EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0340

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 maart 2012.
Europese Commissie tegen Republiek Cyprus.
Niet-nakoming - Richtlijn 92/43/EEG - Artikelen 4, lid 1, en 12, lid 1 - Niet-opneming binnen gestelde termijn van Meer van Paralimni als gebied van communautair belang - Systeem van bescherming van Natrix natrix cypriaca (Cypriotische ringslang).
Zaak C-340/10.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:143

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

15 maart 2012 ( *1 )

„Niet-nakoming — Richtlijn 92/43/EEG — Artikelen 4, lid 1, en 12, lid 1 — Niet-opneming binnen gestelde termijn van Meer van Paralimni als gebied van communautair belang — Systeem van bescherming van Natrix natrix cypriaca (Cypriotische ringslang)”

In zaak C-340/10,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 7 juli 2010,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Zavvos en D. Recchia als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Republiek Cyprus, vertegenwoordigd door K. Lykourgos en M. Chatzigeorgiou als gemachtigden,

verweerster,

wijst HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: J.-C. Bonichot, kamerpresident, A. Prechal, K. Schiemann, L. Bay Larsen (rapporteur) en C. Toader, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Republiek Cyprus

door het Meer van Paralimni niet op te nemen op de nationale lijst van voorgestelde gebieden van communautair belang (hierna: „vGCB’s”),

door activiteiten toe te laten die de ecologische kenmerken van het Meer van Paralimni ernstig in gevaar brengen en door niet de nodige beschermingsmaatregelen te treffen voor het behoud van de populatie van de Natrix natrix cypriaca (Cypriotische ringslang), door welke soort het Meer van Paralimni en de Xyliatosdam van ecologisch belang zijn, en

door niet de nodige maatregelen te treffen om voor die soort een systeem van strikte bescherming in te stellen en toe te passen,

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 4, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206, blz. 7), zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363, blz. 368; hierna: „habitatrichtlijn”), krachtens de habitatrichtlijn zoals uitgelegd door de arresten van 13 januari 2005, Dragaggi e.a. (C-117/03, Jurispr. blz. I-167), en 14 september 2006, Bund Naturschutz in Bayern e.a. (C-244/05, Jurispr. blz. I-8445), en krachtens artikel 12, lid 1, van die richtlijn.

Toepasselijke bepalingen

2

Krachtens artikel 3, lid 1, eerste alinea, van de habitatrichtlijn „wordt [er] een coherent Europees ecologisch netwerk gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd. Dit netwerk, dat bestaat uit gebieden met in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats en habitats van in bijlage II genoemde soorten, moet de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen.”

3

Artikel 4, leden 1 en 2, van de habitatrichtlijn bepaalt:

„1.   Op basis van de criteria van bijlage III (fase 1) en van de relevante wetenschappelijke gegevens stelt elke lidstaat een lijst van gebieden voor, waarop staat aangegeven welke typen natuurlijke habitats van bijlage I en welke inheemse soorten van bijlage II in die gebieden voorkomen. Voor diersoorten met een zeer groot territorium komen deze gebieden overeen met de plaatsen, binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. [...]

De lijst wordt binnen drie jaar na kennisgeving van de richtlijn aan de Commissie toegezonden met informatie over elk gebied. [...]

2.   Op basis van de in bijlage III (fase 2) vermelde criteria werkt de Commissie [...] aan de hand van de lijsten van de lidstaten een ontwerplijst van de gebieden van communautair belang uit, waarop staat aangegeven in welke gebieden een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten voorkomen.

[...]

De lijst van gebieden van communautair belang, waarop de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten staan aangegeven, wordt door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.”

4

In artikel 5 van die richtlijn wordt bepaald:

„1.   In uitzonderlijke gevallen, wanneer de Commissie constateert dat een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort die haar op grond van relevante en betrouwbare wetenschappelijke informatie onontbeerlijk lijkt voor het behoud van dat prioritaire type natuurlijke habitat of het voortbestaan van die prioritaire soort, ontbreekt op een nationale lijst als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt een procedure voor bilateraal overleg tussen deze lidstaat en de Commissie geopend om de door beide partijen gebruikte wetenschappelijke gegevens te vergelijken.

