen/beperkingen in voor de in de Europese
Unie te gebruiken bedrijfsmodellen, met als voordeel dat voor de systemen die
worden toegelaten een eengemaakte en geïntegreerde Europese markt tot stand
wordt gebracht. Vragen 12) Wat is uw mening over de inhoud en de marktimpact
(producten, tarieven, algemene voorwaarden) van het SCF? Volstaat het SCF om
marktintegratie op EU-niveau te bewerkstelligen? Moeten bepaalde punten worden
doorgelicht? Moeten niet-conforme systemen verdwijnen na volledige
tenuitvoerlegging van het SCF of zijn er argumenten voor hun voortbestaan?
4.1.7.
Informatie over de beschikbaarheid van middelen
In veel bedrijfsmodellen voor
betalingsdiensten is voorafgaande informatie over de beschikbaarheid van
middelen – noodzakelijk voor de machtiging en/of betalingsgarantie van een
specifieke betalingstransactie – een sleutelelement. Als bewaarders van de
bankrekening hebben banken een ‘poortwachtersfunctie’ die effectief de
levensvatbaarheid van veel bedrijfsmodellen bepaalt. Zelfs als voor bepaalde
nieuwe betalingsdiensten consumenten ermee zouden instemmen dat informatie over
de beschikbaarheid van middelen op hun bankrekening wordt doorgegeven aan de
door hen gekozen betalingsdienstaanbieders, kunnen banken weigeren om andere
betalingsdienstaanbieders toegang tot die informatie te verlenen. Gezien het
belang van veilige betalingen en vertrouwen in het betalingssysteem in het
algemeen en het feit dat banken aan toezicht onderworpen zijn, kunnen
dergelijke weigeringen in bepaalde gevallen gerechtvaardigd zijn. Voor banken
leidt dit echter tot een belangenconflict, wat een aanleiding kan zijn om de
samenwerking te weigeren ondanks de toestemming van hun klanten. Dit zou een
ongewenste belemmering kunnen betekenen voor de opkomst van veilige en
efficiënte alternatieve betalingsoplossingen, zelfs als die voldoen aan
prudentiële eisen. Vragen 13) Is het nodig om niet-banken, met toestemming van de klant,
toegang te verlenen tot informatie over de beschikbaarheid van middelen op
bankrekeningen, en zo ja, aan welke beperkingen moet dergelijke informatie dan
worden onderworpen? Moeten overheden actie ondernemen, en zo ja, voor welke
aspecten en in welke vorm?
4.1.8.
Afhankelijkheid van betaalkaarttransacties
Op wereldvlak blijft het kaartgebruik
toenemen. Mondiale transactievolumes stegen tussen 2009 en 2010 met 9,7 %.
Kaarten blijven het uitverkoren niet-contante betaalmiddel, met een
marktaandeel van meer dan 40 % op de meeste markten[18]. Gezien het toenemende gebruik
van betaalkaarten, ook in de e-handel, zullen er wellicht ook steeds meer
ondernemingen zijn die voor hun activiteiten effectief afhangen van hun
vermogen om kaartbetalingen te aanvaarden. In dergelijk geval stelt zich de
vraag of het in het algemeen belang is om objectieve regels vast te stellen die
de omstandigheden en procedures beschrijven waarbij betaalkaartsystemen
unilateraal aanvaarding kunnen weigeren. Vragen 14) Denkt u dat er in het licht van het toenemende gebruik van
betaalkaarten ondernemingen zijn die voor hun activiteiten afhangen van hun
vermogen om betalingen per kaart te aanvaarden? Gelieve concrete voorbeelden
van ondernemingen en/of sectoren te geven. Zo ja, is er dan behoefte aan een
pakket objectieve regels voor het gedrag van betalingsdienstaanbieders en
betaalkaartsystemen ten opzichte van afhankelijke gebruikers?
4.2.
Transparante en kostenefficiënte prijsstelling van
betaaldiensten voor consumenten, retailhandelaren en andere ondernemingen
De echte kostprijs van deze betalingsdiensten
is vaak ondoorzichtig, zowel voor consumenten als voor handelaren, wat leidt
tot hogere betalingskosten in de EU-economie. Het gebrek aan transparantie
geldt voornamelijk voor de kaartenmarkt, maar de raakvlakken tussen kaarten,
e-betalingen en m-betalingen hebben gevolgen voor al deze betalingsmethoden.
Bovendien moeten transparantere tarieven worden gezien als een manier om de
kosten van betalingstransacties voor alle betrokkenen te doen dalen en
uiteindelijk de kosten voor de hele Europese Unie te optimaliseren in het
voordeel van de gebruikers van betalingsdiensten. Een andere kwestie in verband
met de tarieven voor betalingsdiensten betreft microbetalingen (betalingen voor
zeer kleine bedragen), die typisch via kaart-, internet- of mobiele
betalingstransacties gebeuren. Consumenten en handelaren vinden de vergoedingen
hiervoor vaak overdreven omdat ze gewoonlijk een veel groter percentage van de
transactiewaarde vertegenwoordigen dan bij grote betalingen. Deze situatie kan
mee hebben geleid tot de ontwikkeling van alternatieve digitale valuta.
4.2.1.
Relatie consument-handelaar: transparantie
Consumenten zijn zich zelden bewust van de
totale kostprijs van specifieke betaalinstrumenten, m.a.w. de kosten die niet
alleen rechtstreeks aan hen worden aangerekend, maar ook aan de ontvangers
(handelaren). Als voor consumenten aan het gebruik van verschillende
betaalinstrumenten (bv. verschillende kaartmerken, contant geld, cheques)
dezelfde kosten zijn verbonden, zijn ze geneigd te denken dat het voor de
handelaar niet uitmaakt welke betalingsmethode ze kiezen. Daardoor baseren
consumenten hun keuze van betaalinstrument veelal op het betaalgemak of op de
mogelijke voordelen die een specifieke betalingsmethode hun kan opleveren. Het kan echter best dat het door de consument
gekozen betaalinstrument niet optimaal is in het licht van de totaalprijs voor
de economie. Handelaren rekenen de transactievergoedingen die ze moeten betalen
veelal door in de prijzen van goederen en diensten die ze aanbieden. Dat leidt
ertoe dat alle consumenten bij hun aankopen meer betalen om de reële kosten te
dekken van de duurdere betalingsmethoden die sommigen worden gekozen. Als de totale kosten voor het gebruik van
verschillende betaalinstrumenten transparanter worden gemaakt, kunnen de totale
betalingskosten in de economie dalen. Dat kan worden bereikt door de consument
te informeren over hoeveel het gebruik en/of de afwikkeling van een specifiek betaalinstrument
kost voor de handelaar. In deze context zou het belangrijk zijn om de mogelijke
impact van meer transparantie op het consumentengedrag te evalueren en de
reacties en behoeften van consumenten beter te leren kennen. Vragen 15) Moeten handelaren consumenten informeren over de
vergoedingen die ze betalen voor het gebruik van verschillende
betaalinstrumenten? Moeten betalingsdienstaanbieders verplicht worden
consumenten op de hoogte te brengen van het aangerekende handelarentarief
(Merchant Service Charge – MSC) of de MIF-vergoeding die bij klantentransacties
wordt geïnd? Is deze informatie relevant voor consumenten en beïnvloedt het hun
keuze van betaalinstrument?
