EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR0020

Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG

PB C 277 van 13.9.2012, p. 137–142 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 277/137


Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG

2012/C 277/13

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

vindt dat terwijl voor het laag- en middenspanningsnet de infrastructurele voorwaarden moeten worden geschapen voor een groot aantal nieuwe decentrale producenten, het hoogspannings- of ultrahoogspanningsnet voor de opgave staat om de regio's met de grootste energiebehoefte op voordelige en efficiënte wijze te voorzien van op off- en onshorelocaties geproduceerde hernieuwbare stroom;

acht het noodzakelijk dat de Commissie het maar al te duidelijke politiek signaal geeft aan de lidstaten, het bedrijfsleven, de banken en de partners elders ter wereld dat de weg naar meer duurzame energie in de mix definitief is en vooral ook voor particuliere investeerders aantrekkelijk is;

denkt dat ter wille van de EU-2020-doelstellingen sterker ingezet zou moeten worden op de uitbreiding van intelligente netwerken op lokaal en regionaal niveau, zoals bepleit in de eerdere CvdR-adviezen (CdR 160/2008 fin, CdR 8/2009 fin, CdR 244/2010 fin, CdR 312/2010 fin, CdR 7/2011 fin en CdR 104/2011). Door de tarieven voor de eindverbruiker aan de hand van computerondersteund beheer van de netbelasting afhankelijk te maken van de productie en de vraag kan zuinig energieverbruik gestimuleerd worden en kan decentrale energieproductie op de middellange termijn beter worden afgestemd op decentraal energieverbruik;

meent dat in dit verband zou moeten worden bekeken of minder gedetailleerde richtsnoeren voor de nationale besluitvormers niet een minder opdringerig instrument zouden kunnen vormen. Daarmee zou de Commissie de lidstaten meer beslissingsvrijheid ten aanzien van de concrete koppeling van reeds bestaande structuren gunnen. Dit geldt zowel voor de eventueel federaal gestructureerde autoriteiten op het gebied van ruimtelijke ordening, planning en vergunningen als voor de reeds in het kader van het derde pakket voor de interne markt bestaande groepen. In principe moet toch de voorkeur worden gegeven aan reeds bestaande en succesvolle instanties en niet aan nieuwe structuren.

Rapporteur

de heer LEHMANN (DE/EVP), lid van het parlement van de deelstaat Saksen

Referentiedocument

Voorstel voor een verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG

COM(2011) 658 final – 2011/0300 (COD)

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

juicht het toe dat met de verordening een volledige integratie van de interne energiemarkt wordt nagestreefd (hetgeen moet voorkomen dat lidstaten of regio's geen toegang hebben tot het Europese net), dat de voorzieningszekerheid en de solidariteit tussen de lidstaten worden gewaarborgd en dat de beginselen inzake duurzame ontwikkeling en milieubescherming worden nageleefd. Op die manier wordt een belangrijke voorwaarde geschapen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % te verminderen, om de energie-efficiëntie met 20 % te verbeteren en om het aandeel hernieuwbare energie in de eindconsumptie van energie met 20 % te verhogen.

2.

Het Comité wijst op de cruciale betekenis van dit initiatief, dat met behulp van allerlei technische oplossingen ter zake (met name de ontwikkeling van vervoers- en distributiesystemen), alle mogelijke bestaande en potentiële energiebronnen en de beschikbare ondersteuningsmaatregelen moet zorgen voor energiezekerheid.

3.

Het gaat ervan uit dat dit voorstel zal bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei en duidelijk voordelen met zich zal mee zal brengen voor het concurrentievermogen en de economische, maatschappelijke en territoriale cohesie in de hele Europese Unie.

4.

Het is een goede zaak dat omwille van een snellere verwezenlijking van de infrastructuurdoelstellingen voor de periode tot 2020 en daarna een beperkt aantal prioritaire trans-Europese corridors en gebieden is vastgesteld voor elektriciteits- en gasnetten en voor de infrastructuur voor het transport van olie, aardgas, kooldioxide en biomethaan (later gezuiverd biogas), waarvoor EU-maatregelen het meest gerechtvaardigd zijn. Door de vergunningverleningsprocedures te stroomlijnen en in te korten, door het draagvlak dankzij vroegtijdige inspraak van het publiek te verbeteren, door de behandeling op regelgevingsgebied te vereenvoudigen, door de kosten naargelang de ontvangen baten eerlijk te verdelen en zo de opbrengsten in verhouding te brengen met de genomen risico's, en door de nodige marktgebaseerde en directe financiële steun van de EU te verschaffen, wordt een structurele bijdrage geleverd aan een snellere verwezenlijking van projecten van gemeenschappelijk belang.

