EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0397
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directives 2008/98/EC on waste, 94/62/EC on packaging and packaging waste, 1999/31/EC on the landfill of waste, 2000/53/EC on end-of-life vehicles, 2006/66/EC on batteries and accumulators and waste batteries and accumulators, and 2012/19/EU on waste electrical and electronic equipment
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
/* COM/2014/0397 final - 2014/0201 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur /* COM/2014/0397 final - 2014/0201 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND
VAN HET VOORSTEL 1.1 Algemene context De economie van de Unie verliest thans een
aanzienlijke hoeveelheid potentiële secundaire grondstoffen die zich in
afvalstromen bevinden. In 2011 bedroeg de totale afvalproductie in de EU ongeveer
2,5 miljard ton. Ter illustratie werd slechts een beperkt deel (40 %) van
het stedelijk afval in de Unie gerecycleerd; de rest werd gestort (37 %)
of verbrand (23 %), waarbij ongeveer 500 miljoen ton anders had kunnen
worden gerecycleerd of hergebruikt. Derhalve mist de Unie grote kansen om de
hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en om de economie een meer circulair
karakter te geven. Daarmee zou economische groei en werkgelegenheid worden
gecreëerd, wat de uitstoot van broeikasgassen zou verminderen en de economie
minder afhankelijk zou maken van ingevoerde grondstoffen. De Unie heeft bovendien te maken met een
uitvoeringskloof tussen de lidstaten. In 2011 stortten zes lidstaten minder dan
3 % van hun stedelijk afval storten, maar lieten 18 landen hulpbronnen
verloren gaan door meer dan 50 % te storten, en sommige landen zelfs meer
dan 90 %. Dit laat de grote verschillen in prestaties zien op het gebied
van afvalstoffenbeheer die dringend moeten worden aangepakt. 1.2 Motivering en doel van het
voorstel Aan de recente trends is te zien dat verdere
vooruitgang op het gebied van hulpbronnenefficiëntie mogelijk is en dat dit
grote economische en sociale voordelen kan opleveren. Het omvormen van afval
tot een hulpbron is essentieel voor een efficiënter hulpbronnengebruik en voor
het sluiten van de lus in een circulaire economie. De Europese wetgeving en met name de
vaststelling van wettelijk bindende doelstellingen heeft een belangrijke
bijdrage geleverd aan de verbetering van het afvalbeheer, de bevordering van
innovatie op het gebied van recycling, de beperking van het gebruik van
stortplaatsen en het creëren van prikkels om het consumentengedrag te
veranderen. Verbetering van het afvalstoffenbeleid kan tegen betrekkelijk lage
kosten aanzienlijke voordelen opleveren in de vorm van duurzame groei en nieuwe
werkgelegenheid en kan een bijdrage leveren aan een beter milieu. Dit voorstel komt tegemoet aan de wettelijke
verplichting tot herziening van de doelstellingen voor afvalbeheer van drie
richtlijnen: Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen[1], Richtlijn 1999/31/EG
betreffende het storten van afvalstoffen[2]
en Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval[3]. Daarmee wordt de
hierboven beschreven situatie aangepakt volgens de doelstellingen van het
stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik[4]
en het zevende milieuactieprogramma[5],
waaronder volledige toepassing van de afvalhiërarchie in alle lidstaten[6], een daling van de
absolute hoeveelheid afval en de hoeveelheid afval per hoofd van de bevolking,
en de ontwikkeling van een alomvattende strategie voor het tegengaan van
onnodig levensmiddelenafval, het waarborgen van hoogwaardige recycling en het
gebruik van gerecycleerd afval als een belangrijke, betrouwbare bron van
grondstoffen voor de Unie, het beperken van energieterugwinning tot
niet-recycleerbare materialen, en het beperken van storten tot niet
terugwinbaar afval. Het draagt ook bij aan de uitvoering van het
EU-grondstoffeninitiatief[7]. Bovendien omvat het voorstel elementen voor de
vereenvoudiging van de verslagleggingsvereisten van de Richtlijnen 94/62/EG
betreffende verpakking en verpakkingsafval, 2000/53/EG betreffende autowrakken[8] en 2006/66/EG inzake
batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s[9]. 2. RESULTATEN
VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING 2.1 Studies Er zijn de afgelopen twee jaar drie
belangrijke studies uitgevoerd die de basis voor de effectbeoordeling en het
wetgevingsvoorstel vormen[10]
waarin de technologische, sociaaleconomische en kosten-batenaspecten van de
uitvoering en verdere ontwikkeling van de EU-wetgeving inzake afval zijn
beoordeeld. 2.2 Interne raadpleging Op 16 april 2012 werd een
effectbeoordelingsstuurgroep opgericht. De volgende directoraten-generaal werden
uitgenodigd voor de vijf vergaderingen van de effectbeoordelingsstuurgroep: SG,
ECFIN, ENTR, CLIMA, JRC en ESTAT. De effectbeoordelingsstuurgroep volgde de
voorbereiding van de effectbeoordeling. 2.3 Extern overleg De Commissie heeft een indicatieve lijst opgesteld
van onderwerpen die moeten worden aangepakt en de eerste gesprekken met de
voornaamste belanghebbenden gingen in februari 2013 van start. In juni 2013
werd gestart met een online openbare raadpleging en deze werd in september 2013
gesloten, overeenkomstig de minimumnormen voor raadpleging. Er werden 670 reacties ingediend, hetgeen een
weerspiegeling was van de grote bezorgdheid onder het publiek over de situatie
van het afvalbeheer in de EU en de hoge verwachtingen van EU-optreden op dit
gebied. 2.4 Effectbeoordeling Samen met dit voorstel worden een
effectbeoordeling en een samenvatting gepubliceerd. In de effectbeoordeling
worden de voornaamste milieu-, sociale en economische effecten van de
verschillende beleidsopties voor de verbetering van het afvalbeheer in de EU
geëvalueerd. Verschillende doelscenario's worden beoordeeld en met een
"basisscenario" vergeleken om de meest geschikte instrumenten –
d.w.z. de instrumenten en doelstellingen die een minimum aan kosten en een
maximum aan resultaat opleveren – vast te stellen. De Raad voor effectbeoordeling van de
Commissie heeft op 8 april 2014 een positief advies over de effectbeoordeling
uitgebracht en tegelijkertijd een aantal aanbevelingen gedaan om het verslag
nog te verbeteren. De raad verzocht om meer duidelijkheid over de
probleemomschrijving en over de noodzaak van nieuwe tussentijdse
doelstellingen, sterkere argumenten voor een stortverbod uit het oogpunt van
subsidiariteit en evenredigheid en voor uniforme doelstellingen voor alle
lidstaten, en nadere uitleg over de wijze waarop de uiteenlopende prestaties
van de lidstaten in het voorstel in aanmerking zijn genomen. Nadere afweging van de beleidsopties die in de
effectbeoordeling worden uiteengezet, heeft geleid tot de conclusie dat de
combinatie van de opties 2 en 3.7 de volgende voordelen biedt: –
vermindering van de administratieve lasten, met
name voor kleine inrichtingen of ondernemingen, vereenvoudiging en betere
uitvoering, waaronder door het stellen van doelen die geschikt zijn voor het
beoogde doel; –
werkgelegenheid – tegen 2030 kunnen rechtstreeks
meer dan 180 000 banen worden gecreëerd; de meeste daarvan kunnen
onmogelijk buiten de EU worden verplaatst; –
vermindering van de broeikasgasuitstoot – tussen
2014 en 2030 kan ongeveer 443 miljoen ton broeikasgasuitstoot worden vermeden; –
positieve effecten voor het concurrentievermogen
van de Europese afvalbeheer- en recyclingsector alsmede voor de industriesector
van de EU (betere uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, verminderde
risico's in verband met toegang tot grondstoffen); –
herinjectie van secundaire grondstoffen in de
EU-economie, hetgeen op zijn beurt de afhankelijkheid van de EU van de invoer
van grondstoffen vermindert. 3. JURIDISCHE
ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1 Samenvatting van de
voorgestelde maatregel(en) De belangrijkste
wijzigingen van het voorstel zijn de volgende: –
afstemming van definities en schrapping van
verouderde wettelijke vereisten; –
vereenvoudiging en stroomlijning van de
verslagleggingsvereisten; –
invoering van een systeem voor vroegtijdige
waarschuwing voor het toezicht op de naleving van de doelstellingen voor
recycling; –
invoering van minimale operationele voorwaarden
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid; –
verhoging van de doelstelling voor voorbereiding
voor hergebruik en recycling van stedelijk afval tot 70 % tegen 2030; –
verhoging van de doelstellingen voor hergebruik en
recycling van verpakkingsafval; –
beperking van het storten van andere soorten afval
dan stedelijk afval tegen 2030; –
aanpassing aan de artikelen 290 en 291 VWEU inzake
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het bovenstaande zou het
benodigde wetgevingskader vormen voor de ontwikkeling van het beleid en de
wetgeving van de lidstaten op het gebied van afvalpreventie en -recycling. 3.2 Rechtsgrondslag en recht om
te handelen Deze richtlijn wijzigt zes
richtlijnen die betrekking hebben op het beheer van verschillende soorten
afvalstoffen. Vier van deze richtlijnen (Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn
1999/31/EG, Richtlijn 2000/53/EG en Richtlijn 2012/19/EU) werden goedgekeurd op
grond van artikel 192, lid 1, VWEU, terwijl Richtlijn 2006/66/EG werd
vastgesteld op grond van zowel artikel 192, lid 2, als
artikel 114 VWEU, en Richtlijn 94/62/EG op grond van artikel 114
VWEU. Deze richtlijn is derhalve gebaseerd op artikel 192, lid 1, VWEU en
artikel 114, VWEU wat betreft artikel 2. Artikel 11,
lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG bevat een doelstelling van 50 % voor
de voorbereiding van huishoudelijk en soortgelijk afval voor hergebruik en
recycling en een doelstelling van 70 % voor de voorbereiding van
niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval voor hergebruik, recycling en andere
nuttige toepassingen van materiaal tegen 2020. Overeenkomstig artikel 11,
lid 4, moet de Commissie die doelen uiterlijk op 31 december 2014 opnieuw
bezien om zo nodig de doelen scherper te stellen en de vaststelling van doelen
voor andere afvalstromen te overwegen, rekening houdend met de desbetreffende
milieugevolgen en de economische en sociale effecten van het vaststellen van de
doelstellingen. Overeenkomstig artikel 9, onder c), dient de
Commissie tegen einde 2014 afvalpreventie- en ontkoppelingsdoelstellingen voor
2020 vast te stellen, gebaseerd op beste beschikbare praktijken met inbegrip
van, indien nodig, een herziening van de in artikel 29, lid 4, bedoelde
indicatoren. Ten slotte zal de Commissie overeenkomstig artikel 37,
lid 4, in het eerste verslag dat uiterlijk op 12 december 2014 zal
uitkomen, een aantal maatregelen evalueren, waaronder regelingen voor producentenverantwoordelijkheid
voor specifieke afvalstromen, doelen, indicatoren en maatregelen die verband
houden met recycling, alsmede activiteiten voor terugwinning van materiaal en
energie die ertoe kunnen bijdragen dat de in de artikelen 1 en 4 vastgestelde
doelstellingen op effectievere wijze kunnen worden bereikt. Artikel 5,
lid 2, van Richtlijn 1999/31/EG bevat drie doelstellingen voor het weren
van biologisch afbreekbaar stedelijk afval van stortplaatsen en verbiedt het
storten van bepaalde afvalstromen. De laatste doelstelling voor de
stortreductie van biologisch afbreekbaar stedelijk afval uit stortplaatsen moet
uiterlijk op 16 juli 2016 door de lidstaten worden bereikt. Krachtens
artikel 5, lid 2, wordt deze doelstelling uiterlijk op 16 juli 2014
getoetst en vervolgens bevestigd of in het licht van de praktische ervaring van
de lidstaten met de verwezenlijking van de twee eerdere doelstellingen
gewijzigd teneinde een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen. Artikel 6,
lid 1, van Richtlijn 94/62/EG bevat doelstellingen voor de terugwinning en
recycling van verpakkingsafval, die krachtens artikel 6, lid 5,
iedere vijf jaar moeten worden vastgesteld op basis van de praktische ervaring
die is opgedaan in de lidstaten alsmede de resultaten van wetenschappelijk onderzoek
en evaluatietechnieken, zoals levenscyclusanalyses en kosten-batenanalyses. 3.3 Subsidiariteits- en
evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in
overeenstemming met het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel van
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het beperkt zich
