EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008H0416

Aanbeveling van de Commissie van 10 april 2008 betreffende het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1329) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 146 van 5.6.2008, p. 19–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2008/416/oj

5.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/19


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2008

betreffende het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1329)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/416/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 165,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de herlancering van de Lissabonstrategie in 2005 hebben de staatshoofden en regeringsleiders de cruciale rol benadrukt van betere banden tussen publieke onderzoeksorganisaties, inclusief universiteiten, en het bedrijfsleven bij het vergemakkelijken van de verspreiding en het gebruik van ideeën in een dynamische kennismaatschappij en bij het vergroten van het concurrentievermogen en de welvaart.

(2)

Er dient een inspanning te worden geleverd om kennis beter in sociaaleconomische voordelen om te zetten. Daarom moeten publieke onderzoeksorganisaties de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek verspreiden en effectiever exploiteren om deze in nieuwe producten en diensten om te zetten. Dit kan met name worden gerealiseerd door samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven — onderzoek in samenwerkingsverband of contractonderzoek dat samen met de private sector wordt verricht of gefinancierd —, licentieverlening en het creëren van spin-offs.

(3)

De effectieve exploitatie van resultaten van publiek gefinancierd onderzoek hangt af van het goede beheer van intellectuele eigendom (dat wil zeggen kennis in de breedste zin van het woord, die bijvoorbeeld uitvindingen, software, databases en micro-organismen omvat, al dan niet beschermd door rechtsinstrumenten zoals octrooien), de ontwikkeling van een ondernemerscultuur en daaraan gerelateerde vaardigheden in publieke onderzoeksorganisaties, en een betere communicatie en interactie tussen de publieke en private sector.

(4)

Het actief inschakelen van publieke onderzoeksorganisaties bij het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht is essentieel voor het genereren van sociaaleconomische voordelen en voor het aantrekken van studenten, wetenschappers en verdere onderzoeksfinanciering.

(5)

De lidstaten hebben de afgelopen jaren op nationaal niveau initiatieven genomen om kennisoverdracht te vergemakkelijken, maar belangrijke discrepanties tussen nationale regelgevingskaders, beleidslijnen en praktijken alsmede uiteenlopende normen bij het beheer van intellectuele eigendom in publieke onderzoeksorganisaties verhinderen of belemmeren de transnationale kennisoverdracht in heel Europa en de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte.

(6)

In aansluiting op de mededeling en richtsnoeren van de Commissie van 2007 (1) waarin benaderingen voor een gemeenschappelijk Europees kader voor kennisoverdracht uiteengezet zijn, heeft de Europese Raad de Commissie in juni 2007 verzocht om in de vorm van een aanbeveling aan de lidstaten een leidraad te ontwikkelen voor het beheer van intellectuele eigendom door publieke onderzoeksorganisaties.

(7)

Deze aanbeveling heeft tot doel de lidstaten en hun regio’s beleidsrichtsnoeren voor de ontwikkeling of de actualisering van nationale richtsnoeren en kaders aan te reiken en publieke onderzoeksorganisaties een code van goede praktijken te bieden, teneinde het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht door publieke onderzoeksorganisaties beter te organiseren.

(8)

Samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling alsook activiteiten voor kennisoverdracht tussen de Gemeenschap en derde landen moeten gebaseerd zijn op duidelijke en uniforme aanbevelingen en praktijken die, in het wederzijds voordeel van alle betrokken partners, billijke en redelijke toegang verzekeren tot intellectuele eigendom dat door internationale onderzoekssamenwerking is gegenereerd. De bijgaande code van goede praktijken moet in die context als referentie dienen.

