EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CB0807

Zaak C-807/19: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 26 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — procedure ingeleid door “DSK Bank” EAD, “FrontEx International” EAD (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EEG – Artikelen 3 en 6 tot en met 8 – Richtlijn 2008/48/EG – Artikel 22 – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Onderzoek dat de nationale rechter ambtshalve verricht – Nationale betalingsbevelprocedure)

PB C 44 van 8.2.2021, p. 11–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/11


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 26 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — procedure ingeleid door “DSK Bank” EAD, “FrontEx International” EAD

(Zaak C-807/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering - Bescherming van de consument - Richtlijn 93/13/EEG - Artikelen 3 en 6 tot en met 8 - Richtlijn 2008/48/EG - Artikel 22 - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Onderzoek dat de nationale rechter ambtshalve verricht - Nationale betalingsbevelprocedure)

(2021/C 44/15)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

“DSK Bank” EAD, “FrontEx International” EAD

Dictum

1)

Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de nationale rechter die om een betalingsbevel is verzocht, vanwege praktische moeilijkheden, zoals zijn werklast, afziet van het onderzoek of er sprake is van een oneerlijk beding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument.

2)

Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat een nationale rechter die om een betalingsbevel is verzocht en vermoedt dat dit verzoek is gebaseerd op een oneerlijk beding in de consumentenkredietovereenkomst in de zin van richtlijn 93/13, de mogelijkheid heeft om bij gebreke van verzet door de consument aanvullende informatie op te vragen bij de schuldeiser teneinde te onderzoeken of dit beding werkelijk oneerlijk is.

3)

De artikelen 3 en 8 van richtlijn 93/13, gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 7 van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter die ambtshalve onderzoekt of de bedingen van een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk zijn, teneinde te bepalen of er sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de verplichtingen die krachtens deze overeenkomst op de partijen rusten, ook rekening mag houden met de nationale bepalingen die de consument een betere bescherming garanderen dan die waarin deze richtlijn voorziet.


(1)  PB C 27 van 27.1.2020.


Top