4.2.2.
Relatie consument-handelaar: kortingen, toeslagen
en andere beïnvloedingspraktijken
Een andere mogelijkheid om tarieftransparantie
in de relatie consument-handelaar te verhogen en het gebruik van de meest
efficiënte betaalinstrumenten te stimuleren, is het systematische en
wijdverbreide gebruik van kortingen, toeslagen en andere beïnvloedingspraktijken
(bv. bepaalde kaarten enkel boven een bepaald bedrag aanvaarden, expliciet
vermelden welk betalingsmiddel de voorkeur geniet) door de handelaar. Dit kan
aansporen om het meest efficiënte betalingsmiddel te gebruiken. Volgens het
principe van de ‘gebruiker betaalt’ moeten kosten worden gedragen door de
gebruiker van een specifieke dienst en niet over een grotere groep worden
verdeeld. Er moet ook worden gekeken naar de mogelijke
misbruiken die toeslagen kunnen veroorzaken, zoals een gebrek aan transparantie
en een gebrek aan praktische betalingsalternatieven om het betalen van een
toeslag te vermijden[19].
Dit is een specifiek probleem in bepaalde economische sectoren (bv. de
luchtvaartsector). Toeslagen mogen door handelaren niet als bron van extra
inkomsten worden gebruikt, maar moeten beperkt worden tot de reële kostprijs
van het gebruik van het betaalinstrument, zoals vastgelegd in artikel 19 van de
richtlijn inzake consumentenrechten[20]. Artikel 52, lid 3, van de RBD verleent
handelaren expliciet het recht om toeslagen en kortingen te verbinden aan het
gebruik van een bepaald betaalinstrument[21].
In bepaalde omstandigheden mogen lidstaten nog steeds het recht op het gebruik
van toeslagen (maar geen kortingen) ontzeggen of beperken. Lidstaten hebben
ervoor gekozen om deze bepaling binnen hun grenzen op zeer verschillende
manieren te interpreteren. Die nationale verschillen verhogen de complexiteit
van de eengemaakte markt aanzienlijk en leiden tot verwarring bij zowel
consumenten als handelaren, zeker bij grensoverschrijdende transacties. Vragen 16) Is het nodig om kortingen, toeslagen en andere
beïnvloedingspraktijken in de Europese Unie voor kaart-, internet- en
m-betalingen te harmoniseren? Zo ja, in welke richting moet een dergelijke
harmonisatie dan gaan? Is het bijvoorbeeld nodig dat: – bepaalde methoden (kortingen, toeslagen enz.) worden
aangemoedigd, en zo ja hoe? – toeslagen algemeen worden toegestaan, op voorwaarde dat
ze beperkt blijven tot de reële vergoedingen die de handelaar voor het
betaalinstrument betaalt? – handelaren wordt verzocht één veelgebruikt en
kosteneffectief elektronisch betaalinstrument zonder toeslag te aanvaarden? – specifieke regels gelden voor microbetalingen en,
indien van toepassing, voor alternatieve digitale valuta?
4.2.3.
Relatie handelaar-betalingsdienstaanbieder
De prijszetting van betaalinstrumenten en de
werkelijke kosten van betalingstransacties kunnen ook transparanter worden
gemaakt door de relatie handelaar-betalingsdienstaanbieder aan te pakken. Sommige regels van kaartsystemen maken het
momenteel moeilijk voor handelaren om de beslissingen van consumenten over de
keuze van een betaalinstrument te beïnvloeden en beperken hun eigen vermogen om
enkel geselecteerde kaarten te aanvaarden. Daardoor kunnen PSP’s gemakkelijker
hoge MIF’s aanrekenen, wat de kosten van kaartbetalingen kan verhogen en
concurrentie kan verstikken. De regels waarvan sprake, zijn: –
Het verbod op discriminatie (No Discrimination Rule
– NDR), waarbij het handelaren verboden is om hun klanten via toeslagen,
kortingen of andere beïnvloedingspraktijken te leiden naar het betaalinstrument
dat hun voorkeur wegdraagt. –
De verplichting om alle kaarten te accepteren
(Honour All Cards Rule – HACR), waarbij handelaren alle kaarten van hetzelfde
merk moeten accepteren, zelfs als de bijbehorende vergoedingen verschillen[22]. –
Blendingpraktijken toegepast door kaartwervers. Bij
blending wordt enkel een gemiddelde vergoeding voor kaartbetalingen aan
handelaren aangerekend en wordt de handelaar niet ingelicht over de MSC’s die
voor de verschillende soorten kaarten worden gehanteerd. Als de regels van kaartsystemen en de
praktijken van wervers worden veranderd, kan de positie van handelaren bij
onderhandelingen met wervende PSP’s sterker worden, in het bijzonder op
MSC-niveau; dit kan tegelijkertijd een positieve impact hebben op het vermogen
van handelaren om beslissingen van consumenten te beïnvloeden. Het kan de
kostprijs van kaartbetalingen in de economie doen dalen en de kansen op
aanvaarding van nieuwe, concurrerende systemen door handelaren verhogen. Vragen 17) Kunnen wijzigingen in de regels van kaartsystemen en
wervers de transparantie verhogen en een kosteneffectieve prijszetting voor
betalingsdiensten bevorderen? Zouden dergelijke maatregelen alleen volstaan of
zijn extra ondersteunende maatregelen nodig? Zouden dergelijke wijzigingen
extra controlemechanismen of nieuwe maatregelen voor de relatie
handelaar-consument vereisen zodat de rechten van de consument onverlet worden
gelaten? Moeten ook driepartijensystemen hieronder vallen? Moet een onderscheid
worden gemaakt tussen consumenten- en commerciële kaarten? Zijn er specifieke
voorwaarden en implicaties voor microbetalingen?