5.

Het Comité wijst erop dat het gemeenschappelijk Europees energienetwerk aan hogere veiligheidseisen moet voldoen. Er moet vooral worden voorkomen dat cyberaanvallen of fysieke bedreigingen de voorzieningszekerheid in Europa in gevaar brengen en de economische slagkracht van de lidstaten ondermijnen.

A.    Uitgangssituatie

6.

Elke EU-lidstaat kent momenteel zijn eigen energiemix, die wordt bepaald door de geografische, geologische en technische omstandigheden, het gevoerde energiebeleid en de nationale behoeften. Deze energiemix is gebaseerd op een basisbehoefte, die tot op heden vooral wordt gevoed met fossiele, nucleaire en deels hernieuwbare bronnen (hydro-elektrische, vaste biomassa) en op een variabele behoefte, met bepaalde flexibele fossiele bronnen en ten dele ook, afhankelijk van de meteorologische omstandigheden, hernieuwbare bronnen, maar dat laatste kent schommelingen. Om de overeengekomen klimaatdoelstellingen te kunnen verwezenlijken, moeten vooral de energie-efficiëntie verbeterd worden, het verbruik van thermische energie en brandstoffen worden gereduceerd (waarbij niet moet worden gekeken naar het aandeel van de primaire brandstoffen in de balansen) en het aandeel van duurzame energie in de totale productie worden vehoogd. De daaruit voortvloeiende natuurlijke schommelingen moeten worden opgevangen door een reeks maatregelen zoals de bestaande centrales te moderniseren, door zeer flexibele gasgestookte elektriciteitscentrales met warmtekrachtkoppeling te bouwen, door de capaciteit voor pompopslag met watercapaciteit of andere opslagtechnologie te vergroten en door de bestaande systemen voor transmissie en distributie te verbeteren en uit te breiden. Het netwerk moet op alle niveaus worden gemoderniseerd. Terwijl voor het laag- en middenspanningsnet de infrastructurele voorwaarden moeten worden geschapen voor een groot aantal nieuwe decentrale producenten, staat het hoogspannings- of ultrahoogspanningsnet voor de opgave om de regio's met de grootste energiebehoefte op voordelige en efficiënte wijze te voorzien van op off- en onshorelocaties geproduceerde hernieuwbare stroom.

7.

Om de energiezekerheid van de lidstaten te waarborgen moet er worden gekozen voor oplossingen die uitgaan van modernisering en verdere exploitatie en ontwikkeling van bestaande conventionele en alternatieve commerciële energiebronnen, aangezien die hoe dan ook zorgen voor stabiliteit van de elektriciteitssystemen, onder meer op lokaal en nationaal niveau.

8.

Het Comité benadrukt nogmaals dat daarbij een centrale plaats moet worden ingeruimd voor experimenten met krachtige transmissie- en opslagtechnologieën en voor de inzet van informatie- en communicatietechnologieën, en dat de ontwikkeling van energieplannen van gemeenten en regio's moet worden gestimuleerd.

9.

Als back-upbrandstof bij variabele energieproductie komt ook aardgas de komende decennia mogelijkerwijs een belangrijke rol toe. Daartoe moet de gasinvoer worden gediversifieerd, moet de productie daarvan in de lidstaten met behulp van traditionele en niet-traditionele gasbellen worden ontwikkeld, moet er met behulp van biogasinstallaties biomethaan (gezuiverd biogas) worden geproduceerd, moeten de gasnetten met transmissieleidingen worden uitgebreid en moet de opslagcapaciteit worden vergroot. De voor de regulering van het vermogen noodzakelijke gasgestookte centrales kunnen alleen in gebruik worden genomen als de benodigde transportinfrastructuur voor gas wordt uitgebreid in de lidstaten waar aardgas een belangrijke energiedrager is.

10.