(9)

Er is een aantal goede praktijken geïnventariseerd die de lidstaten deze aanbeveling moeten helpen uitvoeren. Het staat elke lidstaat vrij om de procedures en praktijken te kiezen die het meest geschikt zijn om ervoor te zorgen dat de beginselen van deze aanbeveling worden gevolgd. Daarbij dient de lidstaat rekening te houden met hetgeen in de context van die lidstaat het effectiefst zou zijn, aangezien praktijken die in één lidstaat effectief zijn, mogelijk niet zo effectief zijn in een andere lidstaat. Bestaande richtsnoeren op communautair en OESO-niveau moeten eveneens in aanmerking worden genomen.

(10)

De Commissie en de lidstaten moeten de uitvoering van deze aanbeveling en het effect ervan monitoren en de uitwisseling van goede praktijken betreffende kennisoverdracht bevorderen,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

1.

ervoor te zorgen dat alle publieke onderzoeksorganisaties kennisoverdracht als een strategische missie kwalificeren;

2.

publieke onderzoeksorganisaties aan te moedigen beleidslijnen en procedures voor het beheer van intellectuele eigendom vast te stellen en bekend te maken overeenkomstig de in bijlage I opgenomen code van goede praktijken;

3.

ondersteuning te verlenen aan de ontwikkeling van capaciteiten en vaardigheden voor kennisoverdracht bij publieke onderzoeksorganisaties, alsook aan maatregelen om studenten — met name op het gebied van wetenschap en technologie — bewuster en vaardiger te maken op het gebied van intellectuele eigendom, kennisoverdracht en ondernemerschap;

4.

de brede verspreiding van met publieke middelen voortgebrachte kennis te bevorderen door stappen te ondernemen om een open toegang tot onderzoeksresultaten te stimuleren en tevens, in voorkomend geval, de bescherming van het desbetreffend intellectuele eigendom mogelijk te maken;

5.

samen te werken en stappen te ondernemen om hun respectieve bezitsregelingen inzake intellectuele-eigendomsrechten coherenter te maken, zodanig dat grensoverschrijdende samenwerking en kennisoverdracht op het gebied van onderzoek en ontwikkeling worden vergemakkelijkt;

6.

de in deze aanbeveling uiteengezette beginselen te gebruiken als basis voor de invoering of aanpassing van nationale richtsnoeren en wetgeving betreffende het beheer van intellectuele eigendom en kennisoverdracht door publieke onderzoeksorganisaties, voor de sluiting van overeenkomsten betreffende onderzoekssamenwerking met derde landen, voor alle andere maatregelen om kennisoverdracht te bevorderen alsook voor de ontwikkeling van nieuwe daaraan gerelateerde beleidslijnen of financieringsregelingen, rekening houdende met de regels inzake staatssteun;

7.

stappen te ondernemen om een zo breed mogelijke uitvoering van de code van goede praktijken te verzekeren, zowel rechtstreeks als via regels die door nationale en regionale instellingen voor onderzoeksfinanciering zijn vastgesteld;

8.

de billijke en redelijke behandeling van deelnemers uit lidstaten en derde landen aan internationale onderzoeksprojecten te verzekeren ten aanzien van het bezit van en de toegang tot intellectuele-eigendomsrechten, tot wederzijds voordeel van alle betrokken partners;

9.

een nationaal aanspreekpunt aan te wijzen dat er onder meer mee belast is, in samenwerking met soortgelijke aanspreekpunten in andere lidstaten, maatregelen betreffende kennisoverdracht tussen publieke onderzoeksorganisaties en de private sector te coördineren en transnationale kwesties aan te pakken;

10.

rekening houdend met de nationale context de in bijlage II opgenomen beste praktijken te onderzoeken en te gebruiken;

11.

de Commissie tegen 15 juli 2010 en vervolgens om de twee jaar op de hoogte te brengen van op basis van deze aanbeveling genomen maatregelen en het effect ervan.

Gedaan te Brussel, 10 april 2008.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  COM(2007) 182 def.


BIJLAGE I

Code van goede praktijken inzake beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht ten behoeve van universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties

De code van goede praktijken bestaat uit drie belangrijke gehelen van beginselen.