2.   Indien het meningsverschil na een overlegperiode van ten hoogste zes maanden niet is opgelost, zendt de Commissie de Raad een voorstel toe betreffende de selectie van dat gebied als gebied van communautair belang.

3.   De Raad spreekt zich binnen drie maanden na de indiening van het voorstel met eenparigheid van stemmen uit.

4.   Gedurende de overlegperiode en in afwachting van een besluit van de Raad is het betrokken gebied onderworpen aan de bepalingen van artikel 6, lid 2.”

5

Artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn luidt als volgt:

„De lidstaten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, sub a, vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, waarbij een verbod wordt ingesteld op:

a)

het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten;

b)

het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek;

c)

het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur;

d)

de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.”

6

De Cypriotische ringslang (Natrix natrix cypriaca) is een prioritaire soort die voorkomt in bijlage II en in bijlage IV, sub a, van de habitatrichtlijn.

Aan het geding ten grondslag liggende feiten en precontentieuze procedure

7

Op 16 mei 2006 ontving de Commissie van de Cypriotische federatie van milieuorganisaties een klacht dat de Cypriotische ringslang onvoldoende werd beschermd. Volgens die klacht heeft de Republiek Cyprus ten onrechte verzuimd het Meer van Paralimni op te nemen op de nationale lijst van vGCB’s.

8

Gelet op de inlichtingen waarover zij beschikte, zond de Commissie de Republiek Cyprus op 23 maart 2007 een aanmaningsbrief waarin zij laatstgenoemde wees op de onvoldoende bescherming van die soort vanwege het ontbreken van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s en het ontbreken van bescherming van dat meer en van de Xyliatosdam.

9

Bij brief van 18 mei 2007 heeft de Republiek Cyprus de aanmaningsbrief beantwoord met de verklaring dat de bevoegde autoriteit in gesprek was met de betrokken partijen teneinde vóór het einde van 2007 te komen tot een algemeen aanvaard voorstel tot opneming van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s. Voornoemde lidstaat heeft tevens de verschillende maatregelen opgesomd die waren genomen om de bescherming van dat gebied en van de Xyliatosdam te versterken. Tot slot stelt de Republiek Cyprus dat het versturen van de aanmaningsbrief prematuur en onrechtmatig was, aangezien de Commissie de procedure van artikel 5 van de habitatrichtlijn had moeten volgen en niet de niet-nakomingsprocedure als bedoeld in artikel 258 VWEU.

10

Bij brief van 6 juni 2008 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht, waarin zij vaststelde dat de Republiek Cyprus, door niet binnen de gestelde termijn alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan de habitatrichtlijn, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Bijgevolg heeft de Commissie de Republiek Cyprus verzocht de nodige maatregelen te nemen om dit met redenen omkleed advies binnen twee maanden na de kennisgeving ervan op te volgen.

11

Bij brief van 21 november 2008 heeft de Republiek Cyprus op dit met redenen omkleed advies geantwoord, waarbij zij aangaf welke maatregelen er waren genomen voor de bescherming van de Cypriotische ringslang en welke vooruitgang er was geboekt bij de opneming van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s.

12

Bij brief van 18 december 2009 heeft de Commissie met name gewezen op de klachten over de onroerendgoedontwikkeling in het noordelijke deel van het Meer van Paralimni.

13

Bij brief van 23 december 2009 heeft de Republiek Cyprus de Commissie meegedeeld dat voornoemd gebied op 24 november 2009 officieel was opgenomen op de nationale lijst van vGCB’s. Het noordelijke deel van het Meer van Paralimni heeft Cyprus evenwel niet op die lijst opgenomen.

14

Vervolgens heeft de Republiek Cyprus de door de Commissie naar voren gebrachte klachten over de onroerendgoedontwikkeling in het noordelijke deel van voornoemd meer weerlegd.