Het Comité ziet in dat fossiele brandstoffen ook in de nabije toekomst deel zullen blijven uitmaken van de Europese energiemix, ook al loopt dat aandeel geleidelijk terug. De CCS-technologie kan gedurende die periode bijdragen tot een beperking van de koolstofdioxide-uitstoot. Maar dan moet wel een technisch haalbaar, kostendrukkend en betrouwbaar systeem worden ontwikkeld. Er is hier nog veel behoefte aan O&O met het oog op de praktische haalbaarheid en daarbij moet vooral worden gekeken naar technische en economische aspecten en hun gevolgen voor het milieu. Ook om in de toekomst een grensoverschrijdend netwerk voor kooldioxidetransport te kunnen ontwikkelen, moeten er dus wel nu op Europees niveau maatregelen worden genomen.

B.    Subsidiariteit

11.

Het Comité vestigt de aandacht op de klimaatdoelstellingen van de Unie, die qua uitvoering van alle lidstaten veel inspanningen zullen eisen en daartoe behoort opbouw van een zo intelligent mogelijke energie-infrastructuur. Naast aansluiting van producenten van groene stroom op de bestaande netten en ontwikkeling van intelligente distributienetten ten behoeve van het decentrale evenwicht tussen vraag en aanbod moeten ook de nationale infrastructuren efficiënt en vooral flexibel met elkaar worden verbonden. Dit geldt ook voor toename en vergemakkelijking van aansluiting met landen die energie kunnen produceren ten einde duurzame elektriciteit meer ingang te doen vinden. Die gedachte heeft de Commissie zich reeds sinds jaren in verband met de TEN-E eigen gemaakt.

12.

Het is waar dat de daarnaast lidstaten plannen voor de uitbreiding van het aandeel van hernieuwbare energie in de energieproductie hebben ontwikkeld en dienovereenkomstig wetgeving hebben uitgevaardigd. Bovendien werkt sinds de inwerkingtreding van het derde energiepakket van de Unie een aantal transnationale instellingen en groepen succesvol samen.

13.

Ondanks de inmiddels uitgebouwde structuren doen er zich bij concrete grensoverschrijdende projecten moeilijkheden voor die voortvloeien uit verschillen in nationale infrastructuur, specifieke prioriteiten van energiebeleid en uiteenlopende bevoegdheden. Deze onverenigbaarheden resulteerden in tijdverlies bij planning, financiering en bouw van de TEN-E-projecten.

14.

De Commissie wil er met de ontwerpverordening voor zorgen dat die problemen zo vroeg mogelijk in kaart worden gebracht en in de voorgestelde coördinatieprocedure zo snel mogelijk worden opgelost. Het ontwerp is gericht op versnelling van een beperkt aantal grensoverschrijdende sleutelprojecten en nationale projecten met significant grensoverschrijdend effect, die als bouwstenen voor het toekomstige kwalitatief hoogwaardige energienet worden beschouwd.

15.

De veel uitgebreidere taak om de nationale energienetten voor de toekomst te kwalificeren, blijft bij de lidstaten berusten en wordt door het onwerp slecht indirect beroerd. Dit strookt met de artikelen 17-172 van het VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel mag dan in het spel zijn, maar wordt gegeven het beperkt aantal betrokken projecten niet geschonden.

16.

Afgezien van het opstellen van een Europees Masterplan voor grensoverschrijdende energienetten bestaat het nuttige van het voorstel eruit dat de Commissie het maar al te duidelijke politiek signaal geeft aan de lidstaten, het bedrijfsleven, de banken en de partners elders ter wereld dat de weg naar meer duurzame energie in de mix definitief is en vooral ook voor particuliere investeerders aantrekkelijk is.

17.

De Commissie komt met een verordening, d.w.z. een voor alle lidstaten integraal verbindende en rechtsreeks werkende regeling. Dat acht het Comité zeker nodig voor de gewenste versnelling van de vergunningsprocedures.

18.

Het is echter wel zo dat een dwingend ingrijpen in vergunningsprocedures voor infrastructuurprojecten het gevaar herbergt dat ook wordt ingegrepen in de planningsrechten van de lidstaten en de participatierechten van overheid en anderen. Ook bij projecten van gemeenschappelijk belang dient de in federale stelsels grondwettelijk verankerde bevoegdheid van de deelstaten voor uitvoering en inrichting van plannings- en vergunningsprocedures te worden gerespecteerd. Daarom denkt het Comité niet dat de gedetailleerde opdrachten van hoofdstuk III in het licht van artikel 171 van het VWEU als „grondtrekken” of „richtsnoeren” voor de trans-Europese netwerken, en daarmee voor een werkelijk nodige onderlinge minimumaanpassing, kunnen worden gebruikt.

