EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0092

Zaak C-92/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland (Ierland) op 17 februari 2012 — Health Service Executive/SC, AC

PB C 133 van 5.5.2012, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 133/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland (Ierland) op 17 februari 2012 — Health Service Executive/SC, AC

(Zaak C-92/12)

2012/C 133/33

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Ireland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Health Service Executive

Verwerende partijen: SC, AC

Prejudiciële vragen

1)

Valt een rechterlijke beslissing waarbij een kind voor bepaalde tijd in een instelling voor therapeutische en opvoedkundige hulpverlening in een andere lidstaat wordt opgesloten, binnen de materiële werkingssfeer van verordening nr. 2201/2003 (1) van de Raad?

2)

Als het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, ontstaan er dan verplichtingen, en zo ja, welke, op grond van artikel 56 van verordening nr. 2201/2003 van de Raad wat betreft de aard van het systeem van raadpleging en instemming, opdat een kind dat aldus wordt opgesloten doeltreffend wordt beschermd?

3)

Indien een gerecht van een lidstaat heeft besloten een kind voor bepaalde tijd intern in een instelling in een andere lidstaat te plaatsen en daarvoor de instemming heeft gekregen van die lidstaat in overeenstemming met artikel 56 van verordening nr. 2201/2003 van de Raad, moet de beslissing van het gerecht om het kind voor bepaalde tijd intern in een instelling in een andere lidstaat te plaatsen dan worden erkend en/of uitvoerbaar verklaard in die andere lidstaat vooraleer tot de plaatsing kan worden overgegaan?

4)

Heeft een rechterlijke beslissing waarbij een kind voor bepaalde tijd intern in een instelling in een andere lidstaat is geplaatst, waarmee de andere lidstaat overeenkomstig artikel 56 van verordening nr. 2201/2003 van de Raad heeft ingestemd, rechtsgevolgen in die andere lidstaat vooraleer een daartoe voorziene procedure heeft geleid tot erkenning en/of uitvoerbaarverklaring van die beslissing?

5)

Is voor elke verlenging van de geldigheid van een rechterlijke beslissing waarbij een kind voor bepaalde tijd intern in een instelling in een andere lidstaat is geplaatst overeenkomstig artikel 56 van verordening nr. 2201/2003 van de Raad, de in artikel 56 voorziene instemming van die lidstaat vereist?

6)

Moet een rechterlijke beslissing waarbij een kind voor bepaalde tijd intern in een instelling in een andere lidstaat is geplaatst overeenkomstig artikel 56 van verordening nr. 2201/2003 van de Raad, waarvan de geldigheid voor bepaalde tijd wordt verlengd, bij elke verlenging worden erkend en/of uitvoerbaar verklaard in die andere lidstaat?


(1)  PB L 338, blz. 1.


Top