EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001H0166

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs

OJ L 60, 1.3.2001, p. 51–53 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Estonian: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Latvian: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Lithuanian: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Hungarian Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Maltese: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Polish: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Slovak: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163
Special edition in Slovene: Chapter 16 Volume 001 P. 161 - 163

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2001/166/oj

32001H0166

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs

Publicatieblad Nr. L 060 van 01/03/2001 blz. 0051 - 0053


Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad

van 12 februari 2001

betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs

(2001/166/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese dimensie in het onderwijs moet worden bevorderd, aangezien dit een essentiële doelstelling is voor de opbouw van een Europa van de burgers.

(2) Onderwijs van hoog gehalte is een prioritaire doelstelling voor het lager en middelbaar onderwijs, het beroepsonderwijs inbegrepen, in alle lidstaten in het kader van de cognitieve samenleving.

(3) De kwaliteit van het schoolonderwijs moet gegarandeerd zijn op alle niveaus en in alle sectoren van het onderwijs, ongeacht de verschillen op het gebied van doelstellingen, methodes en onderwijsbehoeften, en ongeacht de classificatie van onderwijsinstellingen wanneer die bestaat.

(4) De afgelopen decennia zijn in alle geïndustrialiseerde landen de aan onderwijs bestede middelen toegenomen. Onderwijs wordt niet alleen gezien als een persoonlijke verrijking, maar ook als een factor in de sociale samenhang, maatschappelijke integratie en de oplossing van het werkgelegenheidsvraagstuk. Onderwijs en scholing gedurende het gehele leven is een belangrijk instrument om de persoonlijke en professionele toekomst in de hand te hebben. Kwaliteitsonderwijs is van fundamenteel belang voor het arbeidsmarktbeleid, het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap en de erkenning van de diploma's en kwalificaties van leerkrachten.

(5) Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de lidstaten om, indien zij daartoe de mogelijkheid hebben, ervoor te zorgen dat de programma's van de scholen afgestemd zijn op de ontwikkeling van de samenleving.

(6) De lidstaten dienen de onderwijsinstellingen te helpen om tegemoet te komen aan de onderwijs- en sociale behoeften van het nieuwe millennium en om gelijke tred te houden met de ontwikkelingen die daaruit voortvloeien. De lidstaten dienen derhalve de onderwijsinstellingen te helpen om de kwaliteit van hun diensten te verbeteren door hen bij te staan in de ontwikkeling van nieuwe initiatieven die erop gericht zijn de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen en in het stimuleren van grensoverschrijdende mobiliteit en kennisoverdracht.

(7) In het kader van het arbeidsmarktbeleid neemt de Raad elk jaar een aantal werkgelegenheidsrichtsnoeren aan, die gebaseerd zijn op kwantitatieve doelstellingen en indicatoren. Volgens richtsnoer 7 van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2000, opgenomen in de bijlage van Besluit 2000/228/EG(4) zullen de lidstaten "de kwaliteit van hun schoolsysteem verbeteren, zodat het aantal jongeren dat het onderwijssysteem voortijdig verlaat, aanzienlijk wordt verminderd. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan jongeren met leermoeilijkheden".

(8) In richtsnoer 8 van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2000 wordt specifiek verwezen naar de ontwikkeling van computervaardigheden, de uitrusting van scholen met computerapparatuur en de vergemakkelijking van de toegang van scholieren tot internet vóór het einde van 2002, hetgeen een gunstige invloed moet hebben op de kwaliteit van het onderwijs en jongeren op het digitale tijdperk moet voorbereiden.

(9) Bevordering van de mobiliteit, in de artikelen 149 en 150 van het Verdrag als doelstelling van de Gemeenschap neergelegd, moet door een kwalitatief hoogwaardig onderwijs worden gestimuleerd.

(10) Europese samenwerking en grensoverschrijdende uitwisseling van ervaringen zullen bijdragen aan het vaststellen en verspreiden van doeltreffende en acceptabele methoden voor kwaliteitsbeoordeling.

(11) De systemen voor kwaliteitswaarborg dienen soepel te blijven en zij dienen te kunnen worden aangepast aan de nieuwe situatie die voortvloeit uit de ontwikkelingen in de structuren en de doelstellingen van de onderwijsinstellingen, zonder dat het culturele aspect van het onderwijs uit het oog wordt verloren.

(12) De systemen voor kwaliteitswaarborg zijn naar gelang van de lidstaten en de onderwijsinstellingen verschillend, ten gevolge van de diversiteit in omvang, structuren, financiële situatie, institutionele kenmerken en pedagogische aanpak van de instellingen.

(13) Kwaliteitsevaluatie en zelfevaluatie van scholen in het bijzonder zijn goed geschikte instrumenten om voortijdig schoolverlaten bij jongeren en sociale uitsluiting in het algemeen te bestrijden.