19.

Er zou in dit verband moeten worden bekeken of minder gedetailleerde richtsnoeren voor de nationale besluitvormers niet een minder opdringerig instrument zouden kunnen vormen. Daarmee zou de Commissie de lidstaten meer beslissingsvrijheid ten aanzien van de concrete koppeling van reeds bestaande structuren gunnen. Op die manier kan ook snel voor koppelingen worden gezorgd met landen die groene stroom kunnen opwekken. Dit geldt zowel voor de eventueel federaal gestructureerde autoriteiten op het gebied van ruimtelijke ordening, planning en vergunningen als de reeds in het kader van het derde pakker voor de interne markt bestaande groepen. In principe moet toch de voorkeur worden gegeven aan reeds bestaande en succesvolle instanties en niet aan nieuwe structuren.

20.

De voorgestelde strikte termijnen verdienen geen bijval. Juist bij projecten van gemeenschappelijk belang moet kwaliteit boven spoed gaan. Los van de voorzieningsveiligheid zal de kwaliteit van die projecten een niet te onderschatten invloed op de prijs voor de eindgebruiker hebben. En naast de belangen van de investeerders vormen de kosten een belangrijke vestigingsfactor voor de mkb’s en de burgers.

21.

De bij planning en uitvoering van de projecten optredende problemen moeten „bottom up”, d.w.z. volgens het subsidiariteitsbeginsel worden aangepakt; alle alternatieven moeten serieus bekeken worden. De Europese projectcoördinator mag alleen actief worden wanneer de lokale, regionale, nationale of multinationale autoriteiten niet tijdig met elkaar akkoord kunnen gaan. Soms bleek die coördinator wel nuttig, en daarom strijdt zijn optreden niet per se met het subsidiariteitsbeginsel. Aanstelling of verlenging van zijn mandaat dient echter uitsluitend middels een gezamenlijk besluit van de Raad en het Europees Parlement te geschieden.

22.

De oprichting van één nationale vergunningsautoriteit verdient bijval. Het moet aan de lidstaten worden overgelaten om te kiezen voor een geïntegreerde dan wel gecoördineerde regeling aangaande vergunningen.

23.

Ook het voorstel voor grensoverschrijdende kostendeling met betrekking van ACER verdient bijval. Hetzelfde geldt voor de verplichting voor de nationale regelgevers om investeerders in de projecten te belonen. Die prikkel moet risico-evenredig zijn.

24.

Ten slotte moet de lijst van projecten regelmatig worden doorlopen en worden geactualiseerd.

C.    Acceptatie

25.

Het scheppen van de technische voorwaarden om onze ambitieuze energie- en klimaatdoelstellingen te halen, heeft alleen kans van slagen in samenwerking met mensen, nooit zonder hen. Daarom is het vroegtijdig informeren, betrekken en laten deelnemen van burgers, gemeenten en lokale overheden zeer welkom.

26.

De overgang naar een koolstofarme stroomproductie vergt een nieuwe opzet van de netwerken. De aansluiting van de nieuwe, kleine producenten op laag- en middenspanningsnetwerken en het intelligente beheer daarvan kan grotendeels plaatsvinden zonder het landschap aan te tasten; voor de voltooiing van de nieuwe Europese hoogspanningssnelwegen daarentegen is de aanleg van nieuwe tracés onvermijdelijk, en dat vooral met landen die voor meer duurzame stroom kunnen zorgen. Aangezien de kosten voor de aanleg van deze systemen uiteindelijk voor rekening van de eindgebruiker zijn, is het zaak de technische uitvoering ervan zo intelligent en doeltreffend mogelijk te maken. Daartoe behoort ook de minimale aantasting van het landschap. Op dit verband moeten de burgers zo vroeg mogelijk en permanent gewezen worden.

27.

De nationale regeringen moeten prikkels scheppen die de blijvende nadelen voor burgers, gemeenten en overheden op billijke wijze kunnen compenseren. De ervaring in gemeenten die al met nieuwbouwprojecten van deze omvang te maken hadden, toont aan dat transparantie en de permanente aanwezigheid van een aanspreekpunt van de projectuitvoerder ter plaatse belangrijke voorwaarden zijn voor een conform de termijnen verlopende voortgang van de planning en de bouw.