Beroep

Ontbreken van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s

Argumenten van partijen

15

De Commissie is van mening dat de Republiek Cyprus, door het Meer van Paralimni niet vóór het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn op te nemen op de nationale lijst van vGCB’s, de krachtens artikel 4, lid 1, van de habitatrichtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

16

Met betrekking tot artikel 5, lid 1, van de habitatrichtlijn, waarvan de Republiek Cyprus tijdens de precontentieuze fase de toepassing heeft verzocht, daar de Commissie had geconstateerd dat een gebied dat onontbeerlijk lijkt voor het behoud van de Cypriotische ringslang ontbreekt op de nationale lijst van vGCB’s, betoogt de Commissie dat die bepaling veronderstelt dat er een wetenschappelijk meningsverschil bestaat tussen haar en de betrokken lidstaat, hetgeen in casu niet het geval is. In de onderhavige zaak zijn de door beide partijen gebruikte gegevens dezelfde en worden die gegevens niet betwist. In haar brieven van 12 augustus en 21 november 2008 heeft de Republiek Cyprus zich verbonden om het Meer van Paralimni op te nemen op de nationale lijst van vGCB’s. Bijgevolg is de vraag of er sprake is van een wetenschappelijk meningsverschil en of er al dan niet gegevens moeten worden vergeleken, niet aan de orde.

17

Subsidiair voert de Commissie aan dat er ernstige aanwijzingen zijn dat de grenzen van het gebied zoals die uiteindelijk zijn meegedeeld in verband met de aanwijzing als vGCB, niet volstaan voor de bescherming en instandhouding van de Cypriotische ringslang, aangezien zij niet de belangrijke zone omvatten die is gelegen in het noordelijke deel van het Meer van Paralimni, dat in 2009 werd omgezet in bouwterrein, en dat de inbreuk bijgevolg voortduurt.

18

De Republiek Cyprus herinnert eraan dat zij nooit heeft betwist dat het Meer van Paralimni een vGCB moest worden. Zij betoogt evenwel dat de thans als vGCB geplande zone voldoende is voor de bescherming en instandhouding van de betrokken soort. Deze soort komt enkel voor in het zuidelijke en oostelijke deel van het vGCB. Afgezien daarvan bevat de door de Oostenrijkse deskundige verrichte studie, waarnaar de Commissie verwijst, geen duidelijke aanwijzingen omtrent de begrenzing van het vGCB die zij nodig achtte voor een toereikende bescherming van de Cypriotische ringslang.

19

Aangezien de Republiek Cyprus wetenschappelijke gegevens aanvoert ten betoge dat de begrenzing van het vGCB voldoende is voor de bescherming van de Cypriotische ringslang en zijn habitats, hetgeen de Commissie betwijfelt, is er volgens die lidstaat sprake van een wetenschappelijk meningsverschil over de evaluatie van de wetenschappelijke gegevens. Dat meningsverschil rechtvaardigt volgens die lidstaat de inleiding van de in artikel 5 van de habitatrichtlijn voorziene procedure voor bilateraal overleg.

Beoordeling door het Hof

20

Wat het voorwerp van het beroep aangaat zij erop gewezen dat het Hof, overeenkomstig artikel 92, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, in iedere stand van het geding ambtshalve de middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn, kan onderzoeken.

21

Volgens vaste rechtspraak heeft de precontentieuze procedure tot doel, de betrokken lidstaat in de gelegenheid te stellen, de krachtens het Unierecht op hem rustende verplichtingen na te komen en verweer te voeren tegen de door de Commissie geformuleerde grieven. Het voorwerp van het krachtens artikel 258 VWEU ingestelde beroep wordt derhalve afgebakend door de in dat artikel bedoelde precontentieuze procedure. Mitsdien kan het beroep niet op andere grieven worden gebaseerd dan die welke in het met redenen omkleed advies zijn genoemd (zie met name arrest van 10 mei 2001, Commissie/Nederland, C-152/98, Jurispr. blz. I-3463, punt 23).

22

In casu zij opgemerkt dat uit het dossier niet blijkt dat tijdens de precontentieuze fase, zomin in het stadium van de aanmaning als in dat van het met redenen omkleed advies, de vraag naar de begrenzing van het Meer van Paralimni door partijen is aangesneden, noch dat de Commissie enig argument heeft aangevoerd dat specifiek betrekking heeft op het noordelijke deel van dat gebied. Aangaande het ontbreken van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s, heeft de Commissie zich ertoe beperkt te eisen dat dat gebied, in algemene termen beschreven en zonder aanwijzingen betreffende de begrenzing ervan, moest worden opgenomen op de nationale lijst van vGCB’s, en heeft de Republiek Cyprus zich verbonden dat gebied op die lijst op te nemen, hetgeen zij, meer dan zeventien maanden na het uitbrengen van het met redenen omkleed advies, heeft gedaan.

