EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0387

Zaak C-387/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Mercantil nr. 1 (Spanje) op 1 oktober 2009 — Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA)/Magnatrading SL

PB C 312 van 19.12.2009, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Mercantil nr. 1 (Spanje) op 1 oktober 2009 — Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA)/Magnatrading SL

(Zaak C-387/09)

2009/C 312/30

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado Mercantil nr. 1 de Santa Cruz de Tenerife

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA)

Verwerende partij: Magnatrading SL

Prejudiciële vragen

1)

Is het begrip „billijke compensatie” in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG (1) een nieuw gemeenschapsbegrip dat op dezelfde wijze moet worden uitgelegd in alle lidstaten van de Europese Gemeenschap?

2)

Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt:

2.1.

Indien voorafgaand aan de inwerkingtreding van richtlijn 2001/29/EG een nationaal stelsel voor de billijke vergoeding voor het kopiëren voor privé-gebruik bestond, moeten de nationale bepalingen dan worden uitgelegd „overeenkomstig” het nieuwe begrip „billijke compensatie” voor het kopiëren voor privé-gebruik na de inwerkingtreding van voornoemde richtlijn?

2.2.

Moet bij de bepaling van de apparaten waarvoor de billijke compensatie moet worden betaald, en van de hoogte van het te betalen bedrag rekening worden gehouden met de omvang van de beperking voor het kopiëren voor privé-gebruik als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn, alsmede met de criteria van punt 35 van de considerans van de richtlijn?

Zo ja, is a) het invoeren van een betalingsverplichting voor apparaten die zijn bestemd voor andere persoonlijke en beroepsmatige doeleinden dan „kopiëren voor privé-gebruik”, en/of b) de vaststelling van een bedrag of forfaitair bedrag dat geen rekening houdt met het gebruik van de apparaten voor het maken van kopieën voor privé-gebruik en de schade die uit dat gebruik kan voortvloeien, waardoor ook die situaties waarin van schade geen of nauwelijks sprake is aan de compensatoire heffing worden onderworpen, verenigbaar met het gemeenschapsbegrip „billijke compensatie voor het kopiëren voor privé-gebruik”?

2.3.

Is een stelsel dat ter begrenzing van het kopiëren voor privé-gebruik een algemene verplichting tot betaling van de billijke compensatie invoert voor een bepaalde categorie van apparaten of dragers (bijvoorbeeld beschrijfbare data CD-R’s en DVD-R’s), ongeacht of deze worden aangeschaft door natuurlijke personen voor privé-gebruik dan wel door natuurlijke personen voor professioneel gebruik, het genereren en opslaan van eigen gegevens, of de naleving van wettelijke verplichtingen, of door rechtspersonen, die in geen geval in aanmerking komen voor de uitzondering voor het kopiëren voor privé-gebruik, verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG?

3)

Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt:

3.1.

Betekent dit dat de lidstaten volledig vrij zijn om de criteria en mechanismen vast te stellen aan de hand waarvan wordt bepaald voor welke apparaten de betaling van de billijke compensatie voor het kopiëren voor privé-gebruik geldt, en wat de hoogte van die compensatie is, of zijn er bepaalde grenzen aan die vrijheid, en zo ja, welke zijn deze grenzen?

3.2.

Betekent dit dat de lidstaten mogen toestaan dat particuliere derden de inning van de compensatie verzorgen voor werken die de auteurs vrijwillig en kosteloos aan hen hebben afgestaan, door middel van licenties, of zijn er bepaalde grenzen aan die bevoegdheid, en zo ja, welke zijn deze grenzen?

3.3.

Betekent dit dat de lidstaten mogen toestaan dat particuliere derden de compensatie innen van gebruikers die in overeenstemming met een dwingend publiekrechtelijk voorschrift handelen, of zijn er bepaalde grenzen aan die bevoegdheid, en zo ja, welke zijn deze grenzen?


(1)  Van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).


Top