28.

Het uit te werken handboek is een belangrijk hulpmiddel om de burgers te informeren over de voordelen van de ontwikkeling van infrastructuur en intelligente netwerken in verband met de continuïteit van de energievoorziening, de terugdringing van broeikasgassen en energie-efficiëntie. Deze informatie mag de nadelen niet verdoezelen. Alleen met complete en transparante informatie kan de burger begrijpen wat er op het spel staat en eventuele nadelige gevolgen beter aanvaarden. De inlichtingen moeten betrekking hebben op de situatie en praktisch nut leveren.

29.

Behalve materiële compensatie voor de door de uitvoering van projecten met name getroffen burgers, gemeenten en lokale lichamen moet er een publieke presentatie komen van de genomen veiligheidsmaatregelen, inclusief een sociaaleconomische en ecologische effectbeoordeling. Transparantie en een eerlijke compensatieregeling zijn een conditio sine qua non voor de versnelde aanleg van de energienetwerken van de toekomst.

D.    Financiering

30.

Volgens de Commissie hebben de TEN-E-financieringsinstrumenten tot nu toe niet genoeg resultaten opgeleverd. In de plaats hiervan treedt de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility, CEF). Van de in de infrastructuurverordening voor het meerjarig financieel kader genoemde middelen van 50 miljard euro zijn 9,1 miljard euro bestemd voor de periode van 7 jaar voor de energiesector. Daarmee kunnen middelen verstrekt worden voor onderzoek en voor financiële instrumenten voor stroom-, gas- en kooldioxideprojecten, alsook niet-terugvorderbare subsidies voor stroom- en gasprojecten, die positieve gevolgen hebben voor de voorzieningszekerheid, solidariteit en innovatie, waarbij in hun bedrijfsplannen sprake is van een tekortschietende commerciële rentabiliteit en waarbij een besluit is genomen over de grensoverschrijdende kostenverdeling. Verder komen ook de intelligente netwerken en meetinstallaties, alsook kooldioxideprojecten voor niet-terugvorderbare subsidies in aanmerking die aantoonbaar niet rendabel zijn.

31.

Het is een goede zaak dat in de faciliteit „Connecting Europe” meer oog bestaat voor uit energieoogpunt belangrijke maar commercieel minder aantrekkelijke infrastructuurprojecten. Goede uitvoering van die projecten zou namelijk zeer tot de voltooiing van de interne markt en de voorzieningszekerheid bijdragen.

32.

Het CvdR beschouwt het als een duidelijk fout signaal voor het energiebeleid dat de meeste van de twaalf prioritaire infrastructuurprojecten in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen gas- en olieleidingen betreffen die investeringen met een lange terugverdientijd vergen. Er ontbreekt tot op heden namelijk een deugdelijke onderbouwing van hoe de keuze voor de fossiele energiedragers met de EU-2020-doelstellingen en de verderreikende doelstellingen voor klimaatbescherming voor 2030 en 2050 in overeenstemming kan worden gebracht.

33.

Wil men de EU-2020-doelstellingen halen dan moet naast versnelde uitbreiding van de grote transmissienetten sterker ingezet worden op de uitbreiding van intelligente netwerken op lokaal en regionaal niveau, zoals bepleit in de eerdere CvdR-adviezen (CdR 160/2008 fin, CdR 8/2009 fin, CdR 244/2010 fin, CdR 312/2010 fin, CdR 7/2011 fin en CdR 104/2011). Door de tarieven voor de eindverbruiker aan de hand van computerondersteund beheer van de netbelasting afhankelijk te maken van de productie en de vraag kan zuinig energieverbruik gestimuleerd worden en kan decentrale energieproductie beter worden afgestemd op decentraal energieverbruik. Zouden energieheffingen een instrument voor de lidstaten zijn om de klimaatverandering te bestrijden, en zulks in het kader van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, dan moet volgens het Comité een gedifferentieerd fiscaal systeem worden ingevoerd dat niet enkel voor de regio's geldt, maar ook voor de lokale autoriteiten, die eveneens zijn erkend als volwaardige actoren bij de ontwikkeling van duurzame energie in de Unie. Met name in de lidstaten waar die autoriteiten bijdragen tot de ontwikkeling van intelligente netwerken om de voorzieningsveiligheid op te voeren, broeikasgasuitstoot terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen, zouden zij algemene tarieven voor verschillende soorten energieverbruik kunnen vaststellen in het licht van de nationaal geldende niveaus. Daarbij moeten concurrerende energiebronnen gelijk worden behandeld en tariefverschillen mogen de goede werking van de interne markt en het vrije intracommunautaire verkeer van energieproducten niet belemmeren.