4.3.
Standaardisering
Europese betalingsdienstgebruikers
(ondernemingen, consumenten en handelaren) zullen ten volle kunnen profiteren
van meer concurrentie, keuzevrijheid en efficiëntere betalingen als
grensoverschrijdende interoperabiliteit wordt bereikt. Dat geldt voor alle
elektronische betalingen en betreft verschillende partijen in het
betalingsproces afhankelijk van de betalingsmethode. De standaardisering van de
verschillende componenten (bv. protocollen, interfaces, applicaties, diensten)
moet zeer grondig gebeuren[23]
om te vermijden dat potentiële concurrenten of innovatie worden uitgesloten. Kaartbetalingen Zoals eerder beschreven worden bij een
kaartbetaling gegevens uitgewisseld tussen de wervende en de emitterende PSP (A2I-domein),
maar ook tussen de handelaar (mogelijk via een fysieke betaalterminal) en de
wervende PSP (T2A-domein). In het T2A-domein ontbreekt het aan
gemeenschappelijke normen, niet alleen over de grenzen heen, maar zelfs op de
binnenlandse markt. Er zijn enkele privé-initiatieven waarbij technische
specificaties zijn vastgesteld, zoals EPAS (Electronic Protocol Application
Software) en C-TAP (Common Terminal Acquirer Protocol). Die projecten worden
vaak geïsoleerd en in verschillende richtingen ontwikkeld vanuit uiteenlopende
commerciële belangen. De gefragmenteerde standaardiseringsinspanningen hebben
een drievoudig effect. Ten eerste beperkt het gebrek aan gemeenschappelijke
normen het aanbod aan potentiële dienstverleners voor binnenlandse wervende
PSP’s en belemmert het de verwezenlijking van een concurrerende eengemaakte
markt voor betalingsdiensten. Ten tweede moeten handelaren blijven werken met
verschillende systemen en protocollen voor het beheren van de
gegevensuitwisseling in het wervingsproces – ten minste een voor elk land
waarin ze actief zijn, maar in heel wat gevallen meer. Daardoor zijn er minder mogelijkheden
om operaties te centraliseren en blijft de mogelijke efficiëntietoename
beperkt. Ten derde leidt het gebrek aan gemeenschappelijke normen in het T2A-domein
er vaak toe dat debetkaarten in het buitenland worden geweigerd – een
consumentenervaring die niet past binnen de eengemaakte markt en bij een
gemeenschappelijke munt voor contante betalingen in de lidstaten van de
euroruimte. In het A2I-domein is de situatie al even
onbevredigend. Interbancaire betalingsverwerking (goedkeuring, clearing en afwikkeling
van transacties) is momenteel gebaseerd op verschillende regels van individuele
kaartsystemen. Om systeem en verwerking volledig te kunnen scheiden (zie par. 4.1.4)
zijn systeeminteroperabiliteitsnormen voor A2I-verwerking vereist. Sectorale
standaardiseringsinspanningen in het A2I-domein zijn momenteel beperkt en
hebben nog niet veel bijval gekregen bij de verschillende marktspelers. Een derde punt betreft certificatie. Voor elk
land en voor elk kaartsysteem zijn er andere criteria en evaluatieprocedures
voor de verplichte certificatie van chipkaarten, betaalterminals enz. Deze
certificatieprocedures zijn cruciaal om de veiligheid van betalingen te kunnen
garanderen, maar omdat ze in Europa niet geharmoniseerd zijn, leiden ze tot
aanzienlijke dubbele kosten voor kaart- en terminalfabrikanten. De
marktgestuurde OSeC- (Open Standards for Security and Certification) en
CAS-initiatieven (Common Approval Scheme) werden gestart om dit probleem aan te
pakken. Hoewel de aanvankelijke vooruitgang veelbelovend was, hebben de
initiatieven nog niet geleid tot tastbare resultaten op de markt. De EPC heeft een overkoepelende Cards
Stakeholder Group (GSC) opgericht met vertegenwoordigers van sleutelsectoren
zoals handelaren, kaartbetalingsafwikkelaars, kaartsystemen, PSP’s en
technische leveranciers. De CSG heeft ook een speciale publicatie, het SEPA
Cards Standardisation Volume, waarvan een vijfde versie in december 2010 is
verschenen. Deze publicatie heeft tot doel de SEPA-normen dusdanig te
harmoniseren dat ‘elke SEPA-kaart technisch gezien in elke SEPA-terminal kan
werken’, en geharmoniseerde certificatieprocedures en -normen te promoten. In
dit stadium zijn er nog maar weinig concrete resultaten geboekt voor het tot
stand brengen van een echt geïntegreerde kaartenmarkt. E- en m-betalingen In oktober 2010 hebben de EPC en de
internationale organisatie van mobiele exploitanten (GSMA) een paper
gepubliceerd met een beschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van
mobiele exploitanten en banken in het beheer van contactloze applicaties[24]. De bank- en kaartensector en
de mobielenetwerkexploitanten hebben zo gesprekken aangevat over samenwerking
en standaardisering. Het is echter nog wachten op tastbare resultaten en er
moeten nog verschillende kloven worden overbrugd om een stabiel ecosysteem tot
stand te brengen op basis van coherente bedrijfsmodellen voor m-betalingen die
grensoverschrijdend werken. Standaardiseringswerk voor m-betalingen moet
volledige interoperabiliteit tussen m-betalingsoplossingen garanderen en
streven naar open normen om consumentenmobiliteit mogelijk te maken. Gezien het
specifieke karakter van m-betalingen moet bij de standaardisering worden
gewerkt aan de overdraagbaarheid van m-betalingstoepassingen (met andere
woorden, hoe kunnen betalingsapplicaties klanten volgen wanneer ze van
mobielenetwerkexploitant veranderen). Het gebrek aan gemeenschappelijke normen lijkt
minder problemen te stellen bij e-betalingen. Dat is deels door het gebruik van
het internet als gemeenschappelijk platform met vastgelegde
communicatieprotocollen. Zelfs als ze via het internet worden geïnitieerd,
worden e-betalingen vervolgens vaak als gewone kaartbetalingen of via platforms
voor online bankieren afgewikkeld. Ze hebben dan ook meer te lijden onder een
gebrek aan interoperabiliteit tussen de spelers in de betalingsketen (zie 4.4)
dan onder een gebrek aan normen. Vragen 18) Bent u het ermee eens dat het gebruik van
gemeenschappelijke normen voor kaartbetalingen een gunstig effect heeft? Wat
zijn de eventuele grote leemten? Zijn er andere specifieke aspecten van
kaartbetalingen, buiten de drie voornoemde (A2I, T2A, certificatie) waar
standaardisering van nut kan zijn? 19) Zijn de huidige governanceregelingen voldoende om de
aanname en tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke normen voor kaartbetalingen
binnen een redelijke termijn te coördineren, te stimuleren en te verzekeren?
