EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006H0952

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

PB L 378 van 27.12.2006, p. 72–77 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2006/952/oj

27.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 378/72


AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 december 2006

betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

(2006/952/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (3) („het Handvest”) wordt erkend dat de menselijke waardigheid onschendbaar is en dat zij moet worden geëerbiedigd en beschermd. Artikel 24 van het Handvest bepaalt dat kinderen recht hebben op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn, en dat bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particuliere instellingen, de belangen van het kind een essentiële overweging vormen.

(2)

De Europese Unie moet haar beleid richten op het voorkomen van elke schending van het beginsel van eerbied voor de menselijke waardigheid.

(3)

Er moet EU-wetgeving komen om minderjarigen in hun lichamelijke, geestelijke en morele ontwikkeling te beschermen in verband met de inhoud van alle audiovisuele en informatiediensten, alsmede om minderjarigen te beschermen tegen toegang tot ongeschikte programma's of diensten voor volwassenen.

(4)

Gezien de permanente ontwikkeling van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën moet de Gemeenschap dringend zorgen voor een volledige en adequate bescherming van de belangen van de burgers op dit gebied door enerzijds te waarborgen dat informatiediensten vrijelijk worden verleend en verspreid en anderzijds erop toe te zien dat de inhoud daarvan wettig is, het beginsel van de menselijke waardigheid eerbiedigt en niet schadelijk is voor de ontwikkeling van minderjarigen.

(5)

De Gemeenschap heeft reeds maatregelen op het gebied van de audiovisuele en informatiediensten vastgesteld om de voorwaarden te scheppen voor een vrij verkeer van televisie-uitzendingen en andere informatiediensten, onder eerbiediging van de beginselen van vrijheid van mededinging, van meningsuiting en van informatie, maar zij zou op dit gebied doortastender moeten optreden met als doel maatregelen vast te stellen ter bescherming van de consument tegen het aanzetten tot discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische herkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, alsmede zulke discriminatie te bestrijden. Bij dergelijke maatregelen dient een evenwicht te worden bereikt tussen de bescherming van de rechten van eenieder enerzijds en de vrijheid van meningsuiting anderzijds, in het bijzonder wat betreft de verantwoordelijkheid van de lidstaten om het begrip aanzetten tot haat of discriminatie volgens hun eigen nationale wetgeving en ethische waarden te definiëren.

(6)

Aanbeveling 98/560/EG van de Raad van 24 september 1998 betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken (4) is het eerste rechtsinstrument op communautair niveau dat zich in de vijfde overweging richt op vraagstukken op het gebied van de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in voor het publiek beschikbaar gestelde audiovisuele en informatiediensten, ongeacht de wijze van verspreiding. In artikel 22 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (5) („Richtlijn televisie zonder grenzen”) wordt reeds specifiek ingegaan op de bescherming van minderjarigen en van de menselijke waardigheid in televisie-omroepactiviteiten.

(7)

De Raad en de Commissie wordt in overweging gegeven bijzondere aandacht te schenken aan de toepassing van deze aanbeveling bij de herziening of sluiting van nieuwe partnerschapsovereenkomsten of nieuwe samenwerkingsprogramma's met derde landen of onderhandelingen daarover, gezien het mondiale karakter van producenten, distributeurs en leveranciers van audiovisuele inhoud en internettoegang.

(8)

Bij Beschikking nr. 276/1999/EG (6) hebben het Europees Parlement en de Raad een communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van Internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken goedgekeurd (het „Actieplan Veiliger Internet”).

(9)

Bij Beschikking nr. 1151/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) is het Actieplan Veiliger Internet met twee jaar verlengd; het plan is uitgebreid met maatregelen om het uitwisselen van informatie en coördinatie met de relevante actoren op nationaal niveau aan te moedigen, en met speciale bepalingen voor de toetredende landen.

(10)

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (8) verduidelijkt enkele juridische concepten en harmoniseert bepaalde aspecten, teneinde de diensten van de informatiemaatschappij in staat te stellen volledig te profiteren van de beginselen van de interne markt. Enkele bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG zijn ook relevant voor de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid, met name artikel 16, lid 1, onder e), dat de lidstaten en de Commissie verplicht het opstellen van gedragscodes ter bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te stimuleren.