34.

Gelet op de vereiste marktintegratie van hernieuwbare energie is het zeer zorgwekkend dat pompaccumulatie en andere technologie van de CEF-financiering uitgesloten zijn. De door accumulatie mogelijk gemaakte opslagmogelijkheden voor duurzame energie zijn voor de afbouw van de fluctuerende energiebronnen wind en zon heel belangrijk.

35.

Het valt te betreuren dat de Commissie de vanaf 2014 beschikbare financieringsinstrumenten tot nu toe nog niet verder heeft uitgewerkt. Bij de keuze dient hun extra nut een rol te spelen. Ze moeten een aanvulling zijn op de tot nu toe gangbare niet-terugvorderbare subsidies en een samenhangend en uniform financieringskader vormen voor de netwerksectoren spoor, energie en telecommunicatie, dat voortborduurt op de ervaring met de financieringsfaciliteit voor risicodeling („risk sharing finance facility”, RSFF) het leninggarantie-instrument („loan guarantee instrument”) en het „Marguerite Fonds”.

36.

Het CvdR stelt vast dat de financiering zowel eigen vermogen en risicokapitaal, alsook vreemd vermogen omvat. Hiertoe behoren garanties voor tussenpersonen die financiering verstrekken voor begunstigden met financieringsproblemen, alsook risicodeling met financiële instellingen om het financieringsvolume te vergroten. De financiering omvat ook projectleningen (in de vorm van „projectobligaties”).

37.

Ten aanzien van de gevolgen is het CvdR het eens met de Commissie dat de voorgestelde financieringsinstrumenten geen verstoring van de financiële markt zullen veroorzaken omdat ze economisch haalbaar zijn. In sommige gevallen zal de markt echter niet voor toereikende financiering zorgen.

38.

Een en ander is in zekere zin een tegenspraak met artikel 15 van de verordening, volgens hetwelk problemen bij de financiering geen criterium mogen zijn om voor de financiële instrumenten in aanmerking te komen.

39.

In principe is het een goede zaak dat binnen de CEF tijdens de planningsperiode tot maximaal 20 % van het beschikbare budget aan risicodeling en eigenvermogensinstrumenten wordt besteed. Daardoor worden bij zorgvuldige uitvoering de financieringsmogelijkheden uitgebreid en in tegenstelling tot niet-terugvorderbare subsidies de eigen verantwoordelijkheid van ondernemingen gestimuleerd. Het moet evenwel vaststaan dat zowel bij de projectspecifieke kosten-batenanalyse als bij de beoordeling van de commerciële levensvatbaarheid van de projecten van gemeenschappelijk belang strikte criteria worden gehanteerd.

40.

Het CvdR betwijfelt of de voorgestelde financiële instrumenten geschikt zijn voor projecten ter uitbreiding van energienetwerken.

41.

De criteria om voor steun uit de Connecting Europe Facility in aanmerking te komen moeten worden aangepast, zodat ultraperifere regio's een beroep kunnen doen op middelen ter financiering van projecten die hun energieonafhankelijkheid beogen te vergroten.

E.    Projectobligaties

42.

Voor het initiatief inzake projectobligaties is in 2012 en 2013 een door de EIB te leiden proeffase gepland. Daarvoor komen projecten in aanmerking waarvan de planning zich in het kader van de TEN-E-richtsnoeren al in een vergevorderd stadium bevindt. Volgens haar effectbeoordeling verwacht de Commissie dat slechts één energieproject de proeffase zal overleven.

43.

De Raad van Europese energieregulators wijst er terecht op dat projectobligaties voor investeringen in bestaande netten slechts tot op zekere hoogte te realiseren zijn, aangezien de afbakening problematisch is. Voor offshore-verbindingen en grensoverschrijdende corridors kunnen zij wel goede diensten bewijzen.