23

Aangezien de precontentieuze procedure geenszins betrekking had op de begrenzing van het Meer van Paralimni, noch op het specifieke onderwerp van de opneming in dat gebied van het noordelijke deel van dat meer, is het beroep niet-ontvankelijk voor zover het verwijst naar dat laatstgenoemde onderwerp.

24

Aangaande de grief ontleend aan de niet-opneming van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s, merkt het Hof op dat nooit is betwist dat dit gebied, over het algemeen, had moeten worden opgenomen op die lijst.

25

Bijgevolg moet, in de eerste plaats, worden vastgesteld dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 5 van de habitatrichtlijn in ieder geval voor geen van beide grieven is voldaan.

26

Aangaande, in de tweede plaats, de grief ontleend aan de niet-opneming van het Meer van Paralimni op de nationale lijst van vGCB’s, staat vast dat dit gebied bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn nog steeds niet op die lijst was opgenomen.

27

Aangezien het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn en het Hof geen rekening kan houden met sindsdien opgetreden wijzigingen (zie met name arresten van 11 januari 2007, Commissie/Ierland, C-183/05, Jurispr. blz. I-137, punt 17, en 11 november 2010, Commissie/Italië, C-164/09, punt 19), moet worden vastgesteld dat het beroep van de Commissie wat die grief betreft gegrond is.

Toelaten van activiteiten die de habitat van de betrokken soort doen achteruitgaan of vernietigen

Ontvankelijkheid

– Argumenten van partijen

28

De Republiek Cyprus betoogt dat noch de aanmaningsbrief, noch het met redenen omkleed advies melding maakt van de aanwezigheid van een schietbaan en van graafwerkzaamheden. Bijgevolg heeft de Commissie, door in haar beroep te verwijzen naar de schietbaan en de graafwerkzaamheden als activiteiten die de habitat van de betrokken soort doen achteruitgaan of vernietigen, het voorwerp van het geding verruimd.

29

De Republiek Cyprus stelt dat aangezien zij geen opmerkingen heeft kunnen maken in antwoord op die argumenten, deze door het Hof niet in aanmerking kunnen worden genomen bij het onderzoek van de grieven van de Commissie. Het voorwerp van het geding kan zich immers enkel uitstrekken tot feiten die zich na het met redenen omkleed advies hebben voorgedaan, indien die feiten van dezelfde aard zijn als die waarin in dat advies op wordt gedoeld, en eenzelfde gedraging opleveren, hetgeen in casu niet het geval is.

30

Wat de woningbouwontwikkeling in het „noordelijke deel van het meer” betreft, bevat het met redenen omkleed advies geen precisering van de in de aanmaningsbrief meer globaal aangevoerde argumenten. Concreet gesteld, werd van de woningbouwontwikkeling op de betrokken plaats pas voor het eerst melding gemaakt in de brief van de Commissie van 18 december 2009. Het „noordelijke deel van het meer” wordt noch in de aanmaningsbrief, noch in het met redenen omkleed advies genoemd.

31

Bijgevolg is de Republiek Cyprus van mening dat de argumenten van de Commissie inzake de aanwezigheid van een schietbaan, de graafwerkzaamheden en de woningbouwontwikkeling in het noordelijke deel van het Meer van Paralimni niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

32

De Commissie merkt op dat zij zowel in haar aanmaningsbrief als in haar met redenen omkleed advies de handelwijze van de Republiek Cyprus laakt. Volgens haar laat de Republiek Cyprus activiteiten toe die de ecologische kenmerken van het Meer van Paralimni ernstig in gevaar brengen, en heeft zij niet de nodige beschermingsmaatregelen getroffen voor het behoud van de populatie van de Cypriotische ringslang, hetgeen in strijd is met het Unierecht. Binnen dit kader en ter onderbouwing van die grief wijst de Commissie in concreto op het bovenmatig wegpompen van water, de onroerendgoedontwikkeling en de motorcrossen.