Zijn alle groepen belanghebbenden goed vertegenwoordigd? Zijn er specifieke
manieren om het beslechten van geschillen te verbeteren en het bereiken van een
consensus te versnellen? 20) Moeten Europese normalisatieorganisaties zoals het Europees
Comité voor Normalisatie (CEN) of het Europees Instituut voor
Telecommunicatienormen (ETSI) een actievere rol spelen bij het standaardiseren
van kaartbetalingen? Waar ziet u het grootste potentieel voor hun betrokkenheid
en wat kan dit opleveren? Zijn er andere nieuwe of bestaande organisaties die
de standaardisering voor kaartbetalingen kunnen vergemakkelijken? 21) Ziet u voor e- en m-betalingen specifieke gebieden waar
meer standaardisering een cruciale voorwaarde vormt voor de ondersteuning van
fundamentele principes zoals open innovatie, portabiliteit van applicaties en
interoperabiliteit? Zo ja, welke? 22) Moeten Europese normalisatieorganisaties zoals CEN of ETSI
een actievere rol spelen bij het standaardiseren van e- of m-betalingen? Waar
ziet u het grootste potentieel voor hun betrokkenheid en wat kan dit opleveren?
4.4.
Interoperabiliteit tussen dienstverleners
Samenwerking is cruciaal in een netwerkindustrie
zoals betalingen, aangezien bij elke betaling een overeenkomst nodig is tussen
de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van
de ontvanger. Om zeker te zijn dat alle betalingen elke begunstigde kunnen
bereiken zonder nadeel voor de betrokken actoren en tussenschakels, is meer
coördinatie wenselijk in de vorm van volwaardige interoperabiliteit. In lijn met het voorstel van de Commissie voor
overmakingen en automatische afschrijvingen kan het principe van interoperabiliteit
op de kaartenmarkt worden toegepast samen met het wegwerken van bovenvermelde
belemmeringen, met name voor de keuze van de werver en de commerciële regels.
4.4.1.
Interoperabiliteit op het vlak van m-betalingen
De markt van de mobiele betalingen staat in
Europa nog in haar kinderschoenen. Een van de belangrijkste belemmeringen voor
een wijdverbreid gebruik van m-betalingen is een ogenschijnlijke patstelling
tussen exploitanten van mobiele netwerken (MNO’s), traditionele
betalingsdienstaanbieders (PSP’s) en andere spelers zoals fabrikanten of
applicatieontwikkelaars. MNO’s lijken de controle over de business te willen
verwerven, ten minste in hun rol als beveiligingsmanager voor de dienst.
Tegelijkertijd proberen e-betalingsdienstaanbieders (voor zowel betalingen op
afstand (remote payments) als betalingen bij de plaats van aankoop (proximity
payments)) de greep op de mobiele omgeving te vergroten. Het lijkt erop dat particuliere spelers die de
normen, en dus de interoperabiliteit, beheersen, de volledige betalingsketen
zullen domineren: het apparaat zelf, het applicatieplatform en het
beveiligingsbeheer. Bij een dergelijke situatie is er een ernstig gevaar van
fragmentering door het gebruik van bedrijfsgebonden oplossingen. Bovendien mag
niet worden voorbijgegaan aan het belang van andere actoren die bij de
interoperabiliteit betrokken zijn, maar geen belangrijke rol spelen in de
standaardiseringsstrategie, zoals het openbaar vervoer (betalen van
vervoersbewijzen) of de zorgsector (betalingen op basis van de ziekteverzekeringskaart).
4.4.2.
Interoperabiliteit op het vlak van e-betalingen
De EPC heeft ervoor gekozen geen eigen online
bankiersysteem te ontwikkelen en in plaats daarvan voorgesteld een
interoperabiliteitskader te formuleren dat ruimte biedt voor concurrentie
tussen verschillende systemen en waarbinnen individuele banken kunnen kiezen
tot welk systeem ze willen toetreden. Voorlopig hebben niet-bancaire
dienstverleners niet aan deze werkzaamheden mogen deelnemen[25]. Drie op banken gebaseerde
systemen[26]
hebben een ‘proof of concept’-oefening gehouden om de interoperabiliteit tussen
systemen te testen. Het is nog te vroeg om te bepalen of dit project met succes
kan worden uitgebreid tot een systeem op EU-schaal. Tegelijkertijd heeft EBA Clearing, een
clearing- en afwikkelingsoperator met bijna zeventig deelnemende banken, een op
online bankieren gebaseerd e-betalingsinitiatief aangekondigd. Naar verwachting
zal in mei 2012 een proefproject starten.
4.4.3.
Interoperabiliteit en concurrentie
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen
technische interoperabiliteit en commerciële interoperabiliteit, m.a.w. de
mogelijkheid voor handelaren om wervers te kiezen en voor klanten om emittenten
te kiezen ongeacht hun locatie. Het is ook belangrijk om de specifieke
uitdagingen van interoperabiliteit in driepartijensystemen aan te pakken in
vergelijking met die in vierpartijensystemen. Vragen 23) Is er momenteel een segment in de betalingsketen (betaler,
ontvanger, PSP van de ontvanger, verwerker, afwikkelaar, systeem, PSP van de
betaler) waar interoperabiliteitskloven bijzonder prominent zijn? Hoe moeten
die worden aangepakt? Welke mate van interoperabiliteit is nodig om
versnippering van de markt te vermijden? Kunnen er minimumeisen voor
interoperabiliteit, in het bijzonder bij e-betalingen, worden geïdentificeerd? 24) Hoe kan de huidige impasse over de interoperabiliteit voor
m-betalingen worden doorbroken en de trage vorderingen bij e-betalingen worden
versneld? Zijn de huidige governanceregelingen voldoende om interoperabiliteit
binnen een redelijke termijn te coördineren, te stimuleren en te verzekeren?
