EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0013

Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen

OJ L 77, 20.3.2002, p. 17–22 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Estonian: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Latvian: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Lithuanian: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Hungarian Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Maltese: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Polish: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Slovak: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Slovene: Chapter 06 Volume 004 P. 310 - 315
Special edition in Bulgarian: Chapter 06 Volume 004 P. 172 - 177
Special edition in Romanian: Chapter 06 Volume 004 P. 172 - 177
Special edition in Croatian: Chapter 06 Volume 005 P. 3 - 8

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2015

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/13/oj

32002L0013

Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen

Publicatieblad Nr. L 077 van 20/03/2002 blz. 0017 - 0022


Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 5 maart 2002

tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en artikel 55,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het actieplan voor financiële diensten, dat tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad te Keulen op 3 en 4 juni 1999 en te Lissabon op 23 en 24 maart 2000 door de staatshoofden en regeringsleiders werd onderschreven, wordt erkend dat de door verzekeringsondernemingen te vormen solvabiliteitsmarge een belangrijke rol vervult bij de bescherming van de verzekeringnemers in de interne markt doordat aldus wordt gewaarborgd dat de verzekeringsondernemingen voldoen aan adequate kapitaalvereisten die evenredig zijn aan de aard van de gelopen risico's.

(2) Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(4) verplicht verzekeringsondernemingen tot het vormen van solvabiliteitsmarges.

(3) De verplichting voor verzekeringsondernemingen om, afgezien van de technische voorzieningen die dienen ter dekking van hun verzekeringsverplichtingen, een solvabiliteitsmarge te vormen die fungeert als buffer om ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat op te vangen, is een wezenlijk aspect van het stelsel van bedrijfseconomisch toezicht ter bescherming van verzekerden en verzekeringsnemers.

(4) De bestaande voorschriften inzake de solvabiliteitsmarge zoals vastgesteld bij Richtlijn 73/239/EEG zijn door de latere communautaire wetgeving grotendeels ongemoeid gelaten; Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering)(5) schrijft voor dat de Commissie aan het bij Richtlijn 91/675/EEG van de Raad(6) ingestelde Comité voor het verzekeringswezen een verslag moet overleggen betreffende de noodzaak van verdere harmonisatie van de solvabiliteitsmarge.

(5) Bij de opstelling van dat verslag heeft de Commissie rekening gehouden met de aanbevelingen die vervat zijn in het verslag over de solvabiliteit van verzekeringsondernemingen dat is uitgebracht door de Conferentie van Verzekeringstoezichthouders van de lidstaten van de Europese Unie.

(6) Hoewel in het verslag wordt geconcludeerd dat de bestaande regeling dankzij haar eenvoud en gedegenheid bevredigend heeft gewerkt en berust op gezonde, zeer transparante principes, zijn er in een aantal specifieke gevallen toch tekortkomingen geconstateerd, met name met betrekking tot gevoelige risicoprofielen.

(7) Zo is het noodzakelijk de actuele minimumgarantiefondsen te vereenvoudigen en te verhogen, met name wegens de invloed van de inflatie op de hoogte van de schadeclaims en de bedrijfslasten sinds de oorspronkelijke vaststelling van de fondsen. De drempelbedragen waarboven het laagste percentage van toepassing is voor de berekening van het solvabiliteitsmargevereiste ten opzichte van de premies en de schaden, dienen eveneens dienovereenkomstig te worden verhoogd.

(8) Teneinde in de toekomst aanzienlijke verhogingen van deze drempelbedragen en de minimumgarantiefondsen te vermijden, dient een mechanisme te worden ingesteld dat ervoor zorgt dat de bedragen en fondsen automatisch in hetzelfde tempo stijgen als het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen in de Gemeenschap.

(9) In specifieke gevallen waarin de rechten van de verzekeringsnemers in het gedrang komen, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben om in een voldoende vroeg stadium in te grijpen; doch, in dat geval dienen zij, conform de beginselen van behoorlijk bestuur en eerbiediging van de procedurevoorschriften, de verzekeringsondernemingen in kennis te stellen van de redenen die aan hun optreden ten grondslag liggen. Zolang een dergelijke situatie aanhoudt, dient te worden belet dat de bevoegde autoriteit officieel verklaart dat de verzekeringsonderneming over een toereikende solvabiliteitsmarge beschikt.