33

De Commissie merkt op dat, aangenomen dat de aanwezigheid van de schietbaan en de graafwerkzaamheden feiten zijn die zich pas na het met redenen omkleed advies hebben voorgedaan, het voorwerp van het geding kan worden uitgebreid tot feiten die zich hebben voorgedaan na dat advies, indien die feiten van dezelfde aard zijn als die waarin in dat advies op wordt gedoeld, en eenzelfde gedraging opleveren. Volgens de Commissie zijn in casu de feiten van dezelfde aard als die waarin in het met redenen omkleed advies op wordt gedoeld, en leveren zij eenzelfde gedraging op.

34

Aangaande het gestelde gebrek aan precisie in de formulering van de argumenten betreffende de onroerendgoedontwikkeling, merkt de Commissie op dat zij het algemene concept heeft omschreven als onroerendgoedontwikkeling „aan de oever van het meer, maar ook binnen de grenzen daarvan”. Die precisering omvat duidelijk ook het noordelijke deel van het meer, aangezien dat zich bevindt „binnen de grenzen” van het meer. In ieder geval had de Commissie geen enkele mogelijkheid om het probleem van de recente onroerendgoedontwikkeling in het noordelijke deel van het meer op te nemen in haar aanmaningsbrief of haar met redenen omkleed advies, daar de Republiek Cyprus die zone pas in maart 2009, dat wil zeggen ruim na het verstrijken van de termijn voor antwoord op het met redenen omkleed advies, had opgenomen in het stadsuitbreidingsplan.

– Beoordeling door het Hof

35

Wat de graafwerkzaamheden betreft, moet worden opgemerkt dat zij behoren tot de feiten die de Commissie de Republiek Cyprus in haar aanmaningsbrief en haar met redenen omkleed advies heeft verweten.

36

Bijgevolg is het argument inzake het toelaten van de graafwerkzaamheden ontvankelijk.

37

Aangaande de aanwezigheid van de schietbaan moet worden beklemtoond dat, zoals de Commissie zelf erkent, dit feit tijdens de precontentieuze procedure niet is genoemd. Weliswaar kunnen zelfs feiten die zich hebben voorgedaan na het met redenen omkleed advies, doch die van dezelfde aard zijn als die waarin in dat advies op wordt gedoeld, en eenzelfde gedraging opleveren, in het kader van een beroep wegens niet-nakoming in aanmerking worden genomen (zie in die zin arresten van 22 maart 1983, Commissie/Frankrijk, 42/82, Jurispr. blz. 1013, punt 20, en 4 februari 1988, Commissie/Italië, 113/86, Jurispr. blz. 607, punt 11), doch dit is niet het geval bij de aanwezigheid van een schietbaan, het wegpompen van water, onroerendgoedontwikkeling, graafwerkzaamheden en de organisatie van motorcrossen.

38

Derhalve is het argument ontleend aan de aanwezigheid van de schietbaan niet-ontvankelijk.

39

Wat het argument betreft inzake de woningbouwontwikkeling in het noordelijke deel van het Meer van Paralimni en de gevolgen daarvan voor dat gebied, moet worden vastgesteld dat, gelet op hetgeen is aangegeven in punt 23 van het onderhavige arrest en op het feit dat dit argument in ieder geval door de Commissie noch in haar aanmaningsbrief, noch in haar met redenen omkleed advies is aangevoerd, dit eveneens niet-ontvankelijk is.

Ten gronde

– Argumenten van partijen

40

De Commissie is van mening dat de rechtspraak van het Hof, die de noodzaak erkent om de vGCB’s te beschermen en de doelstellingen van de habitatrichtlijn te behouden, met name wat de totstandbrenging betreft van een coherent Europees ecologisch netwerk, ook van toepassing is op gebieden die voldoen aan de vereiste ecologische criteria voor opneming op de lijst van vGCB’s.

41

De Commissie wijst erop dat de Republiek Cyprus het overmatig en illegaal wegpompen van water, dat de oorzaak is van met name de vernietiging van de habitat van de betrokken soort of het verdwijnen van de representatieve kenmerken ervan, toelaat. Daar komt bij dat de onroerendgoedontwikkeling in het betrokken gebied de oppervlakte van die habitat verkleint en daardoor zeer nadelige gevolgen heeft voor de instandhouding van het gebied en de betrokken soort. Bovendien is de organisatie van motorcrossen bijzonder schadelijk voor de Cypriotische ringslang vanwege de voortdurende verstoring, en vormt deze een bron van gevaar aangezien zij leidt tot verwondingen en zelfs tot de dood van dieren.