Zijn alle groepen belanghebbenden goed vertegenwoordigd? Zijn er specifieke
manieren om het beslechten van geschillen te verbeteren en het bereiken van een
consensus te versnellen?
4.5.
Veiligheid van betalingen
De veiligheid van retailbetalingen is een
cruciale voorwaarde voor zowel betalingsgebruikers als handelaren. Het is
begrijpelijk dat consumenten gealarmeerd zijn door de frequente berichtgeving
over fraude en incidenten met gegevensmisbruik en derhalve bijzonder gevoelig
zijn voor de veiligheidsaspecten van kaart- en internetbetalingen. De openbare
raadpleging over de toekomst van de e-handel in de interne markt heeft dit
bevestigd en betalingsveiligheid aangewezen als een van de belangrijkste
hindernissen voor de invoering op brede schaal van e-handel. Prioriteit bij die veiligheidseisen is de
preventie van fraude. De voortschrijdende vervanging van kaarten met
handtekening (voorzien van een magneetstrip voor het lezen van de kaart) door
(EMV-conforme) chip- en pinkaarten heeft fraude in de verkooppunten significant
helpen terugdringen in Europa. Eind 2010 waren ongeveer 90 % van alle
kaartterminals in verkooppunten en 80 % van alle betaalkaarten in de EU
EMV-conform. Hoewel dit heeft bijgedragen tot het terugdringen van kaartfraude
bij fysieke betalingstransacties, verplaatst de fraude zich nu steeds meer naar
kaarttransacties op afstand, met name betalingen via het internet.
Kaarttransacties op afstand maken maar een klein deel uit van alle
kaarttransacties, maar ze vertegenwoordigen wel het merendeel van alle
fraudegevallen. E-betalingen zonder kaart zijn ook vatbaar voor fraude.
Mogelijke beveiligingsoplossingen voor online bankieren of andere
internetbetalingstransacties omvatten zogeheten dubbele authenticatie, namelijk
de combinatie van een pincode en een eenmalige transactiecode ontvangen via een
sms of een token-apparaat bijvoorbeeld. Er moet echter ook rekening worden
gehouden met de wisselwerking tussen veiligheid, snelheid en gebruiksgemak. Een tweede aandachtspunt hierbij is
gegevensbescherming. Bij alle in dit document vermelde betalingsmiddelen worden
persoonsgegevens verwerkt en elektronische communicatienetwerken gebruikt.
Gevoelige klanteninformatie moet binnen een beveiligde betalingsinfrastructuur
blijven, zowel bij de verwerking als bij de opslag van gegevens. De Richtlijnen
95/46/EG[27]
en 2002/58/EG[28]
stellen het wettelijke kader vast voor de verwerking van persoonsgegevens in de
Europese Unie en zijn van toepassing op verwerkingsactiviteiten in deze context
door verschillende actoren die bij een betalingsoperatie betrokken zijn. Dit is
een kernverantwoordelijkheid voor alle marktspelers betrokken bij de
betalingstransactie. Het is cruciaal dat authenticatiemechanismen voor
betalingstransacties van bij aanvang de nodige maatregelen omvatten om te
voldoen aan de eisen inzake gegevensbescherming. Het aantal partijen dat
toegang heeft tot authenticatiegegevens tijdens of na een betalingstransactie
moet beperkt worden tot de partijen die strikt noodzakelijk zijn voor de
uitvoering van de transactie. Voorts zou een
geïntegreerde markt voor veilige internetbetalingen de strijd kunnen
vergemakkelijken tegen websites die illegale content aanbieden of
namaakproducten verkopen. Behoudens passende vooraf vastgestelde procedures
zouden PSP’s verplicht kunnen worden te weigeren financiële transacties uit te
voeren op websites die eerder illegaal zijn gebleken. Vragen 25) Denkt u dat fysieke transacties, met inbegrip van die met
EMV-conforme kaarten en m-betalingen bij de plaats van aankoop voldoende
beveiligd zijn? Zo niet, wat zijn dan de beveiligingsgaten en hoe kunnen ze
worden gedicht? 26) Zijn er extra beveiligingseisen (bv. dubbele authenticatie
of het gebruik van protocollen voor veilig betalen) nodig voor betalingen op
afstand (met kaarten, e-betalingen of m-betalingen)? Zo ja, welke specifieke
benaderingen/technologieën zijn daarbij het meest effectief? 27) Moet betalingsbeveiliging worden verankerd in een
regelgevingskader, mogelijk in de context van andere digitale
authenticatie-initiatieven? Welke categorieën van marktspelers moeten binnen
het toepassingsgebied van een dergelijk kader vallen? 28) Wat zijn de passendste mechanismen om de bescherming van
persoonsgegevens en de naleving van de wettelijke en technische eisen van de
EU-wetgeving te verzekeren?
5.
Uitvoering en governance van de strategie
5.1.
SEPA-governance
Tot nog toe werd SEPA voornamelijk uitgevoerd
als een zelfregulerend project, georganiseerd en beheerd door de Europese
banksector, met aanzienlijke steun van de ECB en de Commissie. De plenaire
vergadering van de EPC is verantwoordelijk voor het beheren van de
SEPA-systemen en -kaders en voor het invoeren van nieuwe regels of wijzigingen
aan deze systemen en kaders. Wat het EPC-lidmaatschap betreft, is er, naast de
zetelende banken, één zitje voor betalingsinstellingen, maar andere
betalingsdienstaanbieders, afwikkelaars, marktspelers aan de aanbodkant (bv.
softwareleveranciers, terminalfabrikant) en gebruikers zijn niet vertegenwoordigd. Om de betrokkenheid van de belanghebbenden bij
de governance van SEPA op EU-niveau te verbeteren hebben de Commissie en de ECB
in maart 2010 een bestuurslichaam op hoog niveau opgericht, de SEPA-raad.
