EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010L0043

Richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (Voor de EER relevante tekst)

PB L 176 van 10.7.2010, p. 42–61 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/08/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2010/43/oj

10.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/42


RICHTLIJN 2010/43/EU VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2010

tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (herschikking) (1), en met name op artikel 12, lid 3, artikel 14, lid 2, artikel 23, lid 6, artikel 33, lid 6, en artikel 51, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De regels en de terminologie met betrekking tot de organisatorische eisen, belangenconflicten en bedrijfsvoering dienen zo veel mogelijk in overeenstemming te worden gebracht met de normen op het gebied van financiële diensten die zijn vastgesteld bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (2) en Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (3). Een dergelijke aanpassing, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, zou het bereiken van gelijke normen mogelijk maken, niet alleen tussen de verschillende financiële-dienstensectoren maar ook binnen de ruimere vermogensbeheersector, waar sommige lidstaten bepaalde eisen van Richtlijn 2006/73/EG reeds tot icbe-beheermaatschappijen hebben uitgebreid.

(2)

Het is dienstig deze regels in de vorm van een richtlijn aan te nemen om ervoor te zorgen dat de uitvoeringsvoorschriften kunnen worden aangepast aan de bijzonderheden van de markt- en rechtssystemen in de afzonderlijke lidstaten. Een richtlijn maakt het eveneens mogelijk om een hoge mate van consistentie met het door Richtlijn 2006/73/EG vastgestelde regelgevingskader te bereiken.

(3)

Hoewel de bij deze richtlijn vastgestelde beginselen van algemeen belang zijn voor alle beheermaatschappijen, zijn ze toch voldoende soepel om ervoor te zorgen dat de toepassing ervan en het toezicht door bevoegde overheden op de toepassing ervan evenredig is en rekening houdt met de aard, schaal en complexiteit van het bedrijf van een beheermaatschappij en de verscheidenheid aan vennootschappen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/65/EG vallen, alsook met de uiteenlopende aard van de verschillende icbe’s die door een beheermaatschappij kunnen worden beheerd.

(4)

Voor zover dit volgens het nationale recht is toegestaan, moeten beheermaatschappijen in staat zijn regelingen met derden te treffen voor de uitvoering van sommige van hun activiteiten. De uitvoeringsvoorschriften moeten in deze zin worden opgevat. De beheermaatschappij dient met name zorgvuldig na te gaan of, gelet op de aard van de taken die door derden moeten worden uitgevoerd, de onderneming die deze activiteiten uitoefent mag worden aangemerkt als zijnde gekwalificeerd en in staat om de desbetreffende taken te vervullen. De betrokken derde dient daarom alle organisatorische eisen en eisen inzake belangenconflicten met betrekking tot de uit te voeren activiteit te vervullen. Hieruit volgt tevens dat de beheermaatschappij moet nagaan of de betrokken derde passende maatregelen heeft genomen om aan deze eisen te voldoen, alsook een doeltreffend toezicht op de naleving van deze eisen door de betrokken derde moet uitoefenen. Wanneer de delegatieverkrijger verantwoordelijk is voor het toepassen van de voor gedelegeerde activiteiten geldende voorschriften, dienen gelijkwaardige organisatorische eisen en eisen inzake belangenconflicten van toepassing te zijn op de activiteit van het uitoefenen van toezicht op de gedelegeerde activiteiten. De beheermaatschappij moet bij het zorgvuldig onderzoek rekening kunnen houden met het feit dat de derde aan wie de activiteiten worden gedelegeerd, vaak onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG valt.

(5)

Om te vermijden dat verschillende normen worden toegepast op beheermaatschappijen enerzijds en beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen anderzijds, moeten voor deze laatste dezelfde gedragsregels en bepalingen inzake belangenconflicten en risicobeheer gelden als voor beheermaatschappijen. Derhalve moeten, in het kader van de goede praktijken en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, de bepalingen van deze richtlijn inzake administratieve en interne controleprocedures gelden voor zowel beheermaatschappijen als beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen.

(6)

Bij Richtlijn 2009/65/EG is bepaald dat beheermaatschappijen over een goede administratieve organisatie moeten beschikken. Om aan dit vereiste te voldoen, moeten beheermaatschappijen een goed gedocumenteerde organisatiestructuur vaststellen die op een duidelijke wijze verantwoordelijkheden toewijst en voor goede informatiestromen tussen alle betrokken partijen zorgt. Beheermaatschappijen moeten ook systemen opzetten om informatie te beschermen en de bedrijfscontinuïteit te verzekeren; deze systemen moeten hen in de gelegenheid stellen hun verplichtingen na te komen wanneer hun activiteiten door derden worden uitgevoerd.

(7)

Beheermaatschappijen moeten ook de nodige middelen bezitten en met name medewerkers in dienst hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde taken uit te oefenen.

(8)

Met betrekking tot veilige gegevensverwerkingsprocedures en de verplichting om alle transacties waarbij de icbe betrokken is, te reconstrueren, moet de beheermaatschappij regelingen treffen die het mogelijk maken dat elke in naam van de icbe uitgevoerde transactie zo spoedig mogelijk en naar behoren kan worden geregistreerd.

(9)

De boekhoudkundige organisatie is één van de belangrijkste onderdelen van een icbe-administratie. Het is daarom van wezenlijk belang dat de boekhoudkundige organisatie in de uitvoeringsvoorschriften nader wordt gespecificeerd. Deze richtlijn dient daarom de beginselen te doen respecteren dat alle activa en passiva van een icbe of van haar beleggingscompartimenten onmiddellijk kunnen worden geïdentificeerd, en dat de rekeningen gescheiden moeten zijn. Bovendien moet het mogelijk zijn, indien er verschillende categorieën van aandelen bestaan die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het niveau van de beheersvergoedingen, om de intrinsieke waarde van deze verschillende categorieën rechtstreeks uit de boekhoudkundige organisatie af te leiden.

(10)

De duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden aan de hoogste leiding en de toezichtfunctie zijn van essentieel belang voor de uitvoering van passende interne controleprocedures zoals vereist bij Richtlijn 2009/65/EG. Dit brengt met zich dat de hoogste leiding verantwoordelijk moet zijn voor de uitvoering van het algemene beleggingsbeleid als bedoeld in Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (4). De hoogste leiding moet eveneens de verantwoordelijkheid voor de beleggingsstrategieën behouden, die algemene aanwijzingen voor de strategische toewijzing van activa van de icbe inhouden, en voor de beleggingstechnieken, die nodig zijn om het beleggingsbeleid op een adequate en doeltreffende wijze uit te voeren. De duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden moet er eveneens voor zorgen dat een adequate controle voorhanden is om te garanderen dat de activa van de icbe overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de toepasselijke wettelijke bepalingen worden belegd en dat de risicolimieten van elke icbe worden nageleefd. De toewijzing van verantwoordelijkheden moet in overeenstemming zijn met de rol en verantwoordelijkheden van de hoogste leiding en de toezichtfunctie krachtens de toepasselijke nationale wetgeving en de codes voor goed ondernemingsbestuur (corporate governance). Het is mogelijk dat de hoogste leiding verscheidene of alle leden van de raad van bestuur omvat.

(11)

Een permanente compliancefunctie en een internecontrolefunctie zijn noodzakelijk om te garanderen dat een beheermaatschappij over een adequate controleprocedure beschikt. De compliancefunctie moet zodanig zijn opgevat dat elk risico dat de beheermaatschappij haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG niet nakomt, kan worden gedetecteerd. De controlefunctie moet tot doel hebben de door de beheermaatschappij ingestelde verschillende controleprocedures en administratieve regelingen te onderzoeken en te evalueren.

(12)

Beheermaatschappijen moet enige flexibiliteit worden geboden bij het structureren van hun risicobeheerorganisatie. Wanneer het niet gepast of evenredig is om een aparte risicobeheerfunctie te hebben, moet de beheermaatschappij niettemin kunnen aantonen dat specifieke garanties tegen belangenconflicten een onafhankelijke uitvoering van risicobeheeractiviteiten mogelijk maken.

(13)

Bij Richtlijn 2009/65/EG zijn beheermaatschappijen verplicht regels voor persoonlijke transacties in te voeren. Overeenkomstig Richtlijn 2006/73/EG moeten beheermaatschappijen voorkomen dat hun medewerkers die bij een belangenconflict betrokken kunnen raken of in het bezit zijn van voorkennis in de zin van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (5), persoonlijke transacties aangaan die het gevolg zijn van misbruik van informatie die zij in het kader van hun beroepsuitoefening hebben verkregen.

(14)

Krachtens Richtlijn 2009/65/EG moeten beheermaatschappijen waarborgen dat elke portefeuilletransactie waarbij de icbe betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong ervan, de betrokken partijen, de aard ervan, en de tijd en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden. Daarom is het nodig om vereisten inzake het registreren van portefeuilletransacties en van inschrijvings- en terugbetalingsorders vast te stellen.

(15)

Richtlijn 2009/65/EG schrijft voor dat icbe-beheermaatschappijen over passende mechanismen moeten beschikken om in gevallen van onvermijdelijke belangenconflicten een eerlijke behandeling van icbe’s te garanderen. Beheermaatschappijen moeten er in deze gevallen derhalve voor zorgen dat de hoogste leiding of een ander bevoegd intern orgaan van de beheermaatschappij hiervan onmiddellijk in kennis wordt gesteld, zodat zij de nodige beslissingen kunnen nemen om de eerlijke behandeling van de icbe en haar deelnemers te waarborgen.

(16)

Beheermaatschappijen moeten worden verzocht om een effectieve en afdoende strategie vast te leggen, toe te passen en in stand te houden voor de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan financiële instrumenten die de door hen beheerde icbe’s aanhouden, om te garanderen dat deze rechten in het uitsluitende voordeel van de icbe’s worden uitgeoefend. Informatie betreffende de strategie en de toepassing ervan moet kosteloos ter beschikking worden gesteld van beleggers, onder meer via een website. In voorkomend geval kan de beslissing om de stemrechten niet uit te oefenen, in bepaalde omstandigheden als zijnde in het uitsluitende voordeel van de icbe worden beschouwd, in het licht van de door de betrokken icbe gevolgde beleggingsstrategie. De mogelijkheid voor een beleggingsmaatschappij om zelf te stemmen of om aan haar beheermaatschappij specifieke steminstructies te geven mag evenwel niet worden uitgesloten.