De beginselen voor een intern beleid inzake intellectuele eigendom (hierna „IE”) vormen het basisgeheel van beginselen die publieke onderzoeksorganisaties moeten naleven ten behoeve van een effectief beheer van het intellectuele eigendom dat uit — eigen of in samenwerkingsverband verrichte — activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling voortkomt.

De beginselen voor een beleid inzake kennisoverdracht (hierna „KO”) vullen de beginselen betreffende het IE-beleid aan en hebben meer specifiek betrekking op de actieve overdracht en exploitatie van dit intellectuele eigendom, ongeacht of het al dan niet door IE-rechten wordt beschermd.

De beginselen voor onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek gelden voor alle vormen van onderzoeksactiviteiten die gezamenlijk door een publieke onderzoeksorganisatie en de private sector worden verricht of gefinancierd, inclusief met name onderzoek in samenwerkingsverband (waar alle partijen O&O-taken uitvoeren) en contractonderzoek (waar O&O door een private onderneming aan een publieke onderzoeksorganisatie wordt uitbesteed).

Beginselen voor een intern beleid inzake intellectuele eigendom

1.

Ontwikkelen van een IE-beleid als onderdeel van de langetermijnstrategie en -missie van de publieke onderzoeksorganisatie, intern en extern bekendmaken van dit beleid, en opzetten van één verantwoordelijk aanspreekpunt.

2.

Het IE-beleid moet duidelijke regels voor personeel en studenten vaststellen betreffende met name de openbaarmaking van nieuwe ideeën met potentieel commercieel belang, de eigendom van onderzoeksresultaten, het bijhouden van een register, het beheer van belangenconflicten en de interactie met derden.

3.

Bevorderen van de inventarisatie, exploitatie en, in voorkomend geval, bescherming van intellectuele eigendom, in overeenstemming met de strategie en missie van de publieke onderzoeksorganisatie en met het oog op het maximaliseren van sociaaleconomische voordelen. Te dien einde kunnen verschillende strategieën worden gevolgd — mogelijk gedifferentieerd naar de respectieve wetenschappelijke/technische gebieden —, bijvoorbeeld de „publiek domein”-benadering of de „open innovatie”-benadering.

4.

Geven van passende stimulansen om ervoor te zorgen dat alle relevante personeel een actieve rol speelt in de uitvoering van het IE-beleid. Die stimulansen dienen niet alleen van financiële aard te zijn, maar moeten tevens de loopbaanontwikkeling bevorderen doordat in beoordelingsprocedures niet alleen academische criteria in aanmerking worden genomen maar ook intellectuele eigendom en kennisoverdracht.

5.

Nadenken over het creëren van coherente portefeuilles van intellectuele eigendom door de publieke onderzoeksorganisatie — bijvoorbeeld op specifieke technologische gebieden — en, in voorkomend geval, opzetten van octrooi-/IE-pools die ook intellectuele eigendom van andere publieke onderzoeksorganisaties bevatten. Door kritische massa en verminderde transactiekosten zou dit voor derden exploitatie kunnen vergemakkelijken.

6.

Bevorderen van kennis en basisvaardigheden betreffende intellectuele eigendom en kennisoverdracht door opleidingsacties voor studenten en onderzoekspersoneel, en ervoor zorgen dat het voor het beheer van IE/KO verantwoordelijke personeel de vereiste vaardigheden bezit en een adequate opleiding krijgt.

7.

Ontwikkelen en bekendmaken van een publicatie-/verspreidingsbeleid waarbij de brede verspreiding van resultaten van onderzoek en ontwikkeling (bijvoorbeeld door vrij toegankelijke publicaties) wordt bevorderd, terwijl mogelijke vertraging wordt geaccepteerd daar waar de bescherming van intellectuele eigendom wordt overwogen, hoewel dit tot een minimum moet worden beperkt.

