EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0229

Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad

PB L 78 van 20.3.2013, p. 41–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/229/oj

20.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 78/41


VERORDENING (EU) Nr. 229/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 maart 2013

houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (3) zijn specifieke maatregelen op landbouwgebied vastgesteld die de uit de uitzonderlijke geografische situatie van bepaalde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee voortvloeiende gevolgen moeten ondervangen. Deze maatregelen krijgen concreet vorm via een steunprogramma, dat een essentieel hulpmiddel is voor de voorziening van die eilanden met landbouwproducten en voor de ondersteuning van de plaatselijke landbouwproductie. Naar aanleiding van de noodzaak om de huidige maatregelen bij te werken, onder meer als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet Verordening (EG) nr. 1405/2006 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(2)

De fundamentele doelstellingen waartoe de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moet bijdragen, moeten nader worden omschreven.

(3)

Er moet tevens worden gepreciseerd wat de inhoud moet zijn van het steunprogramma voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee („het steunprogramma”), dat krachtens het subsidiariteitsbeginsel door Griekenland op het geografisch meest geschikte niveau moet worden vastgesteld en door dat land ter goedkeuring aan de Commissie moet worden voorgelegd.

(4)

Om de doelstellingen van de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee beter te verwezenlijken moet het steunprogramma maatregelen bevatten die zowel de voorziening met landbouwproducten als het behoud en de ontwikkeling van de lokale landbouwproductie garanderen. Het programmeringsniveau moet worden geharmoniseerd en er moet systematisch worden gewerkt met een aanpak die op een partnerschap tussen de Commissie en Griekenland is gebaseerd. De Commissie moet procedures en indicatoren vaststellen om voor een soepele uitvoering van en een goed toezicht op het programma te zorgen.

(5)

Krachtens het subsidiariteitsbeginsel en vanuit een streven naar flexibiliteit, die de basis vormen van de programmeringsaanpak voor de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, is het de door Griekenland aangewezen autoriteiten toegestaan wijzigingen in het programma voor te stellen om het aan de realiteit van de betrokken eilanden aan te passen. Te dien einde moet een grotere inbreng van de bevoegde plaatselijke en regionale autoriteiten en andere belanghebbenden worden aangemoedigd. Vanuit diezelfde aanpak moet de procedure voor de wijziging van het programma worden aangepast aan de relevantie van elk soort wijziging.

(6)

De buitengewone geografische ligging van bepaalde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee brengt extra vervoerskosten met zich voor hun voorziening met producten die van essentieel belang zijn voor menselijke consumptie, voor verwerking of als productiemiddel in de landbouw. Bovendien plaatsen andere objectieve factoren in verband met het insulaire karakter en de afstand tot de markten de marktdeelnemers en producenten op die eilanden voor extra problemen die hun activiteiten sterk hinderen. In bepaalde gevallen worden de marktdeelnemers en de producenten geconfronteerd met een „dubbele insulariteit”, waarbij de voorziening via andere eilanden plaatsvindt. Deze hindernissen kunnen worden ondervangen door de prijzen van die essentiële producten te verlagen. Het verdient dan ook aanbeveling een specifieke voorzieningsregeling in te stellen om de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee te garanderen en de extra kosten te verlichten die het gevolg zijn van het insulaire karakter, de geringe oppervlakte van die eilanden en hun afstand tot de markten.

(7)

Door de geringe oppervlakte van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden de problemen van die eilanden nog verergerd. Om de doeltreffendheid van de voorgenomen maatregelen te garanderen, moeten die maatregelen van toepassing zijn op alle Egeïsche eilanden behalve Kreta en Euboea.

