EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0266

97/266/EG: Beschikking van de Commissie van 18 december 1996 betreffende het informatieformulier voor als Natura 2000-gebied voorgestelde gebieden

PB L 107 van 24.4.1997, p. 1–156 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/07/2011; opgeheven door 32011D0484

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/266/oj

31997D0266

97/266/EG: Beschikking van de Commissie van 18 december 1996 betreffende het informatieformulier voor als Natura 2000-gebied voorgestelde gebieden

Publicatieblad Nr. L 107 van 24/04/1997 blz. 0001 - 0156


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 18 december 1996 betreffende het informatieformulier voor als Natura 2000-gebied voorgestelde gebieden (97/266/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, inzonderheid op artikel 4, lid 1, tweede alinea,

Overwegende dat in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 92/43/EEG is bepaald, dat de lidstaten de Commissie een lijst van voorgestelde Natura 2000-gebieden als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 92/43/EEG dienen toe te zenden met informatie over elk gebied, en zulks op basis van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 opgesteld formulier;

Overwegende dat het formulier voor ieder voorgesteld Natura 2000-gebied een kaart van het gebied, de naam, de ligging en de omvang daarvan moet bevatten alsmede de gegevens die uit de toepassing van de selectie van het gebied gehanteerde criteria zijn verkregen;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies voor het Comité van artikel 20 van Richtlijn 92/43/EEG,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het in de bijlage bij deze beschikking opgenomen formulier ter verstrekking van de in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 92/43/EEG bedoelde informatie wordt hierbij vastgesteld.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 1996.

Voor de Commissie

Ritt BJERREGAARD

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 206 van 22. 7. 1992, blz. 7.

BIJLAGE

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

STANDAARD GEGEVENSFORMULIER

Versie EUR 15

Definitieve versie van 27 mei 1994, aangevuld met de amendementen van de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden (PB nr. L 1 van 1. 1. 1995, blz. 125-137)

en

de versie van maart 1995 van de Eurostat NUTS Regio's

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

4. GEBIEDSBESCHRIJVING

4.1. Algemene beschrijving van het gebied:

Habitatklassen

% bedekkingMariene gebieden, zeearmenGetijderivieren, estuaria, slikwadden, zandplaten, lagunen (inclusief verdampingsbekkens voor de zoutwinning)Zilte kwelders, zilte graslanden, zoutsteppenKustzandduinen, zandstranden, MachairKeienstranden, zeekliffen, eilandjesOppervlaktewateren (stilstaand en lopend)Veengebieden, moerassen, oevervegetatiesHeide, struikvegetaties, maquis, garrigue, phygranaDroge graslanden, steppenVochtige graslanden, mesofiele graslandenAlpiene en sub-alpiene graslandenExtensieve graanwinningsgebieden (inclusief wisselculturen met regelmatige braaklegging)RijstveldenVerbeterde graslandenAndere akkergebiedenGematigd loofbosNaaldbosImmergroen loofbosGemengd bosKunstmatig monocultuurbos (bv. aanplantingen van populier of exoten)Cultuurgebieden van houtige gewassen (inclusief boomgaarden, wijngaarden, dehesas)Rotsen, puinhellingen, zandwoestijnen, permanente sneeuw- en ijsgebiedenAndere habitatgebieden (inclusief steden, dorpen, wegen, storten, mijnen, industriegebieden)TOTALE BEDEKKING100 %Andere kenmerken van het gebied:

4.2. Kwaliteit en belang:

4.3. Kwetsbaarheid:

4.4. Gebiedsaanwijzing (bijkomende opmerkingen niet vermeld onder punt 5):

4.5. Eigendom:

4.6. Documentatie:

4.7. Geschiedenis (door de Commissie in te vullen):

DatumGewijzigd veldBeschrijving

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

5. BESCHERMINGSSTATUS VAN HET GEBIED EN RELATIE MET CORINE BIOTOPEN

5.1. Beschermingsstatus op nationaal en regionaal niveau:

Code

% Bedekking

Code

% Bedekking

Code

% Bedekking

5.2. Relatie van het betroffen gebied met andere beschermde gebieden:

Nationale of regionale beschermingsstatus:

Overlapping

Code

Gebiedsnaam

Type

% Bedekking

Internationale beschermingsstatus:

Overlapping

Type

Gebiedsnaam

Type

% Bedekking

Ramsar1234Biogenetisch reservaat123Eurodiploma-Biosfeerreservaat-Barcelona-conventie-World heritage site-Ander-5.3. Relatie van het betroffen gebied met "Corine-biotopen"

Overlapping

Overlapping

Code Corine-biotoop

Type

% Bedekking

Code Corine-biotoop

Type

% Bedekking

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

NATURA 2000

STANDAARDGEGEVENSFORMULIER

TOELICHTING

INHOUDSTAFEL

Bladzijde

Inleiding 21

1. GEBIEDSIDENTIFICATIE . 24

1.1. Type . 24

1.2. Gebiedscode . 24

1.3. Invuldatum . 24

1.4. Herzieningsdatum . 24

1.5. Relatie met andere Natura 2000-gebieden . 25

1.6. Beantwoorder(s) . 25

1.7. Naam van het gebied . 25

1.8. Datum van selectie en aanwijzing . 25

2. LIGGING VAN HET GEBIED . 25

2.1. Gebiedscentrum . 25

2.2. Oppervlakte . 26

2.3. Lengte . 26

2.4. Hoogte . 26

2.5. Administratieve regio's: code, naam en relatief aandeel (in % van de oppervlakte van het beschouwde gebied) . 26

2.6. Biogeografische regio . 26

3. ECOLOGISCHE INFORMATIE . 28

3.1. In het gebied voorkomende habitattypes en evaluatie van het gebied voor deze habitattypes . 28

3.2. Soorten waarop artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG betrekking heeft en soorten vermeld in bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG; gebiedsevaluatie voor deze soorten . 31

3.3. Andere soorten . 34

4. GEBIEDSBESCHRIJVING . 34

4.1. Algemene beschrijving van het gebied . 35

4.2. Kwaliteit en belang . 35

4.3. Kwetsbaarheid . 35

4.4. Bescherming . 35

4.5. Eigendom . 35

4.6. Documentatie . 35

4.7. Geschiedenis . 35

5. BESCHERMINGSSTATUS VAN HET GEBIED EN RELATIE MET CORINE-BIOTOPEN . 36

5.1 Beschermingsstatus op nationaal en regionaal niveau . 36

5.2. Relatie van het betrokken gebied met andere beschermde gebieden (aangrenzende gebieden en gebieden met een andere beschermingsstatus) . 36