(17)

De verplichting om de hoogste leiding of een ander bevoegd intern orgaan van de beheermaatschappij in kennis te stellen zodat de nodige beslissingen kunnen worden genomen, dient de plicht van de beheermaatschappijen en de icbe’s onverlet te laten om bijvoorbeeld in hun periodieke rapporten verslag uit te brengen over situaties waarin de organisatorische en administratieve regelingen voor belangenconflicten niet volstonden om met redelijke zekerheid te garanderen dat het risico van schade kon worden vermeden. Bij een dergelijke rapportage moet de door de beheermaatschappij genomen beslissing, zelfs indien het een beslissing betreft om niet te handelen, worden uitgelegd en met redenen worden omkleed, rekening houdend met de vastgestelde interne gedragsregels en procedures ter onderkenning, voorkoming en beheer van belangenconflicten.

(18)

Bij Richtlijn 2009/65/EG zijn beheermaatschappijen verplicht om zich in te zetten voor de belangen van de icbe’s die zij beheren en voor de marktintegriteit. Bepaalde praktijken, zoals market timing en late handel, kunnen schadelijk zijn voor deelnemers en de werking van de markt ondermijnen. Derhalve moeten beheermaatschappijen over passende procedures beschikken om wanpraktijken te voorkomen. Verder moeten beheermaatschappijen in passende procedures voorzien om onredelijke kosten en activiteiten zoals overmatige handel te voorkomen, rekening houdend met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de icbe’s.

(19)

Beheermaatschappijen moeten zich tevens inzetten voor de belangen van de icbe’s die zij beheren wanneer zij rechtstreeks orders uitvoeren om in naam van de door hen beheerde icbe’s te handelen, of wanneer zij deze orders doorgeven aan derden. Bij het uitvoeren van orders in naam van de icbe’s, moeten beheermaatschappijen alle redelijke maatregelen nemen om voortdurend het best mogelijke resultaat voor hun icbe’s te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van de order, alsook alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten.

(20)

Om ervoor te zorgen dat beheermaatschappijen zich met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en zorgzaamheid inzetten voor de belangen van de icbe’s die zij beheren zoals bij Richtlijn 2009/65/EG is voorgeschreven, is het nodig regels voor het verwerken van orders vast te stellen.

(21)

Bepaalde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen die beheermaatschappijen kunnen betalen of ontvangen mogen niet worden toegestaan aangezien zij invloed kunnen hebben op de naleving van het in Richtlijn 2009/65/EG neergelegde vereiste dat de beheermaatschappij zich op loyale, billijke en professionele wijze dient in te zetten voor de belangen van de icbe’s. Het is derhalve noodzakelijk om duidelijke regels vast te stellen die specificeren in welke gevallen de betalingen van vergoedingen, provisies en niet-geldelijke voordelen niet als een schending van deze beginselen worden beschouwd.

(22)

De grensoverschrijdende activiteiten van de beheermaatschappij brengen nieuwe uitdagingen met zich mee voor de relatie tussen de beheermaatschappij en de bewaarder van de icbe. Om de nodige rechtszekerheid te waarborgen, dienen de voornaamste inhoudelijke elementen van de overeenkomst tussen de bewaarder van de icbe en de beheermaatschappij, ingeval deze beheermaatschappij in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe is gevestigd, in deze richtlijn te worden gespecificeerd. Aangezien ervoor moet worden gezorgd dat deze overeenkomst haar doel op behoorlijke wijze dient, is het nodig om collisieregels vast te stellen die afwijken van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (6), in die zin dat het op deze overeenkomst toepasselijke recht het recht van de lidstaat van herkomst van de icbe dient te zijn.

(23)

In Richtlijn 2009/65/EG is een verplichting opgenomen om de criteria te specificeren voor het toetsen van de deugdelijkheid van de risicobeheerprocedure van een beheermaatschappij. Dergelijke criteria zijn voornamelijk gericht op het opstellen van een deugdelijk en gedocumenteerd risicobeheerbeleid dat door de beheermaatschappijen moet worden gevolgd. Dit beleid dient de beheermaatschappijen in staat te stellen om de risico’s van de ingenomen posities binnen de door hen beheerde portefeuilles en het aandeel van deze individuele risico’s in het totale risicoprofiel van de portefeuille in te schatten. De organisatie van het risicobeheerbeleid moet adequaat en evenredig zijn gezien de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de beheermaatschappij en van de icbe’s die zij beheert.

(24)

De periodieke toetsing, monitoring en evaluatie van het risicobeheerbeleid door beheermaatschappijen vormen eveneens een criterium om de deugdelijkheid van de risicobeheerprocedure te beoordelen. Dit criterium omvat tevens de evaluatie van de effectiviteit van de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden in de uitvoering van de risicobeheerprocedure te verhelpen.

(25)

Als een essentieel onderdeel van de criteria voor het beoordelen van de deugdelijkheid van de risicobeheerprocedures, moeten beheermaatschappijen evenredige en doeltreffende risicometingstechnieken vaststellen om te allen tijde de risico’s te kunnen meten waaraan de door hen beheerde icbe’s (mogelijk) zijn blootgesteld. Deze vereisten zijn gebaseerd op gemeenschappelijke praktijken die door de bevoegde overheden van de lidstaten zijn overeengekomen. De vereisten omvatten zowel kwantitatieve maatregelen voor kwantificeerbare risico’s als kwalitatieve methoden. Elektronische gegevensverwerkingssystemen en instrumenten die voor de berekening van kwantitatieve maatregelen worden gebruikt, moeten met elkaar of met de front-office en boekhoudtoepassingen zijn geïntegreerd. Risicometingstechnieken moeten een adequate risicometing in tijden van verhoogde marktturbulentie mogelijk maken en moeten worden geëvalueerd wanneer zulks noodzakelijk is in het belang van de deelnemers. Zij moeten tevens een adequate evaluatie van de concentratie van en wisselwerking tussen de relevante risico’s op het niveau van de portefeuille mogelijk maken.

(26)

Een functionerend risicobeheersysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de bij Richtlijn 2009/65/EG vastgestelde beleggingsbegrenzingen, zoals drempels voor het totale risico en de blootstelling aan tegenpartijrisico, door de beheermaatschappijen in acht worden genomen. Daarom dienen criteria voor het berekenen van het totale risico en het tegenpartijrisico te worden vastgelegd.

(27)

Bij het vastleggen van dergelijke criteria is het vereist dat in deze richtlijn wordt verduidelijkt op welke wijze het totale risico kan worden berekend, onder andere door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, de VaR-benadering (Valueat-Risk — risicowaarde) of andere geavanceerde methoden voor risicometing. Deze richtlijn moet eveneens de belangrijkste elementen vastleggen van de methode die de beheermaatschappij moet hanteren om het tegenpartijrisico te berekenen. Bij de toepassing van deze regels dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder deze methoden worden aangewend, inclusief de beginselen die moeten worden toegepast op de zekerheidsovereenkomsten waarmee wordt beoogd de blootstelling van icbe’s aan tegenpartijrisico alsook het gebruik van verrekenings- en risicodekkingsregelingen te beperken, zoals zij door de bevoegde autoriteiten die werkzaam zijn binnen het Comité van Europese effectenregelgevers werden ontwikkeld.

(28)

Volgens Richtlijn 2009/65/EG zijn beheermaatschappijen verplicht om een procedure voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van onderhandse (OTC-)derivaten te volgen. Deze richtlijn stelt derhalve nadere regels voor die procedure vast overeenkomstig Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (7). In het kader van goede praktijken moeten beheermaatschappijen deze vereisten toepassen op instrumenten die icbe’s blootstellen aan waarderingsrisico’s die gelijkwaardig zijn aan de waarderingsrisico’s die OTC-derivaten inhouden, zoals risico’s inzake illiquiditeit van de producten en/of de complexiteit van de afbetalingsstructuur. Beheermaatschappijen moeten bijgevolg regelingen en procedures aannemen die in overeenstemming zijn met de in artikel 44 genoemde vereisten voor de waardering van minder liquide of complexe effecten en geldmarktinstrumenten die het gebruik van modelmatige waarderingsmethoden vereisen.

(29)

Krachtens Richtlijn 2009/65/EG is een beheermaatschappij verplicht de relevante bevoegde autoriteiten in het bezit te stellen van informatie betreffende de soorten derivaten waarin een icbe heeft belegd, de onderliggende risico’s die zij met zich brengen, de toepasselijke kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methoden om de aan dergelijke transacties verbonden risico’s te ramen. De inhoud en de door de beheermaatschappij te volgen procedure wanneer zij zich van deze verplichting kwijt, dienen te worden gespecificeerd.

(30)

Bij het Comité van Europese effectenregelgevers, dat bij Besluit 2009/77/EG (8) door de Commissie is ingesteld, is technisch advies ingewonnen.

(31)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen stroken met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn legt voorschriften ter uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG vast:

(1)

ter specificering van de in artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder a), bedoelde procedures en regelingen alsook van de in artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder b), bedoelde structuren en organisatorische eisen ter beperking van belangenconflicten;

(2)

ter vaststelling van criteria om op een loyale en billijke wijze en met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding in het belang van de icbe te handelen en ter vaststelling van criteria om de soorten belangenconflicten te bepalen, ter specificering van de beginselen om ervoor te zorgen dat op doeltreffende wijze van de middelen wordt gebruikgemaakt, ter omschrijving van de stappen die moeten worden ondernomen om de in artikel 14, leden 1 en 2, bedoelde belangenconflicten vast te stellen, te voorkomen, te beheren en/of bekend te maken;

(3)

met betrekking tot de gegevens die krachtens artikel 23, lid 5, en artikel 33, lid 5, in de overeenkomsten tussen de bewaarder en de beheermaatschappij dienen te worden opgenomen, en

(4)

met betrekking tot de in artikel 51, lid 1, bedoelde risicobeheerprocedure, met name criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheermaatschappij toegepaste risicobeheerprocedure alsook het risicobeheerbeleid, de risicobeheerprocessen en de regelingen, processen en technieken voor risicometing en -beheer die met deze criteria verband houden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op beheermaatschappijen die de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde werkzaamheden van beheer van een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) uitoefenen.