(14) Om een onderwijs van hoog gehalte te bereiken, is er een hele reeks middelen beschikbaar. Kwaliteitsevaluatie is er één van, het is een waardevolle factor in het waarborgen en ontwikkelen van de kwaliteit van het onderwijs, zowel algemeen vormend onderwijs als beroepsonderwijs. Evaluatie van de kwaliteit van het onderwijs moet onder meer een toets omvatten van het vermogen van de scholen om in te spelen op het steeds algemenere gebruik van nieuwe informatietechnologieën.

(15) Het is van fundamenteel belang dat op Europees niveau netwerken worden gevormd van de instanties die betrokken zijn bij de kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs. Bestaande netwerken, zoals het Europese netwerk van beleidsvormers voor de evaluatie van onderwijssystemen, dat in 1995 door de lidstaten is opgezet, kunnen een waardevolle bijdrage aan de uitvoering van deze aanbeveling leveren.

(16) De Commissie heeft in 1994 en 1995 een proefproject voor kwaliteitsevaluatie in het hoger onderwijs uitgevoerd. Aanbeveling 98/561/EG van de Raad van 24 september 1998 betreffende Europese samenwerking ter waarborging van de kwaliteit in het hoger onderwijs(5) beklemtoont het belang van uitwisseling van informatie en ervaringen en samenwerking met andere lidstaten op het gebied van kwaliteitswaarborging.

(17) In het Socrates-programma(6), in het bijzonder in actie 6.1, wordt de Commissie verzocht de uitwisseling van informatie en ervaringen met betrekking tot vraagstukken van gemeenschappelijk belang te stimuleren. De kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs is een van de prioritaire thema's van deze actie.

(18) De Commissie heeft sinds maart 1996 diverse studies en operationele activiteiten opgezet voor onderzoek, vanuit verschillende invalshoeken, van het thema evaluatie van het onderwijs, teneinde tot een beschrijving te komen van de grote verscheidenheid in benaderingen en beoordelingsmethoden die op verschillende niveaus worden toegepast.

(19) De Commissie heeft in het academisch jaar 1997/1998 een proefproject uitgevoerd in 101 hogere en lagere middelbare scholen in de landen die aan het Socrates-programma deelnemen. Dit project heeft het belang van kwaliteitskwesties onder de aandacht gebracht en heeft bijgedragen tot een betere kwaliteit van het onderwijs in deze scholen. In het eindverslag van juni 1999 "Kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs: Een Europees proefproject" ligt de klemtoon op een aantal methodologische elementen die van belang zijn voor het welslagen van zelfevaluatie.

(20) In zijn conclusies van 16 december 1997(7) heeft de Raad verklaard dat evaluatie ook een belangrijk element is om kwaliteit te waarborgen en zo nodig te verbeteren.

(21) Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Raad van de buitengewone Europese Top van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 moeten de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels worden aangepast aan de behoeften van de informatiemaatschappij en aan de noodzaak van meer en betere werkgelegenheid.

(22) In het vooruitzicht van de uitbreiding van de Unie dienen de kandidaat-lidstaten betrokken te worden bij de Europese samenwerking op het gebied van kwaliteitsevaluatie.

(23) Rekening dient te worden gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en met het feit dat de lidstaten zelf voor de opzet en structuur van hun onderwijsstelsel verantwoordelijk zijn, en wel zodanig dat de bijzondere culturele kenmerken en de onderwijstradities van elk land tot ontplooiing kunnen komen,

I. BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

in hun specifieke economische, maatschappelijke en culturele context en rekening houdend met de Europese dimensie, de verbetering van kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs te ondersteunen door:

1. de ondersteuning en zo nodig de ontwikkeling van doorzichtige kwaliteitsevaluatiesystemen met de volgende doelstellingen:

a) het verzekeren van onderwijs van hoog gehalte, alsmede de bevordering van de maatschappelijke integratie en gelijke kansen voor jongens en meisjes,

b) waarborging van de kwaliteit van het schoolonderwijs, als basis voor onderwijs en scholing tijdens het gehele leven,

c) stimulering van zelfevaluatie door scholen, als methode om het leren te bevorderen en de scholen te verbeteren, waarbij moet worden gestreefd naar evenwicht tussen de zelfevaluatie van scholen en eventuele externe evaluaties,

d) het gebruik van kwaliteitsverbeteringstechnieken, als middel voor een betere aanpassing aan de eisen van een wereld die snel en voortdurend verandert,

e) verduidelijking van het doel en de manier van zelfevaluatie door scholen, en garanderen dat de aanpak van zelfevaluatie met andere vormen van regulering overeenstemt,

f) ontwikkeling van externe evaluatie, om een methodologische ondersteuning te verschaffen voor de zelfevaluatie alsook een mening van de buitenstaander over de school, om aldus permanente verbetering te bevorderen, ervoor wakend dat dit niet beperkt blijft tot administratief toezicht alleen;