ertoe de bovengenoemde richtlijnen te wijzigen door een kader van
gemeenschappelijke doelstellingen vast te stellen, waarbij het aan de lidstaten
is over de precieze uitvoeringsmethoden te beslissen. 3.4 Toelichtende stukken Om de volgende redenen is
de Commissie van oordeel dat toelichtende stukken noodzakelijk zijn om de
kwaliteit van de informatie over de omzetting van de richtlijn te verbeteren. De wetgeving inzake
afvalstoffen wordt in de lidstaten vaak op uiterst gedecentraliseerde wijze
omgezet, bijvoorbeeld op regionaal of lokaal niveau en in meerdere
rechtshandelingen, afhankelijk van de administratieve structuur van de
lidstaat. Als gevolg daarvan moeten de lidstaten bij de omzetting van de
gewijzigde richtlijnen mogelijk een grote verscheidenheid aan
wetgevingshandelingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wijzigen. Deze richtlijn wijzigt zes
verschillende afvalrichtlijnen en is van invloed op een groot aantal wettelijk
bindende verplichtingen, waaronder een uitgebreide wijziging van de
doelstellingen van de kaderrichtlijn afvalstoffen, de richtlijn betreffende het
storten van afvalstoffen en de verpakkingsrichtlijn alsmede een vereenvoudiging
van de AEEA-richtlijn, de richtlijn betreffende autowrakken en de richtlijn
inzake batterijen. Dit is een ingewikkelde herziening van de wetgeving inzake
afval die gevolgen kan hebben voor een aantal nationale wetgevingsmaatregelen. De herziene doelstellingen
voor afvalbeheer in de gewijzigde richtlijnen zijn met elkaar vervlochten, en
daarom moeten zij met de nodige zorgvuldigheid worden omgezet in nationale
wetgeving en later worden geïntegreerd in de nationale systemen voor
afvalbeheer. De bepalingen van de
gewijzigde richtlijnen zullen gelden voor een breed scala van publieke en
particuliere belanghebbenden in de lidstaten en zullen grote gevolgen hebben
voor de geplande investeringen en de toekomstige infrastructuur in de systemen
voor afvalbeheer. Een volledige en correcte omzetting van de gewijzigde
richtlijnen is essentieel om ervoor te zorgen dat de doelstellingen (te weten
de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, een efficiënter
gebruik van hulpbronnen, het waarborgen van de werking van de interne markt en
het vermijden van belemmeringen voor het handelsverkeer en
concurrentiebeperking binnen de EU) worden bereikt. De kans is groot dat de
bovenstaande factoren de risico's op incorrecte omzetting en uitvoering van de
richtlijn verhogen en de taak van de Commissie om toezicht uit te oefenen op de
toepassing van het EU-recht bemoeilijken. Duidelijke informatie aangaande de
omzetting van de herziene afvalrichtlijnen speelt een grote rol bij het
waarborgen van overeenstemming van de nationale wetgeving met de bepalingen van
de richtlijnen. De eis om toelichtende
stukken toe te zenden kan voor sommige lidstaten een aanvullende
administratieve belasting vormen. De toelichtende stukken zijn echter
noodzakelijk om effectief te kunnen verifiëren of de richtlijn volledig en
correct is omgezet, hetgeen om bovengenoemde redenen essentieel is. Daar komt
bij dat er geen minder belastende maatregelen zijn om een doeltreffende
verificatie mogelijk te maken. Toelichtende stukken kunnen echter ook in
belangrijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten
die gepaard gaan met het toezicht op de naleving door de Commissie. Zonder deze
stukken zouden aanzienlijke middelen en veelvuldige contacten met nationale
autoriteiten nodig zijn om de omzettingsmethoden in alle lidstaten te volgen.
Bijgevolg is de mogelijke extra administratieve belasting ten gevolge van het
verstrekken van toelichtende stukken evenredig met het nagestreefde doel,
namelijk het waarborgen van een doeltreffende omzetting van de herziene
richtlijnen en het volledig verwezenlijken van de doelstellingen ervan. Gelet op bovenstaande
dienen de lidstaten te worden verzocht de kennisgeving van hun
omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer documenten waarin
het verband tussen de bepalingen van deze richtlijn waarbij de afvalwetgeving
wordt gewijzigd en de overeenkomstige onderdelen van de nationale
omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. 3.5 Gedelegeerde en
uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie In artikel 1, leden
2, 3, 5, 7, 8, 13, 14, 16, 18, 20 en 21, artikel 2, leden 2, 5, 6, 8 en 9,
artikel 3, leden 6 en 7, de in artikel 4 van dit voorstel
voorgestelde wijziging en artikel 6, lid 1, van dit voorstel worden de
gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie in de respectieve
Richtlijnen 2008/98/EG, 94/62/EG en 1999/31/EG beschreven en de overeenkomstige
procedures voor de vaststelling van deze handelingen vastgesteld. 4. GEVOLGEN
VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen
gevolgen voor de EU-begroting, en gaat daarom niet vergezeld van het financieel
memorandum als bepaald in artikel 31 van het Financieel Reglement (Verordening
(EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober
2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene
begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr.
1605/2002 van de Raad). 2014/0201 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG
betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval,
1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende
autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte
batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en
elektronische apparatuur (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en, wat betreft
artikel 2 van deze richtlijn, artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[11], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[12], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het afvalbeheer in de Unie
dient te worden verbeterd met het oog op de bescherming, het behoud en de
verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid
van de mens, en een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke
hulpbronnen. (2) De rechtsgrond is derhalve
artikel 192, lid 2, van het Verdrag voor de wijzigingen van de
Richtlijnen 1999/31/EG, 2000/53/EG, 2006/66/EG, 2008/98/EG en 2012/19/EU.
Richtlijn 94/62/EG is daarentegen een maatregel die de goede werking van de
interne markt dient te waarborgen en derhalve op grond van artikel 114 van
het Verdrag moet worden gewijzigd. Om redenen van vereenvoudiging en
proceseconomie is het wenselijk al die richtlijnen bij één wijzigingshandeling
te wijzigen. (3) De Commissie heeft de
doelstellingen van artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG van
het Europees Parlement en de Raad[13],
artikel 5, lid 2, van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad[14] en artikel 6,
lid 1, van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad[15] opnieuw bezien. In
haar evaluatie heeft de Commissie vastgesteld dat het wenselijk was deze
doelstellingen te wijzigen, zodat zij beter beantwoorden aan de behoeften van
de circulaire economie door de voorbereiding van stedelijk afval en
verpakkingsafval voor hergebruik en recycling te intensiveren en het storten
van afval bestemd voor stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval af te schaffen. (4) Veel lidstaten hebben nog
niet de nodige infrastructuur voor afvalverwerking ontwikkeld en zijn nu
investeringen aan het plannen. Het is daarom van groot belang duidelijke
beleidsdoelstellingen te bepalen om te voorkomen dat secundaire grondstoffen
onderaan de afvalhiërarchie vast blijven zitten. (5) Stedelijk afval vormt
ongeveer 7-10 % van de totale hoeveelheid afval die in de Unie wordt
geproduceerd; dit is echter een van de meest complexe afvalstromen om te
beheren, en de manier waarop deze wordt beheerd is een goede indicatie van de
kwaliteit van het algehele systeem voor afvalbeheer in een land. De uitdagingen
op het gebied van het beheer van stedelijk afval vloeien voort uit de zeer
complexe en gemengde samenstelling, het feit dat het afval in de directe
nabijheid van burgers wordt geproduceerd, en de zeer hoge zichtbaarheid voor
het publiek. Het beheer vraagt dan ook om een zeer complex afvalbeheersysteem,
waaronder een efficiënt inzamelingssysteem, actieve betrokkenheid van burgers
en bedrijven, infrastructuur die is aangepast aan de specifieke samenstelling
van het afval, en een uitgebreid financieringsstelsel. Landen die beschikken
over efficiënte systemen voor het beheer van stedelijk afval scoren vaak beter
op het gebied van afvalbeheer in het algemeen. (6) Verpakkingsafval en
biologisch afbreekbaar stedelijk afval vormt een groot deel van het stedelijk
afval en van huishoudelijk en soortgelijk afval. Er moet dan ook worden
nagegaan wat de gevolgen zijn van het gelijktijdig vaststellen van
doelstellingen voor het beheer van deze afvalstromen. (7) Industrieel, commercieel en
mijnbouwafval is uiterst gediversifieerd qua samenstelling en volume en loopt
sterk uiteen naargelang de economische structuur van een lidstaat, de structuur
van de industriële of commerciële sector die het afval produceert en de industriële
of commerciële dichtheid in een bepaald geografisch gebied. Daarom is voor het
meeste industrie- en mijnbouwafval een industriegerichte aanpak, waarbij
gebruik wordt gemaakt van referentiedocumenten betreffende de beste beschikbare
technieken (BBT’s) voor het aanpakken van specifieke kwesties in verband met
het beheer van een bepaald soort afval, een geschikte oplossing[16]. Industrieel en
commercieel verpakkingsafval blijven echter vallen onder de vereisten van
Richtlijn 94/62/EG en Richtlijn 2008/98/EG, met inbegrip van de respectieve
verbeteringen ervan. (8) Een geleidelijke verhoging
van de bestaande doelstellingen voor de voorbereiding van stedelijk afval voor
hergebruik en recycling en voor het weren van recycleerbaar afval van
stortplaatsen, die erop neerkomt dat tegen 2025 maximaal 25 % afval wordt
gestort, moet waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen geleidelijk
en doeltreffend worden teruggewonnen door middel van een adequaat afvalbeheer
en in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Op die manier moet ervoor worden
gezorgd dat waardevolle materialen uit afval terugvloeien in de Europese
economie, waardoor vooruitgang wordt geboekt met de uitvoering van het
grondstoffeninitiatief[17]
en de ontwikkeling van een circulaire economie. (9) Er zouden duidelijke milieu-,
economische en sociale voordelen verbonden zijn aan een verdere verhoging van
de doelstellingen die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2008/98/EG, 94/62/EG en
1999/31/EG voor hergebruik en recycling van stedelijk afval en verpakkingsafval,
te beginnen met afvalstromen die gemakkelijk kunnen worden gerecycleerd (zoals
kunststoffen, metaal, glas, papier, hout en mijnafval). (10) Naleving van de verplichting
tot het opzetten van systemen voor de gescheiden inzameling van papier, metaal,
kunststof en glas is essentieel om de mate van voorbereiding van stedelijk
afval voor hergebruik en recycling in de lidstaten te verhogen. Bovendien moet
de gescheiden inzameling van mijnafval die door dit voorstel wordt ingevoerd,
verontreiniging van recycleerbare materialen helpen voorkomen. (11) Met de combinatie van de in
dit voorstel opgenomen recyclingdoelstellingen en stortbeperkingen zijn de
doelstellingen op EU-niveau voor energieterugwinning en de maximale
recyclingdoelstellingen voor verpakkingsafval die zijn vastgesteld bij
Richtlijn 94/62/EG, niet langer nodig en moeten zij daarom worden geschrapt. (12) Uit de doelstellingen in dit
voorstel volgt dat de lidstaten, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, het
gebruik van teruggewonnen materialen zoals papier en hout dienen te
ondersteunen met het doel de grondstoffenvoorraad veilig te stellen en de EU om
te vormen tot een "recyclingmaatschappij", en waar dit mogelijk is,
het storten of verbranden van deze stoffen niet zouden moeten steunen. De
lidstaten moeten geen steun verlenen aan de verbranding van afval dat op
technisch en economisch haalbare wijze en onder milieuveilige voorwaarden kan
worden gerecycleerd. Overweging 29 van Richtlijn 2008/98/EG moet in deze
context worden uitgelegd. (13) Het doel van dit voorstel is
duidelijke richtsnoeren voor het afvalbeheer van de Unie vast te stellen en zo
de investeringen van de lidstaten en van het bedrijfsleven veilig te stellen.