Hoofdstuk V van deze richtlijn is eveneens van toepassing op bewaarders die hun taken overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV en hoofdstuk V, afdeling 3, van Richtlijn 2009/65/EG vervullen.

2.   De bepalingen van dit hoofdstuk, artikel 12 van hoofdstuk II en de hoofdstukken III, IV en VI zijn van overeenkomstige toepassing op beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen waaraan krachtens Richtlijn 2009/65/EG vergunning is verleend.

In deze gevallen dient „beheermaatschappij” als „beleggingsmaatschappij” te worden gelezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de volgende definities van toepassing, naast de definities die in Richtlijn 2009/65/EG zijn vastgelegd:

(1)

„cliënt”: iedere natuurlijke of rechtspersoon, dan wel enigerlei andere onderneming, met inbegrip van een icbe, waarvoor een beheermaatschappij een dienst van collectief beheer van beleggingsportefeuilles of diensten als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2009/65/EG verricht;

(2)

„deelnemer”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die één of meer rechten van deelneming in een icbe aanhoudt;

(3)

„relevante persoon”: (met betrekking tot een beheermaatschappij): een van de volgende personen:

a)

een directeur, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, dan wel een bestuurder van de beheermaatschappij;

b)

een werknemer van de beheermaatschappij, alsook enigerlei andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de beheermaatschappij en die betrokken is bij het verrichten door de beheermaatschappij van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;

c)

een natuurlijke persoon die uit hoofde van het delegeren van taken aan derden met het oog op het verrichten door de beheermaatschappij van collectief beheer van beleggingsportefeuilles rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beheermaatschappij;

(4)

„hoogste leiding”: de persoon of personen die overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG het bedrijf van de beheermaatschappij feitelijk leidt of leiden;

(5)

„raad van bestuur”: de raad van bestuur van de beheermaatschappij;

(6)

„toezichtfunctie”: de relevante personen of het orgaan of de organen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op haar hoogste leiding en voor de toetsing en periodieke evaluatie van de deugdelijkheid en effectiviteit van de risicobeheerprocedure en van de gedragsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG na te komen;

(7)

„tegenpartijrisico”: het risico op verliezen voor de icbe doordat de tegenpartij bij een transactie haar verplichtingen niet nakomt vóór de definitieve afwikkeling van de kasstroom van de transactie;

(8)

„liquiditeitsrisico”: het risico dat een positie in de icbe-portefeuille niet tegen beperkte kosten binnen een voldoende kort tijdsbestek kan worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten en dat het vermogen van de icbe om te allen tijde te voldoen aan artikel 84, lid 1, van Richtlijn 2009/65/EG in gevaar komt;

(9)

„marktrisico”: het risico op verliezen voor de icbe als gevolg van een schommeling in de marktwaarde van posities in de icbe-portefeuille welke toe te schrijven is aan veranderingen in marktvariabelen zoals rentetarieven, wisselkoersen, aandelenkoersen en grondstoffenprijzen of de kredietwaardigheid van een uitgevende instelling;

(10)

„operationeel risico”: het risico op verliezen voor de icbe als gevolg van inadequate interne processen en het falen door mensen en systemen van de beheermaatschappij of als gevolg van externe gebeurtenissen, met inbegrip van juridische en documentatierisico’s en risico’s als gevolg van verhandelings-, afwikkelings- en waarderingsprocedures die namens de icbe worden beheerd.

De term „raad van bestuur” zoals omschreven in punt 5 van de eerste alinea omvat niet het toezichthoudend orgaan in gevallen waarin beheermaatschappijen een tweeledige structuur bestaande uit een raad van bestuur en een toezichthoudend orgaan hebben.

HOOFDSTUK II

ADMINISTRATIEVE PROCEDURES EN CONTROLEPROCEDURE

(Artikel 12, lid 1, onder a), en artikel 14, lid 1, onder c), van Richtlijn 2009/65/EG)

AFDELING 1

Algemene beginselen

Artikel 4

Algemene vereisten inzake procedures en organisatie

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om:

a)

besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die op een duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden verdelen;

b)

ervoor te zorgen dat hun relevante personen op de hoogte zijn van de procedures die moeten worden gevolgd voor een goede uitoefening van hun verantwoordelijkheden;

c)

adequate interne controleprocedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de beheermaatschappij in acht worden genomen;

d)

op alle relevante niveaus van de beheermaatschappij een effectieve interne rapportage en communicatie van informatie op te zetten, te implementeren en in stand te houden, alsook effectieve informatiestromen met de betrokken derden;

e)

passende en overzichtelijke gegevens over hun bedrijf en interne organisatie bij te houden.

De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen rekening houden met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om afdoende systemen en procedures op te zetten, te implementeren en in stand te houden om de veiligheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen, rekening houdend met de aard van de informatie in kwestie.

3.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om een adequaat bedrijfscontinuïteitsbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden teneinde te waarborgen dat bij een onderbreking van hun systemen en procedures kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en hun diensten en activiteiten worden voortgezet, of, wanneer dat niet mogelijk is, dat deze gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en hun diensten en activiteiten zo spoedig mogelijk worden hervat.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen gedragsregels en procedures op het gebied van de financiële verslaggeving vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die hen in staat stellen de bevoegde autoriteit op haar verzoek zo spoedig mogelijk in het bezit te stellen van financiële verslagen die een getrouw beeld geven van hun financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor de financiële verslaggeving voldoen.

5.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om toezicht te houden op en op gezette tijden over te gaan tot een evaluatie van de deugdelijkheid en effectiviteit van de door hen overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 opgezette systemen, interne controleprocedures en regelingen en om passende maatregelen te nemen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

Artikel 5

Middelen

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen medewerkers in dienst te hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen de nodige middelen en deskundigheid behouden om een doeltreffend toezicht uit te oefenen op de op basis van een overeenkomst met de beheermaatschappij door derden uitgevoerde activiteiten, in het bijzonder wat betreft het beheer van het aan dergelijke overeenkomsten verbonden risico.

3.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat relevante personen die meerdere functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet een van deze functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen voor de in leden 1, 2 en 3 genoemde doeleinden rekening houden met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.

AFDELING 2

administratieve en boekhoudkundige organisatie

Artikel 6

Behandeling van klachten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen effectieve en transparante procedures voor een redelijke en snelle behandeling van klachten van beleggers vast te stellen, te implementeren en in stand te houden.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat gegevens worden bijgehouden over elke klacht en over de maatregelen die zijn genomen om deze te regelen.

3.   Beleggers kunnen kosteloos klachten indienen. De informatie betreffende de in lid 1 bedoelde procedures wordt kosteloos ter beschikking gesteld van de beleggers.

Artikel 7

Elektronische gegevensverwerking

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen passende regelingen te treffen voor geschikte elektronische systemen om ervoor te zorgen dat elke portefeuilletransactie of inschrijvings- of terugbetalingsorder tijdig en naar behoren wordt geregistreerd om aan de vereisten van de artikelen 14 en 15 te kunnen voldoen.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om waar nodig, voor een hoge mate van beveiliging tijdens de elektronische gegevensverwerking te zorgen en om de integriteit en de vertrouwelijkheid van de bijgehouden gegevens te waarborgen.

Artikel 8

Boekhoudkundige organisatie

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat de in artikel 4, lid 4, bedoelde gedragsregels en procedures op het gebied van de financiële verslaggeving worden toegepast teneinde de deelnemers te beschermen.

De boekhouding van een icbe wordt zodanig gevoerd dat alle activa en passiva van de icbe te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd.

Indien een icbe verschillende beleggingscompartimenten heeft, worden afzonderlijke boekhoudingen voor deze beleggingscompartimenten gevoerd.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen gedragsregels en procedures op het gebied van de financiële verslaggeving vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die met de financiële verslagleggingsregels van de lidstaten van herkomst van de icbe’s in overeenstemming zijn, om ervoor te zorgen dat de intrinsieke waarde van elke icbe nauwkeurig kan worden berekend op basis van de boekhouding en dat inschrijvings- of terugbetalingsorders naar behoren tegen die intrinsieke waarde kunnen worden uitgevoerd.

3.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen passende procedures vast te stellen om een correcte en accurate waardering van de activa en passiva van de icbe’s te waarborgen, in overeenstemming met de toepasselijke regels als bedoeld in artikel 85 van Richtlijn 2009/65/EG.

AFDELING 3

Interne controleprocedures

Artikel 9

Controle door de hoogste leiding en de toezichtfunctie

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen bij de interne verdeling van de functies ervoor te zorgen dat de hoogste leiding en in voorkomend geval de toezichtfunctie verantwoordelijk zijn voor het garanderen dat de beheermaatschappij haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG nakomt.

2.   De beheermaatschappij zorgt ervoor dat haar hoogste leiding:

a)

verantwoordelijk is voor de uitvoering van het algemene beleggingsbeleid voor elke door haar beheerde icbe als omschreven in het prospectus, het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij, al naargelang het geval;

b)

toezicht houdt op de goedkeuring van beleggingsstrategieën voor elke door haar beheerde icbe;

c)

erop toeziet dat de beheermaatschappij een permanente en effectieve compliancefunctie als bedoeld in artikel 10 heeft, ook al wordt deze functie door een derde uitgeoefend;

d)

ervoor zorgt en er zich periodiek van vergewist dat het algemene beleggingsbeleid, de beleggingsstrategieën en de risicolimieten voor elke door haar beheerde icbe op behoorlijke en doeltreffende wijze worden uitgevoerd en in acht genomen, ook al wordt de risicobeheerfunctie door derden uitgeoefend;

e)

periodiek de deugdelijkheid van de interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen voor elke door haar beheerde icbe goedkeurt en evalueert, om ervoor te zorgen dat deze beslissingen met de goedgekeurde beleggingsstrategieën verenigbaar zijn;

f)

periodiek het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken voor de uitvoering van dat in artikel 38 bedoelde beleid goedkeurt en evalueert, met inbegrip van het risicolimietensysteem voor elke door haar beheerde icbe.