(8)

Om de nagestreefde prijsverlaging op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee te realiseren en de extra kosten in verband met de insulaire ligging, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten op te vangen en om tegelijkertijd het concurrentievermogen van de producten uit de Unie te handhaven, moet steun worden verleend voor de levering van producten uit de Unie aan de betrokken eilanden. Deze steun moet rekening houden met de extra kosten van het vervoer naar de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en, wanneer het gaat om productiemiddelen voor de landbouw of om producten voor verwerking, met de extra kosten in verband met het insulaire karakter, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten.

(9)

Om speculatie die de eindgebruikers op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee zou schaden, te voorkomen moet worden gepreciseerd dat alleen producten van gezonde handelskwaliteit voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking komen.

(10)

Aangezien de specifieke voorzieningsregeling slechts betrekking heeft op de hoeveelheden voor de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, mag dit systeem geen nadelige effecten hebben voor de goede werking van de interne markt. Overigens mogen de economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling niet leiden tot een verlegging van het handelsverkeer van de betrokken producten. Verzending en uitvoer van de betrokken producten uit de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten derhalve worden verboden. Evenwel dient verzending of uitvoer van die producten te worden toegestaan in het geval van terugbetaling van het dankzij de specifieke voorzieningsregeling verkregen voordeel.

(11)

Wat verwerkte producten betreft, moet, om handel tussen deze eilanden mogelijk te maken, het handelsverkeer tussen de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden toegestaan, en moeten de vervoerskosten voor die producten worden verlaagd. Ook moet rekening worden gehouden met de handelsstromen in het kader van de traditionele regionale handel en van de traditionele uitvoer en verzendingen naar de rest van de Unie of derde landen en moet de uitvoer van verwerkte producten die overeenkomt met de traditionele handelsstromen, worden toegestaan.

(12)

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van de specifieke voorzieningsregeling moeten de economische voordelen van die regeling worden doorberekend in de productiekosten en moeten zij de prijzen tot in het stadium van de eindgebruiker doen dalen. Daarom dient de toekenning van die voordelen afhankelijk te worden gesteld van de daadwerkelijke doorberekening ervan en dient voor de nodige controles daarop te worden gezorgd.

(13)

Er moeten voorschriften voor de werking van de regeling worden vastgesteld, met name wat betreft de invoering van een register van marktdeelnemers en van een certificatenregeling, geïnspireerd op artikel 161 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (4).

(14)

Het bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 vastgestelde beleid van de Unie ten gunste van de lokale productie op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee heeft tot nu toe betrekking gehad op een veelheid van producten en op allerlei maatregelen om de productie, de afzet of de verwerking van die producten te bevorderen. Deze maatregelen zijn doeltreffend gebleken en hebben ervoor gezorgd dat de landbouwactiviteiten konden worden gehandhaafd en ontwikkeld. De Unie moet die productietakken, die een fundamentele rol spelen in het milieu-, maatschappelijk en economisch evenwicht op de betrokken eilanden, verder ondersteunen. De ervaring heeft geleerd dat, net zoals bij het beleid inzake plattelandsontwikkeling, een sterker partnerschap met de plaatselijke autoriteiten het mogelijk kan maken de specifieke problemen van de betrokken gebieden gericht aan te pakken. Daarom dient de steun ten gunste van de lokale productie te worden voortgezet via het steunprogramma dat voor het eerst bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 is vastgesteld. In dit verband moet nadruk worden gelegd op het behoud van traditioneel landbouwerfgoed en de traditionele kenmerken van productiemethoden en van plaatselijke en biologische producten.

(15)

Er moet worden bepaald welke elementen het steunprogramma minstens moet bevatten om maatregelen voor de lokale landbouwproductie te kunnen vaststellen, met name een beschrijving van de situatie, van de voorgestelde strategie, van de doelstellingen en van de maatregelen. Voorts moet het beginsel van de coherentie van die maatregelen met de andere beleidslijnen van de Unie nader worden omschreven om te voorkomen dat steunmaatregelen onverenigbaar met elkaar zouden zijn of elkaar zouden overlappen.