Daarin zetelen hooggeplaatste vertegenwoordigers van de vraag- en aanbodkant
van de betalingsmarkt. Het doel van deze raad is de totstandbrenging van een
geïntegreerde markt voor retailbetalingen in euro te promoten en een consensus
te bereiken over de volgende stappen in de verwezenlijking van SEPA. De
SEPA-raad heeft geen wetgevende bevoegdheid. Met de aanneming van de Verordening tot
vaststelling van technische vereisten voor overmakingen en automatische
afschrijvingen in euro kan een actievere betrokkenheid van de EU-instellingen
bij de SEPA-governance nuttig zijn. In deze context zou kunnen worden bekeken
of het wet- en regelgevingstoezicht door bijvoorbeeld de ECB, de Commissie of
de Europese Bankautoriteit (EBA) meer op de voorgrond moeten treden. Vragen 29) Hoe beoordeelt u de huidige SEPA-governanceregelingen op
EU-niveau? Ziet u bepaalde tekortkomingen en zo ja, hebt u bepaalde suggesties
om SEPA-governance te verbeteren? Wat is voor u het juiste evenwicht tussen een
regulerende en een zelfregulerende benadering? Bent u het ermee eens dat de
Europese regelgevers en toezichthouders het SEPA-project actiever moeten
bevorderen?
5.2.
Governance op het vlak van kaarten, m-betalingen en
e-betalingen
Om de betrokkenheid van de belanghebbenden te
verbeteren heeft de EPC het Customer Stakeholder Forum (dat zich buigt over
SEPA-overmakingen en SEPA-automatische afschrijvingen) en de Cards Stakeholders
Group (die zich bezig houdt met kaartbetalingen) opgericht. Beide lichamen
staan onder covoorzitterschap van de EPC en vertegenwoordigers van eindgebruikers.
Aan zelfregulerende zijde is er, hoewel dit verdere verduidelijking verdient,
het door de EPC aangenomen SEPA-betaalkaartensysteem (SCF) – met de status van
vrijwillige gedragscode – dat de principes en voorwaarden vastlegt waaraan
banken, afwikkelaars en kaartsystemen moeten voldoen om SCF- of SEPA-conform te
zijn. Ondanks een sterke incentive voor operatoren die eurobetalingen
aanvaarden om SEPA-conform te worden, wordt de SCF niet unaniem gesteund door
alle belanghebbenden en ontbreekt een formeel mechanisme om SEPA-conformiteit
voor kaartsystemen te interpreteren, te monitoren en te handhaven alsook om
potentiële geschillen te beslechten. Op terreinen zoals het creëren van een gedegen
kader voor e- en m-betalingen hebben de integratie-inspanningen nog weinig
tastbare resultaten opgeleverd, wat vertraging oplevert voor de
interoperabiliteit, innovatie, uitbreiding van het aanbod en schaaleffecten.
Impasses en onzekerheden kunnen bij de marktdeelnemers leiden tot een
afwachtende houding. Aangezien op dit voor de hele Europese economie zo
cruciale initiatief momenteel zo weinig ingezet wordt, vergt de
totstandbrenging van een geïntegreerde markt een alomvattende aanpak bestaande
uit regulering, zelfregulering, naleving en handhaving van het mededingingsrecht. Vragen 30) Hoe moeten de huidige governanceaspecten van
standaardisering en interoperabiliteit worden aangepakt? Is het nodig om de
betrokkenheid van belanghebbenden buiten de bankwereld te verhogen en zo ja hoe
(bv. openbare raadpleging, memorandum van overeenstemming door belanghebbenden,
de SEPA-raad advies laten geven over bepaalde technische normen enz.)? Moet het
overgelaten worden aan marktdeelnemers om marktintegratie op EU-niveau te
verwezenlijken en, in het bijzonder, te beslissen of en onder welke voorwaarden
betalingssystemen in niet-eurovaluta in lijn worden gebracht met bestaande
eurobetalingssystemen? Zo niet, hoe moet dit dan worden aangepakt? 31) Moeten overheidsinstanties een rol spelen, en zo ja welke?
Moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een memorandum van overeenstemming tussen
de Europese overheidsinstanties en de EPC waarin een tijdschema/werkplan met
specifieke doelstellingen (‘mijlpalen’) en specifieke streefdata worden
geïdentificeerd?
6.
Algemene opmerkingen
Vragen 32) In dit document worden specifieke aspecten betreffende de
werking van de betalingsmarkt voor kaart-, e- en m-betalingen behandeld. Zijn
er volgens u belangrijke kwesties niet of te weinig aan bod gekomen?
7.
Volgende stappen
Alle belanghebbenden worden opgeroepen in functie
van bovenstaande vragen hun mening te geven. Hun bijdragen moeten de Commissie uiterlijk
op 11 april 2012 hebben bereikt op het volgende adres:
markt-sepa@ec.europa.eu. De bijdragen hoeven niet alle vragen in dit
groenboek te behandelen. Geef evenwel duidelijk aan met welke vragen uw
bijdrage verband houdt. Geef waar mogelijk specifieke argumenten voor of tegen
de opties en benaderingen die in het groenboek worden gepresenteerd. Aansluitend op dit groenboek zal de Commissie
op basis van de ontvangen antwoorden tegen het tweede kwartaal van 2012 de
volgende stappen meedelen. Eventuele voorstellen zullen uiterlijk het vierde
kwartaal van 2012 of het eerste kwartaal van 2013 worden goedgekeurd. Elk
voorstel voor wet- of andere regelgeving zal in de toekomst door een grondige
effectbeoordeling worden voorafgegaan. De bijdragen zullen op het internet worden
gepubliceerd. Als u inlichtingen wenst over de behandeling van uw persoonlijke
gegevens en uw bijdrage, is het raadzaam dat u kennis neemt van de specifieke
verklaring die bij dit groenboek is gevoegd. Bijlage 1: gebruik van verschillende
betaalinstrumenten Grafiek 1:
niet-contante betalingen in de EU – volume per betaalinstrument
Bron: ECB, vergelijkende
tabellen, retailtransacties Tabel 1: kaartbetalingen