3.   De beheermaatschappij zorgt er tevens voor dat haar hoogste leiding en in voorkomend geval de toezichtfunctie:

a)

overgaat tot een toetsing en periodieke evaluatie van de effectiviteit van de gedragsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG na te komen;

b)

passende maatregelen neemt om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat hun hoogste leiding frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke rapporten over compliance, interne controle en risicobeheer ontvangt, waarin met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in geval van onvolkomenheden.

5.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat hun hoogste leiding op gezette tijden rapporten ontvangt over de uitvoering van beleggingsstrategieën en interne procedures voor het nemen van de in lid 2, onder b) tot en met e), bedoelde beleggingsbeslissingen.

6.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat de toezichtfunctie, mocht die er zijn, op gezette tijden schriftelijke rapporten over de in lid 4 bedoelde aangelegenheden ontvangt.

Artikel 10

Permanente compliancefunctie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen adequate gedragsregels en afdoende procedures vaststellen, implementeren en in stand houden waarmee elk risico kan worden opgespoord dat de beheermaatschappij niet aan haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG voldoet, alsmede de daaraan verbonden risico’s, en dat zij in passende maatregelen en procedures voorzien die dergelijke risico’s tot een minimum beperken en de bevoegde autoriteiten in staat stellen de hun bij die richtlijn verleende bevoegdheden effectief uit te oefenen.

De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen rekening houden met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen een permanente en effectieve compliancefunctie in te stellen en in stand te houden die onafhankelijk is en de volgende verantwoordelijkheden heeft:

a)

toezicht houden op en op gezette tijden evalueren van de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig lid 1 ingevoerde maatregelen, gedragsregels en procedures, alsook de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen door de beheermaatschappij van haar verplichtingen te verhelpen;

b)

de relevante personen die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van diensten en activiteiten, adviseren en bijstaan om de krachtens Richtlijn 2009/65/EG op de beheermaatschappij rustende verplichtingen na te komen.

3.   Om de in lid 2 bedoelde compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgen beheermaatschappijen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de compliancefunctie moet over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle dienstige informatie beschikken;

b)

er moet een compliance officer worden aangesteld die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie en voor de frequente en ten minste jaarlijkse rapportage aan de hoogste leiding over compliance, waarin met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in geval van onvolkomenheden;

c)

de relevante personen die betrokken zijn bij de compliancefunctie, mogen niet betrokken zijn bij de verrichting van diensten of activiteiten waarop zij toezien;

d)

de wijze waarop de beloning wordt vastgesteld van de relevante personen die bij de compliancefunctie zijn betrokken, mag en kan hun objectiviteit niet in gevaar brengen.

Een beheermaatschappij hoeft evenwel niet aan de in de eerste alinea, onder c) en d), gestelde eisen te voldoen indien zij kan aantonen dat deze gezien de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf en de aard en het gamma van haar diensten en activiteiten, niet evenredig zijn en dat de effectiviteit van haar compliancefunctie gegarandeerd blijft.

Artikel 11

Permanente internecontrolefunctie

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen indien zulks passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die in het kader van dit bedrijf worden verricht, een internecontrolefunctie in te stellen en in stand te houden die los staat en onafhankelijk is van de andere functies en activiteiten van de beheermaatschappij.

2.   De in lid 1 bedoelde internecontrolefunctie heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a)

vaststellen, implementeren en in stand houden van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, interne controleprocedures en regelingen van de beheermaatschappij te onderzoeken en te beoordelen;

b)

doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van de overeenkomstig punt a) uitgevoerde werkzaamheden;

c)

nagaan of aan de onder b) bedoelde aanbevelingen gevolg wordt gegeven;

d)

rapporteren over internecontroleaangelegenheden overeenkomstig artikel 9, lid 4.

Artikel 12

Permanente risicobeheerfunctie

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om een permanente risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden.

2.   De in lid 1 bedoelde permanente risicobeheerfunctie is hiërarchisch en functioneel onafhankelijk van operationele diensten.

De lidstaten kunnen beheermaatschappijen evenwel toestaan van die verplichting af te wijken wanneer de afwijking passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en dat van de icbe’s die ze beheren.

Een beheermaatschappij kan aantonen dat in passende garanties tegen belangenconflicten is voorzien om een onafhankelijke uitvoering van risicobeheeractiviteiten mogelijk te maken en dat haar risicobeheerprocedure aan de vereisten van artikel 51 van Richtlijn 2009/65/EG voldoet.

3.   De permanente risicobeheerfunctie:

a)

voert het risicobeheerbeleid en de risicobeheerprocedures uit;

b)

waarborgt dat aan het risicolimietensysteem van de icbe’s wordt voldaan, met inbegrip van de wettelijke limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico als bedoeld in de artikelen 41, 42 en 43;

c)

verstrekt advies aan de raad van bestuur betreffende de identificatie van het risicoprofiel van elke door haar beheerde icbe;

d)

brengt op gezette tijden verslag uit aan de raad van bestuur en, wanneer zij bestaat, aan de toezichtfunctie, over:

i)

de consistentie tussen de actuele omvang van het risico dat elke door haar beheerde icbe loopt, en het risicoprofiel dat voor die icbe is overeengekomen;

ii)

de nakoming van de relevante risicolimietensystemen door elke door haar beheerde icbe;

iii)

de deugdelijkheid en effectiviteit van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;

e)

brengt op gezette tijden verslag uit aan de hoogste leiding over de actuele omvang van het risico dat elke door haar beheerde icbe loopt en enigerlei feitelijke of voorzienbare inbreuken op hun limieten, om ervoor te zorgen dat onmiddellijke en passende actie kan worden ondernomen;

f)

onderzoekt en ondersteunt in voorkomend geval de in artikel 44 bedoelde regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten.

4.   De permanente risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en toegang tot alle dienstige informatie om de in lid 3 beschreven taken te kunnen vervullen.

Artikel 13

Persoonlijke transacties

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen adequate regelingen vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die voorkomen dat ingeval een relevante persoon betrokken is bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of als gevolg van een activiteit die hij of zij in naam van de beheermaatschappij uitoefent, toegang heeft tot voorwetenschap in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2003/6/EG of tot andere vertrouwelijke informatie over icbe’s of transacties met of voor icbe’s, de volgende activiteiten worden verricht:

a)

aangaan van een persoonlijke transactie die aan ten minste een van de volgende criteria voldoet:

i)

deze persoonlijke transactie in de zin van Richtlijn 2003/6/EG mag door de betrokken persoon niet worden aangegaan;

ii)

ze gaat gepaard met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie;

iii)

ze is in strijd of kan in strijd zijn met een krachtens Richtlijn 2009/65/EG of Richtlijn 2004/39/EG op de beheermaatschappij rustende verplichting;

b)

advisering of aansporing, in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract, van een andere persoon om een transactie in financiële instrumenten aan te gaan die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, onder punt a) van dit lid, of onder artikel 25, lid 2, onder a) of b), van Richtlijn 2006/73/EG zou vallen, of als misbruik van informatie betreffende lopende orders zou worden aangemerkt;

c)

bekendmaking in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract en onverminderd artikel 3, onder a), van Richtlijn 2003/6/EG, van informatie of advies aan een andere persoon indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat de andere persoon daardoor een van de volgende stappen zet of zou kunnen zetten:

i)

aangaan van een transactie in financiële instrumenten die, indien dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zou zijn, onder punt a) van dit lid, of onder artikel 25, lid 2, onder a) of b), van Richtlijn 2006/73/EG zou vallen, of als misbruik van informatie betreffende lopende orders zou worden aangemerkt;

ii)

adviseren of aansporen van een andere persoon om een dergelijke transactie aan te gaan.

2.   De in het kader van lid 1 vereiste regelingen moeten met name ervoor zorgen dat:

a)

elke onder lid 1 vallende relevante persoon zich bewust is van de beperkingen op persoonlijke transacties en van de maatregelen die de beheermaatschappij overeenkomstig lid 1 heeft vastgesteld ten aanzien van persoonlijke transacties en bekendmaking;

b)

de beheermaatschappij onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie die door een relevante persoon wordt aangegaan, hetzij door melding van een dergelijke transactie, hetzij volgens andere procedures die de beheermaatschappij in staat stellen dergelijke transacties te onderkennen;

c)

gegevens over de aan de beheermaatschappij gemelde of door haar onderkende persoonlijke transacties worden bijgehouden waarin in voorkomend geval ook wordt gemeld of de desbetreffende transactie goedgekeurd of verboden is.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), moet de beheermaatschappij, wanneer bepaalde activiteiten door derden worden verricht, ervoor zorgen dat de entiteit die de activiteit verricht, gegevens bijhoudt over persoonlijke transacties die door een relevante persoon worden aangegaan, en deze informatie desgevraagd onmiddellijk aan de beheermaatschappij verstrekt.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de volgende soorten van persoonlijke transacties:

a)

persoonlijke transacties verricht in het kader van vermogensbeheer waarbij de portefeuille op discretionaire basis wordt beheerd en waarbij over de transactie geen voorafgaande communicatie heeft plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of de andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;

b)

persoonlijke transacties in icbe’s of rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die onder toezicht staan in het kader van de wetgeving van een lidstaat die een gelijkwaardige risicospreiding in hun activa voorschrijft, waarbij de relevante persoon en enigerlei andere persoon voor wiens rekening de transacties worden verricht, niet bij de leiding van de instelling in kwestie betrokken zijn.

4.   Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel heeft „persoonlijke transactie” dezelfde betekenis als in artikel 11 van Richtlijn 2006/73/EG.

Artikel 14

Het bijhouden van gegevens betreffende portefeuilletransacties

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat voor elke portefeuilletransactie met betrekking tot icbe’s onverwijld gegevens worden geproduceerd die volstaan om de bijzonderheden van de order en de uitgevoerde transactie te kunnen reconstrueren.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens omvatten met name:

a)

de naam of een andere omschrijving van de icbe en van de persoon die voor rekening van de icbe handelt;

b)

de bijzonderheden die nodig zijn om het betrokken instrument te identificeren;

c)

de hoeveelheid;

d)

de soort order of transactie;

e)

de prijs;

f)

voor orders, de datum en het exacte tijdstip waarop de order is doorgegeven, en de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven, of voor transacties, de datum en het exacte tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen en de transactie is uitgevoerd;

g)

de naam van de persoon die de order doorgeeft of de transactie uitvoert;

h)

in voorkomend geval, de redenen voor de intrekking van een order;

i)

voor uitgevoerde transacties, de tegenpartij en de identificatie van de plaats van uitvoering.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder i), wordt onder „plaats van uitvoering” verstaan: een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG, een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 15), van genoemde richtlijn, een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 7), van genoemde richtlijn, of een marketmaker of andere liquiditeitsverschaffer, dan wel een entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van voornoemde partijen.