5.3. Relatie van het betrokken gebied met Corine-biotopen . 36

6. ACTIVITEITEN EN INVLOEDEN IN EN BUITEN HET BETROKKEN GEBIED . 37

6.1. Activiteiten en invloeden (algemeen); betrokken oppervlakte van het gebied . 37

6.2. Beheer van het gebied . 37

7. KAART VAN HET GEBIED . 37

8. DIA'S EN ANDER FOTOMATERIAAL . 38

Inleiding

Voor het welslagen van Natura 2000 is het van cruciaal belang te kunnen beschikken over betrouwbare en gedetailleerde gegevens betreffende de leefgebieden en soorten van communautair belang. Deze gegevens zullen in de komende jaren worden verzameld. Met het vergaren van gegevens heeft Europa vooral ervaring opgedaan in het kader van het "Corine-biotopen"-project, dat reeds heeft geresulteerd in de beschrijving van meer dan 6 000 gebieden in de hele Europese Unie. Voor de Natura 2000-databank is van deze ervaring gebruik gemaakt bij de selectie van de essentiële datavelden, die met het oog op de betrokken richtlijnen hier en daar wel zijn aangepast en uitgebreid. Aangezien Natura 2000 tot stand moet komen door de samenvoeging van de in het kader van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn aangewezen gebieden, is met het oog op het scheppen van een goed geïntegreerd netwerk een gemeenschappelijke basis voor de beschrijving van beide types vereist. In het gegevensformulier is met alle aspecten van beide richtlijnen rekening gehouden, zodat geen aanvullende formulieren nodig zijn. Alle datavelden van het bestaande vogelrichtlijnformulier stemmen volledig overeen met die van het nieuwe gegevensformulier. Derhalve kunnen de bestaande gegevens met betrekking tot de 1 100 speciale beschermingszones (Special Protection Areas, SPA's) automatisch worden overgedragen.

In het kader van de vogelrichtlijn zal dit formulier daarom worden gebruikt voor alle gebieden die als SPA zijn aangewezen. In het kader van de habitatrichtlijn zal het in eerste instantie worden gebruikt voor het vergaren, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die richtlijn, van de nodige gegevens met betrekking tot de gebieden die in aanmerking komen om als gebieden van communautair belang (Sites of Community Importance, SCI's) te worden aangewezen. Deze beoordeling op nationaal niveau ("fase I") dient tegen juni 1995 te zijn afgerond. De rechtsgrondslag voor het verzamelen van gegevens ter uitvoering van deze fase van Natura 2000 vormt artikel 4 van de habitatrichtlijn, waarin is bepaald: "deze informatie omvat een kaart, de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied, alsmede gegevens die werden verkregen uit toepassing van de in bijlage III (fase I) vermelde criteria, en wordt verstrekt op basis van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 opgesteld formulier.". Krachtens artikel 4, lid 3, van de vogelrichtlijn rust op de lidstaten reeds de verplichting "de Commissie alle nuttige gegevens (toe te zenden) zodat zij de geëigende initiatieven kan nemen voor de coördinatie die nodig is om te bereiken dat de zones bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 4, een samenhangend geheel vormen dat voldoet aan de eisen inzake bescherming van de soorten in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is".

Met deze databank wordt vooral beoogd:

1. de gegevens ter beschikking te stellen die de Commissie in staat moeten stellen samen met de lidstaten maatregelen met het oog op het opzetten van een geïntegreerd Natura 2000-netwerk te coördineren en de doeltreffendheid van dit netwerk bij de bescherming van de habitats van bijlage I en de habitats van de soorten van bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, alsmede de habitats van de vogelsoorten van bijlage I en de andere trekvogelsoorten waarop Richtlijn 79/409/EEG van de Raad betrekking heeft, te evalueren;

2. gegevens te verstrekken waarvan de Commissie gebruik kan maken bij de besluitvorming op andere terreinen, zodat met het Natura 2000-netwerk terdege rekening wordt gehouden in andere beleidstakken en -sectoren waarover de activiteiten van de Commissie zich uitstrekken, met name het regionaal beleid en het beleid inzake landbouw, energie, vervoer en toerisme;

3. de Commissie en de betrokken comités te helpen bij het selecteren van acties voor subsidiëring in het kader van LIFE of andere financieringsinstrumenten, door het ter beschikking stellen van gegevens, bijvoorbeeld met betrekking tot eigendom en beheersvorm, die voor het behoud van de betrokken gebieden relevant zijn en die derhalve het besluitvormingsproces kunnen vergemakkelijken;

4. een forum tot stand te brengen dat alle lidstaten goede diensten kan bewijzen bij de uitwisseling van gegevens over de habitats en soorten van communautair belang.

In dit document worden alle onderdelen van het formulier nader toegelicht. Daarnaast wordt met betrekking tot bepaalde onderdelen - met name de interpretatie van de prioritaire habitattypes - een technische handleiding opgesteld.

Het formulier is zo ontworpen dat het zich zowel leent voor klassieke archivering als voor elektronische gegevensopslag en -overdracht.

De datavelden die moeten worden ingevuld bij het identificeren van de gebieden die in aanmerking komen om als SCI's te worden aangewezen, zijn op het gegevensformulier in vette cursiefletters aangegeven en in de desbetreffende delen van de toelichting als "vereist" aangemerkt. Deze velden moeten ook voor SPA's worden ingevuld. De vereisten inzake ecologische informatie worden nader omschreven in deel 3 van de toelichting.

De andere velden moeten worden ingevuld op het moment dat het gebied als SPA of SAC wordt aangewezen, voorzover de betrokken informatie voor het behoud en het beheer van het gebied van belang is. Deze velden zijn in de toelichting met "voorzover relevant" of "in voorkomend geval" gekwalificeerd.

Verwacht wordt dat alle gegevens die met het oog op de aanwijzing/bescherming van een gebied van belang zijn, worden medegedeeld. Met name gaat het om de voor de keuze van het betrokken gebied aangevoerde argumenten en de elementen die het mogelijk moeten maken de bijdrage van dat gebied tot de doeltreffendheid en samenhang van het Natura 2000-netwerk te evalueren. Aanvullende relevante informatie moet zo snel mogelijk worden verstrekt. Voor gebieden die definitief in het Natura 2000-netwerk zijn opgenomen is het hoe dan ook wenselijk dat alle velden worden ingevuld, aangezien de datavelden op het formulier uitsluitend gegevens betreffen die voor de bescherming en de monitoring van de gebieden, zowel op nationaal als op communautair niveau, van het grootste belang worden geacht.

Het is de bedoeling om, in overleg met de bevoegde instanties, voor de Natura 2000-databank een formaat te ontwikkelen dat zich ook leent voor het opslaan van de informatie die in het kader van internationale overeenkomsten en verdragen - bijvoorbeeld inzake de "biogenetische" reservaten en het Eurodiploma van de Raad van Europa - wordt vergaard.

