EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CA0095

Gevoegde zaken C-95/07 en C-96/07: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 mei 2008 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria provinciale — Italië) — Ecotrade SpA/Agenzia delle Entrate — Ufficio di Genova 3 (Zesde BTW-richtlijn — Verleggingsregeling — Recht op aftrek — Vervaltermijn — Onregelmatigheid in boekhouding en aangifte met betrekking tot aan verleggingsregeling onderworpen handelingen)

PB C 158 van 21.6.2008, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 158/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 mei 2008 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria provinciale — Italië) — Ecotrade SpA/Agenzia delle Entrate — Ufficio di Genova 3

(Gevoegde zaken C-95/07 en C-96/07) (1)

(Zesde BTW-richtlijn - Verleggingsregeling - Recht op aftrek - Vervaltermijn - Onregelmatigheid in boekhouding en aangifte met betrekking tot aan verleggingsregeling onderworpen handelingen)

(2008/C 158/09)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione tributaria provinciale

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ecotrade SpA

Verwerende partij: Agenzia delle Entrate — Ufficio di Genova 3

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Commissione tributaria provinciale — Uitlegging van de artikelen 17, 18, lid 1, sub d, 21, lid 1, en 22 van richtlijn 77/388/EEG: Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Recht op aftrek van voorbelasting — Nationale bepaling die de uitoefening van het recht op aftrek afhankelijk stelt van de inachtneming van een vervaltermijn van twee jaar

Dictum

1)

De artikelen 17, 18, leden 2 en 3, en 21, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 2000/17/EG van de Raad van 30 maart 2000, verzetten zich niet tegen een nationale regeling die voorziet in een vervaltermijn voor de uitoefening van het recht op aftrek als die in de hoofdgedingen, voor zover het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel worden geëerbiedigd. Het enkele feit dat de belastingadministratie voor de navordering van de onbetaalde belasting over de toegevoegde waarde over een langere termijn beschikt dan de termijn die de belastingplichtige heeft om zijn recht op aftrek uit te oefenen, vormt geen schending van het doeltreffendheidsbeginsel.

2)

De artikelen 18, lid 1, sub d, en 22 van de Zesde richtlijn (77/388), zoals gewijzigd bij richtlijn 2000/17, verzetten zich echter wel tegen een praktijk van rectificatie van aangiften en navordering van belasting over de toegevoegde waarde waarbij niet-nakoming — zoals in de hoofdgedingen — van de verplichtingen die voortvloeien uit formaliteiten die in de nationale regeling zijn voorgeschreven krachtens dat artikel 18, lid 1, sub d, en van de verplichtingen betreffende het voeren van de boekhouding en het indienen van aangiften zoals die voortvloeien uit dat artikel 22, lid 2 respectievelijk lid 4, wordt bestraft met het verval van het recht op aftrek bij toepassing van de verleggingsregeling.


(1)  PB C 117 van 26.5.2007.


Top