(10) Gelet op de marktontwikkelingen op het gebied van de herverzekeringsdekking van de primaire verzekeraars, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben de verlaging van het solvabiliteitsmargevereiste onder bepaalde omstandigheden te beperken.

(11) Wanneer een verzekeraar aanzienlijk minder of geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit, dient een toereikende solvabiliteitsmarge te worden gevormd op basis van de uit hoofde van de bestaande overeenkomsten resterende verplichtingen zoals deze tot uiting komen in het niveau van de technische voorzieningen.

(12) Voor specifieke branches in het schadeverzekeringsbedrijf die door een bijzonder veranderlijk risicoprofiel worden gekenmerkt, dient het bestaande solvabiliteitsmargevereiste fors te worden verhoogd, zodat de vereiste solvabiliteitsmarge beter beantwoordt aan het werkelijke risicoprofiel van de desbetreffende branche.

(13) Teneinde met de invloed van verschillende boekhoudkundige en actuariële benaderingen rekening te houden, is het gepast overeenkomstige aanpassingen in de calculatiemethode van het solvabiliteitsmargevereiste aan te brengen, zodat de marge op een samenhangende en consequente wijze wordt berekend en de verzekeringsondernemingen op voet van gelijkheid worden behandeld.

(14) Deze richtlijn stelt minimumnormen voor de solvabiliteitsmargevereisten vast; de lidstaat van herkomst mag strengere regels opleggen aan verzekeringsondernemingen waaraan door zijn eigen bevoegde autoriteiten vergunning is verleend.

(15) Richtlijn 73/239/EEG dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 73/239/EEG

Richtlijn 73/239/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 3 wordt lid 1 vervangen door: "1. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen, waarvan tegelijkertijd:

a) de statuten de mogelijkheid bieden over te gaan tot het heffen van suppletiebijdragen of tot vermindering van de uitkeringen;

b) de werkzaamheden niet de wettelijke aansprakelijkheid dekken, tenzij het een bijkomende garantie betreft in de zin van punt C van de bijlage, noch de krediet- en borgtochtrisico's;

c) het jaarlijkse bedrag van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, niet meer dan 5000000 EUR beloopt; en

d) ten minste de helft van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, afkomstig is van de bij de onderlinge waarborgmaatschappij, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappij aangesloten personen.

Deze richtlijn heeft geen betrekking op ondernemingen die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

- de onderneming oefent geen andere verzekeringsactiviteit uit dan die welke bedoeld wordt in punt 18 van punt A van de bijlage,

- deze activiteit blijft beperkt tot het louter plaatselijke niveau en omvat alleen verrichtingen in natura, en

- het jaarlijks bedrag van de ontvangsten uit hoofde van de hulpverlening aan personen in moeilijkheden beloopt niet meer dan 200000 EUR.

Het bepaalde in dit artikel belet evenwel niet dat een onderlinge maatschappij uit hoofde van deze richtlijn een vergunning aanvraagt of haar vergunning behoudt.";

2. artikel 16 wordt vervangen door: "Artikel 16

1. Iedere lidstaat verplicht elke verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, te allen tijde te beschikken over een voldoende beschikbare solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden, die ten minste gelijk is aan hetgeen in deze richtlijn als vereiste is gesteld.

2. De beschikbare solvabiliteitsmarge bestaat uit het vermogen van de verzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen, met inbegrip van:

a) het gestorte maatschappelijk kapitaal of, wat onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen betreft, het gestorte gedeelte van het waarborgkapitaal plus de ledenrekeningen die aan alle volgende criteria voldoen:

i) de statuten bepalen dat er langs deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht indien zulks geen daling van de beschikbare solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt of, na ontbinding van de onderneming, indien alle andere schulden zijn voldaan;

ii) de statuten bepalen dat de bevoegde autoriteiten ten minste een maand van tevoren in kennis moeten worden gesteld van de onder i) bedoelde betalingen voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat zij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kunnen verbieden;

iii) de relevante bepalingen in de statuten kunnen pas worden gewijzigd wanneer de bevoegde autoriteiten, onverminderd de onder i) en ii) genoemde criteria, hebben verklaard geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben;

b) de (wettelijke en vrije) reserves die niet tegenover verplichtingen staan;

c) de overgebrachte winst of het overgebrachte verlies, na aftrek van de uit te keren dividenden.