Op te merken valt dat de lidstaten, naast de registratie van de in elk gebied voorkomende habitats, overeenkomstig bijlage III van de habitatrichtlijn ook de totale door deze types natuurlijke habitat op het nationale grondgebied ingenomen oppervlakte dienen mede te delen, en dat voor de in bijlage III bedoelde beoordeling naast de gegevens over de populaties in het betrokken gebied ook een schatting van de totale populatiegroottes op het nationale grondgebied is vereist. Deze gegevens zullen, net als de gegevens betreffende de vogelpopulaties, in afzonderlijke bestanden worden opgeslagen. Momenteel wordt onder auspiciën van het Ornis-comité gewerkt aan een databank met gegevens over de vogelpopulaties in alle regio's van de Gemeenschap.

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Natura 2000: gegevensformulier en databank

In dit stadium van de ontwikkeling van Natura 2000 wordt voor reeds aangewezen speciale beschermingszones (SPA's) eenzelfde type formulier gebruikt als voor gebieden die in aanmerking komen om als gebied van communautair belang (SCI) te worden aangewezen. In bepaalde gevallen kan tussen twee of meer Natura 2000-gebieden een bijzonder verband bestaan. Figuur 1 biedt een overzicht van de verschillende mogelijke relaties. In gevallen waarin twee gebieden elkaar overlappen c.q. het ene in het andere is vervat, dienen twee afzonderlijke formulieren te worden ingevuld. Dit hangt samen met het feit dat de juridische implicaties verschillen naar gelang van de aard van de toegekende status.

1. GEBIEDSIDENTIFICATIE

1.1. Type (vereist)

Deze uit één karakter bestaande code geeft de aard aan van het betrokken gebied (SPA, potentiële SCI of beide); tegelijk wordt daardoor automatisch aangegeven of er al dan niet een verband bestaat met andere Natura 2000-gebieden (voor aanwijzing als SCI in aanmerking komende gebieden of reeds aangewezen SPA's). Met elke code (A tot en met K) stemt een in figuur 1 weergegeven relatie overeen. Als er een verband bestaat met meer dan één gebied, dient de code van het meest representatieve verband te worden gekozen.

1.2. Gebiedscode (vereist)

In een relationele databank als deze wordt elk gebied geïdentificeerd via een unieke code in het "sleutelveld" van die databank. De unieke gebiedscode omvat negen karakters en bestaat uit twee onderdelen:

1) De eerste twee karakters zijn een landencode:

AT Oostenrijk

BE België

DK Denemarken

ES Spanje

FI Finland

FR Frankrijk

GR Griekenland

IE Ierland

IT Italië

LU Luxemburg

NL Nederland

PT Portugal

SE Zweden

UK Verenigd Koninkrijk

2) de overige zeven karakters vormen een voor ieder gebied unieke alfanumerieke code waarvan de toekenning geschiedt volgens een door de bevoegde nationale instantie te kiezen logisch en coherent systeem.

Op te merken valt dat er ook een verband kan bestaan tussen het beschouwde gebied en een als Corine-biotoop aangewezen gebied. Deze informatie moet worden verstrekt in deel 5 van het formulier, waar wordt ingegaan op de relatie met andere beschermde gebieden (facultatief).

1.3. Invuldatum van het formulier (vereist)

Vul de datum in die u als "registratiedatum" van de medegedeelde informatie wenst te zien. De codering geschiedt in de vorm: jaar (vier cijfers) gevolgd door maand (twee cijfers).

Voorbeeld: 199305: gegevens voor het eerst geregistreerd in mei 1993.

1.4. Herzieningsdatum (vereist)

Vul in wanneer de gegevens met betrekking tot het gebied het laatst zijn gewijzigd (zelfde formaat als voor "invuldatum"). Op het eerste formulier dat met betrekking tot een bepaald gebied wordt ingevuld, moet dit veld worden opengelaten. Wanneer de gegevens meermaals zijn bijgewerkt, bevat dit veld de datum van de meest recente wijziging. De gegevens betreffende de tussentijdse wijzigingen, en met name ook de aard daarvan, zullen in het veld "geschiedenis" (4.7) worden opgeslagen.

1.5. Relatie met andere Natura 2000-gebieden (vereist indien van toepassing)

Dit veld dient ter verwijzing naar alle andere Natura 2000-gebieden waarmee een verband bestaat en waarvoor een Natura 2000-formulier wordt ingevuld: als potentiële SCI's voorgestelde gebieden en reeds aangewezen SPA's. In de toekomst zal het ook voor speciale beschermingszones in het kader van de habitatrichtlijn (Special Areas of Conservation, SAC's) worden gebruikt. Vermeld de gebiedscode van elk relevant gebied.

1.6. Beantwoorder(s) (vereist)

Vermeld hier naam, affiliatie en adres van de persoon of de organisatie die de op het formulier vermelde gegevens heeft verstrekt. Indien meer dan een persoon of organisatie in aanzienlijke mate aan de verstrekte informatie heeft bijgedragen, dienen naam, affiliatie en adres van ieder van hen te worden medegedeeld.

1.7. Naam van het gebied (vereist)

De naam van het gebied wordt opgegeven in de taal van de streek. Zodoende worden vertaalproblemen vermeden en kunnen de op nationaal of lokaal niveau bestaande gegevens zonder meer worden ingepast. Indien in de naam andere dan de gewone lettertekens worden gebruikt (b.v. het Griekse alfabet) is transliteratie vereist.

1.8. Datum van selectie en aanwijzing (vereist)

Hier dienen (ten hoogste) vier data te worden ingevuld: de datum waarop is voorgesteld om het gebied in aanmerking te laten komen als gebied van communautair belang (SCI), de datum waarop de status van SCI is toegekend, en de data waarop het gebied als speciale beschermingszone (SAC en/of SPA) is aangewezen. Daarom is voorzien in vier subvelden waar deze data (jaar en maand) moeten worden ingevuld. Indien een gebied na de aanwijzing is uitgebreid, dienen de datum van de aanvankelijke aanwijzing en het meest recente cijfer voor de totale oppervlakte te worden medegedeeld.

2. LIGGING VAN HET GEBIED

2.1. Ligging van het gebiedscentrum (vereist)

De geografische lengte- en breedtecoördinaten van het middelpunt van het gebied moeten in graden, boogminuten en boogseconden worden aangegeven. Als gebruikelijk wordt aan locaties ten westen van de Greenwich-meridiaan een negatieve lengtecoördinaat toegekend. De lengtecoördinaat van punten ten oosten van deze meridiaan mag hetzij door een plusteken, hetzij door een spatie (die als plusteken zal worden geïnterpreteerd) worden voorafgegaan. Zodoende worden problemen bij de omzetting van de coördinaten vermeden wanneer de gegevens later in een geografisch informatiesysteem (GIS) worden ingevoerd.

Voor gebieden die uit een aantal niet-aaneengesloten subgebieden bestaan, dienen de coördinaten van het belangrijkste subgebied te worden opgegeven.