in de EU (2009) Lidstaat || Aantal verstrekte betaalkaarten per hoofd || Aantal betaalkaart- transacties per hoofd[29] || Gemiddelde waarde van kaarttransacties per kaart (EUR) || Aantal verkooppunt-transacties per kaart[30] || Jaarlijks waarde van verkooppunt-transacties per kaart (EUR) België || 1,78 || 92 || 55 || 52 || 2 843 Duitsland || 1,54 || 30 || 64 || 20 || 1 247 Estland || 1,37 || 116 || 17 || 85 || 1 405 Ierland || 1,22 || 72 || 73 || 56 || 4 237 Griekenland || 1,35 || 8 || 101 || 5 || 487 Spanje || 1,62 || 47 || 46 || 27 || 1 234 Frankrijk || 1,35 || 107 || 49 || 80 || 3 905 Italië || 1,15 || 24 || 80 || 22 || 1 788 Cyprus || 1,54 || 40 || 87 || 25 || 2 072 Luxemburg || 2,00 || 109 || 76 || 57 || 4 166 Malta || 1,55 || 27 || 63 || 18 || 1 108 Nederland || 1,83 || 125 || 42 || 68 || 2 902 Oostenrijk || 1,24 || 46 || 63 || 28 || 1 395 Portugal || 1,89 || 100 || 39 || 53 || 2 060 Slovenië || 1,66 || 54 || 37 || 32 || 1 187 Slowakije || 0,94 || 21 || 57 || 15 || 596 Finland || 1,74 || 172 || 34 || 100 || 3 402 Subtotaal eurogebied || 1,45 || 58 || 52 || 40 || 2 066 Bulgarije || 1,01 || 2 || 78 || 2 || 138 Tsjechië || 0,89 || 17 || 38 || 21 || 813 Denemarken || 1,25 || 180 || 47 || 129 || 5 875 Letland || 1,10 || 43 || 20 || 37 || 698 Litouwen || 1,29 || 28 || 18 || 22 || 384 Hongarije || 0,88 || 18 || 27 || 21 || 1 028 Polen || 0,87 || 18 || 25 || 21 || 539 Roemenië || 0,60 || 4 || 39 || 7 || 251 Zweden || 1,85 || 182 || 40 || 89 || 2 735 Verenigd Koninkrijk || 2,33 || 132 || 58 || 56 || 3 294 Totaal EU27 || 1,45 || 63 || 52 || 43 || 2 194 Bron:
betalingsstatistieken van de ECB, februari 2011 Bijlage 2: meer achtergrondinformatie over
MIF’s Een MIF kan een percentage, een vaste
vergoeding of een gecombineerde vergoeding (percentage en vaste vergoeding)
zijn. Er wordt een grote variatie aan MIF’s toegepast in de EU. Niet al die
vergoedingen zijn openbaar. Als gevolg van informele en formele overeenkomsten
met de Europese Commissie publiceren MasterCard en Visa Europe momenteel de
MIF’s die ze hebben vastgesteld (in een aantal landen worden MIF’s vastgesteld
door lokale bankengemeenschappen in het kader van de MasterCard- en
Visasystemen, waarbij vergoedingen gewoonlijk niet openbaar worden gemaakt).
Voor MasterCard en Visa Europe variëren MIF’s, afhankelijk van de
kaartcategorie en het land, van nul (Maestro Zwitserland) tot 1,62 %
(debetkaarten van MasterCard in Polen) en 1,90 % (debetkaarten en
commerciële kaarten van Visa in Polen). Overeenkomstig de informele overeenkomst met
de Commissie heeft MasterCard zijn MIF’s voor grensoverschrijdende debet- en
kredietkaarten voor consumenten verlaagd tot respectievelijk 0,20 % en 0,30 %.
Visa Europe heeft zijn MIF’s voor grensoverschrijdende betalingen met
consumentendebetkaarten en betalingen met deze kaarten in negen EU-lidstaten
verlaagd tot 0,20 %. De maatstaf voor deze toezeggingen is de zogeheten
“merchant indifference test”. Bij deze test wordt de MIF vastgesteld op een
dusdanig niveau dat een betaling met kaart niet resulteert in hogere kosten
voor handelaren dan een betaling met contant geld, zodat de handelaar geen
voorkeur heeft voor een van beide betalingsmethoden. Dit niveau kan worden
beschouwd als garantie dat handelaren en hun klanten gedeeltelijk voordeel
halen uit de efficiënties die MIF’s zouden genereren. In sommige gevallen
hebben mededingingsautoriteiten formele of informele toezeggingen over
specifieke niveaus van interbancaire vergoedingen en andere voorwaarden
aanvaard[31]. Vierpartijensystemen en
driepartijensystemen MIF’s zijn van toepassing op transacties met
betaalkaarten in het verkooppunt, m.a.w. transacties uitgevoerd door de
kaarthouder in de zaak van de handelaar. In een vierpartijensysteem gaat een
emitterende PSP een contract aan met een kaarthouder (betaler) en contracteert
de handelaar een wervende PSP (of PSP van de ontvanger) voor de werving van de
kaartbetalingen die via zijn terminal zijn uitgevoerd. Voor zijn diensten
rekent de wervende PSP de handelaar zogeheten handelarenvergoedingen (merchant
service charges – MSC) aan. Afwikkelingsvergoedingen voor dergelijke
systemen zijn vergoedingen die door de emitterende PSP worden aangerekend voor
transacties die zijn uitgevoerd met kaarten die hij heeft verstrekt. De prijs
van deze vergoedingen wordt gedragen door de wervende PSP en dan doorgerekend
aan de handelaren via verhoogde MSC’s. De afwikkelingsvergoeding bepaalt dus
effectief in grote mate de prijs die wordt aangerekend door de PSP’s aan
handelaren voor het aanvaarden van een kaart. MIF’s hebben dus een impact op de
prijsconcurrentie tussen wervende PSP’s ten nadele van handelaren en hun kopers[32], met name in combinatie met
andere bedrijfspraktijken beschreven in hoofdstukken 4.1 en 4.2 van dit
document. Driepartijenkaartsystemen, soms ook ‘merkgebonden’ systemen genoemd, verschillen van
vierpartijensystemen in zoverre bij een transactie enkel de
betaler/kaarthouder, de ontvanger/handelaar en het systeem betrokken zijn,
terwijl bij vierpartijensystemen een betaler/kaarthouder, een emitterende PSP
(of PSP van de betaler), een ontvanger/handelaar en diens PSP (de wervende PSP
of PSP van de ontvanger) bij de transactie betrokken zijn. Dat betekent dat de
rol van het systeem in dit laatste geval voornamelijk beperkt is tot het
voorzien van de infrastructuur. Bij een driepartijensysteem is slechts één PSP
betrokken, die zowel emittent als werver is. Wanneer echter licenties worden
verleend door het systeem aan verschillende PSP’s om kaarten te verstrekken en
transacties te werven, gaat het niet om een ‘zuiver’ driepartijensysteem, maar
is het vergelijkbaar met een vierpartijensysteem. ‘Zuivere’ driepartijensystemen hebben geen MIF
die expliciet is overeengekomen tussen PSP’s. Er zijn enkel de vergoedingen die
door de kaarthouder worden betaald (jaarlijkse vergoedingen, vergoedingen per
transactie enz.) en handelarenvergoedingen (MSC’s). Het systeem kan echter de
geïnde vergoeding gebruiken om de ene of andere ‘poot’ (m.a.w. de handelaar of
de kaarthouder) te subsidiëren, wat resulteert in een impliciete MIF. [1] Onder retailbetalingen wordt verstaan
betalingstransacties waarbij ten minste één betrokkene van de transactie
(m.a.w. de betaler, de begunstigde of beiden) geen financiële instelling is.