(16)

Voorts dient het steunprogramma, met het oog op de uitvoering van deze verordening, ook maatregelen te kunnen bevatten voor de financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand.

(17)

De landbouwproducenten op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten worden aangemoedigd kwaliteitsproducten te leveren en de afzet van deze producten moet worden bevorderd.

(18)

Van het vaste beleid van de Commissie geen staatssteun voor de bedrijfsvoering toe te staan in de sectoren productie, verwerking, afzet en vervoer van de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („het Verdrag”) genoemde landbouwproducten, kan worden afgeweken om de specifieke problemen te verzachten die bij de landbouwproductie op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden ondervonden ten gevolge van het insulaire karakter, de geringe oppervlakte, het bergachtige reliëf, het klimaat, de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten en hun afstand tot de markten.

(19)

De tenuitvoerlegging van deze verordening mag geen afbreuk doen aan het niveau van de specifieke steun die de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee tot dusver hebben ontvangen. Griekenland moet voor de uitvoering van de passende maatregelen kunnen beschikken over bedragen die even hoog zijn als de steun die de Unie tot dusver op grond van Verordening (EG) nr. 1405/2006 heeft verleend.

(20)

Sinds 2007 is de behoefte aan essentiële producten op sommige kleinere eilanden in de Egeïsche Zee toegenomen als gevolg van de toename van de veestapel en de demografische druk. Het deel van het budget dat Griekenland moet kunnen gebruiken voor de specifieke voorzieningsregeling voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, moet dus worden verhoogd.

(21)

Om Griekenland in staat te stellen alle elementen betreffende de tenuitvoerlegging van het steunprogramma voor het voorgaande jaar te evalueren en om een volledig jaarverslag aan de Commissie te kunnen voorleggen, moet de datum voor de indiening van dat verslag worden verschoven van 30 juni naar 30 september van het jaar na het referentiejaar.

(22)

Van de Commissie moet worden gevraagd dat zij uiterlijk 31 december 2016 en daarna om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag indient over de gevolgen van de maatregelen die ter uitvoering van deze verordening zijn genomen, zo nodig vergezeld van passende aanbevelingen.

(23)

Teneinde de goede werking van de middels deze verordening ingestelde regeling te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanvulling of de wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(24)

Om de eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in verband met andere, soortgelijke regelingen en concurrentieverstoring of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (5).

(25)

Om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DOELSTELLINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening worden specifieke maatregelen op het gebied van de landbouw vastgesteld om de problemen te verhelpen die het gevolg zijn van het insulaire karakter, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee („de kleinere eilanden”).

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „kleinere eilanden” verstaan, de eilanden in de Egeïsche Zee, met uitzondering van Kreta en Euboea.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De in artikel 1 bedoelde specifieke maatregelen dragen bij tot het verwezenlijken van de volgende doelstellingen:

a)

de voorziening te garanderen van de kleinere eilanden met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de extra kosten die worden veroorzaakt door het insulaire karakter, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten, te verlichten;

b)

de landbouwactiviteit op de kleinere eilanden in stand te houden en te ontwikkelen, met inbegrip van de productie, de verwerking, de afzet en het vervoer van al dan niet verwerkte lokale producten.

2.   Voor de uitvoering van de in lid 1 genoemde doelstellingen worden de in de hoofdstukken III, IV en V bedoelde maatregelen toegepast.

HOOFDSTUK II

STEUNPROGRAMMA

Artikel 3

Vaststelling van het steunprogramma

1.   De maatregelen waarin artikel 1 voorziet, worden vastgesteld in een steunprogramma, dat het volgende omvat:

a)

een specifieke voorzieningsregeling als bedoeld in hoofdstuk III, en

b)

specifieke maatregelen ten behoeve van de lokale landbouwproductie, als bedoeld in hoofdstuk IV.