(11)

Nu het medialandschap ten gevolge van nieuwe technologieën en vernieuwing van de media verandert, is het nodig kinderen en ook ouders, leerkrachten en opleiders te leren de audiovisuele en online-informatiediensten effectief te gebruiken.

(12)

Zelfregulering van de audiovisuele sector blijkt in het algemeen een efficiënt aanvullend middel, maar is niet voldoende om minderjarigen te beschermen tegen boodschappen met een schadelijke inhoud. De ontwikkeling van een Europese audiovisuele ruimte die is gebaseerd op vrijheid van meningsuiting en eerbiediging van de rechten van de burgers, zou moeten stoelen op een permanente dialoog tussen nationale en Europese wetgevers, reguleringsinstanties, bedrijven, verenigingen, burgers en maatschappelijke organisaties.

(13)

Bij de publieke raadpleging met betrekking tot Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie- omroepactiviteiten (9) werd voorgesteld om de noodzaak van maatregelen in verband met „mediageletterdheid” op te nemen onder de onderwerpen waarop Aanbeveling 98/560/EG betrekking heeft.

(14)

De Commissie moedigt samenwerking en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken aan tussen bestaande zelfregulerende en mederegelgevende lichamen die zich bezig houden met de beoordeling of classificering van audiovisuele inhouden, ongeacht de kanalen voor de verspreiding daarvan, teneinde alle gebruikers, maar vooral ouders, leerkrachten en opleiders, in staat te stellen om illegale inhoud van audiovisuele en online-informatiediensten te signaleren en toegestane inhoud die schade kan berokkenen aan de lichamelijke of geestelijke ontwikkeling van minderjarigen in te schatten.

(15)

Zoals ook voorgesteld werd bij de publieke raadpleging met betrekking tot Richtlijn 97/36/EG, is het zinvol dat het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen voor online-media geldt, waarbij de eigenschappen van het medium of de dienst in kwestie in aanmerking worden genomen.

(16)

In de Resolutie van de Raad van 5 oktober 1995 inzake de benadering van het man/vrouwbeeld in de reclame en de media (10) wordt de lidstaten en de Commissie verzocht om passende maatregelen te nemen teneinde een gediversifieerd, realistisch beeld van de vaardigheden en mogelijkheden van vrouwen en mannen in de maatschappij ingang te doen vinden.

(17)

Bij de indiening van haar voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten heeft de Commissie aangetekend dat de weergave van de verschillende seksen in de media en de reclame wezenlijke vragen oproept met betrekking tot de bescherming van de waardigheid van mannen en vrouwen; zij concludeerde echter op grond van andere grondrechten, met name de persvrijheid en het pluralisme van de media, dat die vragen niet in dat voorstel aan de orde gesteld dienden te worden, maar dat deze moeten worden geïnventariseerd.

(18)

Ondernemingen die audiovisuele en online-informatiediensten verlenen, moeten op het niveau van de lidstaten worden aangemoedigd om iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, in deze media en in alle reclameboodschappen, waaronder de nieuwe reclametechnieken, te voorkomen en te bestrijden, onverminderd de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.

(19)

Deze aanbeveling heeft mede betrekking op de nieuwe technologische ontwikkelingen en is een aanvulling op aanbeveling 98/560/EG. Gezien de technologische vooruitgang omvat het toepassingsgebied audiovisuele en online-informatiediensten die publiekelijk toegankelijk zijn via vaste of mobiele elektronische netwerken.

(20)

Deze aanbeveling belet de lidstaten geenszins hun grondwettelijke bepalingen en andere juridische voorschriften, alsmede hun rechtspraktijk op het gebied van de vrijheid van meningsuiting toe te passen,

BEVELEN HET VOLGENDE AAN:

I.   Ter bevordering van de ontwikkeling van de industrie van audiovisuele en online-informatiediensten treffen de lidstaten de nodige maatregelen om een betere bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in alle audiovisuele en online-informatiediensten te verzekeren, door:

1.

zich te beraden op de invoering van maatregelen in hun nationale wetgeving en praktijken aangaande het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen met betrekking tot online-media, met inachtneming van de nationale wettelijke en grondwettelijke bepalingen, waarbij het mogelijk moet zijn de wijze van uitoefening van dit recht aan te passen aan de bijzondere kenmerken van de verschillende typen media;