Haast ieder land heeft zijn eigen tradities wat betreft de schaal, het projectietype en de andere specificaties voor topografische kaarten. Aangezien de overgelegde kaarten de belangrijkste informatiebron zijn met het oog op een precieze lokalisering, is het gebruik van alternatieve coördinatenstelsels (UTM, conforme kegelprojectie volgens Lambert, azimutale projectie, Gauss-Krugerprojectie enz.) voor het registreren van de ligging van de gebieden toelaatbaar op voorwaarde dat in deel 7 van het formulier (kaart van het gebied) het projectietype en de andere specificaties duidelijk worden aangegeven. De medegedeelde coördinaten zullen met behulp van een GIS in standaard-lengte- en -breedtecoördinaten worden omgezet vóór ze in de databank worden opgenomen.

Hoewel de coördinaten van het middelpunt van het gebied in bijna alle basisdocumenten ontbreken, is het van groot belang dat dit dataveld met de gepaste zorg wordt ingevuld. Het vormt de basis voor het leggen van verbanden met andere thematische datalagen (bijvoorbeeld bodemgebruik, bodemtype, bodembestemming, luchtkwaliteit enz.) door het tot stand brengen van een afbeeldingsrelatie ("mapping-" en "overlay-" procedures). Wie gegevens in de centrale databank wenst in te voeren en daarbij gebruik wil maken van een alternatief coördinatenstelsel dient daarom eerst overleg te plegen met de bevoegde dienst van de Commissie. Zodra de coördinaten nauwkeurig zijn geregistreerd kunnen de gegevens van de andere datavelden automatisch en zonder omslachtige procedures worden ingevoerd.

Indien de grenzen van het gebied in digitale vorm worden ingelezen kan de inhoud van dit dataveld automatisch worden gegenereerd (coördinaten van het zwaartepunt van de veelhoek).

2.2. Oppervlakte van het gebied (vereist)

De oppervlakte van het gebied wordt uitgedrukt in hectare. Dit dataveld moet worden ingevuld, al kan de waarde "-99" worden gebruikt voor gebieden waarvan de oppervlakte nog niet bekend is. De waarde "0" kan correct zijn voor grotten of kliffen; in dit geval is het invullen van dataveld 2.3. vereist.

Indien de oppervlakte van het gebied in de loop van de tijd is veranderd, wordt de meest recente totale oppervlakte ingevuld.

2.3. Lengte van het gebied (vereist indien in veld 2.2 de waarde "0" is ingevuld)

Het invullen van dit veld is alleen vereist indien het opgeven van een cijfer voor de oppervlakte niet zinvol is (bijvoorbeeld voor grotten en kliffen). De lengte van het gebied wordt uitgedrukt in kilometer.

Indien de lengte van het gebied in de loop van de tijd is veranderd, wordt de meest recente totale lengte ingevuld.

2.4. Hoogte (voor zover relevant)

In drie afzonderlijke subvelden worden de hoogte van het laagst- en hoogstgelegen punt van het gebied alsmede de gemiddelde hoogteligging ingevuld. Indien bepaalde gebiedsdelen zich beneden het zeeniveau bevinden dient men daaraan een negatieve hoogte toe te kennen. De gemiddelde waarde wordt berekend als het gewogen gemiddelde van de hoogteklassen in het gebied. Indien de gegevens over de hoogteligging automatisch moeten worden gegenereerd met behulp van een digitaal elevatiemodel (DEM) in een GIS, dient aan het registeren van de coördinaten en grenzen van het gebied de grootste zorg te worden besteed. In de toekomst zal de Commissie over een dergelijk DEM kunnen beschikken in het kader van het Gisco-project van Eurostat.

2.5. Administratieve regio's: code, naam en relatief aandeel (in % van de oppervlakte van het beschouwde gebied) (vereist)

Met het oog op het ordenen en structureren van statistische gegevens heeft Eurostat een standaardsysteem voor de hiërarchische codering van de regio's van de Europese Gemeenschap ontwikkeld. Deze codering dient door de Commissie bij elk gebruik van de aan de regio's gerelateerde gegevens te worden toegepast. Voor een volledige beschrijving wordt verwezen naar de desbetreffende publicatie van Eurostat en naar bijlage A.

Naast elke NUTS-code wordt vermeld hoeveel procent van de oppervlakte van het gebied binnen de regio met die code valt. Er moet ten minste één code worden vermeld. Indien een gebied zich over meer dan één regio uitstrekt worden er op het formulier evenveel codes opgevoerd als er betrokken regio's zijn. Gebruik daarbij de meest gedetailleerde indeling (vijf karakters). De naam van de regio dient ter controle. Indien de gegevens over de grenzen van het gebied in digitale vorm beschikbaar zijn, kan het percentage van het gebied dat in de verschillende NUTS-regio's is gelegen, automatisch worden berekend.

Indien een gebied mariene wateren omvat die buiten het bestek van het NUTS-systeem vallen, dient eveneens het procentuele aandeel van deze wateren in de totale oppervlakte van het gebied te worden ingevuld.

2.6. Biogeografische regio'(s) (vereist)

Geef, gebruik makend van de kaart van de biogeografische regio's (doc. hab. 95/10) door het aankruisen van de passende vakken aan in welke regio'(s) het gebied zich bevindt.

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

3. ECOLOGISCHE INFORMATIE

Met het oog op het opstellen van de lijst van gebieden van communautair belang (SCI's) overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad dienen de lidstaten de relevante gegevens met betrekking tot de habitattypes van bijlage I (deel 3.1) en de dier- en plantensoorten van bijlage II (delen 3.2.c tot en met 3.2.g) mee te delen.

In de slotfase van de aanwijzings- of beschermingsprocedure dient krachtens beide richtlijnen alle nodige ecologische informatie te worden verstrekt die een evaluatie van de bijdrage van het gebied tot de algemene doeltreffendheid en coherentie van het Natura 2000-netwerk mogelijk maakt.

Gegevens met betrekking tot gebieden die als speciale beschermingszone in het kader van de vogelrichtlijn (SPA) zijn of zullen worden aangewezen:

- vereist zijn alle relevante gegevens over de soorten van bijlage I (deel 3.2.a) en de niet in bijlage I opgenomen trekvogelsoorten (deel 3.2.b);

- voor een gebied dat overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG geheel of gedeeltelijk als gebied van communautair belang is erkend of dat tegelijk als speciale beschermingszone in het kader van de habitatrichtlijn is aangewezen, dienen (wat het betrokken gedeelte betreft) eveneens de gegevens met betrekking tot de habitats van bijlage I (in deel 3.1) en de dier- en plantensoorten van bijlage II (in de delen 3.2.c tot en met 3.2.g) te worden verstrekt;

- het verstrekken van aanvullende relevante gegevens over dier- en plantensoorten (deel 3.3) is wenselijk;

- indien een gebied als SPA is aangewezen maar niet overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG geheel of gedeeltelijk als gebied van communautair belang is erkend, verdient het toch de voorkeur eventuele gegevens met betrekking tot bepaalde habitats en dier- en plantensoorten mede te delen, namelijk die welke van belang zijn voor het behoud van de vogelsoorten waarvoor de SPA in eerste instantie is gecreëerd.