Artikel 15

Bijhouden van gegevens over inschrijvings- en terugbetalingsorders

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen alle redelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de gegevens over ontvangen inschrijvings- en terugbetalingsorders voor de icbe onmiddellijk na ontvangst van een dergelijk order worden gecentraliseerd en bijgehouden.

2.   Die gegevens omvatten informatie over de volgende aspecten:

a)

de betrokken icbe;

b)

de persoon die de order heeft gegeven of overgedragen;

c)

de persoon die de order heeft ontvangen;

d)

de datum en het tijdstip van de order;

e)

de betalingsvoorwaarden en betalingsmiddelen;

f)

de soort order;

g)

de datum van uitvoering van de order;

h)

het aantal rechten van deelneming waarop wordt ingeschreven of dat wordt terugbetaald;

i)

de inschrijvings- of terugbetalingsprijs voor elk recht van deelneming;

j)

de totale inschrijvings- of terugbetalingswaarde van de rechten van deelneming;

k)

de brutowaarde van de order inclusief inschrijvingskosten of het nettobedrag na aftrek van terugbetalingskosten.

Artikel 16

Vereisten inzake het bijhouden van gegevens

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat de in de artikelen 14 en 15 bedoelde gegevens gedurende een periode van ten minste vijf jaar worden bewaard.

De bevoegde autoriteiten mogen evenwel in uitzonderingsgevallen beheermaatschappijen verplichten sommige of alle gegevens zoveel langer te bewaren als in het licht van de aard van het instrument of de portefeuilletransactie gerechtvaardigd is, indien zulks noodzakelijk is om de autoriteit in staat te stellen haar toezichthoudende taken uit hoofde van Richtlijn 2009/65/EG uit te oefenen.

2.   Na de intrekking van de vergunning van een beheermaatschappij mogen de lidstaten of bevoegde autoriteiten de beheermaatschappij verplichten de in lid 1 bedoelde gegevens gedurende het resterende gedeelte van de termijn van vijf jaar te bewaren.

Indien de beheermaatschappij haar verantwoordelijkheden met betrekking tot de icbe’s aan een andere beheermaatschappij overdraagt, mogen de lidstaten of bevoegde autoriteiten eisen dat regelingen worden getroffen opdat zulke gegevens betreffende de afgelopen vijf jaar voor deze maatschappij toegankelijk zijn.

3.   De gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie zo kan worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de bevoegde autoriteit moet vlot toegang kunnen krijgen tot de gegevens en elk belangrijk stadium van de verwerking van elke portefeuilletransactie kunnen reconstrueren;

b)

alle correcties of andere wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat dergelijke correcties of andere wijzigingen zijn aangebracht, moeten gemakkelijk kunnen worden achterhaald;

c)

de gegevens mogen niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

HOOFDSTUK III

BELANGENCONFLICTEN

(Artikel 12, lid 1, onder b), en artikel 14, lid 1, onder d), en lid 2, onder c), van Richtlijn 2009/65/EG)

Artikel 17

Criteria ter bepaling van belangenconflicten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen ter bepaling van de soorten belangenconflicten die zich bij het verrichten van diensten en activiteiten voordoen en de belangen van een icbe kunnen schaden, ten minste rekening houden met de vraag of op de beheermaatschappij of een relevante persoon, dan wel op een persoon die direct of indirect door een zeggenschapsband met de beheermaatschappij verbonden is, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of deze voortvloeit uit de verrichting van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, dan wel een andere oorzaak heeft:

a)

de beheermaatschappij of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de icbe;

b)

de beheermaatschappij of deze persoon heeft een belang bij het resultaat van een ten behoeve van de icbe of een andere cliënt verrichte dienst of activiteit of een namens de icbe of een andere cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de icbe bij dit resultaat;

c)

de beheermaatschappij of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de icbe;

d)

de beheermaatschappij of deze persoon oefent dezelfde activiteiten uit voor de icbe en voor een andere cliënt of cliënten die geen icbe zijn;

e)

de beheermaatschappij of deze persoon ontvangt van een andere persoon dan de icbe voor ten behoeve van de icbe verrichte werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles een inducement in de vorm van gelden, goederen of diensten dat verschilt van de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst, of zal een dergelijke inducement ontvangen.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen, wanneer zij de soorten van belangenconflicten bepalen, rekening te houden met:

a)

de belangen van de beheermaatschappij, inclusief de belangen die voortvloeien uit het feit dat ze deel uitmaakt van een groep of uit het verrichten van diensten en activiteiten, de belangen van de cliënten en de plicht van de beheermaatschappij jegens de icbe;

b)

de belangen van twee of meer door haar beheerde icbe’s.

Artikel 18

Beleid inzake belangenconflicten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen een effectief beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden. Dat beleid is in schriftelijke vorm vastgelegd en is evenredig aan de omvang en organisatie van de beheermaatschappij en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf.

Wanneer de beheermaatschappij tot een groep behoort, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de maatschappij weet of zou moeten weten dat ze een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.

2.   Het overeenkomstig lid 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten omvat de volgende aspecten:

a)

onder verwijzing naar de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die door of in naam van de beheermaatschappij worden verricht, de omschrijving van de omstandigheden die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van de icbe of van een of meer andere cliënten worden geschaad;

b)

de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van dergelijke conflicten.

Artikel 19

Onafhankelijkheid bij conflictbeheer

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 18, lid 2, onder b), bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij sprake is van een belangenconflict, deze activiteiten verrichten in een mate van onafhankelijkheid die evenredig is aan de omvang en activiteiten van de beheermaatschappij en de groep waartoe zij behoort, en aan de grootte van het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad.

2.   De overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder b), te volgen procedures en te nemen maatregelen omvatten voor zover deze voor de beheermaatschappij nodig en passend zijn om de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid te garanderen:

a)

effectieve procedures ter voorkoming of ter controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden;

b)

apart toezicht op relevante personen wier hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles in naam van, of het verlenen van diensten aan cliënten of beleggers wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn, of die anderszins verschillende belangen (met inbegrip van die van de beheermaatschappij) hebben die met elkaar in strijd kunnen zijn;

c)

de uitschakeling van elk direct verband tussen enerzijds de beloning van relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de ene activiteit en anderzijds de beloning van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, wanneer met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;

d)

maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verricht;

e)

maatregelen ter voorkoming of ter controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij aparte werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles wanneer een dergelijke betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten.

Indien bij vaststelling of toepassing van een of meer van deze maatregelen en procedures niet de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid gegarandeerd is, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen om alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures vast te stellen die daartoe nodig en passend zijn.

Artikel 20

Beheer van activiteiten die schadelijke belangenconflicten doen ontstaan

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen gegevens bij te houden en regelmatig te actualiseren die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de beheermaatschappij verrichte werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles waarbij een belangenconflict is ontstaan of — in het geval van een nog lopende werkzaamheid in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles — kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer icbe’s of andere cliënten worden geschaad.

2.   De lidstaten schrijven voor dat de hoogste leiding of een ander bevoegd intern orgaan er onmiddellijk van in kennis wordt gesteld wanneer de door de beheermaatschappij getroffen organisatorische en administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten niet volstaan om met redelijke zekerheid te garanderen dat risico’s dat de belangen van de icbe of de deelnemers ervan worden geschaad, zullen worden vermeden, zodat zij alle nodige beslissingen kunnen nemen om te waarborgen dat de beheermaatschappij in ieder geval in het belang van de icbe en de deelnemers ervan handelt.

3.   De beheermaatschappij meldt de in lid 2 bedoelde situaties op een passende duurzame drager aan de beleggers met opgave van de beweegredenen van de beslissing die zij ter zake heeft genomen.

Artikel 21

Strategieën voor de uitoefening van stemrechten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen adequate en effectieve strategieën te ontwikkelen om te bepalen wanneer en op welke wijze stemrechten die aan instrumenten in de beheerde portefeuilles verbonden zijn in het uitsluitende voordeel van de betrokken icbe moeten worden uitgeoefend.

2.   De in lid 1 bedoelde strategie omvat maatregelen en procedures voor:

a)

het monitoren van relevante gebeurtenissen binnen de onderneming;

b)

het garanderen dat de uitoefening van stemrechten in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de betrokken icbe plaatsvindt;

c)

het voorkomen of beheren van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van stemrechten voortvloeien.

3.   Een beknopte beschrijving van de in lid 1 bedoelde strategieën wordt ter beschikking van de beleggers gesteld.

Bijzonderheden over de acties die op grond van die strategieën werden ondernomen, worden kosteloos en op hun verzoek aan de deelnemers verstrekt.

HOOFDSTUK IV

GEDRAGSREGELS

(Artikel 14, lid 1, onder a) en b), en artikel 14, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2009/65/EG)

AFDELING 1

Algemene beginselen

Artikel 22

Plicht om zich in te zetten voor de belangen van icbe’s en de deelnemers ervan

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat deelnemers van door hen beheerde icbe’s op billijke wijze worden behandeld.

De beheermaatschappijen plaatsen de belangen van een groep van deelnemers niet boven de belangen van een andere groep van deelnemers.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen passende gedragsregels en procedures toe te passen ter voorkoming van wanpraktijken waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat ze de stabiliteit en de integriteit van de markt ongunstig beïnvloeden.

3.   Onverminderd de vereisten uit hoofde van nationale wetgeving, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat voor de icbe’s die zij beheren billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen worden aangewend met het oog op de nakoming van de plicht om zich in te zetten voor de belangen van de deelnemers. Beheermaatschappijen moeten kunnen aantonen dat de icbe-portefeuilles correct werden gewaardeerd.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen op zodanige wijze op te treden dat wordt vermeden dat aan de icbe en de deelnemers ervan onnodige kosten worden aangerekend.