2.

teneinde het in gebruik nemen van technologische ontwikkelingen in de hand te werken, naast en in aansluiting op de bestaande wettelijke en andere maatregelen ten aanzien van omroepdiensten, en in nauwe samenwerking met de betrokken partijen, acties te bevorderen om:

a)

minderjarigen een verantwoord gebruik te leren maken van de audiovisuele en online-informatiediensten, met name door ouders, leerkrachten en opleiders meer bewust te maken van de mogelijkheden van de nieuwe diensten en van de wijzen waarop deze veilig door minderjarigen kunnen worden gebruikt, met name door mediageletterdheid- of media-educatieprogramma's, en bijvoorbeeld door permanente vorming binnen het schoolonderwijs;

b)

waar dienstig en noodzakelijk, de kwalitatief hoogstaande inhoud en diensten voor minderjarigen beter in kaart te brengen en toegankelijker te maken, onder meer in onderwijsinstellingen en openbare gebouwen;

c)

de burgers te informeren over de mogelijkheden van het internet.

Voorbeelden van mogelijke activiteiten ter bevordering van de mediageletterdheid zijn omschreven in bijlage II;

3.

de aanbieders, tussenpersonen en gebruikers van nieuwe communicatiemiddelen zoals internet te responsabiliseren door:

a)

de industrie van audiovisuele en online-informatiediensten ertoe aan te zetten om, met eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen in alle audiovisuele en online-informatiediensten, en om dit soort discriminatie te bestrijden;

b)

hen op te roepen om waakzaam te zijn en als illegaal beschouwde webpagina's te melden, onverminderd Richtlijn 2000/31/EG;

c)

een gedragscode op te stellen in samenwerking met de aanbieders en nationale en communautaire reguleringsinstanties;

4.

maatregelen te stimuleren om alle soorten illegale activiteiten op het internet die schadelijk zijn voor minderjarigen te bestrijden en om het internet tot een veel veiliger medium te maken, hierbij valt met name te denken aan de volgende maatregelen:

a)

invoering van een kwaliteitskeurmerk voor aanbieders, zodat gebruikers gemakkelijk kunnen vaststellen of een bepaalde aanbieder een gedragscode hanteert;

b)

het opzetten van passende voorzieningen om aangifte te doen van illegale en/of verdachte activiteiten op het internet.

II.   De industrie van audiovisuele en online-informatiediensten en de andere betrokken partijen:

1.

ontwikkelen positieve maatregelen ten behoeve van minderjarigen, met inbegrip van initiatieven om een bredere toegang tot audiovisuele en online-informatiediensten te verlenen, en tegelijkertijd potentieel schadelijke inhoud te vermijden, bijvoorbeeld door middel van filtersystemen. Dat zou onder meer harmonisatie door middel van samenwerking tussen regulerende, zelfregulerende en mederegulerende lichamen in de lidstaten kunnen inhouden, alsmede het uitwisselen van goede praktijken met betrekking tot bijvoorbeeld een systeem van gemeenschappelijke descriptieve symbolen of waarschuwingsboodschappen ter aanduiding van de leeftijdscategorie en/of de aspecten van de inhoud die hebben geleid tot een bepaalde leeftijdsaanbeveling, teneinde gebruikers te helpen de inhoud van audiovisuele en online-informatiediensten te beoordelen; Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door de activiteiten die in bijlage III zijn omschreven;

2.

bekijken of er filters ingebouwd kunnen worden die de verspreiding van met de menselijke waardigheid strijdige informatie op het internet tegenhouden;

3.

ontwikkelen maatregelen om het gebruik van etiketteringsystemen voor op het internet verspreide inhoud te bevorderen;

4.

denken na over effectieve middelen om in audiovisuele en online-informatiediensten discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen en te bestrijden en een gediversifieerd, realistisch beeld van de vaardigheden en mogelijkheden van vrouwen en mannen in de maatschappij ingang te doen vinden.

