EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CJ0083

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 december 1997.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland.
Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 92/43/EEG.
Zaak C-83/97.

Jurisprudentie 1997 I-07191

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1997:606

61997J0083

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 december 1997. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 92/43/EEG. - Zaak C-83/97.

Jurisprudentie 1997 bladzijde I-07191


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Handelingen van de instellingen - Richtlijnen - Uitvoering door Lid-Staten - Ontoereikendheid van eenvoudige administratieve praktijken

(EG-Verdrag, art. 189, derde alinea)

Samenvatting


Eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, zijn niet te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichtingen die uit hoofde van artikel 189 van het Verdrag rusten op de Lid-Staten waarvoor een richtlijn is bestemd.

Partijen


In zaak C-83/97,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur G. zur Hausen als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door E. Röder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, en B. Kloke, Oberregierungsrat bij dit ministerie, als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992, L 206, blz. 7), de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), kamerpresident, M. Wathelet, J. C. Moitinho de Almeida, J.-P. Puissochet en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: N. Fennelly

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 oktober 1997,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 24 februari 1997, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen, dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992, L 206, blz. 7; hierna: "richtlijn"), de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Volgens artikel 23 van de richtlijn moesten de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om binnen twee jaar na kennisgeving van de richtlijn aan de richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen. Daar de richtlijn op 5 juni 1992 aan de Bondsrepubliek Duitsland ter kennis is gebracht, is de uitvoeringstermijn op 5 juni 1994 verstreken.

3 Omdat zij niet op de hoogte was gebracht of anderszins kennis had gekregen van de omzetting van de richtlijn in de Duitse rechtsorde, heeft de Commissie de bondsregering op 9 augustus 1994 overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag aangemaand binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen dienaangaande in te dienen.

4 Bij brief van 25 oktober 1994 antwoordde de bondsregering aan de Commissie, dat de Duitse autoriteiten de nodige bepalingen voorbereidden om de richtlijn te volgen, en dat de richtlijn in afwachting van de vaststelling van die bepalingen in het kader van de geldende rechtsregels zou worden toegepast. De bondsregering stelde evenwel, dat de bepalingen van de richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats nog niet relevant waren voor de gebieden van communautair belang, dat de bepalingen betreffende de bescherming van de soorten reeds grotendeels waren omgezet door de vigerende federale wet betreffende de natuurbescherming en dat de richtlijn in het algemeen een aantal onduidelijkheden bevatte die de omzetting bemoeilijkten.

5 Bij gebreke van mededeling van de aangekondigde uitvoeringsmaatregelen, zond de Commissie de bondsregering op 28 november 1995 een met redenen omkleed advies waarin zij haar verzocht, binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te treffen om het advies op te volgen. Dit met redenen omkleed advies bleef zonder gevolg.

6 Onder die omstandigheden heeft de Commissie besloten dit beroep in te stellen.

7 De bondsregering betwist niet, dat zij niet alle voor de omzetting van de richtlijn nodige maatregelen heeft vastgesteld. Zij beklemtoont evenwel, dat de richtlijn sinds het verstrijken van de omzettingstermijn door de bevoegde autoriteiten rechtstreeks wordt toegepast, en dat de bestaande nationale bepalingen overeenkomstig het gemeenschapsrecht worden uitgelegd. Zij voegt daaraan toe, dat een wetsontwerp tot omzetting van de richtlijn kort voor de goedkeuring staat.

8 Daar de Bondsrepubliek Duitsland de betrokken richtlijn niet binnen de gestelde termijn heeft omgezet, moet het beroep van de Commissie gegrond worden geacht.

9 Volgens vaste rechtspraak zijn eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, immers niet te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichtingen die uit hoofde van artikel 189 EG-Verdrag rusten op de Lid-Staten waarvoor een richtlijn is bestemd (zie met name arrest van 12 oktober 1995, zaak C-242/94, Commissie/Spanje, Jurispr. 1995, blz. I-3031, r.o. 6).

10 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van de richtlijn, de krachtens artikel 23 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

11 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Daar de Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van de Bondsrepubliek Duitsland in de kosten en de Bondsrepubliek Duitsland in het ongelijk is gesteld, dient deze in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, is de Bondsrepubliek Duitsland de krachtens artikel 23 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten.

Top