2.   Het steunprogramma wordt vastgesteld op het door Griekenland meest adequaat geachte geografische niveau. Het wordt uitgewerkt door de bevoegde lokale en regionale autoriteiten die Griekenland heeft aangewezen, en wordt, nadat de bevoegde autoriteiten en organisaties op het passende lokale en regionale niveau zijn geraadpleegd, door die lidstaat ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd overeenkomstig artikel 6.

Artikel 4

Verenigbaarheid en coherentie

1.   De in het kader van het steunprogramma genomen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. Die maatregelen moeten stroken met de andere beleidstakken van de Unie en de maatregelen ter uitvoering daarvan.

2.   Er wordt toegezien op de samenhang van de in het kader van het steunprogramma genomen maatregelen met de maatregelen ter uitvoering van andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name de gemeenschappelijke marktordeningen, plattelandsontwikkeling, de kwaliteit van de producten, dierenwelzijn en milieubescherming.

Met name wordt op grond van deze verordening geen enkele maatregel gefinancierd om steun te verlenen:

a)

ter aanvulling van steun op grond van de in het kader van een gemeenschappelijke marktordening ingestelde premie- of steunregelingen, tenzij in uitzonderlijke gevallen die worden gerechtvaardigd aan de hand van objectieve criteria;

b)

voor onderzoeksprojecten, voor maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten of voor maatregelen die voor financiering van de Unie in aanmerking komen op grond van Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (6);

c)

voor maatregelen die tot het toepassingsgebied behoren van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (7).

Artikel 5

Inhoud van het steunprogramma

Het steunprogramma omvat:

a)

een tijdschema voor de uitvoering van de maatregelen en, per jaar, een indicatieve algemene financiële tabel met daarin de uit te trekken middelen;

b)

een bewijs met betrekking tot de verenigbaarheid en de coherentie van de verschillende maatregelen van het programma, alsmede de verenigbaarheid en coherentie met de voor het toezicht en de evaluatie te gebruiken criteria en kwantitatieve indicatoren;

c)

de stappen die zijn ondernomen om voor een doeltreffende en adequate uitvoering van het programma te zorgen, met inbegrip van de regelingen inzake publiciteit, toezicht en evaluatie, alsmede een reeks welomschreven voor de evaluatie te gebruiken gekwantificeerde indicatoren;

d)

de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten en van de voor de uitvoering van het programma verantwoordelijke instanties en de aanwijzing op de geschikte niveaus van de autoriteiten of betrokken instanties en van de sociaal-economische partners, alsmede de resultaten van het gepleegde overleg.

Artikel 6

Goedkeuring en wijzigingen van het programma

1.   Het steunprogramma is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 en wordt gefinancierd met de in artikel 18, leden 2 en 3, bedoelde financiële middelen.

Het programma omvat een voorzieningsbalans, met opgave van de producten, de producthoeveelheden, de steunbedragen voor de voorziening vanuit de Unie en een ontwerp van steunprogramma voor de lokale productie.

2.   Op basis van de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering van de maatregelen van het steunprogramma kan Griekenland, binnen de in artikel 18, leden 2 en 3, vastgestelde financiële middelen, bij de Commissie naar behoren gemotiveerde voorstellen tot wijziging van die maatregelen indienen, met de bedoeling die maatregelen beter aan te passen aan de behoeften van de kleinere eilanden en aan de voorgestelde strategie. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de procedures om te beoordelen of de voorgestelde wijzigingen in overeenstemming met het recht van de Unie zijn en om te beslissen of zij ze zal goedkeuren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   De door de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen vastgestelde procedures kunnen rekening houden met de volgende elementen: de vraag hoe ingrijpend de door Griekenland voorgestelde wijzigingen zijn wanneer het gaat om de invoering van nieuwe maatregelen, de vraag of wijzigingen in het budget voor de maatregelen aanzienlijk zijn, veranderingen in de hoeveelheden van en het steunniveau voor producten in de voorzieningsbalans, en wijzigingen in coderingen en omschrijvingen van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (8).