Gegevens met betrekking tot gebieden die als speciale beschermingszone in het kader van de habitatrichtlijn (SAC) zullen worden aangewezen:

- vereist zijn alle relevante gegevens betreffende de habitattypes van bijlage I (deel 3.1) en de dier- en plantensoorten van bijlage II (deel 3.2.c tot en met 3.2.g). Voor een gebied dat tegelijk geheel of gedeeltelijk als SPA is aangewezen, dienen (wat het betrokken gedeelte betreft) ook alle relevante gegevens met betrekking tot de vogelsoorten van bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad en de niet in bijlage I van die richtlijn genoemde trekvogelsoorten (delen 3.2.a en 3.2.b) te worden verstrekt;

- het verstrekken van aanvullende relevante informatie over dier- en plantensoorten (deel 3.3) is wenselijk.

3.1. In het gebied voorkomende habitattypes en evaluatie van het gebied voor deze habitattypes

i) Habitats: codes en % bedekking

- Habitattypes van bijlage I: codes en % bedekking in het gebied (bijlage B)

Vul hier, overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage B, de codes van de habitattypes van bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG in. Deze vier karakters tellende codes verwijzen naar de habitattypes waarvan de genoemde bijlage een hiërarchische indeling geeft. Alle in het gebied voorkomende habitats van bijlage I moeten worden genoemd met hun procentuele bedekking (mede met het oog op het criterium van punt A, onder b), van bijlage III van de richtlijn).

Voorbeeld: 4110/005: 5 % van het gebied is bedekt met habitattype nr. 4110 van bijlage I.

ii) Criteria ter beoordeling van het gebied voor een type natuurlijke habitat van bijlage I (overeenkomstig punt A van bijlage III)

- REPRESENTATIVITEIT: = zie punt A, onder a), van bijlage III: mate van representativiteit van het type natuurlijke habitat in het gebied

Het criterium van punt A, onder a), van bijlage III moet worden gehanteerd in het licht van de technische handleiding "Interpretatie van de prioritaire habitattypen van bijlage I", waarin voor ieder habitattype een omschrijving, een lijst met karakteristieke soorten en andere nuttige gegevens worden verstrekt. De mate van representativiteit drukt uit hoe "typisch" een habitat is voor het desbetreffende habitattype. Zo nodig kan bij de beoordeling ook rekening worden gehouden met de mate van representativiteit van de habitat in het betrokken gebied voor een groep habitattypes of voor een specifieke combinatie van habitattypes.

Indien ter vergelijking geen kwantitatieve veldgegevens ter beschikking staan of indien het criterium zich niet leent voor een kwantitatieve benadering, mag de inschaling van de habitat op het "advies van de meest ervaren deskundigen" worden gebaseerd.

Er dient gebruik te worden gemaakt van de volgende rangordeschaal:

A: uitstekende representativiteit

B: goede representativiteit

C: beduidende representativiteit

Tenslotte moet in die gevallen waarin een habitattype slechts in verwaarloosbare mate in het gebied voorkomt, een vierde categorie worden aangegeven:

D: aanwezig maar verwaarloosbaar

Met betrekking tot een habitat van het betrokken gebied die als "D: aanwezig maar verwaarloosbaar" is ingeschaald, worden geen verdere aanduidingen betreffende de andere evaluatiecriteria geregistreerd. In dit geval dienen de vakken "relatieve oppervlakte", "beschermingsstatus" en "algemene evaluatie" derhalve leeg te blijven.

- RELATIEVE OPPERVLAKTE: zie punt A, onder b), van bijlage III: door het type natuurlijke habitat bestreken oppervlakte van het gebied ten opzichte van de totale door dit type natuurlijke habitat op het nationale grondgebied bestreken oppervlakte

In theorie is het voor de toepassing van het criterium van punt A, onder b), noodzakelijk de oppervlakte te meten die door het habitattype in kwestie wordt bedekt in het betrokken gebied enerzijds en op het gehele nationale grondgebied anderzijds. Dit spreekt eigenlijk vanzelf, al kan met name de bepaling, met name van de nationale referentieoppervlakte in de praktijk grote problemen opleveren.

Als maat voor dit criterium wordt het percentage "p" gebruikt. Ongeacht of de twee genoemde oppervlaktematen beschikbaar c.q. bepaalbaar zijn (zodat het percentage kan worden berekend) dan wel of de medegedeelde waarde het resultaat is van een geïnformeerde schatting (het meest waarschijnlijke geval) dient "p" te worden gerapporteerd als vallend in een van de volgende klassen:

A: 100 ≥ p > 15 %

B: 15 ≥ p > 2 %

C: 2 ≥ p > 0 %

- BESCHERMINGSSTATUS: Zie punt A, onder c), van bijlage III: mate van instandhouding van de structuur en de functies van het betrokken type natuurlijke habitat en herstelmogelijkheid

Dit criterium omvat de volgende subcriteria:

i) mate van instandhouding van de structuur

ii) mate van instandhouding van de functies

iii) herstelmogelijkheid

Hoewel deze subcriteria afzonderlijk kunnen worden geëvalueerd, bestaat daartussen een complex onderling verband en dienen zij derhalve te worden gecombineerd met het oog op de selectie van de in het kader van de nationale lijst voorgestelde gebieden.

i) Mate van instandhouding van de structuur

Bij het evalueren van dit subcriterium moet gebruik worden gemaakt van de technische handleiding "Interpretatie van de prioritaire habitattypen van bijlage I", aangezien daarin een omschrijving, een lijst van karakteristieke soorten en andere relevante gegevens worden vermeld.

Door de structuur van een bepaald habitattype zoals het in het gebied voorkomt, te vergelijken met de gegevens in de technische handleiding en eventuele andere wetenschappelijke bronnen alsmede, in voorkomend geval, met hetzelfde habitattype in andere gebieden, moet het mogelijk zijn een op het advies van de meest ervaren deskundigen gebaseerde rangorde op te stellen, als volgt:

I: uitstekende structuur

II: goed bewaarde structuur

III: passabele of gedeeltelijk aangetaste structuur

Indien de kwalificatie "uitstekende structuur" wordt toegekend, moet voor het criterium van punt A, onder c), in zijn geheel de code "A: uitstekende instandhouding" worden toegekend, ongeacht de inschaling voor de andere twee subcriteria.