Beginselen voor een beleid inzake kennisoverdracht

8.

Om het gebruik van de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek te bevorderen en het sociaaleconomische effect ervan te maximaliseren, nadenken over allerlei mogelijke exploitatiemechanismen (zoals licentieverlening of het creëren van spin-offs) en alle mogelijke exploitatiepartners (zoals spin-offs of bestaande ondernemingen, andere publieke onderzoeksorganisaties, investeerders of innovatieondersteunende diensten of bureaus) en selecteren van de meest geschikte.

9.

Hoewel proactief IE/KO-beleid extra inkomsten voor de publieke onderzoeksorganisatie kan genereren, mag dit niet als het hoofddoel worden beschouwd.

10.

Ervoor zorgen dat de publieke onderzoeksorganisatie toegang heeft tot of beschikt over professionele kennisoverdrachtdiensten inclusief juridische, financiële, commerciële adviseurs en adviseurs op het gebied van de bescherming van intellectuele eigendom en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, naast personeel met een technische achtergrond.

11.

Ontwikkelen en bekendmaken van een beleid inzake licentieverlening om de praktijken in de publieke onderzoeksorganisatie te harmoniseren en billijkheid bij alle transacties te waarborgen. Met name moeten, vooral ten aanzien van niet-Europese derden, overdrachten van het eigenaarschap over intellectuele eigendom dat in het bezit is van de publieke onderzoeksorganisatie, en de verlening van exclusieve licenties (1) zorgvuldig worden beoordeeld. Licenties voor exploitatiedoeleinden moeten adequate financiële of andere compensatie omvatten.

12.

Ontwikkelen en bekendmaken van een beleid voor het creëren van spin-offs, waarbij het personeel van de publieke onderzoeksorganisatie in voorkomend geval in de mogelijkheid wordt gesteld en wordt aangemoedigd zich te gaan bezighouden met het creëren van spin-offs, en de verhouding op lange termijn tussen spin-offs en de publieke onderzoeksorganisatie wordt verduidelijkt.

13.

Vaststellen van duidelijke principes betreffende de deling van de financiële opbrengsten van inkomsten uit kennisoverdracht tussen de publieke onderzoeksorganisatie, de afdeling en de uitvinders.

14.

Monitoren van activiteiten voor de bescherming van intellectuele eigendom en voor kennisoverdracht alsook daaraan gerelateerde prestaties, en regelmatig bekendmaken ervan. De onderzoeksresultaten van de publieke onderzoeksorganisatie, alle gerelateerde expertise en intellectuele-eigendomsrechten moeten voor de private sector zichtbaarder worden gemaakt om de exploitatie ervan te bevorderen.

Beginselen betreffende onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek (2)

15.

De regels betreffende activiteiten voor onderzoek in samenwerkingsverband en contractonderzoek moeten verenigbaar zijn met de missie van elke partij. Zij moeten rekening houden met het niveau van private financiering en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de onderzoeksactiviteiten, met name om het commercieel en sociaaleconomisch effect van het onderzoek te maximaliseren, het doel van de publieke onderzoeksorganisatie om private onderzoeksfinanciering aan te trekken te ondersteunen, een intellectuele-eigendomspositie te behouden die verder academisch onderzoek en onderzoek in samenwerkingsverband mogelijk maakt, en te vermijden dat de verspreiding van de O&O-resultaten wordt belemmerd.

16.

IE-gerelateerde kwesties dienen op beheersniveau en zo vroeg mogelijk in het onderzoeksproject, idealiter voor de aanvang ervan, te worden verduidelijkt. Dit omvat onder meer toewijzing van het eigenaarschap over intellectuele eigendom dat ontstaat in het kader van het project (hierna „foreground”), inventarisatie van het intellectuele eigendom dat in het bezit is van de partijen voor de aanvang van het project (hierna „background”) en nodig is voor projectuitvoerings- of exploitatiedoeleinden, toegangsrechten (3) op foreground en background voor deze doeleinden, en inkomstendeling.