4.   In de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt ook voor elke procedure bepaald met welke frequentie om wijzigingen kan worden verzocht en binnen welke tijdsspanne de goedgekeurde wijzigingen moeten worden uitgevoerd.

Artikel 7

Controle en toezicht

Griekenland controleert aan de hand van administratieve controles en controles ter plaatse. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de minimumeisen waaraan de door Griekenland te verrichten controles moeten voldoen.

De Commissie stelt eveneens uitvoeringshandelingen vast betreffende de procedures en de fysieke en financiële indicatoren vast die een doeltreffend toezicht op de uitvoering van het programma moeten garanderen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE VOORZIENINGSREGELING

Artikel 8

Voorzieningsbalans

1.   Er wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten van de Unie („de landbouwproducten”) die op de kleinere eilanden van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de vervaardiging van andere producten of als productiemiddel in de landbouw.

2.   Griekenland stelt op het geografische niveau dat het meest geschikt wordt geacht, een voorzieningsbalans op om de jaarlijkse behoeften voor de voorziening van de kleinere eilanden met landbouwproducten te kwantificeren.

De behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt dan wel overeenkomstig artikel 13, leden 2 en 3, in het kader van de traditionele handel naar de rest van de Unie worden verzonden of naar derde landen worden uitgevoerd, kunnen worden geraamd in een afzonderlijke voorzieningsbalans.

Artikel 9

Werking van de specifieke voorzieningsregeling

1.   Voor de voorziening van de kleinere eilanden met landbouwproducten wordt steun toegekend.

De steun wordt voor elk betrokken product vastgesteld op basis van de extra kosten voor de afzet op de kleinere eilanden, te rekenen vanaf de havens in continentaal Griekenland waar de betrokken producten gewoonlijk worden geladen, en vanaf de havens van de eilanden van doorvoer of lading naar de eilanden waar hun eindbestemming is. Als het gaat om productiemiddelen voor de landbouw of om producten voor verwerking moet bij de vaststelling van de steun rekening worden gehouden met de extra kosten in verband met het insulaire karakter, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten.

2.   Alleen landbouwproducten van gezonde handelskwaliteit komen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking.

Artikel 10

Uitvoering

De specifieke voorzieningsregeling wordt op zodanige wijze ten uitvoer gelegd dat met name rekening wordt gehouden met:

a)

de specifieke behoeften van de kleinere eilanden en de kwaliteitseisen;

b)

de traditionele handelsstromen tussen de kleinere eilanden en de havens in continentaal Griekenland en tussen de eilanden in de Egeïsche Zee;

c)

het economische aspect van de voorgenomen steun;

d)

in voorkomend geval, de noodzaak om de ontwikkeling van de lokale productie niet te hinderen.

Artikel 11

Certificaten

1.   De steun waarin artikel 9, lid 1, voorziet, wordt toegekend tegen overlegging van een certificaat.

De certificaten worden uitsluitend afgegeven aan marktdeelnemers die zijn ingeschreven in een door de bevoegde autoriteiten bijgehouden register.

Die certificaten zijn niet overdraagbaar.

2.   Voor het aanvragen van een certificaat is geen zekerheid vereist. De bevoegde autoriteiten kunnen evenwel, voor zover dit voor de goede werking van deze verordening nodig is, voorzien in het stellen van zekerheden voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van het toegekende voordeel als bedoeld in artikel 12. In die gevallen is artikel 34, leden 1, 4, 5, 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (9) van toepassing.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de voorwaarden worden bepaald voor inschrijving van de marktdeelnemers in het register, en waardoor wordt gegarandeerd dat de marktdeelnemers hun rechten op deelname aan de specifieke voorzieningsregeling ten volle kunnen uitoefenen.