Wanneer de habitat van het betrokken type in het beschouwde gebied geen "uitstekende structuur" vertoont, dient hij wel in het licht van de andere twee subcriteria te worden geëvalueerd.

ii) Mate van instandhouding van de functies

Het kan lastig zijn om de functies van een bepaald habitattype in een gebied, alsmede de mate van instandhouding daarvan, te omschrijven en te kwantificeren onafhankelijk van andere habitattypes. Daarom is het nuttig de "instandhouding van de functies" te interpreteren als de vooruitzichten (potentialiteit en slaagkans) voor de instandhouding van de structuur van dat habitattype in het gebied), rekening houdend met eventuele ongunstige factoren enerzijds en met alle realistisch geachte beschermingsmaatregelen anderzijds.

I: uitstekende vooruitzichten

II: goede vooruitzichten

III: passabele of ongunstige vooruitzichten

Wanneer de kwalificatie "I: uitstekende vooruitzichten" of "II: goede vooruitzichten" voorkomt in combinatie met de kwalificatie "II: goed bewaarde structuur" voor het eerste subcriterium, wordt voor het criterium van punt A, onder c), in zijn geheel de code "A: uitstekende instandhouding" respectievelijk "B: goede instandhouding" toegekend, ongeacht de inschaling wat betreft het derde subcriterium (dat dan verder niet relevant is).

Wanneer de kwalificatie "III: passabele of ongunstige vooruitzichten" voorkomt in combinatie met de kwalificatie "III: passabele of gedeeltelijk aangetaste structuur" voor het eerste subcriterium, dient voor het criterium van punt A, onder c), in zijn geheel de code "C: passabele of verminderde instandhouding" te worden toegekend, ongeacht de inschaling wat betreft het derde subcriterium (dat dan verder niet relevant is).

iii) Herstelmogelijkheid

Dit subcriterium geeft aan in hoeverre het herstel van het betrokken habitattype in het beschreven gebied mogelijk wordt geacht.

In de eerste plaats moet worden geëvalueerd of de nodige wetenschappelijke basis voor dit herstel voorhanden is: kunnen, bij de huidige stand van de kennis, alle vragen betreffende het "wat" en "hoe" van de restauratie worden beantwoord? Daartoe is een volledige kennis vereist van de structuur en de functies van het habitattype alsmede van de concrete beheersplannen en -voorschriften die het herstel moeten garanderen, d.w.z. ervoor moeten zorgen dat de door dat habitattype ingenomen oppervlakte wordt gestabiliseerd of gaat toenemen, dat de specifieke structuur en functies die voor een behoud daarvan op lange termijn nodig zijn, worden geregenereerd en dat voor de karakteristieke soorten een gunstige "staat van instandhouding" wordt gehandhaafd of hersteld.

Vervolgens dient men zich af te vragen of dit herstel uit het oogpunt van het natuurbehoud verantwoord is (kosten/batenanalyse). Daarbij dient rekening te worden gehouden met de ernst van de bedreiging en de zeldzaamheid van het habitattype.

Op basis van het "advies van de meest ervaren deskundigen" dient het herstelvermogen te worden gesitueerd op de volgende rangordeschaal:

I: herstel gemakkelijk

II: herstel mogelijk zonder buitensporige inspanningen

III: herstel moeilijk of onmogelijk

Overzicht: algemene inschaling op basis van de drie subcriteria

A. uitstekende instandhouding

- uitstekende structuur, ongeacht de beoordeling op basis van de andere twee subcriteria; of

- goed bewaarde structuur en uitstekende vooruitzichten, ongeacht de beoordeling in het licht van het derde criterium

B. goede instandhouding

- goed bewaarde structuur en goede vooruitzichten, ongeacht de beoordeling in het licht van het derde subcriterium; of

- goed bewaarde structuur en passabele/ongunstige vooruitzichten, waarbij herstel gemakkelijk of zonder buitensporige inspanningen mogelijk is; of

- passabele of gedeeltelijk aangetaste structuur, uitstekende vooruitzichten en herstel gemakkelijk of mogelijk zonder buitensporige inspanningen; of

- passabele of gedeeltelijk aangetaste structuur, goede vooruitzichten en gemakkelijk herstel

C. passabele of verminderde instandhouding

- alle andere combinaties

- ALGEMENE BEOORDELING: zie punt A, onder d), van bijlage III: algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van het betrokken type natuurlijke habitat

Met dit criterium wordt beoogd om op basis van de voorgaande criteria een geïntegreerde beoordeling tot stand te brengen waarbij rekening wordt gehouden met het relatieve belang van die criteria voor de habitat in kwestie. Bij de beoordeling van de meest relevante elementen voor een algemene evaluatie van de positieve en negatieve invloeden op de instandhouding van het habitattype kan ook met andere aspecten rekening worden gehouden. Die "meest relevante elementen" hoeven niet voor ieder habitattype dezelfde te zijn: het gaat onder meer om menselijke activiteiten in en om het gebied die de "staat van instandhouding" van het habitattype kunnen beïnvloeden, de eigendom van de grond, de huidige juridische status van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten, enz.

Bij deze algemene waardebepaling mag een beroep worden gedaan op het "advies van de meest ervaren deskundigen" en wordt de volgende rangordeschaal toegepast:

A: uiterst waardevol

B: waardevol

C: beduidend

3.2. Soorten waarop artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG betrekking heeft en soorten vermeld in bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG; gebiedsevaluatie voor deze soorten

i) Code en naam van alsmede populatiegegevens met betrekking tot deze soorten

Vul voor alle vogelsoorten in artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn 79/409/EEG en voor alle dier- en plantensoorten van bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG die in het gebied voorkomen, de wetenschappelijke naam in en geef aanduiding van hun populatiestatus in het gebied (zie verder). Voor elke soort moet ook een sequentiële code van vier karakters worden ingevuld overeenkomstig bijlage C; ook voor trekvogelsoorten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG.

Aangezien de fauna een aantal trekkende soorten (met name trekvogelsoorten) omvat, kan een gebied een belangrijke rol spelen in uiteenlopende fasen van de levenscyclus van een gegeven soort. Daarop is de volgende indeling gebaseerd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Als een niet-residente populatie in meer dan één seizoen in het gebied wordt aangetroffen, dienen alle relevante vakken te worden aangestreept.

Vermeld zo mogelijk steeds de exacte populatiegrootte. Geef, als de omvang van de populatie niet precies bekend is, aan binnen welke grenzen deze ligt (1-5, 6-10, 11-50, 51-100, 101-250, 251-500, 501-1 000, 1 001-10 000, > 10 000). Indien zelfs een benaderde schatting van de densiteit ontbreekt maar er wel een boven- of ondergrens bekend is, wordt deze met het teken (groter dan) aangegeven. Geef met behulp van een letterteken aan of de populatiegrootte in broedparen (b) of individuen (i) is uitgedrukt. Voor bepaalde soorten met speciale paarsystemen kan het wenselijk zijn de mannetjes (m) en wijfjes (f) apart te tellen. Met name voor zoogdieren, amfibieën/reptielen en vissen zal vaak helemaal géén kwantitatieve informatie beschikbaar zijn. In dit geval dient de populatieomvang (-dichtheid) te worden aangegeven als "algemeen" (common, C), "zeldzaam" (rare, R) of "zeer zeldzaam" (very rare, V). Indien populatiegegevens volstrekt ontbreken wordt alleen de presentie (P) van de soort gerapporteerd.