42

Aangaande de onttrekking van water aan het gebied waar de Cypriotische ringslang zijn habitat heeft, wijst de Republiek Cyprus erop dat deze inmiddels is gestopt en dat de zorgen over een daling van het waterpeil in de habitat van die soort en over de vernietiging van die habitat wegens het wegpompen van water niet langer gerechtvaardigd zijn. Wat de woningbouw „aan de oever van het meer” betreft, beklemtoont de verwerende lidstaat dat er geen enkele woningbouwontwikkeling is binnen het betrokken vGCB en dat die ontwikkeling aan de randen van dat gebied de habitat van de Cypriotische ringslang niet beperkt en, anders dan de Commissie beweert, geen schadelijke gevolgen heeft. Aan de aanwezigheid van een motorcrossbaan is volgens de Republiek Cyprus een einde gemaakt en de baan zelf is gesloopt.

– Beoordeling door het Hof

43

Er zij aan herinnerd dat de lidstaten met betrekking tot de gebieden die kunnen worden aangewezen als gebieden van communautair belang, die voorkomen op de aan de Commissie toegezonden nationale lijsten, in het bijzonder met betrekking tot de gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats of prioritaire soorten, op grond van de habitatrichtlijn verplicht zijn om beschermingsmaatregelen vast te stellen die het relevante ecologisch belang kunnen waarborgen dat deze gebieden op nationaal niveau toekomt ter verwezenlijking van de door die richtlijn beoogde instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde flora en fauna (zie reeds aangehaald arrest Dragaggi e.a., punt 30).

44

De regeling inzake de passende bescherming van de gebieden die ingevolge artikel 4, lid 1, van de habitatrichtlijn zijn opgenomen op de aan de Commissie toegezonden nationale lijst, verlangt dat de lidstaten geen ingrepen toestaan die de ecologische kenmerken van die gebieden ernstig kunnen aantasten. Dit is met name het geval wanneer een ingreep de oppervlakte van een gebied aanzienlijk zou kunnen verkleinen, of wanneer deze zou kunnen leiden tot het verdwijnen van in het gebied aanwezige prioritaire soorten, of tot de vernietiging van dat gebied of de teloorgang van de representatieve kenmerken ervan (zie reeds aangehaald arrest Bund Naturschutz in Bayern e.a., punten 46 en 47).

45

Anders zou het besluitvormingsproces op het niveau van de Europese Unie, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de natuurlijke kenmerken van de door de lidstaten aangemelde gebieden, maar de verschillende door de lidstaten voorgestelde gebieden ook met elkaar worden vergeleken vanuit ecologisch oogpunt, immers kunnen worden verstoord, zodat de Commissie niet langer haar taken op het betrokken gebied zou kunnen vervullen, tot welke taken met name behoort het opstellen van de lijst van gebieden die zijn geselecteerd als gebieden van communautair belang met het oog op de totstandbrenging van een coherent Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones (zie reeds aangehaald arrest Bund Naturschutz in Bayern e.a., punten 41 en 42).

46

Bovenstaande overwegingen gelden in elk geval, mutatis mutandis, ook voor de gebieden waarvan door de betrokken lidstaat niet wordt betwist dat zij voldoen aan de ecologische criteria bedoeld in artikel 4, lid 1, van de habitatrichtlijn en die, bijgevolg, hadden moeten worden opgenomen op de nationale lijst van vGCB’s die aan de Commissie is gezonden.

47

Het is immers, gelet op de habitatrichtlijn en de daarmee nagestreefde doelstellingen, niet aanvaardbaar dat een gebied zoals in casu aan de orde is, waarvan de betrokken lidstaat niet betwist dat het moet worden opgenomen op die lijst, geen enkele bescherming geniet.

48

Wat de gedragingen betreft die de Commissie de Republiek Cyprus ten laste legt, en waarvan zij stelt dat die de oorzaak zijn van een vernietiging van de habitat van de Cypriotische ringslang in het Meer van Paralimni en een bedreiging voor het behoud van de populatie van deze soort in dat gebied, wordt niet betwist dat de organisatie van motorcrossen in het betrokken gebied, waaraan de verwerende lidstaat stelt een einde te hebben gemaakt na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, een gedraging vormt die de ecologische kenmerken van dat gebied ernstig in gevaar kan brengen.