3.   De Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen vast met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om de eenvormige toepassing door Griekenland van dit artikel te garanderen, met name wat betreft de invoering van de certificatenregeling en de verbintenissen die de marktdeelnemers aangaan wanneer zij zich inschrijven. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12

Doorberekening van het voordeel

1.   Het voordeel van de specifieke voorzieningsregeling dat uit de toekenning van de steun voortvloeit, wordt slechts verleend als het economische voordeel daadwerkelijk wordt doorberekend tot de eindgebruiker, die, naargelang van het geval, de consument kan zijn als het om producten voor rechtstreekse consumptie gaat, de laatste verwerker of verpakker als het om producten voor de verwerkende industrie of de verpakkingsindustrie gaat, dan wel de landbouwer als het gaat om producten die worden gebruikt voor de diervoeding of als productiemiddel in de landbouw.

Het in de eerste alinea bedoelde voordeel is gelijk aan het steunbedrag.

2.   Om de eenvormige toepassing van lid 1 te garanderen stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de toepassing van de in lid 1 genoemde voorschriften en met name met betrekking tot de voorwaarden voor de controle door de lidstaat van de daadwerkelijke doorberekening van het voordeel tot de eindgebruiker. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13

Uitvoer naar derde landen en verzending naar de rest van de Unie

1.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de vereisten waaraan producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen moeten voldoen om te mogen worden uitgevoerd naar derde landen of verzonden naar de rest van de Unie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Die vereisten omvatten met name de terugbetaling van de in het kader van de specifieke voorzieningsregeling ontvangen steun.

Voor de uitvoer naar derde landen van producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

2.   Lid 1, eerste alinea, geldt niet voor producten die op de kleinere eilanden zijn verwerkt met gebruikmaking van producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, indien die verwerkte producten:

a)

worden uitgevoerd naar derde landen of verzonden naar de rest van de Unie binnen de grenzen van de traditioneel verzonden of uitgevoerde hoeveelheden;

b)

in het kader van de regionale handel naar derde landen worden uitgevoerd met inachtneming van de door de Commissie vast te stellen bestemmingen en gedetailleerde bepalingen;

c)

worden verzonden tussen de kleinere eilanden.

Voor de uitvoer naar derde landen van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

Bij de uitvoer van de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten wordt geen uitvoerrestitutie toegekend.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de limieten van de onder a) bedoelde producthoeveelheden en de onder b) bedoelde gedetailleerde bepalingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Verwerkingen die aanleiding kunnen geven tot traditionele uitvoer of traditionele verzending voldoen mutatis mutandis aan de verwerkingsvoorwaarden die voor de regeling verwerking onder douanetoezicht zijn vastgesteld bij de toepasselijke Uniewetgeving, met uitzondering van alle gebruikelijke behandelingen.

Artikel 14

Controles en sancties

1.   De landbouwproducten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, worden administratief gecontroleerd op het ogenblik dat zij worden binnengebracht op de kleinere eilanden of daaruit worden uitgevoerd of verzonden.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de minimumeisen waaraan de door Griekenland te verrichten controles moeten voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Als een marktdeelnemer als bedoeld in artikel 11 de overeenkomstig artikel 11 aangegane verplichtingen niet nakomt, doet de bevoegde autoriteit, behoudens in geval van overmacht of uitzonderlijke weersomstandigheden en onverminderd andere sancties uit hoofde van het nationale recht, het volgende:

a)

hij vordert het aan de marktdeelnemer toegekende voordeel terug;

b)

hij schrapt de registratie van de marktdeelnemer voorlopig of definitief, naar gelang van de ernst van het verzuim.

3.   Als een marktdeelnemer als bedoeld in artikel 11 de betrokken producten niet binnenbrengt, wordt, behoudens in geval van overmacht of uitzonderlijke weersomstandigheden, zijn recht om certificaten aan te vragen door de bevoegde autoriteit opgeschort voor een periode van 60 dagen na de datum waarop het betrokken certificaat is verstreken. Na de opschortingsperiode worden gedurende een door de bevoegde autoriteit te bepalen periode verdere certificaten slechts afgegeven mits een zekerheid wordt gesteld die gelijk is aan het bedrag van het toe te kennen voordeel.