Bij het ontwikkelen van hun nationale strategieën voor afvalbeheer en het
plannen van investeringen in de infrastructuur voor afvalbeheer zouden de
lidstaten, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, terdege gebruik moeten
maken van de Europese structuur- en investeringsfondsen door voorbereiding voor
hergebruik en recycling te bevorderen. (14) De Commissie heeft voor 2025
doelstellingen vastgesteld voor de recycling van kunststof verpakkingsafval,
rekening houdend met wat technisch haalbaar was op het moment van de herziening
van de richtlijn; de Commissie kan voorstellen doen voor nieuwe niveaus van de
doelstellingen voor kunststoffen voor 2030 op basis van een evaluatie van de
vorderingen die de lidstaten hebben gemaakt om die doelstellingen te bereiken,
rekening houdend met de ontwikkeling van de soorten kunststoffen op de markt en
de ontwikkeling van nieuwe recyclingtechnologieën. (15) Gescheiden inzameling en
recycling van ferrometalen en aluminium zou aanzienlijke economische en
ecologische voordelen opleveren, aangezien er dan meer aluminium zou worden
teruggewonnen. De doelstelling voor hergebruik en recycling van metalen
verpakkingen zou daarom moeten worden gesplitst in afzonderlijke doelstellingen
voor deze twee soorten afval. (16) Er bestaan grote verschillen
tussen de lidstaten op het gebied van afvalbeheer, met name wat betreft
stedelijk afval. Om te zorgen voor een betere, snellere en meer eenvormige
uitvoering van de wetgeving inzake afval en te anticiperen op zwakke punten in
de uitvoering, zou een systeem voor vroegtijdige waarschuwingen moeten worden
ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor
het bereiken van de doelen maatregelen kunnen worden genomen. (17) Richtlijn 2008/98/EG bevat
basisdefinities op het gebied van afvalbeheer. Met het oog op een grotere
samenhang van de afvalwetgeving moeten de definities van Richtlijn 94/62/EG en
Richtlijn 1999/31/EG in overeenstemming worden gebracht met die van Richtlijn
2008/98/EG. (18) Definities van stedelijk
afval, levensmiddelenafval en opvulling moeten worden opgenomen in Richtlijn
2008/98/EG en de definitie van afvalstoffen in Richtlijn 1999/31/EG om de
reikwijdte van deze begrippen te verduidelijken. (19) Door de lidstaten ingediende
statistische gegevens zijn voor de Commissie essentieel om de naleving van de
afvalwetgeving te kunnen beoordelen. De invoering van één toegangspunt voor
alle gegevens over afval, het schrappen van achterhaalde
verslagleggingsvereisten en de benchmarking van nationale
verslagleggingsmethoden, in combinatie met een verificatie van de
gegevenskwaliteit door derden, moeten leiden tot een verbetering van de
kwaliteit en betrouwbaarheid van de statistieken. (20) De producenten van goederen en
producten moeten verantwoordelijk zijn voor het beheer van het resulterende
afval na de consumptiefase. Regelingen voor uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid zijn een essentieel onderdeel van efficiënt
afvalbeheer, maar de doeltreffendheid en prestaties daarvan verschillen
aanzienlijk tussen de lidstaten. Het vaststellen van functionele
minimumvoorwaarden voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, zodat de
kosten van het beheer van afgedankte producten volgens hoge milieunormen kunnen
worden doorberekend en producenten worden gestimuleerd om tijdens de gehele
levenscyclus van producten rekening te houden met milieuoverwegingen, van de
ontwerpfase totdat zij worden afgedankt, is dus nodig om de kosten omlaag te
brengen en de prestaties te verbeteren, maar ook om te zorgen voor een gelijk
speelveld en belemmeringen voor de werking van de interne markt te voorkomen. (21) Een behoorlijk beheer van
gevaarlijke afvalstoffen is nog steeds een probleem in de Unie en er ontbreken
gegevens over de verwerking ervan. Daarom moeten de registratie- en
traceerbaarheidsmechanismen worden versterkt door de invoering van elektronische
registers voor gevaarlijke afvalstoffen in de lidstaten. Elektronische
gegevensverzameling moet worden uitgebreid tot andere afvalstromen om de
registratie voor bedrijven en overheden te vereenvoudigen en het toezicht op de
afvalstromen in de Unie te verbeteren. (22) Om te zorgen voor continuïteit
in het aanbod van kritieke grondstoffen en in overeenstemming met het
grondstoffeninitiatief en de doelstellingen en streefcijfers van het Europese
Innovatiepartnerschap inzake grondstoffen[18],
moeten de lidstaten maatregelen nemen om te komen tot een optimaal afvalbeheer
dat aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen[19] bevat in
overeenstemming met de afvalhiërarchie, waarbij rekening wordt gehouden met de
economische en technologische haalbaarheid en milieuvoordelen. De maatregelen
in deze richtlijn, bijvoorbeeld de recyclingdoelstellingen voor stedelijk afval
en het verbod op de verwijdering van metalen – waaronder metalen die aanwezig
zijn in afgedankte producten – naar stortplaatsen voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen, zullen de op nationaal niveau genomen maatregelen ondersteunen. (23) Om een doeltreffende
uitvoering van het grondstoffeninitiatief verder te ondersteunen, moeten de
lidstaten in hun afvalbeheerplannen nationale maatregelen opnemen voor de
inzameling en terugwinning van afval dat aanzienlijke hoeveelheden kritieke
grondstoffen bevat. (24) Gelet op de negatieve gevolgen
van voedselverspilling voor het milieu moet een kader voor de lidstaten worden
vastgesteld om het niveau van de voedselverspilling in alle sectoren op
vergelijkbare wijze in kaart te brengen en er verslag over uit te brengen, en
om te verzoeken om de ontwikkeling van nationale plannen voor de preventie van
voedselverspilling om te beantwoorden aan de doelstelling om de hoeveelheid
levensmiddelenafval tegen 2025 met 30 % te verminderen. (25) Bij het opstellen van
afvalpreventieprogramma's moeten de lidstaten hun prioriteiten bepalen op basis
van de afvalbeheerhiërarchie: preventie, voorbereiding voor hergebruik,
recycling, overige terugwinning, en verwijdering. In het geval van
levensmiddelenafval moet zorgvuldig worden beoordeeld of en voor welke
categorieën levensmiddelenafval donatie alsmede het mogelijke gebruik van
voormalige voedingsmiddelen in diervoeders prioriteit moeten krijgen boven
compostering, het opwekken van hernieuwbare energie en storten. Bij deze
beoordeling moet met name rekening worden gehouden met economische
omstandigheden, gezondheid en kwaliteitsnormen, en deze moet altijd in
overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie inzake de veiligheid van
levensmiddelen en diervoeders en diergezondheid. (26) Zwerfafval, vooral kunststof,
heeft rechtstreekse negatieve gevolgen voor het milieu en de hoge
saneringskosten leveren een onnodige economische lastenverzwaring op. Het
opnemen van specifieke maatregelen in afvalbeheerplannen, financiële steun voor
producenten binnen de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, en krachtige
handhaving door de bevoegde instanties moeten helpen dit probleem uit te bannen. (27) In haar mededeling
"Gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): resultaten en volgende
stappen"[20]
verbindt de Commissie zich ertoe wetgevingsmaatregelen van de Unie te
evalueren, te vereenvoudigen of in te trekken met het oog op lastenverlichting
voor ondernemingen en het stimuleren van groei en werkgelegenheid. Een
belangrijke rol in REFIT is weggelegd voor actie om de regeldruk voor kleine
inrichtingen of ondernemingen te verminderen. Bij de raadpleging over de
"top 10 van hinderlijke EU-regels voor het midden- en kleinbedrijf"[21] is EU-afvalwetgeving
aangemerkt als een gebied waarop mogelijke lastenvermindering nodig was. In
reactie op deze oproep en overeenkomstig een uitgebreidere raadpleging van
kleine inrichtingen of ondernemingen in een specifieke workshop op 16 september
2013, moet een vereenvoudiging van de vergunnings- en registratievereisten voor
kleine inrichtingen of ondernemingen worden ingevoerd. (28) De uitvoeringsverslagen die de
lidstaten om de drie jaar opstellen, zijn geen doeltreffend instrument gebleken
voor het toezicht op de naleving en het waarborgen van een goede uitvoering,
maar leverden wel onnodige administratieve belasting op. Het is daarom
wenselijk de bepalingen die de lidstaten ertoe verplichten om dergelijke
verslagen op te stellen, in te trekken en in de plaats daarvan voor het
toezicht op de naleving uitsluitend gebruik te maken van de statistische
gegevens die de lidstaten elk jaar bij de Commissie indienen en waaruit blijkt
wanneer de doelstellingen naar verwachting zullen worden verwezenlijkt. (29) Het is
noodzakelijk te blijven rapporteren over bepaalde aspecten van de
tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de
Raad[22].
Om beter te kunnen toezien op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, moet
deze verslaggeving op jaarbasis plaatsvinden. (30) Goede verslaggeving van statistische
gegevens over afvalbeheer is van wezenlijk belang voor een efficiënte
uitvoering en voor het waarborgen van een gelijk speelveld tussen de lidstaten.