17.

Bij een onderzoeksproject in samenwerkingsverband moet de eigendom over de foreground bij de partij blijven die de foreground heeft gegenereerd, maar kan deze aan de verschillende partijen worden toegewezen op basis van een op voorhand gesloten contractuele overeenkomst die op adequate wijze de respectieve belangen, taken en financiële of andere bijdragen van de partijen aan het project weerspiegelt. Bij contractonderzoek bezit de private partij de door de publieke onderzoeksorganisatie gegenereerde foreground. Het project zou geen invloed mogen hebben op de eigendom over de background.

18.

De toegangsrechten (3) dienen door de partijen zo vroeg mogelijk in het onderzoeksproject, idealiter voor de aanvang ervan, te worden verduidelijkt. Wanneer dit noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject of voor de exploitatie van de foreground van een partij, dienen de toegangsrechten op de foreground en de background van andere partijen beschikbaar te zijn onder voorwaarden die op adequate wijze de respectieve belangen, taken en financiële en andere bijdragen van de partijen aan het project weerspiegelen.


(1)  Met betrekking tot O&O-resultaten die verschillende mogelijke toepassingsgebieden hebben, moeten exclusieve en onbeperkte, voor een bepaald toepassingsgebied verleende licenties worden vermeden. Als regel moet de POO bovendien voldoende rechten aan zich houden om verspreiding en verder onderzoek te vergemakkelijken.

(2)  Wanneer een POO samen met een partner uit het bedrijfsleven onderzoek in samenwerkingsverband of contractonderzoek verricht, gaat de Commissie er automatisch van uit (er bestaat met andere woorden geen meldingsplicht) dat er via de POO geen indirecte staatssteun aan deze industriële partner wordt verleend als aan de voorwaarden van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PB C 323 van 30.12.2006 — in het bijzonder de punten 3.2.1 en 3.2.2) is voldaan.

(3)  Toegangsrechten zijn rechten die de partijen aan elkaar verlenen, in tegenstelling tot licenties, die aan derden worden verleend. Bepaald moet worden welke partijen welke foreground/background, voor onderzoeksdoeleinden en/of voor exploitatiedoeleinden, en onder welke voorwaarden kunnen gebruiken.


BIJLAGE II

Geïnventariseerde overheidspraktijken die het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht door universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties vergemakkelijken

Kennisoverdracht als een strategische missie van publieke onderzoeksorganisaties

1.

Kennisoverdracht tussen universiteiten en bedrijven is een permanente politieke en operationele prioriteit voor alle publieke instellingen voor onderzoeksfinanciering in een lidstaat, zowel op nationaal als op regionaal niveau.

2.

Het onderwerp valt duidelijk onder de verantwoordelijkheid van een ministerie, dat belast is met de coördinatie van initiatieven voor het bevorderen van kennisoverdracht met andere ministeries.

3.

Elk ministerie en elke regionale overheidsinstantie die zich bezighoudt met kennisoverdracht, wijst een ambtenaar aan die het effect hiervan moet monitoren. Deze ambtenaren komen regelmatig samen om informatie uit te wisselen en te bespreken hoe de kennisoverdracht kan worden verbeterd.

Beleidslijnen voor het beheer van intellectuele eigendom

4.

Goed beheer van uit publieke financiering voortkomend intellectuele eigendom wordt bevorderd, met dien verstande dat dit gebeurt volgens vastomlijnde beginselen waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van het bedrijfsleven (bijvoorbeeld tijdelijke geheimhoudingsplicht).

5.

Het onderzoeksbeleid ondersteunt het inschakelen van de private sector om technologische behoeften in kaart te helpen brengen, private investeringen in onderzoek te bevorderen en de exploitatie van de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek aan te moedigen.

Capaciteiten en vaardigheden voor kennisoverdracht

6.