44.

Netbeheerders zijn nog maar weinig bekend met deze manier van projectfinanciering. Het kan daarom enige tijd duren voordat de nieuwe activatypes door investeerders worden geaccepteerd. Met een selectie van projecten waarvoor betrouwbare ramingen bestaan moeten de Commissie en de EIB het vertrouwen van potentiële investeerders proberen te winnen. Het doel dient te zijn om de rating „investeringswaardig” te behalen en zo de obligaties ook interessant voor grote institutionele beleggers te maken.

45.

Wat de besteding van begrotingsmiddelen betreft is het een goede zaak dat niet-terugvorderbare subsidies zullen worden aangevuld met financiële instrumenten. Er moet echter wel voor gezorgd worden dat uitsluitend projecten worden gefinancierd waar onmiskenbaar behoefte aan bestaat, projecten dus die noodzakelijk zijn maar duidelijk commerciële draagkracht missen. Absoluut voorkomen moet worden dat van zichzelf al solide projecten te veel subsidie krijgen, waardoor particuliere financiering verdrongen wordt. Verder zouden alleen op betrouwbare schattingen gebaseerde projecten voor achtergestelde leningen in aanmerking moeten komen. Er mag zeker geen kunstmatige markt ontstaan die volledig afhankelijk is van de medefinanciering door de EU en steeds weer van nieuwe middelen moet worden voorzien om insolventie te voorkomen. Tijdens de proeffase moet regelmatig worden nagegaan of alternatieve manieren van ondersteuning uit economisch oogpunt niet de voorkeur verdienen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan consortiumfinanciering in plaats van de geplande obligaties.

46.

De financiering van de als dringend noodzakelijk erkende uitbreiding van de energie-infrastructuur moet vooral een taak van het bedrijfsleven blijven. De EU en de lidstaten moeten op hun beurt de infrastructurele maatregelen ondersteunen en voor de marktactoren de nodige randvoorwaarden scheppen. Om de heersende twijfels aan de totale omvang van alle benodigde investeringen weg te nemen doet de Commissie er goed aan haar veronderstellingen te concretiseren. In ieder geval moet het gebruikerstarief dusdanig zijn dat de investeerders marktconform worden beloond.

F.    Overlapping met andere Europese verordeningen

47.

De Commissie is terecht van plan om de projecten van gemeenschappelijk belang op korte termijn, via een gestroomlijnde goedkeuringsprocedure die door slechts één nationale overheid wordt gecoördineerd, af te ronden. Voorwaarde hierbij is wel dat voldoende rekening wordt gehouden met de nationale planningsprocedures. Met het oog daarop krijgen prioritaire projecten voorrang. De voorgestelde verordening heeft vooral betrekking op procedurele en organisatorische kwesties.

48.

Het zou wel zo logisch zijn om de materiële normen die voor projecten van gemeenschappelijk belang gelden aan deze prioritaire status aan te passen. In zijn huidige vorm biedt de voorgestelde verordening niet echt verlichting. Gezien de vereisten van de habitatrichtlijn en de water-kaderrichtlijn van de EU moeten de projecten vooral het openbaar belang dienen, maar dit mag geen gevolgen hebben voor de materiële voorwaarden van deze richtlijnen. Wat dit betreft is de voorgestelde verordening ambivalent. Krachtens artikel 6, lid 4 van de habitatrichtlijn (92/43/EG) blijft een advies van de Commissie wel noodzakelijk, al moet zij ook de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang opstellen. Dat lijkt een onnodige dubbele controle.

49.

De verantwoordelijkheid voor het stroomlijnen van de goedkeuringsprocedures – waarvoor deadlines zijn vastgesteld – komt vooral bij de nationale of regionale goedkeuring verlenende instanties te liggen. Deze moeten hun manier van werken afstemmen op de prioritaire status. Aan de door de EU vastgestelde materiële normen wordt echter grotendeels vastgehouden. De Commissie moet in nauwe samenwerking met genoemde instanties praktische uitvoeringsvoorstellen formuleren, waarin rekening wordt gehouden met de praktijkeisen voor efficiënte en transparante procedures. Kortom, de Commissie stelt wel een stroomlijning van de procedures voor, maar echte ondersteuning biedt haar verordeningsvoorstel niet.

Brussel, 19 juli 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


Top