De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de verzekeringsonderneming worden gehouden.

Voor de verzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 60, lid 1, onder g), van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen(7) tot discontering of vermindering van hun technische voorzieningen voor te betalen schaden overgaan om met de opbrengst van beleggingen rekening te houden, wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen of de technische voorzieningen vóór vermindering zoals deze in de toelichting zijn vermeld, en de gedisconteerde of verminderde technische voorzieningen. Deze correctie wordt toegepast op alle onder A van de bijlage vermelde risico's, met uitzondering van de onder de punten 1 en 2 bedoelde risico's. Voor andere risico's dan de onder de punten 1 en 2 vermelde behoeft geen correctie te worden toegepast met betrekking tot de discontering van in de technische voorzieningen opgenomen renten.

3. De beschikbare solvabiliteitsmarge kan ook bestaan uit:

a) het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de achtergestelde leningen tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge - naargelang welk bedrag het laagst is -, waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd, of het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn, mits in geval van faillissement of liquidatie van de verzekeringsonderneming bindende overeenkomsten gelden op grond waarvan de achtergestelde leningen of preferente aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere crediteuren en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip uitstaande schulden zijn voldaan.

Achtergestelde leningen moeten tevens aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

ii) voor leningen met een vaste looptijd dient de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar te bedragen. Uiterlijk een jaar voor de vervaldag legt de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op het vereiste niveau gebracht op de vervaldag, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen, gedurende minimaal de laatste vijf jaren voor de vervaldag geleidelijk wordt verlaagd. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen voor vervroegde terugbetaling van dergelijke leningen, mits het initiatief hiertoe uitgaat van de emitterende verzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge niet onder het vereiste niveau daalt;

iii) leningen waarvan de looptijd niet bepaald is, kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als bestanddelen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen;

iv) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in andere omstandigheden dan bij liquidatie van de verzekeringsonderneming vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;

v) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de bevoegde autoriteiten verklaard hebben geen bezwaar te hebben tegen de wijziging;

b) effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten, met inbegrip van andere gecumuleerde preferente aandelen dan de onder a) bedoelde, ten belope van maximaal 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge - naargelang welk bedrag het laagst is - voor het totaal van deze effecten en van de onder a) vermelde achtergestelde leningen, mits deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit;

ii) de emissieovereenkomst moet de verzekeringsonderneming de mogelijkheid bieden de betaling van de rente over de lening uit te stellen;

iii) de vorderingen van de kredietverlener op de verzekeringsonderneming moeten volledig worden achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde crediteuren;

iv) in de documenten met betrekking tot de effectenemissie moet worden bepaald dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-betaalde rente, terwijl de verzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;

v) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen.

4. Op een met bewijzen gestaafd verzoek van de onderneming aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en met de instemming van deze bevoegde autoriteit kan de beschikbare solvabiliteitsmarge ook bestaan uit:

a) de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het waarborgkapitaal, zodra het gestorte gedeelte 25 % van dit kapitaal bedraagt, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is;

b) de suppletiebijdragen die onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen met variabele premies van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar, tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil tussen de maximumbijdragen en de werkelijk ingevorderde bijdragen; deze mogelijke suppletiebijdragen mogen evenwel niet meer dan 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge bedragen, naargelang welk bedrag het laagst is. De bevoegde nationale autoriteiten stellen richtsnoeren op waarin de voorwaarden worden vastgesteld waaronder suppletiebijdragen aanvaard kunnen worden;

c) de latente netto meerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa, voorzover deze nettoreserves geen uitzonderlijk karakter hebben.

5. De wijzigingen die in de leden 2, 3 en 4 moeten worden aangebracht om rekening te houden met ontwikkelingen die een technische aanpassing van de voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen vergen, worden vastgesteld volgens de in artikel 2 van Richtlijn 91/675/EEG van de Raad(8) neergelegde procedure.";

3. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 16 bis

1. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald ten opzichte van het jaarlijks totaal van premies of bijdragen, dan wel ten opzichte van de gemiddelde betaalde schaden ten laste van de laatste drie boekjaren.

Wanneer verzekeringsondernemingen evenwel in hoofdzaak slechts één of meer van de risico's van krediet, storm, hagel of vorst dekken, wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde betaalde schaden rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren.

