EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0362

Zaak C-362/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 11 september 2009 door Athinaïki Techniki AE tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 29 juni 2009 in zaak T-94/05, Athinaïki Techniki AE/Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 312 van 19.12.2009, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/13


Hogere voorziening ingesteld op 11 september 2009 door Athinaïki Techniki AE tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 29 juni 2009 in zaak T-94/05, Athinaïki Techniki AE/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-362/09 P)

2009/C 312/21

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Athinaïki Techniki AE (vertegenwoordiger: S. A. Pappas, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen, Athens Resort Casino AE Symmetochon

Conclusies

nietigverklaring van de bestreden beschikking,

toewijzing van de vordering in eerste aanleg,

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante vier middelen aan.

Volgens het eerste middel heeft het Gerecht de eerdere rechtspraak van het Hof inzake de voorwaarden voor de rechtmatigheid van de intrekking van een administratieve handeling onjuist uitgelegd. Opdat de intrekking geldig is, moet de onrechtmatigheid van de handeling immers vaststaan en moet de handeling binnen een redelijke termijn worden ingetrokken. In onderhavig geval is de handeling van de Commissie meer dan vier jaar na de vaststelling ervan ingetrokken en is geen motivering aangereikt.

Met haar tweede middel stelt Athinaïki Techniki dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te antwoorden op de door haar opgeworpen vraag inzake misbruik van bevoegdheid. Door de intrekking van de litigieuze beschikking beoogde de Commissie niet de intrekking van de betrokken handeling om zo het legaliteitsbeginsel na te leven, maar wilde zij vermijden dat zij aan een toetsing door de gemeenschapsrechter zou worden onderworpen.

In de derde plaats stelt rekwirante vast dat zij, anders dan werd beslist in de bestreden beschikking, nog altijd belang heeft bij een arrest houdende nietigverklaring van de omstreden beschikking van de Commissie. De gevolgen van de intrekking door de Commissie van de betrokken handeling kunnen immers niet beperkt blijven tot de heropening van de inleidende onderzoeksprocedure. Op grond van het arrest houdende nietigverklaring zou de Commissie verplicht zijn om ofwel de formele onderzoeksprocedure inzake staatssteun te heropenen, ofwel de betrokken lidstaat uit te nodigen de betrokken steun te schrappen of te wijzigen. Het Gerecht heeft dus blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het enige gevolg van de nietigverklaring van de bestreden beschikking de verplichting tot heropening van de inleidende onderzoeksprocedure was.

Tot slot meent rekwirante dat het Gerecht in strijd met het gezag van gewijsde van het arrest van het Hof in de verwante zaak C-521/06 P heeft gehandeld. Uit dit arrest blijkt namelijk dat de Commissie in het raam van de onderzoeksprocedure inzake staatsteun niet in haar bestuurlijke passieve houding mocht volharden. Door de intrekking van de bestreden beschikking heeft de Commissie echter opnieuw een passieve houding aangenomen en het Gerecht heeft, door hieraan geen consequenties te verbinden, opnieuw blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.


Top