49

Op dat punt is de grief dus gegrond.

50

Aangaande het overmatig wegpompen van water in het betrokken gebied, blijkt uit het dossier dat daaraan bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn van twee maanden nog geen einde was gekomen. In casu blijkt dit soort praktijken evenwel een aanzienlijke negatieve invloed te kunnen hebben op de habitat van de Cypriotische ringslang en op de instandhouding van die soort, met name tijdens jaren van droogte.

51

Bijgevolg moet de grief ook op dit punt worden aanvaard.

52

Wat de onroerendgoedontwikkeling elders dan in het noordelijke deel van het betrokken vGCB betreft, die de oorzaak is van een verkleining van de oppervlakte van de habitat van de betrokken soort en door de Commissie aan de Republiek Cyprus wordt verweten, erkent deze lidstaat dat een dergelijke ontwikkeling rondom het vGCB heeft plaatsgevonden, maar niet binnen dat gebied, en betwist zij de door de Commissie gestelde nadelige gevolgen.

53

Dienaangaande zij eraan herinnerd dat, volgens vaste rechtspraak, in een niet-nakomingsprocedure de Commissie de gestelde niet-nakoming moet aantonen en de feiten en omstandigheden moet aandragen die het Hof nodig heeft om uit te maken of er sprake is van niet-nakoming, en dat zij zich daarbij niet kan baseren op een of ander vermoeden (zie met name reeds aangehaald arrest Commissie/Ierland, punt 39, en arrest van 22 september 2011, Commissie/Spanje, C-90/10, punt 25).

54

Nu er in het geheel geen bewijs is met betrekking tot de gevolgen van die onroerendgoedontwikkeling voor de oppervlakte van de habitat van de Cypriotische ringslang in het betrokken deel van het vGCB, kan een dergelijk argument, net als het daarmee samenhangende argument met betrekking tot het toelaten van graafwerkzaamheden, in elk geval niet gegrond worden geacht.

55

Bijgevolg moet de grief ontleend aan de schending van de habitatrichtlijn wegens het toelaten van activiteiten die de habitat van de betrokken soort doen achteruitgaan en vernietigen, wat het Meer van Paralimni betreft, worden aanvaard, behoudens hetgeen is vastgesteld in punt 54 van het onderhavige arrest.

Niet-instelling en niet-toepassing van een systeem van strikte bescherming van de Cypriotische ringslang

Argumenten van partijen

56

De Commissie is van mening dat de Republiek Cyprus, door de bovengenoemde activiteiten, zoals met name het overmatig wegpompen van water en de organisatie van motorcrossen, toe te laten en door geen beschermingsmaatregelen toe te passen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn. Als gevolg van die activiteiten is immers de oppervlakte van de habitat van de Cypriotische ringslang en de populatie van die soort in het Meer van Paralimni verkleind.

57

Volgens de Commissie hebben de onroerendgoedprojecten in dat gebied ernstige gevolgen vanwege de grondwerken en afgravingen, die de habitat van de bovengenoemde soort beschadigen. De versnippering van het noordelijke deel van het Meer van Paralimni levert ook een schending op van artikel 12, lid 1, sub a en b, van de habitatrichtlijn.

58

Behalve wat het illegale gebruik van het crossterrein betreft, verklaart de Republiek Cyprus dat zij de nodige maatregelen heeft getroffen voor de toepassing van een systeem van strikte bescherming van de Cypriotische ringslang, en dat zij daardoor de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn niet heeft geschonden.

Beoordeling door het Hof

59

Er zij aan herinnerd dat artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn de lidstaten verplicht de nodige maatregelen te treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, sub a, bij diezelfde richtlijn vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, waarbij een verbod wordt ingesteld op het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten, het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek, het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur, alsmede de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.

60

De omzetting in nationaal recht van die bepaling verplicht de lidstaten niet alleen tot het vaststellen van een volledig rechtskader, maar ook tot het in dat verband tenuitvoerleggen van concrete en specifieke beschermingsmaatregelen (reeds aangehaald arrest Commissie/Ierland, punt 29).