Voor ongewervelde dieren en planten wordt, in de zeldzame gevallen waarin de densiteit van een soort met enige nauwkeurigheid is bekend, op dezelfde wijze een punt- of intervalschatter van de populatiegrootte aangegeven; zoniet wordt aangegeven of de soort algemeen (C), zeldzaam (R) of zeer zeldzaam (V) is. Indien populatiegegevens volstrekt ontbreken wordt alleen de presentie (P) van de soort gerapporteerd.

Indien ondanks het ontbreken van populatiegegevens duidelijk is dat een gebied voor een bepaalde soort van communautair belang is, moet in het tekstveld "kwaliteit" van het onderdeel "gebiedsbeschrijving" de aard van de populatie van die soort nader worden omschreven (b.v. "abundant", "verspreid" of "geïsoleerd").

De volgende groepen organismen worden afzonderlijk behandeld: vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen, vissen, ongewervelde dieren en planten.

ii) Criteria voor de evaluatie van een gebied voor de soorten van bijlage II (overeenkomstig deel B van bijlage III)

- POPULATIE: zie deel B, onder a), van bijlage III: omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied

Met dit criterium wordt beoogd de relatieve omvang of dichtheid van de populatie in het betrokken gebied ten opzichte van de populatie op het nationale grondgebied te evalueren. Een goede schatting van de nationale populatie is echter vaak moeilijk te verkrijgen.

In het optimale geval resulteert dit criterium in een percentage, namelijk de verhouding van de populatiegrootte in het gebied en de populatiegrootte op het nationale grondgebied. Net als voor het criterium van punt A, onder b), moet de schatting worden gesitueerd in één van de categorieën van de volgende rangordeschaal:

A: 100 % ≥ p > 15 %

B: 15 % ≥ p > 2 %

C: 2 % ≥ p > 0 %

Voor alle gevallen waarin een soort slechts sporadisch in het gebied in kwestie wordt aangetroffen, is voorzien in een vierde categorie:

D: populatie verwaarloosbaar

Indien de omvang van de populatie in het betrokken gebied als "D: verwaarloosbaar" is ingeschaald, hoeft met betrekking tot de andere criteria geen verdere evaluatie van het gebied te worden uitgevoerd. In dit geval dienen de velden "bescherming", "isolatie" en "algemene evaluatie" leeg te blijven.

- BESCHERMING: Zie punt B, onder b), van bijlage III: mate van instandhouding van de elementen van de habitat die van belang zijn voor de betrokken soort en herstelmogelijkheid

Dit criterium omvat twee subcriteria:

i) mate van instandhouding van de elementen van de habitat die van belang zijn voor de betrokken soort, en

ii) herstelmogelijkheid

i) Mate van instandhouding van de elementen van de habitat die van belang zijn voor de betrokken soort

Subcriterium i) impliceert een algemene evaluatie van de elementen van de habitat in het licht van de eisen die elke soort aan haar milieu stelt. Zowel voor planten als dieren zijn de elementen die de populatiedynamiek beïnvloeden van het grootste belang. De structuur van de habitat en bepaalde abiotische factoren moeten worden beoordeeld.

Op basis van het "advies van de meest ervaren deskundigen" moet het gebied worden gesitueerd op de volgende rangordeschaal:

I: elementen volkomen gaaf

II: elementen goed geconserveerd

III: elementen in matige conditie of gedeeltelijk aangetast

Wanneer het gebied voor dit subcriterium de kwalificatie "I: elementen volkomen gaaf" of "II: elementen goed geconserveerd" heeft meegekregen, moet het voor het criterium van punt B, onder b), in zijn geheel worden gekenmerkt als "A: uitstekend bewaard" respectievelijk "B: goed bewaard", ongeacht de beoordeling in het licht van het andere subcriterium.

ii) Herstelmogelijkheid

Voor dit subcriterium, dat alleen in aanmerking moet worden genomen wanneer de elementen in matige conditie verkeren of gedeeltelijk zijn aangetast, wordt een soortegelijke aanpak gevolgd als voor het criterium van punt A, onder c), iii), waarbij inzonderheid moet worden gelet op de levensvatbaarheid van de beschouwde populatie. Dit resulteert in de volgende rangordeschaal:

I: herstel gemakkelijk

II: herstel mogelijk zonder buitensporige inspanningen

III: herstel moeilijk of onmogelijk

Overzicht: inschaling met betrekking tot de twee subcriteria

A. uitstekend bewaard

- elementen volkomen gaaf, ongeacht de beoordeling van de herstelmogelijkheid

B. goed bewaard

- elementen goed geonserveerd, ongeacht de beoordeling van de herstelmogelijkheid, of

- elementen in matige conditie of gedeeltelijk aangetast en herstel gemakkelijk

C. matig of minder goed bewaard

- alle andere combinaties

- ISOLATIE: Zie punt B, onder c), van bijlage III: mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort

Dit criterium kan worden beschouwd als een manier om bij benadering zowel de kwetsbaarheid van de beschouwde populatie als de bijdrage van die populatie aan de genetische diversiteit van de soort te bepalen. Sterk vereenvoudigend kan men stellen dat hoe meer een populatie is geïsoleerd (ten opzichte van het natuurlijk verspreidingsgebied van de soort, hoe belangrijker haar bijdrage is tot de genetische diversiteit van die soort. Daarom is het wenselijk de term "isolatie" voldoende ruim te interpreteren, waarbij zowel aan strikte endemen en ondersoorten/variëteiten/rassen als aan deelpopulaties van een metapopulatie moet worden gedacht. Men gebruike daarbij de volgende rangordeschaal:

A: (vrijwel) geheel geïsoleerde populatie

B: niet-geïsoleerde populatie aan de rand van het areaal

C: niet-geïsoleerde, door de rest van het areaal omsloten populatie

- ALGEMEEN: Zie punt B, onder d), van Bijlage III: algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort

Met dit criterium wordt een algemene beoordeling beoogd van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort. Naast de drie eerder genoemde criteria mag daarbij rekening worden gehouden met andere kenmerken van het gebied die voor de instandhouding van de betrokken soort van belang worden geacht. Tot deze factoren, die van soort tot soort kunnen verschillen, kunnen onder meer worden gerekend: de menselijke activiteiten in en om het gebied die de instandhoudingsvooruitzichten van de soort kunnen beïnvloeden, de aard van het grondbeheer, de juridische bescherming van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten enz.