Artikel 23

Zorgvuldigheidsvereisten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen in het belang van de icbe’s en de integriteit van de markt een hoge mate van zorgvuldigheid te betrachten bij het selecteren en continu monitoren van beleggingen.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat zij voldoende kennis en begrip van de activa hebben waarin de icbe’s hebben belegd.

3.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen schriftelijke gedragsregels en procedures inzake zorgvuldigheid vast te stellen en effectieve regelingen te implementeren om te garanderen dat beleggingsbeslissingen namens de icbe overeenkomstig de doelstellingen, beleggingsstrategie en risicolimieten van de icbe worden uitgevoerd.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen bij het implementeren van hun risicobeheerbeleid en waar zulks passend is, in het licht van de aard van een geplande belegging, prognoses te formuleren en analyses te verrichten betreffende de bijdrage van de belegging tot de samenstelling van de icbe-portefeuille, de liquiditeit en het risico-opbrengstprofiel voordat zij tot de belegging overgaan. De analyses mogen enkel op grond van betrouwbare en actuele informatie worden verricht, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht.

Beheermaatschappijen leggen de nodige bekwaamheid, zorgzaamheid en zorgvuldigheid aan de dag bij het aangaan, beheren of beëindigen van overeenkomsten met derden voor de uitoefening van risicobeheeractiviteiten. Voordat beheermaatschappijen zulke overeenkomsten aangaan, nemen zij de nodige maatregelen om na te gaan of de betrokken derde de bekwaamheid en capaciteit bezit om de risicobeheeractiviteiten op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beheermaatschappij stelt methoden vast voor de doorlopende beoordeling van het prestatieniveau van de betrokken derde.

AFDELING 2

Verwerking van inschrijvings- en terugbetalingsorders

Artikel 24

Rapportageplicht met betrekking tot de uitvoering van inschrijvings- en terugbetalingsorders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer beheermaatschappijen een inschrijvings- of terugbetalingsorder van een deelnemer hebben uitgevoerd, zij de deelnemer op een duurzame drager moeten kennisgeven van de uitvoering van de order, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, wanneer de beheermaatschappij een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.

De eerste alinea is echter niet van toepassing wanneer de kennisgeving van de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de deelnemer wordt toegezonden.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat, in voorkomend geval, de volgende informatie:

a)

de identificatie van de beheermaatschappij;

b)

de naam of een andere omschrijving van de deelnemer;

c)

de datum en het tijdstip van de order en de wijze van betaling;

d)

de datum van uitvoering;

e)

de identificatie van de icbe;

f)

de aard van de order (inschrijving of terugbetaling);

g)

het aantal betrokken rechten van deelneming;

h)

de eenheidsprijs waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;

i)

de referentievalutadatum;

j)

de brutowaarde van de order inclusief inschrijvingskosten of het nettobedrag na aftrek van terugbetalingskosten;

k)

een totaalbedrag aan provisies en uitgaven die in rekening zijn gebracht, en, indien de belegger daarom verzoekt, een specificatie daarvan.

3.   Bij orders die periodiek voor een deelnemer worden uitgevoerd, ondernemen de beheermaatschappijen de in lid 1 beschreven actie of verstrekken zij deze deelnemer ten minste om de zes maanden de in lid 2 genoemde informatie over de transacties in kwestie.

4.   De beheermaatschappijen verstrekken de deelnemer desgevraagd informatie over de status van diens order.

AFDELING 3

Optimale uitvoering

Artikel 25

Uitvoering van beslissingen om namens de beheerde icbe’s te handelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen zich inzetten voor de belangen van de door hen beheerde icbe’s wanneer zij beslissingen uitvoeren om namens hen te handelen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.

2.   Voor de toepassing van lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat beheermaatschappijen alle redelijke maatregelen nemen om het best mogelijke resultaat voor hun icbe’s te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van de order en alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria:

a)

de doelstellingen, beleggingsstrategie en risico’s eigen aan de icbe’s, zoals ze worden aangegeven in het prospectus, het fondsreglement of de statuten van de icbe’s, al naargelang het geval;

b)

de kenmerken van de order;

c)

de kenmerken van de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van deze order;

d)

de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar deze order kan worden geplaatst.

3.   De lidstaten schrijven voor dat beheermaatschappijen doeltreffende regelingen moeten vaststellen en implementeren om aan de in lid 2 bedoelde verplichting te voldoen. Beheermaatschappijen stellen met name een beleid vast dat hen overeenkomstig lid 2 in staat stelt om het best mogelijke resultaat voor de orders van icbe’s te behalen, en implementeren dit beleid.

Beheermaatschappijen moeten vooraf de instemming van de beleggingsonderneming met hun orderuitvoeringsbeleid verkrijgen. De beheermaatschappij verstrekt de deelnemers voldoende informatie over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over wezenlijke veranderingen ervan.

4.   Beheermaatschappijen houden periodiek toezicht op de effectiviteit van hun regelingen en beleid voor de uitvoering van orders teneinde eventuele tekortkomingen op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen.

Voorts onderwerpen beheermaatschappijen het uitvoeringsbeleid jaarlijks aan een evaluatie. Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als zich een wezenlijke verandering voordoet in het vermogen van de beheermaatschappij om steeds het best mogelijke resultaat voor de door haar beheerde icbe’s te behalen.

5.   Beheermaatschappijen kunnen aantonen dat de orders die zij namens de icbe’s hebben uitgevoerd, in overeenstemming zijn met hun uitvoeringsbeleid.

Artikel 26

Plaatsing van orders om namens icbe’s te handelen bij andere entiteiten ter uitvoering ervan

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om zich voor de belangen van de door hen beheerde icbe’s in te zetten wanneer zij bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen om namens de beheerde icbe’s te handelen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen alle redelijke maatregelen nemen om het best mogelijke resultaat voor hun icbe’s te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard en alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van artikel 25, lid 2.

Beheermaatschappijen stellen daartoe een beleid vast dat hen in staat stelt aan de verplichting van de eerste alinea te voldoen, en implementeren dit beleid. In het beleid worden voor alle categorieën van instrumenten de entiteiten genoemd waarbij de orders kunnen worden geplaatst. De beheermaatschappij gaat enkel uitvoeringsovereenkomsten aan indien dergelijke overeenkomsten in overeenstemming zijn met de in dit artikel vastgelegde verplichtingen. Beheermaatschappijen verstrekken de deelnemers voldoende informatie over het overeenkomstig dit lid vastgestelde beleid en over wezenlijke veranderingen ervan.

3.   Beheermaatschappijen houden periodiek toezicht op de effectiviteit van het overeenkomstig lid 2 vastgestelde beleid en met name op de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid genoemde entiteiten en verhelpen in voorkomend geval eventuele tekortkomingen.

Voorts onderwerpen beheermaatschappijen het beleid jaarlijks aan een evaluatie. Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als zich een wezenlijke verandering voordoet in de mogelijkheden van de beheermaatschappij om steeds het best mogelijke resultaat voor de door haar beheerde icbe’s te behalen.

4.   Beheermaatschappijen kunnen aantonen dat de orders die zij namens de icbe’s hebben geplaatst, in overeenstemming zijn met het conform lid 2 vastgestelde beleid.

AFDELING 4

Verwerking van orders

Artikel 27

Algemene beginselen

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen procedures en regelingen vast te stellen en te implementeren die een onmiddellijke, billijke en vlotte uitvoering van portefeuilletransacties namens de icbe’s garanderen.

De door de beheermaatschappijen geïmplementeerde procedures en regelingen voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zorgen ervoor dat orders die in naam van icbe’s worden uitgevoerd, onmiddellijk en op correcte wijze worden geregistreerd en toegewezen;

b)

zij zorgen ervoor dat overigens vergelijkbare orders van icbe’s in volgorde van ontvangst en onmiddellijk worden uitgevoerd tenzij de aard van de order of de heersende marktomstandigheden dit onmogelijk maken of in het belang van de icbe anders moet worden gehandeld.

Financiële instrumenten of geldsommen die bij de afwikkeling van de uitgevoerde orders worden ontvangen, worden onmiddellijk en op correcte wijze op de rekening van de juiste icbe bijgeschreven.

2.   Een beheermaatschappij maakt geen misbruik van informatie over lopende orders van icbe’s en neemt alle redelijke maatregelen om misbruik van dergelijke informatie door haar relevante personen te voorkomen.

Artikel 28

Samenvoeging en toewijzing van handelsorders

1.   De lidstaten staan beheermaatschappijen niet toe een order van een icbe samen met een order van een andere icbe of een andere cliënt of met een order voor eigen rekening uit te voeren, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het moet onwaarschijnlijk zijn dat de samenvoeging van de orders al met al nadelig uitpakt voor een icbe of cliënten van wie een order wordt samengevoegd;

b)

er moet een ordertoewijzingsbeleid worden vastgesteld en geïmplementeerd dat voldoende nauwkeurig voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en dat onder meer aangeeft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een beheermaatschappij een order van een icbe samenvoegt met een of meer orders van andere icbe’s of cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, zij de desbetreffende handelstransacties toewijst overeenkomstig haar ordertoewijzingsbeleid ter zake.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen die transacties voor eigen rekening hebben samengevoegd met een of meer orders van icbe’s of andere cliënten, de desbetreffende handelstransacties niet toewijzen op een voor de icbe of andere cliënt nadelige wijze.

4.   De lidstaten schrijven voor dat wanneer een beheermaatschappij een order van een icbe of andere cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, zij de icbe of andere cliënt bij de toewijzing van de desbetreffende handelstransacties voorrang moet geven op transacties voor eigen rekening.

Als de beheermaatschappij evenwel aannemelijk kan maken ten aanzien van de icbe of haar andere cliënt dat zij de order niet op dezelfde gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als deze niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar in lid 1, onder b) bedoelde beleid.