2. Onverminderd artikel 17 moet het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de in de leden 3 en 4 omschreven berekeningen.

3. Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven brutopremies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende brutopremies of -bijdragen, naargelang welke van beide bedragen het hoogst is.

De premies of bijdragen die verband houden met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches, worden met 50 % verhoogd.

De premies of bijdragen die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.

Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de premies die gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden geaccepteerd.

Daarvan worden afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen, alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengetelde premies of bijdragen.

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 50000000 EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 18 % en 16 % genomen en vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de premies of de bijdragen aan de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches toe te wijzen.

4. Voor de berekening ten opzichte van de schaden wordt uitgegaan van de met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches verband houdende schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen, vermeerderd met 50 %.

Eerst worden de bedragen van de schaden die gedurende de in lid 1 bedoelde perioden in het kader van het directe verzekeringsbedrijf zijn betaald, bij elkaar opgeteld, zonder aftrek van de ten laste van de cessionarissen en retrocessionarissen komende schaden.

Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de schaden die gedurende dezelfde perioden uit hoofde van geaccepteerde herverzekeringen of retrocessies zijn betaald, en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als geaccepteerde herverzekeringen zijn gevormd.

Daarvan worden de gedurende de in lid 1 bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.

Van deze uitkomst wordt eveneens afgetrokken het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het tweede boekjaar voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar, voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als geaccepteerde herverzekeringen zijn gevormd. Indien de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode gelijk is aan zeven jaar, wordt het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaande aan het laatst afgesloten boekjaar zijn gevormd, afgetrokken.

Nadat, al naar gelang van de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode, een derde, respectievelijk een zevende van het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 35000000 EUR, en een tweede gedeelte dat het restant omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 26 % en 23 % genomen en worden vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen aan de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches toe te wijzen. In het geval van onder A, punt 18, van de bijlage vallende risico's dient het bedrag van de betaalde schaden waarvan bij de berekening ten opzichte van de schaden moet worden uitgegaan, overeen te komen met de voor de verzekeringsonderneming uit de verleende bijstand voortvloeiende kosten. Deze kosten worden berekend overeenkomstig de nationale bepalingen van de lidstaat van herkomst.

5. Indien de vereiste solvabiliteitsmarge zoals berekend overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de herverzekering, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen.

6. De percentages die moeten worden berekend van de in lid 3, zesde alinea, en lid 4, zesde alinea, bedoelde gedeelten, worden tot een derde verminderd voor de ziekteverzekering die op analoge wijze als de levensverzekering wordt beheerd, indien:

a) de geheven premies volgens de verzekeringswiskundige methoden worden berekend aan de hand van ziektetafels;

b) een ouderdomsvoorziening wordt gevormd;

c) een aanvullende premie wordt geheven om een passende veiligheidsmarge te vormen;

d) de verzekeringsonderneming de overeenkomst uiterlijk voor het einde van het derde verzekeringsjaar kan opzeggen;

e) in de overeenkomst de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende overeenkomsten de premies te verhogen of de uitkeringen te verminderen.";

4. artikel 17 wordt vervangen door: "Artikel 17

1. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de in artikel 16 bis bedoelde vereiste solvabiliteitsmarge. Het wordt gevormd door de in artikel 16, lid 2, lid 3, en - met goedkeuring van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst - lid 4, onder c), vermelde bestanddelen.

2. Het garantiefonds mag echter niet minder bedragen dan 2000000 EUR. Indien het echter gaat om de risico's of een gedeelte van de risico's die onder een van de onder A, punten 10 tot en met 15, van de bijlage vermelde branches vallen, moet het garantiefonds 3000000 EUR bedragen.

Iedere lidstaat kan bepalen dat het minimumgarantiefonds voor onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen met een vierde wordt verminderd.";

5. het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd: "Artikel 17 bis

1. De in euro luidende bedragen genoemd in artikel 16 bis, leden 3 en 4, en in artikel 17, lid 2, worden jaarlijks en voor de eerste maal op 20 september 2003 aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumptieprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.

De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de actualiseringsdatum, en afgerond op een veelvoud van 100000 EUR.

Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5 % bedraagt, blijft actualisering achterwege.

2. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in kennis van de actualisering, alsmede van de aangepaste bedragen als bedoeld in lid 1.";

6. in artikel 20, lid 2, wordt "artikel 16, lid 3", vervangen door "artikel 16 bis";

7. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 20 bis

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om van verzekeringsondernemingen waarbij naar hun oordeel de rechten van de verzekeringsnemers in het gedrang komen, een financieel saneringsplan te verlangen. Dit financiële saneringsplan moet ten minste met betrekking tot de volgende drie boekjaren gegevens of bewijsstukken bevatten betreffende:

a) een raming van de kosten van beheer, met name van de algemene lopende kosten en de provisies;

b) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat het directe verzekeringsbedrijf en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;

c) de te verwachten balanspositie;

d) een raming van de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de vereiste solvabiliteitsmarge;

e) het algemene herverzekeringsbeleid.

2. Wanneer de rechten van de verzekeringsnemers door de verslechterende financiële positie van de onderneming in het gedrang komen, dragen de lidstaten er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om de verzekeringsondernemingen te verplichten een hogere vereiste solvabiliteitsmarge aan te houden dan die welke in de nationale wetgeving wordt voorgeschreven, teneinde te waarborgen dat de verzekeringsonderneming in staat is in de nabije toekomst aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen. Bij de vaststelling van het niveau van deze hogere vereiste solvabiliteitsmarge wordt uitgegaan van het in lid 1 bedoelde financiële saneringsplan.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om alle voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen lager te waarderen, met name wanneer zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de marktwaarde van deze bestanddelen heeft voorgedaan.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om de verlaging van de overeenkomstig artikel 16 bis bepaalde, op herverzekering gebaseerde solvabiliteitsmarge te beperken wanneer:

a) de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomsten sinds het laatste boekjaar sterk is veranderd,

b) er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van de herverzekeringsovereenkomst.

5. Wanneer de bevoegde autoriteit op grond van lid 1 van een verzekeringsonderneming een financieel saneringsplan heeft verlangd, onthoudt deze autoriteit zich van de afgifte van een certificaat overeenkomstig artikel 10, lid 3, tweede alinea, van deze richtlijn, artikel 16, lid 1, onder a), van Richtlijn 88/357/EEG van de Raad (tweede richtlijn schadeverzekering)(9) en artikel 12, lid 2, van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad (derde richtlijn schadeverzekering)(10), zolang zij van mening is dat de rechten van de verzekeringsnemers in de zin van lid 1 in het gedrang komen.".

Artikel 2

Overgangsperiode

1. De lidstaten kunnen aan de verzekeringsondernemingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn in één of meer van de in de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG genoemde branches op hun grondgebied werkzaam zijn, een termijn van vijf jaar, aanvangende op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, laten om aan de in artikel 1 van deze richtlijn gestelde voorwaarden te voldoen.

2. De lidstaten kunnen aan de in lid 1 bedoelde ondernemingen die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar de vereiste solvabiliteitsmarge nog niet volledig hebben bereikt, een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan, mits deze ondernemingen de maatregelen die zij voornemens zijn te nemen om de marge te bereiken, overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 73/239/EEG ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten hebben voorgelegd.

Artikel 3

Omzetting in nationaal recht

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 20 september 2003 aan de richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze maatregelen aannemen, wordt hierin naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten schrijven voor dat de in lid 1 bedoelde maatregelen voor het eerst van toepassing zijn bij de controle van de jaarrekeningen voor boekjaren die op 1 januari 2004 of in de loop van dat kalenderjaar aanvangen.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

4. Uiterlijk op 1 januari 2007 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag over betreffende de wijze waarop deze richtlijn ten uitvoer is gelegd en, zo nodig, betreffende de noodzaak van verdere harmonisatie. Uit dit verslag moet blijken hoe de lidstaten gebruik hebben gemaakt van de in deze richtlijn geboden mogelijkheden, en met name of als gevolg van de aan de nationale toezichthoudende autoriteiten verleende discretionaire bevoegdheid grote verschillen in toezicht op de interne markt zijn ontstaan.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

R. De Rato Y Figaredo

(1) PB C 96 E van 27.3.2001, blz. 129.

(2) PB C 193 van 10.7.2001, blz. 16.

(3) Advies van het Europees Parlement van 4 juli 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 februari 2002.

(4) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65).

(5) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).

(6) PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32.

(7) PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7.

(8) PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32.

(9) PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65).

(10) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).

Top