EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0221

Zaak C-221/09: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 17 maart 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Prim’Awla tal-Qorti Ċivili — Republiek Malta) — AJD Tuna Ltd/Direttur tal-Agrikoltura u s-Sajd, Avukat Generali (Verordening (EG) nr. 530/2008 — Geldigheid — Gemeenschappelijk visserijbeleid — Instandhouding van hulpbronnen — Herstel van blauwvintonijnbestanden in oostelijk deel van Atlantische Oceaan en in Middellandse Zee)

PB C 139 van 7.5.2011, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/2


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 17 maart 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Prim’Awla tal-Qorti Ċivili — Republiek Malta) — AJD Tuna Ltd/Direttur tal-Agrikoltura u s-Sajd, Avukat Generali

(Zaak C-221/09) (1)

(Verordening (EG) nr. 530/2008 - Geldigheid - Gemeenschappelijk visserijbeleid - Instandhouding van hulpbronnen - Herstel van blauwvintonijnbestanden in oostelijk deel van Atlantische Oceaan en in Middellandse Zee)

2011/C 139/03

Procestaal: Maltees

Verwijzende rechter

Prim’Awla tal-Qorti Ċivili

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: AJD Tuna Ltd

Verwerende partij: Direttur tal-Agrikoltura u s-Sajd, Avukat Generali

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Prim’Awla tal-Qorti Ċivili — Geldigheid van verordening (EG) nr. 530/2008 van de Commissie van 12 juni 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen met betrekking tot de visserij op blauwvintonijn door ringzegenvaartuigen in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en in de Middellandse Zee (PB L 155, blz. 9)

Dictum

1)

Bij onderzoek van de gestelde vragen is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening (EG) nr. 530/2008 van de Commissie van 12 juni 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen met betrekking tot de visserij op blauwvintonijn door ringzegenvaartuigen in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee, en de geldigheid van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, gelet op het beginsel van hoor en wederhoor en het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming kunnen aantasten.

2)

Bij onderzoek van de gestelde vragen is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr. 530/2008 gelet op het in artikel 296, lid 2, VWEU neergelegde motiveringsvereiste, het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel kunnen aantasten.

3)

Verordening nr. 530/2008 is ongeldig voor zover de daarin op grondslag van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 2371/2002 neergelegde verbodsbepalingen voor de ringzegenvissers die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Spanje, en de marktdeelnemers van de Gemeenschap die met hen overeenkomsten hadden gesloten, in werking zijn getreden op 23 juni 2008, terwijl diezelfde verboden voor de ringzegenvissers die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Malta, Griekenland, Frankrijk, Italië of Cyprus, en de marktdeelnemers van de Gemeenschap die met hen overeenkomsten hadden gesloten, in werking zijn getreden op 16 juni 2008, zonder dat dit verschil in behandeling objectief kan worden gerechtvaardigd.


(1)  PB C 205 van 29.08.2009.


Top