Bij de voorbereiding van de verslagen over de naleving van de doelstellingen in
de afvalwetgeving moeten de lidstaten gebruikmaken van de recentste
methodologie die is ontwikkeld door de Commissie en de nationale bureaus voor
de statistiek van de lidstaten. (31) Met het oog op de aanvulling
of wijziging van Richtlijn 94/62/EG moet de bevoegdheid om handelingen vast te
stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd aan
de Commissie ten aanzien van artikel 3, lid 1, artikel 11, lid 3, artikel 19,
lid 2, en artikel 20, lid 1. Het is vooral belangrijk dat de Commissie tijdens
haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met
deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de
gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig
en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement
en de Raad. (32) Met het oog op de aanvulling
of wijziging van Richtlijn 2008/98/EG moet de bevoegdheid om handelingen vast te
stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd aan
de Commissie ten aanzien van artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid
1, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38 , leden 1, 2 en 3. Het is vooral
belangrijk dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend
overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de
voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat
de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (33) Met het oog op de aanvulling
of wijziging van Richtlijn 1999/31/EG moet de bevoegdheid om handelingen vast
te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd
aan de Commissie ten aanzien van artikel 16. Het is vooral belangrijk dat de
Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt,
onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en
opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende
documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het
Europees Parlement en de Raad. Alle wijzigingen in de bijlagen moeten worden
aangebracht overeenkomstig de beginselen die zijn genoemd in de bijlagen bij
deze richtlijn. Hiertoe moet de Commissie, wat bijlage II betreft,
rekening houden met de algemene beginselen en procedures voor het testen en de
aanvaardingscriteria van bijlage II en moeten specifieke criteria en/of testmethoden
en bijbehorende grenswaarden worden vastgesteld voor elke stortplaatsklasse, en
zo nodig ook voor specifieke typen stortplaats binnen elke klasse, met inbegrip
van ondergrondse opslag. De Commissie moet, waar van toepassing, binnen twee
jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn overwegen voorstellen voor de
standaardisering van controle-, bemonsterings- en analysemethoden in verband
met de bijlagen goed te keuren. (34) Om eenvormige voorwaarden voor
de uitvoering van Richtlijn 94/62/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 12, lid 3,
onder b), en artikel 19, lid 1. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de
Raad[23]. (35) Om eenvormige voorwaarden voor
de uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 3, lid 3,
artikel 5, lid 2, artikel 5, lid 2, onder a) en b), bijlage I, punt 3.5, en
bijlage II, punt 5. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[24]. (36) Om eenvormige voorwaarden voor
de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 9, lid 3,
artikel 11, lid 3, artikel 24, lid 2, artikel 29, lid 4, artikel 33, lid 2,
artikel 35, lid 4, artikel 37, lid 4, en artikel 38, lid 4. Deze bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad[25]. (37) Overeenkomstig de gezamenlijke
politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken
van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in
gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen
vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de
onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten
wordt toegelicht. De wetgever vindt de overdracht van dergelijke stukken in het
kader van deze richtlijn gerechtvaardigd. (38) Aangezien de doelstellingen van deze
richtlijn, namelijk het verbeteren van het
afvalbeheer in de Unie en aldus bijdragen aan de bescherming, het behoud en de
verbetering van de kwaliteit van het milieu en het behoedzaam en rationeel
gebruik van natuurlijke hulpbronnen in de gehele Unie, niet voldoende kan worden verwezenlijkt door de
lidstaten, maar vanwege de omvang en de gevolgen beter op het niveau van de
Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan
nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Artikel 1 Wijziging van Richtlijn 2008/98/EG Richtlijn 2008/98/EG wordt als volgt
gewijzigd: 1) artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: a) het volgende punt 1 a) wordt
ingevoegd: "1 a) "stedelijk afval": afval als
omschreven in bijlage VI;"; b) de volgende punten 4 a) en b) worden
ingevoegd: "4 a) "levensmiddelenafval": voor
menselijke consumptie bestemde levensmiddelen (met inbegrip van niet-eetbare
delen) die verloren zijn gegaan voor de voedselvoorzieningsketen, met
uitzondering van levensmiddelen die voor materiële toepassingen zoals
biogebaseerde producten of diervoeders worden gebruikt of die bestemd zijn voor
herverdeling; 4 b) "bouw- en sloopafval": afvalstoffen
overeenstemmend met de categorieën afvalstoffen van hoofdstuk 17 van de
bijlage bij Beschikking 2000/532/EG en eventuele daaropvolgende wijzigingen,
met uitzondering van gevaarlijk afval en in de natuur voorkomende materialen
zoals omschreven in categorie 17 05 04;"; d) het volgende punt 15 a) wordt
ingevoegd: "15 a) "nuttige toepassingen van
materiaal": elke nuttige toepassing, met uitzondering van terugwinning van
energie en opwerking tot materiaal dat bestemd is om als brandstof te worden
gebruikt;"; d) het volgende punt 17 a) wordt
ingevoegd: " 17 a) "opvulling": een van de
volgende vormen van nuttige toepassing: i) nuttige toepassing waarbij gebruik wordt
gemaakt van afval in uitgegraven gebieden zoals ondergrondse mijnen of
grindgroeven voor het herstel van afgegraven terreinen, veiligheidsdoeleinden
of civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg; ii) nuttige toepassing waarbij afval wordt
gebruikt voor de bouw, de vulling van mijnen en steengroeven, herbewerking,
landwinning of landschapsaanleg en waarbij het afval dient ter vervanging van
andere niet-afvalstoffen die anders voor dat doel waren gebruikt;"; e) het volgende punt 20 a) wordt
ingevoegd: "20 a) "kleine inrichtingen of
ondernemingen": inrichtingen die minder dan 250 personen in dienst hebben
met een jaaromzet van maximaal 50 miljoen EUR of een jaarlijks balanstotaal van
maximaal 43 miljoen EUR;"; 2) artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: a) aan lid 1 wordt het volgende punt e)
toegevoegd: "e) de overige
voorwaarden waaraan overeenkomstig lid 2 moet worden voldaan voor specifieke
stoffen of voorwerpen."; b) lid 2 komt als volgt te luiden: "2. De Commissie
is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te
stellen teneinde te bepalen volgens welke criteria een specifieke stof of een
specifiek voorwerp moet worden aangemerkt als bijproduct en niet als afvalstof
in de zin van artikel 3, punt 1."; 3) artikel 6, lid 2, komt als volgt te
luiden: "2. De Commissie
is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te
stellen met betrekking tot het aannemen van de in lid 1 bedoelde criteria en de
omschrijving van het soort afvalstoffen waarop die criteria van toepassing
zijn. Specifieke criteria voor de "einde-afvalfase" moeten onder meer
ten minste worden overwogen voor granulaten, papier, glas, metaal, banden,
textiel en bio-afval."; 4) artikel 6, lid 3, komt als volgt te
luiden: "3. Afvalstoffen
die overeenkomstig de leden 1 en 2 niet langer als afvalstof worden aangemerkt,
worden geacht te worden gerecycleerd met het oog op de berekening van de
doelstellingen omschreven in deze richtlijn, de Richtlijnen 94/62/EG,
2000/53/EG en 2006/66/EG en Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en
de Raad*, tenzij de materialen bestemd zijn om als brandstoffen te worden
gebruikt of, met uitzondering van granulaten afkomstig van bouw- en sloopafval,
voor gebruik als opvulmateriaal."; * Richtlijn 2012/19/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz.
38). 5) artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 komt de eerste zin als volgt
te luiden: "1. De Commissie
is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te
stellen met betrekking tot de actualisering van de bij Beschikking 2000/532/EG
opgestelde lijst van afvalstoffen."; b) lid 5 wordt geschrapt. 6) artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 wordt de volgende eerste
alinea ingevoegd: "1 a) Uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid: de operationele en/of financiële
verantwoordelijkheid van de producent voor een product, uitgebreid tot de staat
van het product na de consumptiefase."; b) lid 2 komt als volgt te luiden: "2. De lidstaten nemen passende maatregelen
die stimuleren om producten zodanig te ontwerpen dat de milieueffecten ervan en
de afvalproductie zowel bij de vervaardiging als bij het latere gebruik van de
producten worden verminderd, zonder de interne markt te verstoren. Dergelijke maatregelen omvatten onder andere
maatregelen die aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel
brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch
duurzaam zijn en, zodra afval geworden, geschikt zijn voor hergebruik en
recycling om een juiste toepassing van de afvalhiërarchie te faciliteren. Bij
de maatregelen wordt rekening gehouden met de effecten gedurende de volledige
levensduur van producten."; c) lid 3 komt als volgt te luiden: "3. Bij de ontwikkeling en de toepassing van
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid houden de lidstaten rekening met de
minimumvoorschriften van bijlage VII."; 7) artikel 9 komt als volgt te luiden: "Artikel 9 Afvalpreventie "1. De lidstaten nemen passende
afvalpreventiemaatregelen. 2. Elk jaar publiceert het Europees
Milieuagentschap een verslag over de vooruitgang op het gebied van de preventie
van afvalproductie voor elke lidstaat en voor de gehele Unie en over de ontkoppeling
van de afvalproductie van economische groei. 3. De lidstaten nemen maatregelen om de productie
van levensmiddelenafval langs de gehele voedselvoorzieningsketen te voorkomen.