61

Tevens vooronderstelt het systeem van strikte bescherming het vaststellen van coherente en gecoördineerde preventieve maatregelen (arrest van 16 maart 2006, Commissie/Griekenland, C-518/04, punt 16, en reeds aangehaald arrest Commissie/Ierland, punt 30).

62

Met dit systeem van strikte bescherming moet dus het opzettelijk vangen of doden van de in bijlage IV, sub a, bij de habitatrichtlijn opgenomen, in het wild levende specimens van diersoorten, het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek, het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur, alsmede de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen van die soorten, daadwerkelijk kunnen worden voorkomen (zie in die zin arrest van 9 juni 2011, Commissie/Frankrijk, C-383/09, Jurispr. blz. I-4869).

63

In de onderhavige zaak erkent de verwerende lidstaat dat hij door de organisatie van motorcrossen toe te laten, artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn heeft geschonden.

64

Wat het overmatig wegpompen van water betreft, moet, gelet op punt 50 van het onderhavige arrest en op het feit dat de aanwezigheid van de Cypriotische ringslang in het Meer van Paralimni algemeen bekend is, worden vastgesteld dat dit in elk geval een opzettelijke verstoring is in de zin van artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn.

65

Met betrekking tot het argument ontleend aan de schadelijke gevolgen voor de Cypriotische ringslang van de onroerendgoedontwikkeling in het Meer van Paralimni volgt uit de bewijselementen in het dossier dat de onroerendgoedontwikkeling en de bestaande bouwwerken in of in de nabijheid van het Meer van Paralimni, en inzonderheid in of in de nabijheid van het noordelijke deel daarvan, die gepaard gaan met afgravingen, kunnen leiden tot verstoringen die die beschermde soort treffen in het gehele ecosysteem van dat gebied.

66

Aldus blijkt dat de Republiek Cyprus geen systeem van strikte bescherming heeft ingesteld waarmee de in punt 62 van het onderhavige arrest genoemde activiteiten daadwerkelijk kunnen worden voorkomen.

67

Bijgevolg is de grief ontleend aan schending van artikel 12, lid 1, van de habitatrichtlijn gegrond.

68

Gelet op het voorgaande moet het beroep van de Commissie worden toegewezen onverminderd hetgeen in punt 55 van het onderhavige arrest is gezegd.

69

Derhalve moet worden vastgesteld dat de Republiek Cyprus,

door het Meer van Paralimni niet op te nemen op de nationale lijst van vGCB’s,

door activiteiten toe te laten die de ecologische kenmerken van het Meer van Paralimni ernstig in gevaar brengen en door niet de nodige beschermingsmaatregelen te treffen voor het behoud van de populatie van de Natrix natrix cypriaca (Cypriotische ringslang), door welke soort het Meer van Paralimni en de Xyliatosdam van ecologisch belang zijn, en

door niet de nodige maatregelen te treffen om voor die soort een systeem van strikte bescherming in te stellen en toe te passen,

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten respectievelijk krachtens artikel 4, lid 1, van de habitatrichtlijn, krachtens de habitatrichtlijn en krachtens artikel 12, lid 1, van die richtlijn.

Kosten

70

Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Republiek Cyprus op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie worden verwezen in de kosten.

 

Het Hof (Vierde kamer) verklaart:

 

1)

De Republiek Cyprus is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 4, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006, krachtens die richtlijn 92/43, zoals gewijzigd, en krachtens artikel 12, lid 1, van diezelfde richtlijn 92/43, zoals gewijzigd, door respectievelijk

het Meer van Paralimni niet op te nemen op de nationale lijst van voorgestelde gebieden van communautair belang,

activiteiten toe te laten die de ecologische kenmerken van het Meer van Paralimni ernstig in gevaar brengen en niet de nodige beschermingsmaatregelen te treffen voor het behoud van de populatie van de Natrix natrix cypriaca (Cypriotische ringslang), door welke soort het Meer van Paralimni en de Xyliatosdam van ecologisch belang zijn, en

niet de nodige maatregelen te treffen om voor die soort een systeem van strikte bescherming in te stellen en toe te passen.

 

2)

De Republiek Cyprus wordt verwezen in de kosten.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Grieks.

Top