MERKEN OP DAT DE COMMISSIE:

1.

voornemens is in het kader van het communautair meerjarenprogramma 2005-2008 ter bevordering van een veiliger gebruik van internet en nieuwe online-technologieën voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van burgers overal in Europa in alle media te bevorderen, teneinde het publiek te informeren over de voordelen en mogelijke risico's van internet, een verantwoordelijk en veilig gebruik ervan, de mogelijkheden inzake de indiening van klachten, alsmede over ouderlijk toezicht. Voor bepaalde doelgroepen zoals scholen, ouderverenigingen en gebruikers kunnen specifieke campagnes worden gevoerd;

2.

voornemens is de mogelijkheid te onderzoeken om een gratis Europees telefoonnummer in te voeren of een bestaande dienst uit te breiden teneinde internetgebruikers te helpen door hen de weg te wijzen naar de beschikbare klachtenmeldpunten en informatiepunten en door ouders informatie te verschaffen over de doeltreffendheid van filtersoftware;

3.

voornemens is na te gaan of steun kan worden verleend aan de invoering van een generieke secundaire domeinnaam voor gecontroleerde sites die ernaar streven minderjarigen en hun rechten te respecteren (bijvoorbeeld .KID.eu);

4.

een constructieve en permanente dialoog blijft onderhouden met organisaties van inhoudleveranciers, consumentenorganisaties en alle andere betrokken partijen;

5.

voornemens is de vorming van netwerken van zelfregulerende instanties en de uitwisseling van ervaringen tussen hen te bevorderen en te steunen teneinde de doelmatigheid van gedragscodes en van een op zelfregulering gebaseerde aanpak te beoordelen, zodat de strengste normen voor de bescherming van minderjarigen verzekerd zijn;

6.

voornemens is om op basis van informatie van de lidstaten bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering en de doelmatigheid van de in deze aanbeveling vermelde maatregelen in te dienen, en om deze aanbeveling opnieuw te bezien als dit nodig blijkt.

Gedaan te Brussel, 20 december 2006

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB C 221 van 8.9.2005, blz. 87.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 7 september 2005 (PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 217), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 september 2006 en Standpunt van het Europees Parlement van 12 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(4)  PB L 270 van 7.10.1998, blz. 48.

(5)  PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).

(6)  PB L 33 van 6.2.1999, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 787/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).

(7)  PB L 162 van 1.7.2003, blz. 1.

(8)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(9)  PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60.

(10)  PB C 296 van 10.11.1995, blz. 15.


BIJLAGE I

INDICATIEVE RICHTSNOEREN VOOR DE TENUITVOERLEGGING, OP NATIONAAL NIVEAU, VAN MAATREGELEN IN DE NATIONALE WETGEVING EN PRAKTIJKEN OM HET RECHT OP WEERWOORD OF GELIJKWAARDIGE RECHTSMIDDELEN MET BETREKKING TOT DE ONLINE-MEDIA TE VERZEKEREN

Doelstelling: de invoering van maatregelen, in de nationale wetten en praktijken van de lidstaten, om het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen met betrekking tot alle online-media te verzekeren, met inachtneming van de nationale wettelijke en grondwettelijke bepalingen, waarbij de wijze van uitoefening van dit recht aangepast moet kunnen worden aan de bijzondere kenmerken van de verschillende typen media.

De term „medium” verwijst naar elke communicatiemiddel voor de verspreiding online van bewerkte informatie onder het publiek, zoals kranten, tijdschriften, radio, televisie en webnieuwsdiensten.

Onverminderd andere in de lidstaten geldende civielrechtelijke, administratiefrechtelijke of strafrechtelijke bepalingen, dienen, alle natuurlijke en rechtspersonen wier wettige belangen, inzonderheid (maar niet uitsluitend) hun aanzien en reputatie, zijn aangetast door een onjuiste bewering in een publicatie of tijdens een uitzending, ongeacht hun nationaliteit over een recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen te beschikken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de daadwerkelijke uitoefening van het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen niet wordt belemmerd door het opleggen van onredelijke regels of voorwaarden.