Voor publieke onderzoeksorganisaties en hun personeel zijn voldoende middelen en stimulansen beschikbaar om zich te gaan bezighouden met kennisoverdracht.

7.

Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat publieke onderzoeksorganisaties over opgeleid personeel kunnen beschikken (zoals functionarissen voor technologieoverdracht) en dit gemakkelijker in dienst kunnen nemen.

8.

Er wordt een set modelcontracten beschikbaar gesteld alsook een beslissingsinstrument om op basis van een aantal parameters het meest geschikte modelcontract te helpen selecteren.

9.

Voordat nieuwe mechanismen ter bevordering van kennisoverdracht (zoals mobiliteits- of financieringsregelingen) worden opgezet, worden de relevante stakeholdersgroepen, inclusief kleine, middelgrote en grote ondernemingen alsook publieke onderzoeksorganisaties, geraadpleegd.

10.

De bundeling van middelen door publieke onderzoeksorganisaties op lokaal of regionaal niveau wordt bevorderd daar waar deze niet de kritische massa aan onderzoeksbestedingen hebben die een eigen dienst voor kennisoverdracht of een eigen intellectuele-eigendomsmanager verantwoorden.

11.

Voor de ondersteuning van onderzoeksspin-offs worden programma’s opgezet die voorzien in ondernemerschapsopleidingen en gericht zijn op sterke interactie van publieke onderzoeksorganisaties met lokale starterscentra, kredietverstrekkers, bureaus voor ondersteuning van het bedrijfsleven, enz.

12.

Er wordt overheidsfinanciering ter beschikking gesteld voor het ondersteunen van kennisoverdracht en interactie met het bedrijfsleven bij publieke onderzoeksorganisaties, inclusief het inhuren van experts.

Coherentie bij transnationale samenwerking

13.

Om transnationale kennisoverdracht te bevorderen en samenwerking met partijen uit andere landen te vergemakkelijken, zijn er duidelijke regels om te bepalen wie de eigenaar is van uit publiek gefinancierd onderzoek voortkomend intellectuele eigendom; deze informatie alsook informatie over alle financieringsvoorwaarden die op de kennisoverdracht van invloed kunnen zijn, is gemakkelijk verkrijgbaar. Bij publieke onderzoeksorganisaties wordt in de meeste EU-lidstaten normaal de instelling en niet de onderzoeker de jure als de eigenaar van intellectuele eigendom aangemerkt.

14.

Bij de ondertekening van internationale overeenkomsten voor onderzoekssamenwerking hebben alle deelnemers soortgelijke rechten krachtens de voorwaarden die gelden ten aanzien van projecten die in het kader van de regelingen van beide landen worden gefinancierd, met name wat betreft de toegang tot intellectuele-eigendomsrechten en gerelateerde gebruiksvoorwaarden.

Kennisverspreiding

15.

De publieke instellingen voor onderzoeksfinanciering zorgen ervoor dat collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties die uit publiek gefinancierd onderzoek voortkomen, vrij toegankelijk zijn.

16.

Vrije toegang tot onderzoeksgegevens wordt, rekening houdend met beperkingen in verband met commerciële exploitatie, bevorderd in overeenstemming met de Principles and Guidelines for Access to Research Data from Public Funding van de OESO.

17.

Er worden archieffaciliteiten voor onderzoeksresultaten (zoals internetbewaarplaatsen) ontwikkeld met publieke financiële middelen in het kader van een beleid inzake vrije toegang.

Voortgangscontrole van de uitvoering

18.

De nodige mechanismen worden opgezet ten behoeve van de controle en de evaluatie van de voortgang die door nationale publieke onderzoeksorganisaties in het kader van kennisoverdracht wordt gemaakt, bijvoorbeeld jaarverslagen van de individuele publieke onderzoeksorganisaties. Deze informatie wordt, samen met beste praktijken, ook aan andere lidstaten ter beschikking gesteld.


Top