De bevoegde autoriteit stelt de nodige maatregelen vast om de producthoeveelheden die door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoering geven aan of de annulering van afgegeven certificaten of door terugvordering van het voordeel beschikbaar komen, opnieuw te gebruiken.

HOOFDSTUK IV

MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE LOKALE LANDBOUWPRODUCTIE

Artikel 15

Maatregelen

1.   Het steunprogramma bevat de maatregelen die noodzakelijk zijn om, binnen het toepassingsgebied van titel III van het derde deel van het Verdrag, de continuïteit en de ontwikkeling van de lokale agrarische productietakken op de kleinere eilanden te waarborgen.

2.   Het deel van het programma dat aan de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie gewijd is, bevat minstens de volgende elementen:

a)

een gekwantificeerde beschrijving van de bestaande situatie van de betrokken landbouwproductie, waarin rekening wordt gehouden met de beschikbare evaluatieresultaten en opgave wordt gedaan van de verschillen, achterstanden, ontwikkelingsmogelijkheden en aangewende financiële middelen;

b)

een beschrijving van de voorgestelde strategie, de gekozen prioriteiten en de gekwantificeerde algemene en operationele doelstellingen, alsmede een beoordeling waarin wordt aangegeven welke economische, milieu- en sociaalmaatschappelijke effecten, met inbegrip van de werkgelegenheidseffecten, worden verwacht;

c)

een beschrijving van de overwogen maatregelen, en met name van de steunregelingen om die maatregelen ten uitvoer te leggen, alsmede in voorkomend geval informatie over de behoeften op het gebied van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand met betrekking tot de voorbereiding, toepassing of aanpassing van de betrokken maatregelen;

d)

de lijst van de steun bestaande uit rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (10);

e)

het steunbedrag dat voor elke maatregel is vastgesteld en het voorlopige bedrag dat voor elke actie is uitgetrokken om een of meer van de met het programma nagestreefde doelstellingen te bereiken.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de vereisten voor de betaling van de in lid 2 bedoelde steun. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   Het programma kan steunmaatregelen bevatten voor de productie, de verwerking, de afzet en het vervoer van al dan niet verwerkte landbouwproducten van de kleinere eilanden.

Elke maatregel kan uit een aantal acties bestaan. Voor elke actie worden in het programma minstens de volgende elementen vastgesteld:

a)

de begunstigden;

b)

de voorwaarden om in aanmerking te komen;

c)

het unitaire steunbedrag.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de voorwaarden voor de vaststelling van het steunbedrag dat voor de afzet en het vervoer van al dan niet bewerkte producten buiten het productiegebied wordt toegekend en, in voorkomend geval, de voorwaarden voor de vaststelling van de producthoeveelheden waarvoor deze steun wordt verleend.

Artikel 16

Controles en onverschuldigde betaling

1.   De controles van maatregelen waarin dit hoofdstuk voorziet, bestaan uit administratieve controles en controles ter plaatse.

2.   In geval van een onverschuldigde betaling moet de begunstigde de betrokken bedragen terugbetalen. Artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (11) is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V

BEGELEIDENDE MAATREGELEN

Artikel 17

Staatssteun

1.   Met betrekking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, waarop de artikelen 107, 108 en 109 ervan van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 van het Verdrag toestaan dat in de sectoren productie, verwerking, afzet en vervoer van die producten bedrijfssteun wordt verleend ter verlichting van de problemen bij de landbouwproductie die specifiek zijn voor de kleinere eilanden en die het gevolg zijn van hun insulaire karakter, hun geringe oppervlakte en bergachtige reliëf, hun klimaat, hun economische afhankelijkheid van een klein aantal producten en hun afstand tot de markten.