2. de aanmoediging en de ondersteuning, waar nodig, van de betrokkenheid van de belanghebbenden, waaronder de docenten, leerlingen, directie, ouders en deskundigen bij het proces van externe evaluatie en zelfevaluatie van de school, om aldus de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de verbetering van de school te bevorderen;

3. de ondersteuning van opleidingen voor het beheren en gebruiken van instrumenten voor zelfevaluatie, met de volgende doelstellingen:

a) het doelmatig functioneren van de zelfevaluatie van scholen als een middel om scholen beter in staat te stellen verbeteringen door te voeren,

b) erop toezien dat op doeltreffende wijze bekendheid wordt gegeven aan voorbeelden van goede praktijken en nieuwe middelen voor zelfevaluatie;

4. het stimuleren van scholen om in nationaal en Europees verband van elkaar te leren, met de volgende doelstellingen:

a) identificeren en verspreiden van goede praktijken en efficiënte hulpmiddelen, zoals indicatoren en referenties op het gebied van kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs,

b) vorming van netwerken tussen scholen, op alle passende niveaus, om elkaar te ondersteunen en om het evaluatieproces een prikkel van buitenaf te geven;

5. de stimulering van samenwerking tussen alle instanties die betrokken zijn bij de evaluatie van de kwaliteit in het schoolonderwijs, en de vorming van een Europees netwerk van dit soort instanties te bevorderen.

Een dergelijke samenwerking kan de volgende terreinen bestrijken:

a) de uitwisseling van informatie en ervaring, met name met betrekking tot methodologische ontwikkelingen en voorbeelden van goede praktijken, vooral door toepassing van moderne informatie- en communicatietechnologie en zonodig door het organiseren van Europese conferenties, seminars en werkgroepen,

b) het verzamelen van gegevens, en het ontwikkelen van hulpmiddelen zoals indicatoren en referenties die van bijzonder belang zijn voor de kwaliteitsevaluatie in scholen,

c) de publicatie van de resultaten in overeenstemming met het betrokken beleid van iedere lidstaat en zijn onderwijsinstellingen, en beschikbaarstelling daarvan aan de instanties in de lidstaten,

d) de bevordering van contacten tussen deskundigen om Europese deskundigheid op dit gebied op te bouwen,

e) het benutten van de resultaten van internationale onderzoeken voor de ontwikkeling van kwaliteitsevaluatie in scholen.

II. VERZOEKEN DE COMMISSIE:

1. in nauwe samenwerking met de lidstaten, op grond van bestaande communautaire programma's, de in de punten 4 en 5 genoemde samenwerking te bevorderen, met inschakeling van relevante organisaties en verenigingen met de nodige ervaring op dit gebied.

Daarbij moet de Commissie ervoor zorgen dat de expertise van het in actie 6.1 van het Socrates-programma bedoelde Eurydice-netwerk volledig benut wordt;

2. op basis van bestaande communautaire programma's een gegevensbank voor de verspreiding van doeltreffende hulpmiddelen en instrumenten voor de kwaliteitsevaluatie van scholen aan te leggen. Deze gegevensbank dient tevens voorbeelden van goede praktijken voor schoolevaluatie te bevatten en moet toegankelijk zijn via het internet waarbij interactief gebruik gewaarborgd zou moeten worden;

3. de middelen in het kader van de bestaande communautaire programma's te exploiteren, de reeds in het kader van deze programma's opgedane ervaringen te integreren en de bestaande netwerken verder te ontwikkelen;

4. als eerste stap een inventaris op te stellen van de instrumenten en strategieën die reeds in de diverse lidstaten voor de kwaliteitsevaluatie in het lager en middelbaar onderwijs worden gebruikt. Wanneer de inventaris is opgesteld, zal de Commissie met de lidstaten aan een passende follow-up werken. Het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's dienen op gezette tijden volledig te worden geïnformeerd over deze follow-up;

5. op basis van de bijdragen van de lidstaten om de drie jaar een gedetailleerd verslag in te dienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de wijze waarop aan deze aanbeveling uitvoering wordt gegeven;

6. op basis van deze verslagen conclusies op te stellen en voorstellen voor verdere actie te doen.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

J. Östros

(1) PB C 168 van 16.6.2000, blz. 30.

(2) PB C 317 van 6.11.2000, blz. 56.

(3) Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 november 2000 (PB C 375 van 28.12.2000, blz. 38) en besluit van het Europees Parlement van 16 januari 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) PB L 72 van 21.3.2000, blz. 15.

(5) PB L 270 van 7.10.1998, blz. 56.

(6) PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1.

(7) PB C 1 van 3.1.1998, blz. 4.

Top