De maatregelen moeten erop gericht zijn te bewerkstelligen dat de productie van
levensmiddelenafval in de industrie, de detailhandel/distributie, de
catering/horeca en huishoudens tussen 1 januari 2017 en 31 december 2025 met
ten minste 30 % wordt teruggebracht. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2017
uitvoeringshandelingen vast teneinde eenvormige voorwaarden vast te leggen voor
het toezicht op de uitvoering van maatregelen ter preventie van
levensmiddelenafval die worden genomen door de lidstaten. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde
procedure vastgesteld."; 8) artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 2 wordt als volgt gewijzigd: i) punt a) wordt vervangen door: "a)
uiterlijk op 1 januari 2020 worden recycling en de voorbereiding voor
hergebruik van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 50 gewichtsprocent;"; ii) het volgende punt c) wordt toegevoegd: "c) uiterlijk op 1 januari 2030 wordt
recycling en de voorbereiding voor hergebruik van stedelijk afval verhoogd tot
minimaal 70 gewichtsprocent;"; b) de leden 3, 4 en 5 worden vervangen
door: "3. De Commissie kan de nodige
uitvoeringshandelingen vaststellen om te zorgen voor een eenvormige toepassing
van de in lid 2, onder b), vastgestelde doelstelling met betrekking
tot opvulling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid
2, bedoelde procedure vastgesteld. 4. Om te berekenen of de in lid 2, onder a) en c),
bedoelde doelstellingen zijn bereikt, wordt onder het gewicht van het afval dat
wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd verstaan: het gewicht van het afval
dat is ingebracht in een eindproces van voorbereiding voor hergebruik of
recycling, min het gewicht van het materiaal dat in de loop van dat proces is
afgedankt in verband met de aanwezigheid van onzuiverheden en dat moet worden
verwijderd of andere handelingen van nuttige toepassing moet ondergaan. Wanneer het afgedankte materiaal echter 2 %
of minder uitmaakt van het gewicht van het afval dat in dat proces is
ingebracht, wordt onder het gewicht van het afval dat wordt voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd verstaan: het gewicht van het afval dat is
ingebracht in een eindproces van voorbereiding voor hergebruik of
recycling." 5. Om te berekenen of de in lid 2, onder b),
bedoelde doelstelling is bereikt, wordt onder het gewicht van het afval dat wordt
voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd en gebruikt voor nuttige toepassingen
verstaan: het gewicht van het afval dat is ingebracht in een eindproces van
voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van
materiaal, min het gewicht van het materiaal dat in de loop van dat proces is
afgedankt in verband met de aanwezigheid van onzuiverheden en dat moet worden
verwijderd of andere handelingen van nuttige toepassing moet ondergaan. Wanneer het afgedankte materiaal echter 2 %
of minder uitmaakt van het gewicht van het afval dat in dat proces is
ingebracht, wordt onder het gewicht van het afval dat wordt voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd verstaan: het gewicht van het afval dat is
ingebracht in een eindproces van voorbereiding voor hergebruik of
recycling." 9) het volgende artikel 11 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 11 bis Systeem voor vroegtijdige waarschuwingen 1. De Commissie publiceert, met de steun van het
Europees Milieuagentschap, de volgende verslagen: a) in 2017 een verslag over de
verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 11,
lid 2, onder a) en b); b) in 2022 een verslag over de
verwezenlijking van de doelstelling als bedoeld in artikel 9, lid 3; c) in 2027 een verslag over de
verwezenlijking van de doelstelling als bedoeld in artikel 11, lid 2,
onder c). 2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het
volgende: (a)
een raming van de mate van verwezenlijking van de
doelstellingen door elke lidstaat; (b)
een beoordeling van de verwachte termijn voor de
verwezenlijking van de doelstellingen door elke lidstaat; en (c)
een lijst van lidstaten die het risico lopen die
doelstellingen niet binnen de respectieve termijnen te verwezenlijken,
vergezeld van passende aanbevelingen. Waar nodig kan in de verslagen worden ingegaan op
de uitvoering van aanvullende vereisten naast die van lid 1. 3. Binnen zes maanden na de datum van publicatie
van het verslag van de Commissie dienen de lidstaten die het risico lopen die
doelstellingen niet te verwezenlijken, bij de Commissie een conformiteitsplan
in met een beschrijving van de maatregelen die zij van plan zijn te nemen om de
doelstellingen te bereiken. In het conformiteitsplan wordt rekening gehouden
met de aanbevelingen van de Commissie als bedoeld in lid 2, onder c), de
maatregelen in bijlage VIII of andere passende maatregelen. Hierin wordt het
verwachte tijdstip van de naleving aangegeven. 4. Bij de indiening van een conformiteitsplan in
reactie op het verslag van de Commissie op grond van lid 1, onder a), kunnen de
lidstaten verzoeken om verlenging van de termijn die is vastgesteld in
artikel 11, lid 2, onder a), voor ten hoogste drie jaar. Tenzij de Commissie binnen vijf maanden na
ontvangst ervan bezwaar aantekent tegen het conformiteitsplan, wordt het
verzoek tot verlenging geacht te zijn aanvaard. Indien bezwaren worden geuit, eist de Commissie
dat de betrokken lidstaat binnen twee maanden na ontvangst van de opmerkingen
van de Commissie een herzien conformiteitsplan indient. De Commissie beoordeelt het herziene
conformiteitsplan binnen twee maanden na de ontvangst ervan en aanvaardt of
verwerpt het verzoek om verlenging schriftelijk. Indien een reactie van de
Commissie binnen die termijn uitblijft, wordt het verzoek om verlenging geacht
te zijn aanvaard."; 10) artikel 17 komt als volgt te luiden: "Artikel 17 Toezicht op gevaarlijke afvalstoffen De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor
te zorgen dat de productie, de inzameling en het vervoer van gevaarlijke
afvalstoffen, alsmede de opslag en verwerking ervan, plaatsvinden onder
omstandigheden waarbij bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid
wordt geboden ter voldoening aan de bepalingen van artikel 13, met inbegrip van
maatregelen ter waarborging van traceerbaarheid vanaf de productie tot aan de
eindbestemming en toezicht op gevaarlijke afvalstoffen ter voldoening aan de
vereisten van de artikelen 35 en 36. Hiertoe maken de lidstaten gebruik van de aan de
bevoegde instanties beschikbaar gestelde informatie die op grond van artikel 35
is verzameld."; 11) in artikel 22 wordt de tweede alinea
vervangen door: "Om verontreiniging van afvalstoffen tot een
minimum te beperken, zorgen de lidstaten ervoor dat bio-afval tegen 2025
gescheiden wordt ingezameld. De Commissie zal een beoordeling uitvoeren van het
beheer van bio-afval, zodat zij indien nodig een voorstel kan indienen. Bij de
beoordeling wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om minimumvereisten voor het
beheer van bio-afval vast te stellen alsmede kwaliteitscriteria voor compost en
digestaat van bio-afval, om een hoog niveau van bescherming van de menselijke
gezondheid en het milieu te waarborgen."; 12) artikel 24 komt als volgt te luiden: "Artikel 24 Vrijstelling van de vergunningsvereisten De lidstaten kunnen inrichtingen of ondernemingen
voor onderstaande handelingen vrijstellen van het vereiste van artikel 23, lid
1: a) inzameling van niet-gevaarlijke afvalstoffen; b) vervoer van niet-gevaarlijke afvalstoffen; c) verwijdering van hun eigen niet-gevaarlijke
afvalstoffen op de plaats van productie; of d) nuttige toepassing van afvalstoffen."; 13) artikel 26 komt als volgt te luiden: "Artikel 26 Registratie 1. Wanneer in de hierna volgende gevallen geen
vergunningsvereisten gelden, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde
instantie een register bijhoudt van: a) inrichtingen of ondernemingen die op
beroepsmatige basis afval inzamelen of vervoeren; b) handelaars of makelaars; en c) inrichtingen of ondernemingen die
overeenkomstig artikel 24 vrijgesteld zijn van de vergunningsvereisten. Om de administratieve lasten te beperken worden,
waar mogelijk, de bestaande gegevens waarover de bevoegde instanties beschikken
gebruikt om de relevante informatie voor dit registratieproces te verkrijgen. 2. De lidstaten kunnen kleine inrichtingen of
ondernemingen die zeer kleine hoeveelheden niet-gevaarlijke afvalstoffen
inzamelen of vervoeren, vrijstellen van het bepaalde in lid 1. De Commissie kan de nodige uitvoeringshandelingen
vaststellen om vast te stellen hoe de drempel van een zeer kleine hoeveelheid
moet worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel
39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld."; 14) artikel 27 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 komt als volgt te luiden: "1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de
technische minimumnormen te bepalen voor verwerkingsactiviteiten waarvoor uit
hoofde van artikel 23 een vergunning vereist is indien er bewijs is dat
dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de
menselijke gezondheid en het milieu zouden opleveren."; b) lid 4 komt als volgt te luiden: "4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de
minimumnormen te bepalen voor activiteiten waarvoor uit hoofde van
artikel 26, lid 1, onder a) en b), registratie vereist is indien er bewijs
is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van
de menselijke gezondheid en het milieu of wat betreft het voorkomen van verstoring
van de interne markt zouden opleveren."; 15) artikel 28 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 3, onder b), wordt als volgt
gewijzigd: "b) bestaande regelingen voor afvalinzameling
en grote verwijderingsinstallaties en installaties voor nuttige toepassing inclusief
speciale regelingen voor afvaloliën, gevaarlijke afvalstoffen, afvalstoffen die
aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, of afvalstromen
waarvoor specifieke EU-wetgeving bestaat;"; b) in lid 3 wordt het volgende punt
f) toegevoegd: "f) maatregelen om zwerfafval te
bestrijden."; c) lid 5 komt als volgt te luiden: "5. De afvalbeheerplannen dienen in
overeenstemming te zijn met de eisen inzake afvalbeheerplanning van artikel 14
van Richtlijn 94/62/EG en de vereisten van artikel 11, lid 2, van deze
richtlijn en artikel 5 van Richtlijn 1999/31/EG."; 16) artikel 29 wordt als volgt gewijzigd: a) aan lid 2 wordt de volgende zin
toegevoegd: "De lidstaten nemen in hun programma’s
specifieke maatregelen op ter vermindering van de productie van levensmiddelenafval
zoals gespecificeerd in artikel 9, lid 3, van deze richtlijn."; b) lid 4 komt als volgt te luiden: "4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen
vaststellen teneinde indicatoren voor afvalpreventiemaatregelen vast te
stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2,
bedoelde procedure vastgesteld."; 17) artikel 33, lid 2, komt als volgt te
luiden: "2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen
vast teneinde de vorm te bepalen van de kennisgeving over de vaststelling en
belangrijke wijzigingen van die plannen en programma’s. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde
procedure vastgesteld."; 18) artikel 35 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 komt als volgt te luiden: "1. De in artikel 23, lid 1, bedoelde
inrichtingen of ondernemingen, de producenten van afvalstoffen en de
inrichtingen en ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of
vervoeren of optreden als handelaar of makelaar in afvalstoffen, houden een
chronologisch register bij van de hoeveelheid, aard, oorsprong en, voor zover
van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en
geplande methode van verwerking van de afvalstoffen en stellen die informatie
ter beschikking van de bevoegde instanties. a) voor gevaarlijke afvalstoffen wordt die
informatie uiterlijk op 31 december van elk jaar beschikbaar gesteld; b) voor niet-gevaarlijke afvalstoffen wordt die
informatie op verzoek van de bevoegde instantie beschikbaar gesteld."; b) het volgende lid 4 wordt toegevoegd: "4. De lidstaten zetten een elektronisch
register of gecoördineerde registers op om gegevens over gevaarlijke
afvalstoffen en, in voorkomend geval, andere afvalstromen te registreren, die
het gehele geografische grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken. De
lidstaten maken gebruik van de gegevens over afval die worden ingediend door de
industriële exploitanten in overeenstemming met het Europees register inzake de
uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, dat is ingesteld bij
Verordening (EG) nr. 166/2006**. De
Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde minimumvoorwaarden
voor de exploitatie van dergelijke registers vast te stellen. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde procedure
vastgesteld."; ** Verordening (EG) nr. 166/2006 van het
Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de
instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van
verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en
96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1). 19) artikel 36, lid 1, komt als volgt te
luiden: "1. De lidstaten nemen alle noodzakelijke
maatregelen om het achterlaten, dumpen en ongecontroleerd beheren van
afvalstoffen, met inbegrip van zwerfafval, te verbieden."; 20) artikel 37 komt als volgt te luiden: "Artikel 37 Verslaglegging 1. De lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 31
december van het jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben,
langs elektronische weg hun gegevens betreffende de toepassing van artikel 9,
lid 3, en artikel 11, lid 2, onder a), b) en c), toe aan de Commissie. De
gegevens worden toegezonden in de vorm die door de Commissie in overeenstemming
met lid 6 is vastgesteld. Het eerste verslag bestrijkt de periode van 1 januari
2019 tot en met 31 december 2019. 2. Wanneer afval wordt verzonden om in een andere
lidstaat te worden voorbereid voor hergebruik, te worden gerecycleerd of
anderszins voor nuttige toepassingen van materiaal te worden gebruikt, mag het
alleen worden meegeteld voor de doelstellingen van de lidstaat waar het werd
ingezameld ten behoeve van de in lid 1 bedoelde verslagen. 3. Afval dat voor de voorbereiding voor hergebruik
of recycling uit de Unie wordt uitgevoerd, wordt alleen voor het bereiken van
de in artikel 11, lid 2, bedoelde doelstellingen meegerekend als de
exporteur, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan aantonen
dat de verwerking buiten de Unie heeft plaatsgevonden onder voorwaarden die
gelijkwaardig zijn aan de vereisten van de desbetreffende milieuwetgeving van
de Unie. 4. Met het oog op de verificatie van de naleving
van artikel 11, lid 2, onder b), wordt de hoeveelheid afval die
is gebruikt voor opvulactiviteiten afzonderlijk gerapporteerd van de
hoeveelheid afval die is voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd of andere
handelingen ten behoeve van nuttige toepassing heeft ondergaan. De opwerking
van afval tot materialen die bestemd zijn om voor opvulactiviteiten te worden
gebruikt, wordt als opvulling gerapporteerd. 5. De door de lidstaat overeenkomstig dit artikel
ingediende gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en worden
geverifieerd door een onafhankelijke derde. 6. De Commissie kan de nodige
uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van eenvormige voorwaarden voor
de verificatie van de naleving van de doelstellingen als bedoeld in artikel 9,
lid 3, en artikel 11, lid 2, onder a), b) en c), de vorm van de verslaglegging
voor de gegevens betreffende die doelstellingen, en minimumvoorwaarden voor de
verificatie door derden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld."; 21) artikel 38 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 komt de tweede alinea als
volgt te luiden: "De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde nader te
bepalen hoe de in bijlage II, R1 bedoelde formule voor verbrandingsinstallaties
moet worden toegepast. Er kan rekening worden gehouden met plaatselijke
klimaatomstandigheden, zoals de koudegraad en de behoefte aan verwarming, voor
zover deze de hoeveelheid energie die in technische zin in de vorm van
elektriciteit, verwarming, koeling of stoomproductie kan worden verbruikt of
geproduceerd, beïnvloeden. De plaatselijke omstandigheden van de ultraperifere
gebieden, zoals onderkend in artikel 299, lid 2, vierde alinea, van het
Verdrag, en van de gebieden die in artikel 25 van de Toetredingsakte van 1985
zijn vermeld, kunnen ook in aanmerking worden genomen."; b) lid 2 komt als volgt te luiden: "2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de
bijlagen I tot en met V aan te passen aan de wetenschappelijke en technische
vooruitgang."; c) de volgende leden 3 en 4 worden
toegevoegd: "3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen I
en II te wijzigen. 4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor
de herziening van bijlage VI. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld."; 22) het volgende artikel 38 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 38 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2. De bevoegdheden om de in artikel 5,
lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1,
artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 1, 2 en 3, bedoelde
gedelegeerde handelingen vast te stellen, worden aan de Commissie verleend voor
een onbepaalde periode vanaf [datum van inwerkingtreding van deze herziening]. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in
artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7,
lid 1, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 1, 2 en 3,
bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot
intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid.
Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de
geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 5, lid 2, artikel 6,
lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 1, 2 en
3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen twee maanden na de
kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar
heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad voor het
verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen
geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees
Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd."; 23) artikel 39 komt als volgt te luiden: "Artikel 39 Comitéprocedure 1. Voor de toepassing van artikel 9, lid 3,
artikel 11, lid 3, artikel 24, lid 2, artikel 29, lid 4, artikel 33, lid 2,
artikel 35, lid 4, artikel 37, lid 4, en artikel 38, lid 4, wordt de Commissie
bijgestaan door het Comité voor de aanpassing van Richtlijn 2008/98/EG
betreffende afvalstoffen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.
Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad***. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. *** Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)."; 24) de bijlagen VI, VII en VIII worden
toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. Artikel 2 Wijziging van Richtlijn 94/62/EG Richtlijn 94/62/EG wordt als volgt gewijzigd: 1) artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: a) in punt 1 wordt de volgende tekst
geschrapt: "De Commissie bestudeert indien passend, de
voorbeelden ter illustratie van de definitie van verpakking in bijlage I en
herziet deze waar nodig. De volgende artikelen worden prioritair behandeld: cd-
en videodoosjes, bloempotten, buizen en rollen die met buigbaar materiaal
omwikkeld zijn, papier waarop zelfklevende etiketten zitten, en inpakpapier. Deze
maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te
wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 3, bedoelde
regelgevingsprocedure met toetsing."; b) punt 2 komt als volgt te luiden: "2. "verpakkingsafval": alle verpakking
of verpakkingsmateriaal waarop de definitie van afvalstoffen in artikel 3, lid
1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van
toepassing is*;"; * Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van
een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3). c) de punten 3 tot en met 10 worden
geschrapt; d) het volgende punt 13 wordt toegevoegd: "13. de definities van "afvalstof",
"stedelijk afval", "gevaarlijke afvalstof",
"preventie", "voorbereiding voor hergebruik",
"hergebruik", "nuttige toepassing", "recycling",
"verwijdering", "afvalbeheer",
"afvalstoffenproducent" en "afvalstoffenhouder" van
artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG zijn van toepassing."; 2) het volgende artikel 3 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 3 bis Wijziging van bijlage I "De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 21 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de lijst van
voorbeelden ter illustratie in bijlage I te wijzigen."; 3) artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: a) de titel wordt vervangen door
"Voorbereiding voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing"; b) aan lid 1 worden de volgende punten f)
tot en met k) toegevoegd: "f) tegen het einde van 2020 zal ten minste
60 gewichtsprocent van alle verpakkingsafval worden voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd; g) tegen het einde van 2020 zullen de volgende
minimumstreefwaarden voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling worden
behaald met betrekking tot de volgende specifieke in verpakkingsafval aanwezige
materialen: i) 45 % van het kunststof; ii) 50 % van het hout; iii) 70 % van de ferrometalen; iv) 70 % van het aluminium; v) 70 % van het glas; vi) 85 % van het papier en karton; h) tegen het einde van 2025 zal ten minste
70 gewichtsprocent van alle verpakkingsafval worden voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd; i) tegen het einde van 2025 zullen de volgende
minimumstreefwaarden voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling worden
behaald met betrekking tot de volgende specifieke in verpakkingsafval aanwezige
materialen: i) 60 % van het kunststof; ii) 65 % van het hout; iii) 80 % van de ferrometalen; iv) 80 % van het aluminium; v) 80 % van het glas; vi) 90 % van het papier en karton; j) tegen het einde van 2030 zal ten minste
80 gewichtsprocent van alle verpakkingsafval worden voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd; k) tegen het einde van 2030 zullen de volgende
minimumstreefwaarden voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling worden
behaald met betrekking tot de volgende specifieke in verpakkingsafval aanwezige
materialen: i) 80 % van het hout; ii) 90 % van de ferrometalen; iii) 90 % van het aluminium; iv) 90 % van het glas."; d) het volgende punt 1 bis wordt
ingevoegd: "1 bis. Om te berekenen of de in artikel 6,
lid 1, onder a) tot en met k), bedoelde doelstellingen zijn bereikt, wordt
onder het gewicht van het afval dat wordt voorbereid voor hergebruik en
gerecycleerd verstaan: het gewicht van het afval dat is ingebracht in een
eindproces van hergebruik of recycling, min het gewicht van het materiaal dat
in de loop van dat proces is afgedankt in verband met de aanwezigheid van
onzuiverheden en dat moet worden verwijderd of andere handelingen ten behoeve
van nuttige toepassing moet ondergaan. Wanneer het afgedankte materiaal echter 2 %
of minder uitmaakt van het gewicht van het afval dat in dat proces is
ingebracht, wordt onder het gewicht van het afval dat wordt voorbereid voor
hergebruik en gerecycleerd verstaan: het gewicht van het afval dat is ingebracht
in een eindproces van voorbereiding voor hergebruik of recycling. d) het volgende lid 1 ter wordt ingevoegd: "1 ter. Indien de verpakking uit
verschillende materialen bestaat, moet elk materiaal afzonderlijk in aanmerking
worden genomen voor de berekening van de doelstellingen die zijn vastgelegd in
artikel 6, lid 1, onder f) tot en met k)."; e) de leden 3, 5, 8 en 9 worden geschrapt; f) het volgende lid 12 wordt toegevoegd: "12. De lidstaten nemen passende maatregelen
die stimuleren om verpakkingen zodanig te ontwerpen dat de milieueffecten ervan
en de afvalproductie zowel bij de vervaardiging als bij het latere gebruik van
de producten worden verminderd, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen geen
verstoringen van de interne markt veroorzaken en de naleving van deze richtlijn
door andere lidstaten niet belemmeren. Dergelijke maatregelen omvatten onder andere
maatregelen die aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel
brengen van verpakkingen die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch
duurzaam zijn en, zodra afval geworden, geschikt zijn voor een passende en
veilige nuttige toepassing en milieuverantwoorde verwijdering. Bij de
maatregelen wordt tevens rekening gehouden met de effecten gedurende de
volledige levensduur van verpakkingen."; 4) het volgende artikel 6 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 6 bis Systeem voor vroegtijdige waarschuwingen 1. De Commissie publiceert, met de steun van het
Europees Milieuagentschap, de volgende verslagen: (a)
in 2017 een verslag over de verwezenlijking van de
doelstellingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder f) en g); (b)
in 2022 een verslag over de verwezenlijking van de
doelstellingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder h) en i); (c)
in 2027 een verslag over de verwezenlijking van de
doelstellingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder j) en k). 2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het
volgende: (a)
een raming van de mate van verwezenlijking van de
doelstellingen door elke lidstaat; (b)
een beoordeling van de verwachte termijn voor de
verwezenlijking van de doelstellingen door elke lidstaat; en (c)
een lijst van lidstaten die het risico lopen die
doelstellingen niet binnen de respectieve termijnen te verwezenlijken,
vergezeld van passende aanbevelingen. Waar nodig kan in de verslagen worden ingegaan op
de uitvoering van aanvullende vereisten naast die van lid 1. 3. Binnen zes maanden na de datum van publicatie
van het verslag van de Commissie dienen de lidstaten die het risico lopen die
doelstellingen niet te verwezenlijken, bij de Commissie een conformiteitsplan
in met een beschrijving van de maatregelen die zij van plan zijn te nemen om de
doelstellingen te bereiken. In het conformiteitsplan wordt rekening gehouden
met de aanbevelingen van de Commissie als bedoeld in lid 2, onder c), de
maatregelen in bijlage VIII bij Richtlijn 2008/98/EG of andere passende
maatregelen. Hierin wordt het verwachte tijdstip van de naleving
aangegeven."; 5) artikel 11, lid 3, komt als volgt te
luiden: "3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 21 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te bepalen
onder welke voorwaarden de in lid 1 genoemde concentraties niet van toepassing
moeten zijn op gerecycleerd materiaal en producten die zijn opgenomen in een
gesloten en gecontroleerde keten, en welke verpakkingssoorten vrijgesteld zijn
van de in lid 1, derde streepje, bedoelde eis."; 6) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: a) de titel wordt vervangen door
"Informatiesystemen en verslaglegging"; b) lid 3 wordt geschrapt. c) de volgende leden 3 a) tot en met
3 d) worden ingevoegd: "3 a. De lidstaten zenden elk jaar
uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarvoor de gegevens
worden verzameld, langs elektronische weg hun gegevens betreffende de
toepassing van artikel 6, lid 1, onder a) tot en met k), toe aan de Commissie.