Retailbetalingen zijn dus alle betalingstransacties die niet tussen twee banken
plaatsvinden. [2] Dat is het gevolg van complexe vergoedingen tussen de
verschillende betalingsdienstaanbieders die bij een betalingstransactie
betrokken zijn, en van de kosten die de betalingsdienstaanbieder aanrekent aan
de handelaar die een product of dienst verkoopt. [3] Voorstel voor een Verordening tot vaststelling van
technische vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro
en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009, COM(2010) 775,
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52010PC0775:EN:NOT [4] Bron: betalingsstatistieken van de ECB, februari 2011.
Gedetailleerde statistieken per land zijn opgenomen in bijlage 1. [5] Dergelijke transacties kunnen worden uitgevoerd via het
online bankiersysteem van de betaler of via een derde patij (bv. Ideal in
Nederland, Giropay en Sofortüberweisung in Duitsland of EPS in Oostenrijk). [6] http://www.forrester.com/ER/Press/Release/0,1769,1330,00.html [7] Euromonitor 2010. [8] http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2010/e-commerce_en.htm [9] Het Wireless Application Protocol (WAP) werd ontwikkeld door de Open
Mobile Alliance (OMA), een forum van belanghebbenden uit de sector, om tot
gemeenschappelijke specificaties te komen voor de sector van de mobiele
telefonie. Een WAP-browser is de meest gebruikelijke webbrowser bij mobiele
telefoons. [10] http://www.europeanpaymentscouncil.eu/knowledge_bank_detail.cfm?documents_id=402
en http://www.europeanpaymentscouncil.eu/knowledge_bank_detail.cfm?documents_id=402 [11] Gezamenlijke verklaring van de Europese Commissie en de
Europese Centrale Bank, http://www.ecb.int/press/pr/date/2006/html/pr060504_1.en.html [12] De bijlage bevat met name meer informatie over de analyse
die DG Concurrentie op grond van artikel 101, lid 3, van het VWEU maakte over
het passende niveau van MIF op basis van de Merchant Indifference Test (MIT). [13] Australië, de Verenigde Staten. [14] Besluiten betreffende Visa, MasterCard, Pools
MasterCard-besluit, Hongaars MasterCard-besluit, Italiaans MasterCard-besluit. [15] Emitterende banken moedigen regelmatig gebruik van de
kaart aan door extra voordelen of beloningen aan te bieden zoals
reisverzekeringen, kortingen op betalingen of zelfs gedeeltelijke terugbetaling
van de prijs van gekochte goederen en diensten. In sommige gevallen moeten
consumenten ook extra vergoedingen betalen als ze hun kaarten onvoldoende
regelmatig gebruiken of binnen een specifieke periode niet het vereiste bedrag
uitgeven. [16] Commerciële kaarten omvatten drie subcategorieën: (i) de
businesskaarten, die typisch worden uitgereikt aan kleine bedrijven en waarbij
– in tegenstelling tot consumentenkaarten – geen extra diensten worden
verleend, (ii) de corporate kaarten, die typisch worden uitgereikt aan
middelgrote en grote ondernemingen en waarbij extra informatiediensten worden
verleend, en (iii) de inkoopkaarten of purchasing cards, die worden gebruikt
voor commerciële aankopen en vaak btw-gerelateerde facturatiediensten
aanbieden. [17] Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, PB L 319,
5.12.2007, blz. 1. [18] World Payments Report 2011, blz. 10, CapGemini, RBS
en EFMA. [19] Die verminderen de mate waarin consumenten rondkijken en volledige
prijsoffertes vergelijken, wat nadelig is voor consumenten, volgens de Britse
mededingingsautoriteit (Office of Fair Trading – OFT), ‘Payment surcharges –
Response to the Which? super-complaint’, juni 2011. [20] Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, PB L 304 van 22.11.2011,
blz. 64. [21] Contante betalingen of betalingen per cheque vallen echter
niet binnen het toepassingsgebied van de RBD. [22] In de praktijk valt de HACR uiteen in twee aparte
verplichtingen: accepteer alle emittenten (bv. als een handelaar Visakaarten
van lokale banken accepteert, moet hij ook buitenlandse kaarten accepteren) en
accepteer alle producten (bv. als een handelaar consumentenkredietkaarten
accepteert, moet hij ook de duurdere commerciële kaarten accepteren). In het
algemeen zijn er geen bezwaren tegen de verplichting om alle emittenten te
accepteren, maar de concurrentieverstorende impact van de verplichting om alle
producten te accepteren baart wel zorgen. [23] Hoofdstuk 7 – Standaardiseringsovereenkomsten van de Richtsnoeren
inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, PB
C 11/1 van 14.1.2011. [24] http://www.europeanpaymentscouncil.eu/knowledge_bank_detail.cfm?documents_id=423 [25] De Europese Commissie heeft een zaak betreffende
standaardisering ingeleid met het oog op interoperabiliteit op het gebied van
e-betalingen:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/case_details.cfm?proc_code=1_39876 [26] iDEAL (Nederlands), EPS (Oostenrijks) en Giropay (Duits). [27] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens, PB L 281, 23.11.1995, blz. 31. [28] Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002
betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn
betreffende privacy en elektronische communicatie), PB L 201, 31.7.2002,
blz. 37. [29] Kaarttransacties met elektronisch geld niet meegerekend. [30] Verkooppunttransacties; omvat transacties via terminals in
de lidstaat en erbuiten. [31] Visa, MasterCard, Pagobancomat, Groupement. [32] Zie de Beschikkingen van de Commissie gericht aan
MasterCard en Visa – Beschikking van de Commissie van 19 december 2007 inzake
een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de
EER-overeenkomst – Zaak COMP/34.579 – MasterCard, Zaak COMP/36.518 -
EuroCommerce, Zaak COMP/38.580 - Commercial Cards; en het Besluit van de
Commissie van 8 december 2010 in een procedure op grond van artikel 101 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de
EER-overeenkomst – Zaak COMP/39.398 – Visa MIF.