AFDELING 5

Inducements

Artikel 29

Bescherming van de belangen van de icbe’s

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen niet worden geacht zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de icbe’s indien zij voor de verrichting van activiteiten in verband met het beheer van beleggingen en administratie ten behoeve van een icbe een vergoeding of provisie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijk voordeel verschaffen of aannemen, tenzij het gaat om:

a)

een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door de icbe of een persoon die handelt namens de icbe;

b)

een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door een derde of een persoon die namens een derde handelt, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

vóór de verrichting van de desbetreffende dienst moet de icbe op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling worden gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag van de vergoeding, de provisie of het voordeel of, wanneer het bedrag niet kan worden achterhaald, van de wijze van berekening van dit bedrag;

ii)

de betaling of verschaffing van de vergoeding, de provisie of het niet-geldelijke voordeel moet de kwaliteit van de desbetreffende dienst ten behoeve van de cliënt ten goede komen en mag geen afbreuk doen aan de plicht van de beheermaatschappij om zich in te zetten voor de belangen van de icbe;

c)

passende vergoedingen die de verrichting van de desbetreffende dienst mogelijk maken of daarvoor noodzakelijk zijn, met inbegrip van bewaarloon, afwikkelings- en beursvergoedingen en wettelijke heffingen of juridische kosten, en die van nature niet kunnen botsen met de plicht van de beheermaatschappij om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de icbe.

2.   De lidstaten staan een beheermaatschappij toe om voor de toepassing van lid 1, onder b), i), in samengevatte vorm mededeling te doen van de essentiële voorwaarden van de regelingen voor vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, mits de beheermaatschappij zich ertoe verplicht de deelnemer desgevraagd nadere bijzonderheden te verstrekken, en deze verplichting ook nakomt.

HOOFDSTUK V

DETAILS VAN DE STANDAARDOVEREENKOMST TUSSEN EEN BEWAARDER EN EEN BEHEERMAATSCHAPPIJ

(Artikel 23, lid 5, en Artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG)

Artikel 30

Elementen betreffende de door de partijen bij de overeenkomst te volgen procedures

De lidstaten verplichten de bewaarder en de beheermaatschappij, die in dit hoofdstuk als „partijen bij de overeenkomst” worden aangeduid, in de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde schriftelijke overeenkomst ten minste de volgende gegevens betreffende de door de partijen bij de overeenkomst te verrichten diensten en te volgen procedures op te nemen:

a)

een beschrijving van de procedures, inclusief deze betreffende de bewaarneming, die moeten worden vastgesteld voor elke soort activum van de icbe die aan de bewaarder wordt toevertrouwd;

b)

een beschrijving van de te volgen procedures indien de beheermaatschappij het fondsreglement of het prospectus van een icbe wil wijzigen, en het aangeven van de situaties waarin de bewaarder in kennis dient te worden gesteld, of waarin een voorafgaande toestemming van de bewaarder vereist is om de wijziging door te voeren;

c)

een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder aan de beheermaatschappij alle relevante informatie meedeelt die zij nodig heeft om haar taken te kunnen uitvoeren, met inbegrip van een beschrijving van de middelen en procedures voor de uitoefening van eventueel aan financiële instrumenten verbonden rechten, alsook van de aangewende middelen en procedures om de beheermaatschappij en de icbe in staat te stellen tijdige en accurate toegang tot informatie betreffende de rekeningen van de icbe te verkrijgen;

d)

een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder toegang verkrijgt tot alle relevante informatie die hij nodig heeft om zijn taken te kunnen uitvoeren;

e)

een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de bewaarder een onderzoek kan instellen naar het gedrag van de beheermaatschappij en de kwaliteit van de meegedeelde informatie kan beoordelen, inclusief via bezoeken ter plaatse;

f)

een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de beheermaatschappij de prestaties van de bewaarder in het licht van diens contractuele verplichtingen kan beoordelen.

Artikel 31

Elementen betreffende de uitwisseling van informatie en de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en het witwassen van geld

1.   De lidstaten verplichten de partijen bij de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst ten minste de volgende elementen betreffende de uitwisseling van informatie en de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en het witwassen van geld in die overeenkomst op te nemen:

a)

een lijst van alle informatie die tussen de icbe, haar beheermaatschappij en de bewaarder dient te worden uitgewisseld betreffende de inschrijving, terugbetaling, uitgifte, intrekking en inkoop van rechten van deelneming in de icbe;

b)

de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid die op de partijen bij de overeenkomst van toepassing zijn;

c)

informatie over de taken en verantwoordelijkheden van de partijen bij de overeenkomst ten aanzien van de verplichtingen betreffende de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voor zover van toepassing.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde verplichtingen worden zodanig opgesteld dat ze de toegang van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij of de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe tot de relevante documenten en informatie niet belemmeren.

Artikel 32

Elementen betreffende de aanwijzing van derden

Indien de bewaarder of de beheermaatschappij voornemens zijn derden aan te wijzen om hun respectieve taken te vervullen, verplichten de lidstaten beide partijen bij de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst ten minste de volgende gegevens in die overeenkomst op te nemen:

a)

een door beide partijen bij de overeenkomst gedane toezegging om op gezette tijden bijzonderheden te verstrekken over door de bewaarder of de beheermaatschappij ter vervulling van zijn of haar taken aangeduide derden;

b)

een toezegging dat, op verzoek van één van beide partijen, de andere partij informatie zal verstrekken over de gehanteerde criteria voor het selecteren van de derde en de genomen maatregelen om toezicht te houden op de activiteiten die door de geselecteerde derde worden uitgevoerd;

c)

een verklaring dat de in artikel 24 of 34 van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder onverlet wordt gelaten door het feit dat hij de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan derden heeft toevertrouwd.

Artikel 33

Elementen betreffende mogelijke wijzigingen in en de beëindiging van de overeenkomst

De lidstaten verplichten de partijen bij de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst ten minste de volgende gegevens betreffende wijzigingen in en de beëindiging van de overeenkomst in die overeenkomst op te nemen:

a)

de geldigheidsduur van de overeenkomst;

b)

de voorwaarden waaronder de overeenkomst kan worden gewijzigd of beëindigd;

c)

de voorwaarden die vereist zijn om de overgang naar een andere bewaarder te vergemakkelijken en, in geval van een dergelijke overgang, de procedure aan de hand waarvan de bewaarder alle relevante informatie aan de andere bewaarder bezorgt.

Artikel 34

Toepasselijk recht

De lidstaten verplichten de partijen bij de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst om te specificeren dat het recht van de lidstaat van herkomst van de icbe op die overeenkomst van toepassing is.

Artikel 35

Doorzending van informatie langs elektronische weg

Wanneer de partijen bij de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst ermee akkoord gaan dat alle informatiestromen tussen hen geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg plaatsvinden, schrijven de lidstaten voor dat een dergelijke overeenkomst bepalingen bevat die garanderen dat over zulke informatie gegevens worden bijgehouden.

Artikel 36

Toepassingsgebied van de overeenkomst

De lidstaten kunnen toestaan dat de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst betrekking heeft op meer dan één door de beheermaatschappij beheerde icbe’s. In dat geval vermeldt de overeenkomst de icbe’s die erdoor worden bestreken.

Artikel 37

Overeenkomst inzake het niveau van de dienstverlening

De lidstaten staan partijen bij de overeenkomst toe om de bijzonderheden betreffende de in artikel 30, onder c) en d), bedoelde middelen en procedures hetzij in de in artikel 23, lid 5, of artikel 33, lid 5, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde overeenkomst, hetzij in een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst, op te nemen.

HOOFDSTUK VI

RISICOBEHEER

(Artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2009/65/EG)

AFDELING 1

Risicobeheerbeleid en risicometing

Artikel 38

Risicobeheerbeleid

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen een adequaat en gedocumenteerd risicobeheerbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat de risico’s onderkent waaraan de door hen beheerde icbe’s zijn of zouden kunnen worden blootgesteld.

Het risicobeheerbeleid omvat procedures die noodzakelijk zijn om de beheermaatschappij in staat te stellen voor elke icbe die zij beheert diens blootstelling aan markt-, liquiditeits- en tegenpartijrisico’s te beoordelen, alsook de blootstelling van de icbe aan alle andere risico’s, inclusief operationele risico’s, die van wezenlijk belang kunnen zijn voor elke icbe die zij beheert.

De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ten minste de volgende elementen in het risicobeheerbeleid te behandelen:

a)

de technieken, instrumenten en regelingen die hen in staat stellen om aan de in de artikelen 40 en 41 genoemde verplichtingen te voldoen;

b)

de toewijzing van verantwoordelijkheden binnen de beheermaatschappij met betrekking tot risicobeheer.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat het in lid 1 bedoelde risicobeheerbeleid de voorwaarden, inhoud en frequentie vaststelt van de rapportage door de in artikel 12 bedoelde risicobeheerfunctie aan de raad van bestuur en de hoogste leiding en, in voorkomend geval, aan de toezichtfunctie.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 zorgen de lidstaten ervoor dat beheermaatschappijen rekening houden met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en van de icbe’s die zij beheren.

Artikel 39

Toetsen, monitoren en evalueren van het risicobeheerbeleid

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen de volgende elementen te toetsen, monitoren en periodiek te evalueren:

a)

de deugdelijkheid en effectiviteit van het risicobeheerbeleid en van de in de artikelen 40 en 41 bedoelde regelingen, processen en technieken;

b)

de mate waarin de beheermaatschappij het risicobeheerbeleid en de in de artikelen 40 en 41 bedoelde regelingen, processen en technieken in acht neemt;

c)

de deugdelijkheid en effectiviteit van de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden in de uitvoering van de risicobeheerprocedure te verhelpen.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst in kennis te stellen van enigerlei wezenlijke wijzigingen in de risicobeheerprocedure.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de vereisten van lid 1 door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij op permanente wijze worden geëvalueerd en evenzo bij het verlenen van een vergunning.

AFDELING 2

Risicobeheerprocedures, blootstelling aan tegenpartijrisico en concentratie van beleggingen in één uitgevende instelling

Artikel 40

Risicometing en -beheer

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen adequate en effectieve regelingen, procedures en technieken vast te stellen om:

a)

te allen tijde de risico’s te kunnen meten en beheren waaraan de door hen beheerde icbe’s zijn of zouden kunnen worden blootgesteld;

b)

de naleving van limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico overeenkomstig de artikelen 41 en 43 te waarborgen.

Deze regelingen, procedures en technieken zijn evenredig gezien de aard, schaal en complexiteit van het bedrijf van de beheermaatschappijen en van de icbe’s die zij beheren, en zijn verenigbaar met het risicoprofiel van de icbe’s.