Het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen dient te bestaan ten aanzien van online-media die onder de rechtsmacht van een lidstaat vallen.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen in te stellen en stellen de procedure voor de uitoefening van dit recht vast. Met name zien zij erop toe dat de termijn voor de uitoefening van het recht op weerwoord voldoende ruim is, en dat de procedure zodanig is dat natuurlijke of rechtspersonen die in andere lidstaten wonen of gevestigd zijn, naar behoren dit recht kunnen uitoefenen of deze middelen kunnen aanwenden.

Het recht op weerwoord kan behalve door wetgeving ook door mederegulering of zelfregulering worden verzekerd.

Het recht op weerwoord is een zeer geschikt rechtsmiddel in een online-omgeving, daar onmiddellijk op betwiste informatie kan worden gereageerd en het technisch eenvoudig is het weerwoord van de betrokkenen bij te voegen. Het weerwoord moet echter worden verstrekt binnen een redelijke tijd nadat het verzoek is gestaafd, op een tijd en een wijze die aansluiten bij de publicatie of uitzending waarop het verzoek betrekking heeft.

Er dient te worden voorzien in procedures waarbij geschillen betreffende de uitoefening van het recht op weerwoord of de aanwending van gelijkwaardige rechtsmiddelen ter beoordeling aan de rechter of aan soortgelijke onafhankelijke instanties kunnen worden voorgelegd.

Een beroep op het recht op weerwoord of gelijkwaardige rechtsmiddelen kan worden verworpen indien de eiser geen rechtmatig belang heeft bij de publicatie van een dergelijk weerwoord, of indien het weerwoord een strafbare handeling zou behelzen, de aanbieder van inhoud civielrechtelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld, dan wel indien het verzoek indruist tegen de goede zeden.

Het recht op weerwoord laat andere rechtsmiddelen die ter beschikking staan van personen wier waardigheid, eer, reputatie of persoonlijke levenssfeer door de media is aangetast, onverlet.


BIJLAGE II

Voorbeelden van mogelijke activiteiten ter bevordering van de mediageletterdheid:

a)

permanente bijscholing van leerkrachten en opvoeders, in overleg met verenigingen voor kinderbescherming, betreffende het gebruik van het internet in het onderwijs op school, teneinde alert te blijven op de mogelijke risico's van het internet, met name van discussieruimten („chat rooms”) en forums;

b)

invoering van specifiek internetonderricht voor kinderen vanaf zeer jonge leeftijd, met inbegrip van sessies die ook voor ouders toegankelijk zijn;

c)

een geïntegreerde onderwijsaanpak die deel uitmaakt van de leerplannen van scholen en de programma's ter bevordering van de mediageletterdheid, teneinde informatie over een verantwoord gebruik van internet te verschaffen;

d)

het organiseren van nationale campagnes voor burgers, met gebruikmaking van alle media, om informatie over een verantwoord gebruik van internet te verspreiden;

e)

het uitdelen van voorlichtingspakketten waarin wordt gewezen op de mogelijke risico's van het internet („veilig surfen op internet”, „spam wegfilteren”) en het opzetten van telefonische hulpdiensten die permanent bereikbaar zijn voor meldingen of klachten over schadelijke of illegale inhoud;

f)

passende maatregelen om permanent bemande telefoondiensten in het leven te roepen of de doelmatigheid ervan te verbeteren, zodat klachten gemakkelijker kunnen worden ingediend en schadelijke of illegale inhoud kan worden gemeld.


BIJLAGE III

Voorbeelden van mogelijke activiteiten van de betrokken sectoren en partijen ten behoeve van minderjarigen:

a)

de gebruikers systematisch een doeltreffend, actualiseerbaar en eenvoudig te gebruiken filtersysteem ter beschikking stellen op het ogenblik dat zij zich abonneren op een toegangsdienst;

b)

toegang aanbieden tot diensten die speciaal voor kinderen zijn bestemd en zijn uitgerust met een automatisch door toegangaanbieders en operators van mobiele telefonie bediend filterinstrument;

c)

invoeren van stimulansen om de beschikbare sites te beschrijven en deze beschrijving regelmatig te actualiseren, zodat sites gemakkelijker te klasseren zijn en hun inhoud beter kan worden beoordeeld;

d)

op alle zoekmachines banners aanbrengen om erop te wijzen dat er informatie over het verantwoord gebruik van het internet voorhanden is, en dat er permanent bemande telefoondiensten ter beschikking staan.


Top