EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0726

Zaak C-726/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 14 september 2022 in de gevoegde zaken T-371/20 en T-554/20, Pollinis France/Commissie

PB C 112 van 27.3.2023, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 112/17


Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 14 september 2022 in de gevoegde zaken T-371/20 en T-554/20, Pollinis France/Commissie

(Zaak C-726/22 P)

(2023/C 112/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Delaude, C. Ehrbar, G. Gattinara, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Pollinis France

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

verzoekster in eerste aanleg te verwijzen in de kosten van de zaken T-371/20 en T-554/20 en in die van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter staving van haar hogere voorziening voert de Europese Commissie twee middelen aan.

1.

Het Gerecht heeft het begrip “aangelegenheid waarover de instelling nog geen besluit heeft genomen” in artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001 verkeerd uitgelegd.

Het Gerecht heeft het begrip “aangelegenheden waarover de instelling nog geen besluit heeft genomen” verkeerd toegepast door de toepassing van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001 te beperken tot aangelegenheden die zijn voorgelegd voor beraadslaging binnen de instelling of waarvan de voorlegging voor beraadslaging ophanden is.

2.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de zinsnede “indien de openbaarmaking [van het document] het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen” in de zin van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001. Het tweede middel valt uiteen in twee onderdelen.

Ten eerste heeft het Gerecht zijn eigen uitlegging in de plaats van de litigieuze besluiten gesteld en een tegenstrijdige redenering gevolgd.

Ten tweede heeft het Gerecht ten onrechte de relevantie verworpen van verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren en van het standaardreglement van orde voor comités met het oog op de beoordeling “of de openbaarmaking van het document het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen”. Voorts heeft het Gerecht niet de juiste juridische criteria toegepast om relevante factoren te beoordelen en heeft het nagelaten de relevante factoren te beoordelen als een onderdeel van een reeks onderling overeenstemmende aanwijzingen.


Top