2.   Voor de toepassing van lid 1 verplichten de lidstaten beheermaatschappijen voor elke icbe die zij beheren de volgende maatregelen te nemen:

a)

te zorgen voor de risicometingregelingen, -procedures en -technieken die noodzakelijk zijn om te garanderen dat de risico’s van ingenomen posities en hun aandeel in het totale risicoprofiel nauwkeurig en op basis van degelijke en betrouwbare gegevens worden gemeten en dat de risicometingregelingen, -procedures en -technieken op adequate wijze zijn gedocumenteerd;

b)

in voorkomend geval, periodieke tests achteraf uit te voeren om de geldigheid te evalueren van risicometingregelingen die modelmatige prognoses en ramingen omvatten;

c)

in voorkomend geval, periodieke stresstests en scenarioanalyses uit te voeren om de eventueel uit wisselende marktomstandigheden voortvloeiende risico’s aan te pakken die negatieve gevolgen voor de icbe’s kunnen hebben;

d)

een gedocumenteerd systeem van interne limieten op te zetten, te implementeren en in stand te houden voor de maatregelen die worden genomen om de relevante risico’s voor elke icbe te beheren en te controleren, waarbij rekening wordt gehouden met alle risico’s die van wezenlijk belang voor de icbe kunnen zijn als bedoeld in artikel 38, en waarbij overeenstemming met het risicoprofiel van de icbe wordt gewaarborgd;

e)

ervoor te zorgen dat voor elke icbe de huidige risico-omvang voldoet aan het onder d) bedoelde risicolimietensysteem;

f)

adequate procedures op te zetten, te implementeren en in stand te houden die in geval van feitelijke of voorzienbare inbreuken op het risicolimietensysteem van de icbe tot tijdige herstelmaatregelen in het belang van de deelnemers leiden.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen een passende liquiditeitsrisicobeheerprocedure hanteren om te waarborgen dat elke door hen beheerde icbe in staat is om te allen tijde aan artikel 84, lid 1 van Richtlijn 2009/65/EG te voldoen.

In voorkomend geval voeren de beheermaatschappijen stresstests uit die een beoordeling van het liquiditeitsrisico van de icbe in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat voor elke door hen beheerde icbe het liquiditeitsprofiel van de beleggingen van de icbe past bij het terugbetalingsbeleid dat in het fondsreglement, in de statuten of in het prospectus is vastgelegd.

Artikel 41

Berekening van het totale risico

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om het in artikel 51, lid 3, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde totale risico van een beheerde icbe te berekenen op één van de volgende wijzen:

a)

het incrementele risico en hefboomeffect die door de beheerde icbe worden gegenereerd door van financiële derivaten, met inbegrip van besloten derivaten, in overeenstemming met artikel 51, lid 3, vierde alinea, van Richtlijn 2009/65/EG gebruik te maken, waarbij de totale intrinsieke waarde van de icbe niet mag worden overschreden;

b)

het marktrisico van de icbe-portefeuille.

2.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen het totale risico van een icbe ten minste dagelijks te berekenen.

3.   De lidstaten kunnen beheermaatschappijen toestaan het totale risico te berekenen door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, de VaR-benadering (Valueat-Risk — risicowaarde) of andere geavanceerde methoden voor risicometing, al naargelang het geval. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „value at risk” het volgende verstaan: een raming van het maximale potentiële verlies dat binnen een bepaalde tijdshorizon met een bepaalde zekerheidsgraad zal worden geleden.

De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat de geselecteerde methode om het totale risico te meten passend is, rekening houdend met de door de icbe gevolgde beleggingsstrategie en de types en complexiteit van de gebruikte financiële derivaten, alsook het gedeelte van de icbe-portefeuille dat financiële derivaten bevat.

4.   Wanneer een icbe overeenkomstig artikel 51, lid 2 van Richtlijn 2009/65/EG technieken en instrumenten, inclusief retrocessieovereenkomsten of effectenleningstransacties, aanwendt om voor een extra hefboomeffect of een extra blootstelling aan marktrisico te zorgen, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen deze transacties in aanmerking te nemen wanneer zij het totale risico berekenen.

Artikel 42

Benadering op basis van de aangegane verplichtingen

1.   Indien voor de berekening van het totale risico van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen wordt gebruikgemaakt, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen deze benadering toe te passen op alle posities in financiële derivaten, met inbegrip van de in artikel 51, lid 3, vierde alinea, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde besloten derivaten, ongeacht of deze worden gebruikt als onderdeel van het algemene beleggingsbeleid van de icbe, ter vermindering van het risico, dan wel met het oog op een goed portefeuillebeheer, als bedoeld in artikel 51, lid 2, van genoemde richtlijn.

2.   Indien voor de berekening van het totale risico van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen wordt gebruikgemaakt, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen elke financiële derivatenpositie om te zetten in de marktwaarde van een gelijkwaardige positie in het onderliggende activum van dat derivaat (standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen).

De lidstaten kunnen beheermaatschappijen toestaan om andere berekeningsmethoden toe te passen die gelijkwaardig zijn aan de standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen.

3.   De lidstaten kunnen een beheermaatschappij toestaan verrekening- en risicodekkingssregelingen in aanmerking te nemen wanneer zij het totale risico berekent, indien deze regelingen voor de hand liggende en wezenlijke risico’s niet negeren en in een duidelijke vermindering van het totale risico resulteren.

4.   Indien het gebruik van financiële derivaten niet in een incrementeel risico voor de icbe resulteert, hoeft het onderliggende risico bij de berekening van de verplichtingen niet in aanmerking te worden genomen.

5.   Indien van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen wordt gebruikgemaakt, hoeven tijdelijke leningsovereenkomsten die overeenkomstig artikel 83 van Richtlijn 2009/65/EG in naam van de icbe zijn aangegaan, niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van het totale risico.

Artikel 43

Tegenpartijrisico en concentratie van beleggingen in één uitgevende instelling

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat tegenpartijrisico dat uit een onderhands financieel derivaat (OTC-derivaat) voortvloeit, aan de in artikel 52 van Richtlijn 2009/65/EG beschreven begrenzingen wordt onderworpen.

2.   Wanneer zij het door een icbe gelopen tegenpartijrisico overeenkomstig de in artikel 52, lid 1, van Richtlijn 2009/65/EG beschreven begrenzingen berekenen, gebruiken de beheermaatschappijen de positieve marktwaarde van het met de betrokken tegenpartij afgesloten contract betreffende een OTC-derivaat.

Beheermaatschappijen mogen de derivatenposities van een icbe met eenzelfde tegenpartij verrekenen, mits zij in staat zijn verrekeningsovereenkomsten met de tegenpartij juridisch af te dwingen namens de icbe. Verrekening is enkel toegestaan met betrekking tot OTC-derivaten met dezelfde tegenpartij en niet met betrekking tot andere risicoposities die de icbe jegens dezelfde tegenpartij kan hebben.

3.   De lidstaten kunnen beheermaatschappijen toestaan om het tegenpartijrisico dat een icbe wegens een transactie in OTC-derivaten loopt, door middel van de ontvangst van zekerheden te beperken. De ontvangen zekerheden zijn voldoende liquide zodat zij snel kunnen worden verkocht tegen een prijs die hun waardering van vóór de verkoop sterk benadert.

4.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen zekerheden in aanmerking te nemen bij de berekening van het in artikel 52, lid 1, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde tegenpartijrisico wanneer de beheermaatschappij namens de icbe zekerheden aan een OTC-tegenpartij doorgeeft. Doorgegeven zekerheden mogen enkel op nettobasis in aanmerking worden genomen indien de beheermaatschappij in staat is verrekeningsovereenkomsten met deze tegenpartij juridisch af te dwingen namens de icbe.

5.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen om de in artikel 52 van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde begrenzingen voor concentraties van beleggingen in één uitgevende instelling overeenkomstig de benadering op basis van de aangegane verplichtingen te berekenen op grond van het onderliggende risico dat uit het gebruik van financiële derivaten voortvloeit.

6.   Met betrekking tot het risico dat uit in artikel 52, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde transacties in OTC-derivaten voortvloeit, verplichten de lidstaten beheermaatschappijen elk aan OTC-derivaten verbonden tegenpartijrisico bij de berekening in aanmerking te nemen.

AFDELING 3

Procedures voor de waardering van OTC-derivaten

Artikel 44

Procedures voor de bepaling van de waarde van OTC-derivaten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen na te gaan of icbe-posities in OTC-derivaten die niet alleen op marktnoteringen van de tegenpartijen bij de OTC-transacties zijn gebaseerd en die aan de in artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2007/16/EG vermelde criteria voldoen, een reële waarde hebben.

2.   Voor de toepassing van lid 1 worden door de beheermaatschappijen regelingen en procedures vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden die passende, transparante en tegen reële waarde gewaardeerde icbe-posities in OTC-derivaten waarborgen.

De lidstaten verplichten de beheermaatschappijen ervoor te zorgen dat de reële waarde van OTC-derivaten aan een adequate, accurate en onafhankelijke toetsing wordt onderworpen.

De waarderingsregelingen en -procedures zijn adequaat en evenredig gezien de aard en complexiteit van de betrokken OTC-derivaten.

Beheermaatschappijen nemen de in artikel 5, lid 2, en artikel 23, lid 4, tweede alinea, vervatte vereisten in acht wanneer de regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten het uitvoeren van bepaalde activiteiten door derden met zich brengen.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de risicobeheerfunctie met specifieke taken en verantwoordelijkheden belast.

4.   De in lid 2 bedoelde waarderingsregelingen en -procedures worden op adequate wijze gedocumenteerd.

AFDELING 4

Doorgeven van informatie over derivaten

Artikel 45

Rapporten over derivaten

1.   De lidstaten verplichten beheermaatschappijen de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst ten minste jaarlijks in het bezit te stellen van verslagen die voor elke door hen beheerde icbe een getrouw beeld geven van de soorten aangewende derivaten, de onderliggende risico’s, de kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methoden om de met derivatentransacties verbonden risico’s te ramen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de regelmatigheid en volledigheid van de in lid 1 bedoelde informatie evalueren en dat zij de mogelijkheid hebben om op te treden indien nodig.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 48

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

(2)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26.

(4)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.

(6)  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.

(7)  PB L 79 van 20.3.2007, blz. 11.

(8)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.


Top