2.   Griekenland kan een aanvullende financiering toekennen voor de uitvoering van het steunprogramma. In dat geval meldt Griekenland de staatssteun aan de Commissie en kan de Commissie die steun overeenkomstig deze verordening als onderdeel van het steunprogramma goedkeuren. De aldus gemelde steun wordt geacht te zijn gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste zin, van het Verdrag.

3.   Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel en in afwijking van artikel 180 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (12) zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag niet van toepassing op betalingen die Griekenland overeenkomstig deze verordening in het kader van de hoofdstukken III en IV van de deze verordening verricht.

HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 18

Financiële middelen

1.   De bij deze verordening vastgestelde maatregelen zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (13).

2.   De Unie financiert de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde maatregelen tot ten hoogste 23,93 miljoen EUR per jaar.

3.   Voor de in hoofdstuk III bedoelde specifieke voorzieningsregeling kan jaarlijks ten hoogste 7,11 miljoen EUR worden toegewezen.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de vereisten waaraan Griekenland moet voldoen om de bestemming te wijzigen van de middelen die elk jaar voor de verschillende onder de specifieke voorzieningsregeling vallende producten worden toegewezen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de voorwaarden voor de vaststelling van het jaarlijks maximumbedrag dat kan worden toegewezen voor maatregelen ter financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand, waarbij de toewijzing redelijk en evenredig moet zijn.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Nationale maatregelen

Griekenland stelt de maatregelen vast die nodig zijn om de naleving van deze verordening te waarborgen, waaronder met name wat betreft de controles en de administratieve sancties, en stelt de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 20

Mededelingen en verslagen

1.   Uiterlijk 15 februari van elk jaar deelt Griekenland de Commissie mee welke ter beschikking gestelde kredieten het voornemens is het volgende jaar uit te geven voor de uitvoering van de voorzieningsbalans en van elke maatregel ten gunste van de lokale landbouwproductie waarin het steunprogramma voorziet.

2.   Uiterlijk 30 september van elk jaar dient Griekenland bij de Commissie een verslag in over de uitvoering in het voorafgaande jaar van de maatregelen waarin deze verordening voorziet.

3.   Uiterlijk 31 december 2016 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag in waarin het effect van de op grond van deze verordening uitgevoerde acties wordt beschreven en dat indien nodig vergezeld gaat van passende voorstellen.

Artikel 21

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 11, lid 2, artikel 15, lid 4, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 21 maart 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 11, lid 2, artikel 15, lid 4, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 11, lid 2, artikel 15, lid 4 en artikel 18, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking wanneer het Europees Parlement, noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 22

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 141 van Verordening (EG) nr. 73/2009 opgerichte Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1405/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  PB C 132 van 3.5.2011, blz. 82.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 februari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 februari 2013.

(3)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

(4)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(5)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(6)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(7)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(8)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(9)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(10)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(11)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

(12)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

(13)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1405/2006

Deze verordening

artikel 1

artikel 1

artikel 2

artikel 3, lid 1

artikel 3

artikel 8

artikel 4, lid 1

artikel 9, lid 1

artikel 4, lid 2

artikel 10

artikel 4, lid 3

artikel 12, lid 1

artikel 5

artikel 13

artikel 7, lid 1

artikel 15, lid 1

artikel 7, lid 2

artikel 3, lid 2

artikel 8

artikel 4

artikel 9, onder a) en b)

artikel 15, lid 2

artikel 9, onder c), d), e) en f)

artikel 5

artikel 10

artikel 7, tweede alinea

artikel 11

artikel 17

artikel 12

artikel 18

artikel 13

artikel 6, lid 1

artikel 14, onder a)

artikel 6, leden 2 tot en met 4

artikel 14, onder b)

artikel 7, eerste alinea en artikel 14, lid 1, tweede alinea, leden 2 en 3

artikel 16

artikel 19

artikel 17

artikel 20

artikel 18

artikel 23

artikel 21

artikel 24


Top