Het eerste verslag bestrijkt de periode van 1 januari [jaar van
inwerkingtreding van deze wijzigingshandeling + 1 jaar] tot en met 31
december [jaar van inwerkingtreding van deze wijzigingshandeling + 1
jaar]. 3 b. Wanneer afval wordt verzonden om in een
andere lidstaat te worden voorbereid voor hergebruik, te worden gerecycleerd of
anderszins voor nuttige toepassingen van materiaal te worden gebruikt, mag het
alleen worden meegeteld voor de doelstellingen van de lidstaat waar het werd
ingezameld ten behoeve van de in lid 1 bedoelde verslagen. 3 c. Verpakkingsafval dat voor de voorbereiding
voor hergebruik of recycling uit de Unie wordt uitgevoerd, wordt alleen voor
het bereiken van de in artikel 6, lid 1, onder a) tot en met k), bedoelde
doelstellingen meegerekend als de exporteur, in overeenstemming met Verordening
(EG) nr. 1013/2006, kan aantonen dat de verwerking buiten de Unie heeft
plaatsgevonden onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de vereisten van de
desbetreffende milieuwetgeving van de Unie. 3 d) De Commissie kan de nodige
uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van eenvormige voorwaarden voor
de verificatie van de naleving van de doelstellingen als bedoeld in artikel 6,
lid 1, onder a) tot en met k), de vorm van de verslaglegging voor de gegevens
betreffende die doelstellingen, en eenvormige voorwaarden voor de verificatie
door derden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2,
bedoelde procedure vastgesteld."; d) lid 5 wordt geschrapt; 7) artikel 17 wordt geschrapt; 8) artikel 19 komt als volgt te luiden: "1. De Commissie stelt de nodige
uitvoeringshandelingen vast voor de aanpassing van het identificatiesysteem als
bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 10, tweede alinea, zesde
streepje, aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde
procedure vastgesteld. 2. De Commissie stelt de nodige
uitvoeringshandelingen vast voor de vaststelling van de standaardtabellen als
bedoeld in artikel 12, lid 3, onder d). Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld."; 9) artikel 20 komt als volgt te luiden: "Artikel 20 Specifieke maatregelen De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21
bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om eventuele problemen bij de
toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op te vangen, met name voor
verpakkingsmateriaal dat inert is en in zeer kleine hoeveelheden (i.e. ongeveer
0,1 gewichtsprocent) op de markt van de Unie is gebracht, met name verpakking
voor medische apparatuur en farmaceutische producten, kleine verpakkingen en
luxeverpakkingen."; 10) Artikel 21 komt als volgt te luiden: "Artikel 21 Comitéprocedure 1. Voor de toepassing van artikel 12, lid 3, onder
b), en artikel 19, lid 1, wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor de
aanpassing van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang, dat is opgericht bij artikel 39
van Richtlijn 2008/98/EG. Dat comité is een comité in de zin van Verordening
(EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad **. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. ** Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)."; 11) Er wordt een nieuw artikel 21 bis
toegevoegd: "Artikel 21 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2. De bevoegdheid om de in artikel 1, lid 1,
artikel 11, lid 3, artikel 19, lid 2, en artikel 20, lid 1, bedoelde
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van [de datum van
inwerkingtreding van deze herziening] voor onbepaalde tijd aan de Commissie
verleend. 3. De in artikel 1, lid 1, artikel 11, lid 3,
artikel 19, lid 2, en artikel 20, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan
door het Europees Parlement of de Raad op elk moment worden ingetrokken. Het
besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde
datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 1, lid 1, artikel
11, lid 3, artikel 19, lid 2, en artikel 20, lid 1, vastgestelde gedelegeerde
handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad
daartegen binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees
Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees
Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben
meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op
initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden
verlengd." Artikel 3 Wijziging van Richtlijn 1999/31/EG Richtlijn 1999/31/EG wordt als volgt
gewijzigd: 1) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: a) punt a) wordt vervangen door: "a)
de definities van "afvalstof", "stedelijk afval",
"gevaarlijke afvalstof", "nuttige toepassing",
"recycling", "verwijdering",
"afvalstoffenproducent" en "afvalstoffenhouder" van
artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad*
zijn van toepassing; * Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van
een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3)."; b) het volgende punt a bis) wordt
ingevoegd: a bis) "restafval": afval dat ontstaat
bij een nuttige toepassing, onder andere bij een recyclingbehandeling, en
waarvoor geen verdere nuttige toepassing is en dat als gevolg daarvan moeten
worden verwijderd;"; c) de punten b), c) en n) worden
geschrapt; d) punt d) wordt vervangen door: "d) "niet-gevaarlijke afvalstoffen:
afvalstoffen die niet onder de definitie van gevaarlijke afvalstoffen van
Richtlijn 2008/98/EG vallen; e) punt m) komt als volgt te luiden: "m) "biologisch afbreekbare
afvalstoffen": hout, voedsel- en tuinafval, papier en karton en andere
afvalstoffen die anaëroob of aëroob kunnen worden afgebroken;"; 2) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: a) de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2
quater worden ingevoegd: "2 bis De lidstaten aanvaarden vanaf 1
januari 2025 de volgende afvalstoffen niet op stortplaatsen voor
niet-gevaarlijke afvalstoffen: recycleerbaar afval, met inbegrip van
kunststoffen, metaal, glas, papier en karton, en ander biologisch afbreekbaar
afval. 2 ter De lidstaten aanvaarden vanaf 1 januari 2025
in een bepaald jaar een hoeveelheid stedelijk afval op stortplaatsen voor
niet-gevaarlijke afvalstoffen die niet meer bedraagt dan 25 % van de
totale in het voorgaande jaar geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval. 2 quater De lidstaten spannen zich in om vanaf 1
januari 2030 uitsluitend restafval op stortplaatsen voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen te aanvaarden, met als gevolg dat de totale hoeveelheid afval die
op dergelijke stortplaatsen terechtkomt niet meer bedraagt dan 5 % van de
totale in het voorgaande jaar geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval. De
Commissie evalueert deze doelstelling in 2025 en dient zo nodig een
wetgevingsvoorstel voor een wettelijk bindende doelstelling voor stortreductie
tegen 2030 in. 2 quinquies De lidstaten aanvaarden niet dat stedelijk
afval op stortplaatsen voor inerte afvalstoffen wordt gestort. De Commissie beoordeelt de haalbaarheid van de
invoering van beperkingen op het storten van andere soorten afval dan restafval
op stortplaatsen voor inerte afvalstoffen en brengt in 2018 een verslag uit
waarin zij haar conclusies presenteert en dient zo nodig een wetgevingsvoorstel
in."; 3) het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd: "Artikel 5 bis Systeem voor vroegtijdige waarschuwingen 1. De Commissie publiceert, met de steun van het
Europees Milieuagentschap, de volgende verslagen: a) in 2022 een verslag over de
verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 5, lid 2
bis, onder a), en lid 2 ter, onder a); b) in 2027 een verslag over de
verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 5, lid 2
bis, onder b), en lid 2 ter, onder b). 2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het
volgende: a) een raming van de mate van
verwezenlijking van de doelstellingen door elke lidstaat; b) een beoordeling van de verwachte termijn
voor de verwezenlijking van de doelstellingen door elke lidstaat; en c) een lijst van lidstaten die het risico
lopen die doelstellingen niet binnen de respectieve termijnen te
verwezenlijken, vergezeld van passende aanbevelingen. Waar nodig kan in de verslagen worden ingegaan op
de uitvoering van aanvullende vereisten naast die van lid 1. 3. Binnen zes maanden na de datum van publicatie
van het verslag van de Commissie dienen de lidstaten die het risico lopen die
doelstellingen niet te verwezenlijken, bij de Commissie een conformiteitsplan
in met een beschrijving van de maatregelen die een lidstaat van plan is te
nemen om de doelstellingen te bereiken. In het conformiteitsplan wordt rekening
gehouden met de aanbevelingen van de Commissie als bedoeld in lid 2 quater de
maatregelen in bijlage VIII bij Richtlijn 2008/98/EG of andere passende
maatregelen. Hierin wordt het verwachte tijdstip van de naleving
aangegeven."; 4) artikel 11, lid 2, tweede alinea, wordt geschrapt; 5) artikel 12, onder c), wordt als volgt gewijzigd: "c). de kwaliteitscontrole van de in het
kader van de controle- en toezichtprocedures uitgevoerde analyses en/of van de
in artikel 11, lid 1, onder b), bedoelde analyses wordt verricht door bevoegde
laboratoria die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008[26] zijn
geaccrediteerd."; 6) Artikel 15 komt als volgt te luiden: "Artikel 15 Verslaglegging 1. De lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 31
december van het jaar volgend op het jaar waarvoor de gegevens worden
verzameld, langs elektronische weg hun gegevens betreffende de uitvoering van
de doelstellingen en verplichtingen als bedoeld in artikel 5, leden 2, 2 bis en
2 ter, toe aan de Commissie. De gegevens worden toegezonden in de vorm die door
de Commissie in overeenstemming met lid 3 is vastgesteld. Het eerste verslag
bestrijkt de periode van 1 januari [jaar van inwerkingtreding van deze
wijzigingshandeling + 1 jaar] tot en met 31 december [jaar van
inwerkingtreding van deze wijzigingshandeling + 1 jaar]. 2. De lidstaten dienen de gegevens betreffende de
uitvoering van de doelstellingen als bedoeld in artikel 5, lid 2, tot
1 januari 2025 in. 3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen
vaststellen tot bepaling van eenvormige voorwaarden voor de verificatie van de
naleving van de doelstellingen als bedoeld in artikel 5, lid 2, 2 bis en 2 ter,
de vorm van de verslaglegging over de gegevens betreffende die doelstellingen,
en minimumvoorwaarden voor de verificatie door derden. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, van deze
richtlijn bedoelde procedure vastgesteld. 4. De door de lidstaat overeenkomstig de leden 1
en 2 ingediende gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en
worden geverifieerd door een onafhankelijke derde. 7) Artikel 16 komt als volgt te luiden: "Artikel 16 Wijziging van de bijlagen De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 17 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ten behoeve van de
benodigde wijzigingen om de bijlagen aan te passen aan de wetenschappelijke en
technische vooruitgang."; 8) Artikel 17 komt als volgt te luiden: "Artikel 17 Comitéprocedure 1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 3,
artikel 5, leden 2, 2 bis en 2 ter, bijlage I, punt 3.5, en bijlage II, punt 5,
wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor de aanpassing van Richtlijn
2008/98/EG betreffende afvalstoffen aan de wetenschappelijke en technische
vooruitgang, dat is opgericht bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG. Dat
comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad **. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing."; ** Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren
(PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). 9) Het volgende artikel 17 bis wordt toegevoegd: "Artikel 17 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2. De bevoegdheid om de in artikel 16
bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met
ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingshandeling] voor
onbepaalde tijd verleend. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in
artikel 16 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit
tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde
datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 16 vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement
noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving
van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt,
of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de
termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen
bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees
Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd." Artikel 4 Wijziging van Richtlijn 2000/53/EG In artikel 9 van Richtlijn 2000/53/EG worden
het volgende lid 1 bis tot en met 1 quater ingevoegd: "1 bis De lidstaten passen de werkwijze toe
die onder meer betrekking kan hebben op de totstandbrenging van formaten die in
overeenstemming met artikel 7, lid 2, derde alinea – laatste alinea
-, door de Commissie zijn vastgesteld om verslag uit te brengen over de
verificatie van de naleving van de doelstellingen van artikel 7,
lid 2, eerste alinea. De gegevens worden uiterlijk op 31 december van het
jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben, ingediend bij de
Commissie. 1 ter De door de lidstaat overeenkomstig dit
artikel ingediende gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en
worden geverifieerd door een onafhankelijke derde. 1 quater De Commissie kan uitvoeringshandelingen
vaststellen teneinde minimumvoorwaarden voor de verificatie door derden vast te
stellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel
11 beschreven adviesprocedure." Artikel 5 Wijziging van Richtlijn 2006/66/EG Richtlijn 2006/66/EG wordt als volgt
gewijzigd: 1) Artikel 22 wordt geschrapt; 2) Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 komt als volgt te luiden: "De Commissie brengt uiterlijk eind 2016
verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn en het effect ervan op het
milieu, alsook op het functioneren van de interne markt."; b) in lid 2 komt de inleidende zin als
volgt te luiden: "Het verslag van de Commissie bevat een
evaluatie van de volgende aspecten van deze richtlijn:" Artikel 6 Wijziging van Richtlijn 2012/19/EU Richtlijn 2012/19/EU wordt als volgt
gewijzigd: 1) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 5 komt als volgt te luiden: "5 bis De lidstaten zenden elk jaar
uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarvoor de gegevens
worden verzameld, langs elektronische weg hun gegevens betreffende de
toepassing van artikel 16, lid 4, toe aan de Commissie. De gegevens worden
toegezonden in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 5,
onder d), is vastgesteld. Het eerste verslag bestrijkt de periode van 1 januari
[jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wijzigingshandeling]
tot en met 31 december [jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze
wijzigingshandeling]. 5 quater De door de lidstaat overeenkomstig lid 5
bis ingediende gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en
worden geverifieerd door een onafhankelijke derde. 5 quinquies De Commissie kan
uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde minimumvoorwaarden voor de
verificatie door derden vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld."; 2) Artikel 21 komt als volgt te luiden: "Artikel 21 Comitéprocedure 1. Voor de toepassing van artikel 7 lid 5, artikel
8, lid 5, artikel 11, lid 3, artikel 16, leden 3 en 6, en artikel 23, lid 4,
wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor de aanpassing van Richtlijn
2008/98/EG betreffende afvalstoffen aan de wetenschappelijke en technische
vooruitgang, dat is opgericht bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG. Dat
comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt
de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4,
derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 7 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk
[twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn
te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen,
wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn
verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de
Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij
op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 8 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 9 Adressaten Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een
aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3). [2] Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999
betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1). [3] Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365
van 31.12.1994, blz. 10). [4] COM(2011) 571. [5] Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen
milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020
"Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van
28.12.2013, blz. 171). [6] In de afvalhiërarchie staat preventie bovenaan, gevolgd
door hergebruik, recycling vóór energieterugwinning en afvalverwijdering,
waaronder storten en verbranding zonder energieterugwinning. [7] COM(2013) 442. [8] Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000,
blz. 34–43). [9] Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte
batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266
van 26.9.2006, blz. 1–14). [10] http://www.wastetargetsreview.eu/ http://www.eea.europa.eu/publications/waste-opportunities-84-past-and http://www.wastemodel.eu/ [11] PB C van , blz. . [12] PB C van , blz. . [13] Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal
richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3). [14] Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999
betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1). [15] Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365
van 31.12.1994, blz. 10). [16] Industriële en mijnbouwactiviteiten vallen onder de
BBT-referentiedocumenten (BREF's genoemd) die worden opgesteld krachtens
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (PB L 334 van 17.12.2010,
blz. 17) en Richtlijn 2006/21/EG betreffende mijnafval (PB L 102 van
11.4.2006, blz. 15), die gegevens bevatten over de preventie van
hulpbronnengebruik en afvalproductie, hergebruik, recycling en terugwinning. De
huidige herziening van de BREF’s en de goedkeuring van BBT-conclusies door de
Commissie zal het effect van deze BREF's op industriële praktijken versterken,
wat zal leiden tot verdere toenames van de hulpbronnenefficiëntie en meer
recycling en terugwinning van afval. [17] COM(2013) 442. [18] http://ec.europa.eu/eip/raw-materials/en/content/about-european-innovation-partnership-eip-raw-materials [19] COM(2014) 297. [20] Mededeling van 2 oktober 2013 "Gezonde en
resultaatgerichte regelgeving (REFIT): resultaten en volgende stappen"
(COM(2013) 685). [21] http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/public-consultation-new/index_nl.htm [22] Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz.
