EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0501

Zaak C-501/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje) op 6 oktober 2020 — M P A / LC D N M T

PB C 423 van 7.12.2020, p. 31–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 423/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje) op 6 oktober 2020 — M P A / LC D N M T

(Zaak C-501/20)

(2020/C 423/46)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Barcelona

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: M P A

Verwerende partij: LC D N M T

Prejudiciële vragen

1)

Welke uitlegging moet worden gegeven aan het begrip “gewone verblijfplaats” in artikel 3 van verordening nr. 2201/2003 (1) en artikel 3 van verordening nr. 4/2009 (2) als het gaat om onderdanen van lidstaten die in een derde staat verblijven vanwege de aan hen toebedeelde taken als arbeidscontractant van de Europese Unie en die in de derde staat erkend zijn als diplomatiek agent van de Unie, wanneer hun verblijf in die staat betrekking heeft op de uitoefening van de taken die zij verrichten voor de Unie?

2)

Indien voor de toepassing van artikel 3 van verordening nr. 2201/2003 en artikel 3 van verordening nr. 4/2009 de vaststelling van de gewone verblijfplaats van de echtgenoten afhankelijk is van hun hoedanigheid van arbeidscontractant van de Unie in een derde staat, welke gevolgen zou dit dan hebben voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats van hun minderjarige kinderen overeenkomstig artikel 8 van verordening nr. 2201/2003?

3)

Indien wordt aangenomen dat de minderjarige kinderen hun gewone verblijfplaats niet in de derde staat hebben, kan voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats overeenkomstig artikel 8 van verordening nr. 2201/2003 dan als aanknopingspunt de nationaliteit van de moeder, haar verblijfplaats in Spanje vóór het huwelijk, de Spaanse nationaliteit van de minderjarige kinderen en de omstandigheid dat zij in Spanje zijn geboren, in aanmerking worden genomen?

4)

Indien wordt vastgesteld dat de ouders en de minderjarige kinderen hun gewone verblijfplaats niet in een lidstaat hebben, staat de omstandigheid dat verweerder de nationaliteit van een lidstaat heeft, gelet op het feit dat geen enkele andere lidstaat overeenkomstig verordening nr. 2201/2003 bevoegd is om te oordelen over de vorderingen, in de weg aan de toepassing van de regels inzake residuele bevoegdheid van de artikelen 7 en 14 van verordening nr. 2201/2003?

5)

Indien wordt vastgesteld dat de ouders en de minderjarige kinderen hun gewone verblijfplaats niet in een lidstaat hebben, hoe moet om de onderhoudsbijdrage voor de kinderen te bepalen het forum necessitatis in artikel 7 van verordening nr. 4/2009 dan worden uitgelegd en aan welke voorwaarden moet met name zijn voldaan om te oordelen dat redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure onmogelijk blijkt, in een derde staat waarmee het geschil nauw verbonden is (in dit geval Togo)? Moet de betrokkene bewijzen dat hij in die staat vruchteloos een procedure aanhangig heeft gemaakt of een poging daartoe heeft ondernomen, en is er louter op grond van de nationaliteit van een van de partijen sprake van een voldoende band met de lidstaat?

6)

Is in een geval als het onderhavige, waarin de echtgenoten nauwe banden hebben met bepaalde lidstaten (nationaliteit, vorige verblijfplaats), de omstandigheid dat op grond van de verordeningen geen enkele lidstaat bevoegd is, in strijd met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?


(1)  Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB 2003, L 338, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB 2009, L 7, blz. 1).


Top