34). [23] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [24] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [25] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [26] Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees
Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen
inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten
(PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30). BIJLAGE VI Samenstelling
van stedelijk afval Stedelijk afval
omvat huishoudelijk afval en afval van de detailhandel, kleine ondernemingen,
kantoorgebouwen en instellingen (zoals scholen, ziekenhuizen,
overheidsgebouwen) dat in aard en samenstelling vergelijkbaar is met
huishoudelijk afval en dat door of namens de gemeente wordt opgehaald. Onder stedelijk
afval valt: –
grofvuil (zoals witgoed, meubels, matrassen); –
tuinafval, bladeren, gemaaid gras, straatvuil, de
inhoud van vuilnisbakken en afval van het schoonmaken van markten; –
afval van bepaalde gemeentelijke diensten, d.w.z.
afval van park- en tuinonderhoud, afval van reinigingsdiensten. Stedelijk afval omvat ook afval van dezelfde
bronnen, dat vergelijkbaar is in aard en samenstelling, en dat: –
niet namens de gemeente wordt opgehaald maar direct
wordt ingezameld door de regelingen voor producentenverantwoordelijkheid of
private instellingen zonder winstoogmerk voor hergebruik en recycling, met name
door aparte inzameling; –
afkomstig is uit landelijke gebieden waar geen
vuilnisophaaldienst actief is. Onder stedelijk
afval valt niet: –
afval van het riolerings- en zuiveringsstelsel,
waaronder zuiveringsslib; –
bouw- en sloopafval. BIJLAGE VII Minimumvereisten
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid Bij het
ontwikkelen en toepassen van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten
de lidstaten: 1.
Rekening houden met de technische haalbaarheid en
economische levensvatbaarheid en de algehele sociale gevolgen en de gevolgen
voor het milieu en de menselijke gezondheid, alsook met de noodzaak om ervoor
te zorgen dat de interne markt naar behoren functioneert. 2.
Zorgen voor een duidelijke omschrijving van de
taken en verantwoordelijkheden van de actoren die betrokken zijn bij de
tenuitvoerlegging van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, met
inbegrip van producenten en importeurs die goederen in de Unie in de handel
brengen en hun conformiteitsregelingen, private of publieke afvalverwerkers,
lokale instanties en, indien van toepassing, actoren uit de sociale economie. 3.
Meetbare doelstellingen vaststellen op het gebied
van preventie, voorbereiding voor hergebruik, hergebruik, recycling en/of terugwinning
met het oog op ten minste het vervullen van de bestaande kwantitatieve
doelstellingen die in de desbetreffende afvalwetgeving van de Unie zijn
opgenomen. 4.
Ervoor zorgen dat afvalstoffenhouders die onder de
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen, worden voorzien van de
nodige informatie over de beschikbare inzamelingssystemen. 5.
Een rapportageprocudure vaststellen met het oog op
het verzamelen van gegevens over producten die in de handel worden gebracht en,
zodra deze producten het einde van hun levensduur hebben bereikt, het inzamelen
en verwerken van die producten overeenkomstig de afvalhiërarchie waarbij de
materiaalstromen passend worden gespecificeerd. 6.
Ervoor zorgen dat financiële bijdragen aan
regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid door producenten of
importeurs van producten die in de Unie in de handel worden gebracht: 6.1.
Alle kosten van afvalbeheer dekken, met inbegrip
van afzonderlijke inzameling en verwerking, voldoende informatie voor afvalstoffenhouders,
dataverzameling en verslaglegging. 6.2.
Rekening houden met de inkomsten uit de verkoop van
secundaire grondstoffen die uit afval afkomstig zijn. 6.3.
Worden berekend met het oog op de werkelijke kosten
van het beheer van afgedankte producten die in de Unie in de handel worden
gebracht en onder de regeling vallen. 6.4.
Het voorkomen van zwerfafval en
schoonmaakinitiatieven ondersteunen; 7.
Een erkenningsprocedure vaststellen voor regelingen
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid om: 7.1.
Ervoor te zorgen dat de regelingen transparant zijn
op het gebied van door de producenten betaalde bijdragen, met inbegrip van de
gevolgen op verkoopprijzen en de gevolgen voor het concurrentievermogen en de
openheid naar kleine inrichtingen of ondernemingen. 7.2.
De geografische dekking van de regelingen vast te
stellen. 7.3.
Te zorgen voor een gelijke behandeling van
binnenlandse producenten en importeurs. 7.4.
Te zorgen voor een mechanisme voor zelfbeheer via
regelmatige controles van de regelingen door derden op het gebied van zowel: –
7.4.1. behoorlijk financieel beheer van de regeling
- berekening van de totale kosten per producttype; gebruik van de verzamelde
fondsen en –
7.4.2. passende inzameling en verwerking van afval,
controle van de wettelijkheid van de overbrenging van afval en de kwaliteit van
gegevens en verslaglegging. 8.
Proportionele sancties vaststellen in geval van
niet-vervullen van de doelstellingen en/of niet-eerbiedigen van deze
voorschriften. 9.
Toereikende monitoring- en handhavingsinstrumenten
vaststellen, en een formele en regelmatige dialoog tussen de betrokken actoren
organiseren. BIJLAGE VIII Te overwegen maatregelen in het in artikel 11 bis vermelde plan
(systeem voor vroegtijdige waarschuwingen) De volgende maatregelen moeten worden overwogen
in het conformiteitsplan dat wordt voorgesteld aan de lidstaten die het risico
lopen riskeren de doelstellingen niet te verwezenlijken: –
maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van
statistieken en om duidelijke vooruitzichten te genereren van de
afvalverwerkingscapaciteiten en de afstand van de doelstellingen die zijn
vermeld in artikel 11, lid 2, van deze richtlijn, artikel 6, lid 1, van
Richtlijn 94/62/EG en artikel 5, lid 2, bis, ter en quater van Richtlijn
1999/31/EG; –
beter gebruikmaken van belangrijke economische
hulpmiddelen, waaronder: –
toelopende stijging van de heffingen op
stortplaatsen voor alle afvalcategorieën (stedelijk, inert, overig); –
introductie of verhoging van de heffingen voor
verbranding of specifieke verboden op het verbranden van recycleerbaar afval; –
progressieve uitbreiding naar het hele grondgebied
van de lidstaten van gedifferentieerde afvaltarieven die producenten van
stedelijk afval aanmoedigen om hun afval te verminderen, te hergebruiken en te
recyclen; –
maatregelen om de kostenefficiëntie van bestaande
en aankomende regelingen voor producentenverantwoordelijkheid (met inbegrip van
gedetailleerde maatregelen en tijdschema's voor het uitvoeren van de
minimumvereisten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die in
bijlage VII zijn opgenomen). Uitbreiding van het toepassingsgebied van de
regelingen voor producentenverantwoordelijkheid naar nieuwe afvalstromen; –
economische stimulansen voor lokale instanties om
preventie te bevorderen en afzonderlijke inzamelingsregelingen te ontwikkelen
en te versterken; –
maatregelen om de ontwikkeling van de
hergebruiksector te ondersteunen; –
maatregelen om schadelijke subsidies te
onderdrukken die niet overeenkomen met de afvalhiërarchie; –
technische en fiscale maatregelen om de
ontwikkeling van markten voor hergebruikte producten en gerecyclede (inclusief
gecomposteerde) materialen te ondersteunen en om de kwaliteit van gerecyclede
materialen te verbeteren; –
maatregelen om het bewustzijn van goed afvalbeheer
en zwerfvuilvermindering bij het publiek te vergroten, met inbegrip van
ad-hoccampagnes om afvalvermindering bij de bron en een hoog participatieniveau
in de afzonderlijke inzamelingsregelingen te garanderen; –
maatregelen om te zorgen voor passende coördinatie
tussen alle bevoegde publieke instanties die betrokken zijn bij afvalbeheer, en
voor de betrokkenheid van andere belangrijke belanghebbenden; –
gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen
voor de financiering van de ontwikkeling van de infrastructuur voor afvalbeheer
die nodig is om de relevante doelen te behalen; –
andere relevante alternatieven of aanvullende
maatregelen met hetzelfde doel. Het plan zal
worden opgesteld op basis van een evaluatie van de bestaande afvalbeheerplannen
en na een raadpleging van de relevante belanghebbenden en bevoegde publieke
instanties die bij afvalbeheer zijn betrokken. Het plan zal vergezeld gaan van
de resultaten van deze raadplegingen en door een beoordeling van de te
verwachten gevolgen voor het vervullen van de betrokken doelstellingen die in
het plan zijn opgenomen. Het zal ook vergezeld gaan van een precies tijdschema
voor de toepassing van de voorgestelde maatregelen. Zo nodig zal het
plan een herziene planning bevatten van de nodige infrastructuur en, waar
nodig, vergezeld gaan van een voorgesteld tijdschema voor de aanpassing van de
bestaande nationale of regionale afvalbeheerplannen zoals vermeld in artikel 28
en van de afvalpreventieprogramma's zoals vermeld in artikel 29.".