Deze algemene evaluatie, die op het "advies van de meest ervaren deskundigen" mag worden gebaseerd, resulteert in de toekenning van een van de volgende kwalificaties:

A: uiterst waardevol

B: waardevol

C: beduidend

3.3. Andere soorten (voorzover relevant)

Alle andere belangrijke dier- en plantensoorten kunnen hier worden genoemd voorzover zij voor het behoud en het beheer van het gebied van belang zijn. Ga daarbij als volgt tewerk:

- kruis het vak van de passende taxonomische groep aan;

- vermeld de wetenschappelijke naam van de soort;

- geef zo mogelijk de omvang van de populatie van de betrokken soort in het gebied aan. Indien kwantitatieve gegevens ontbreken dient een semi-kwantitatieve of kwalitatieve schatting van de populatiegrootte te worden ingevuld overeenkomstig het in deel 3.2.i) van deze toelichting omschreven systeem;

- geef door het aanstrepen van één van de volgende categorieën voor elke soort aan om welke reden zij wordt vermeld:

- A: Soort voorkomend op een nationale "Rode Lijst"

- B: Endeem

- C: Soort beschermd krachtens een internationale overeenkomst (bijvoorbeeld Verdrag van Bern, Verdrag van Bonn, Verdrag inzake biologische diversiteit)

- D: Andere reden

Nadere toelichting op de redenen voor het opnemen van individuele soorten, met name in geval D, kan worden verstrekt in het vrijetekstveld van deel 4.2 van het formulier waar "kwaliteit en belang" van het gebied worden omschreven.

De codes van bijlage C worden hier niet gebruikt; evenmin hoeft de betekenis van het gebied voor de genoemde soorten te worden geëvalueerd.

4. GEBIEDSBESCHRIJVING

Dit deel van het formulier is vooral bestemd voor de beschrijving, in de vorm van vrij commentaar, van de belangrijkste kenmerken van het gebied. Daarmee wordt een tweevoudig doel nagestreefd, namelijk:

- de registratie van essentiële informatie die in de datavelden met gecodeerde gegevens moeilijk of niet kan worden ondergebracht;

- een beknopte en overzichtelijke beschrijving van het gebied, met nadruk op de structurele aspecten, ter aanvulling van de medegedeelde details.

4.1. Algemene beschrijving van het gebied (vereist)

In dit veld moet een "totaalbeeld" van het gebied worden geschetst. Begin de beschrijving met een aanduiding van het relatieve aandeel van de diverse habitatklassen in het gebied, uitgaande van het door ervaren deskundigen geschatte % bedekking. De te beschouwen habitatklassen zijn voorgedrukt in het desbetreffende dataveld. Samen dienen deze habitatklassen 100 % van de oppervlakte van het gebied te vertegenwoordigen. Vervolgens dienen de belangrijkste geologische, geomorfologische en landschappelijke kenmerken van het gebied te worden behandeld. Vermeld in voorkomend geval de overheersende vegetatietypes. Vermeld eveneens de andere (niet in bijlage I genoemde) habitats die voor het behoud van het gebied van belang zijn. Wanneer het met het oog op het behoud van het gebied nodig is bepaalde habitatklassen verder op te splitsen (bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen dehesas en wijngaarden) kan dit in het voor vrij commentaar bestemde tekstveld "andere kenmerken van het gebied". In hetzelfde tekstveld moet informatie worden verstrekt over kleinschalige boomrijke habitatmozaïeken en dito lineaire landschapselementen (houtkanten, bocage, boomrijen).

4.2. Kwaliteit en belang (vereist)

Bespreek in het algemeen de kwaliteit en het belang van het gebied in het licht van de doelstellingen van de richtlijnen inzake natuurbehoud.

Indien het gaat om een "wetland" van internationaal belang waar regelmatig meer dan 20 000 watervogels worden aangetroffen, moet dit feit hier worden vermeld. Voor soorten die in deel 3.3 van het formulier zijn opgevoerd met als motivering "D" moet de reden hier nader worden toegelicht.

4.3. Kwetsbaarheid (vereist)

Beschrijf de aard en de omvang van de bedreigingen waaraan het gebied als gevolg van antropogene en andere invloeden is blootgesteld, alsmede de kwetsbaarheid van de daar voorkomende habitats en ecosystemen. In dit veld moet met name een beschrijving worden gegeven van belangrijke factoren die niet zonder meer in de datavelden voor gecodeerde gegevens van deel 6.1 kunnen worden ondergebracht.

4.4. Bescherming (in voorkomend geval)

Vermeld in de vorm van vrij commentaar alle aspecten van de aanwijzing (bescherming) van het gebied die in de datavelden met gecodeerde gegevens van deel 5 (beschermingsstatus van het gebied) onvoldoende kunnen worden verduidelijkt.

4.5. Eigendom (voorzover relevant)

Geef in algemene termen aan wie het gebied in eigendom heeft (bijvoorbeeld "particulier bezit", "staatsbezit", "toebehorend aan natuurbeschermings-NGO", ...) en vermeld daarbij zo mogelijk (bij benadering) het aandeel van elke eigendomscategorie in de totale oppervlakte van het gebied.

4.6. Documentatie (in voorkomend geval)

Hier moet worden verwezen naar eventuele publicaties en/of wetenschappelijke gegevens met betrekking tot het beschouwde gebied. Daarbij dient de standaardvorm voor verwijzingen naar wetenschappelijke werken te worden gebruikt. Ongepubliceerde gegevens en mondelinge mededelingen met betrekking tot de op het formulier ingevulde gegevens moeten waar nodig eveneens worden vermeld.

4.7. Geschiedenis (niet invullen!)

Dit veld is voorbehouden voor de bevoegde dienst van de Commissie, die daarin een overzicht bijhoudt van de wijzigingen die de gegevens met betrekking tot het gebied hebben ondergaan. Het betreft bijvoorbeeld:

In elk geval bestaat dit veld uit drie delen:

- de datum van de wijziging;

- de naam van het veld dat gewijzigd werd;

- een beschrijving van de gedane wijzigingen.

Telkens zullen datum en informatiebron worden geregistreerd.

5. BESCHERMINGSSTATUS VAN HET GEBIED EN RELATIE MET CORINE-BIOTOPEN

Ter illustratie van de in de punten 5.1 en 5.2 genoemde relaties dient een kaart te worden overgelegd waarop de grenzen van de betrokken gebieden duidelijk zijn aangegeven (zie deel 7 van de toelichting).

5.1. Beschermingsstatus op nationaal en regionaal niveau (zie bijlage D) (vereist)

Bijlage D bevat voor elke lidstaat een geordende lijst van voor het natuurbehoud relevante juridische regelingen waarbij een gebied op nationaal of regionaal niveau statutair kan worden beschermd. De daar gedefinieerde beschermingstypes omvatten drie categorieën:

A. Aanwijzing met het oog op de bescherming van fauna, flora, habitats en landschappen (in het laatste geval slechts in de mate dat ook de fauna, de flora en de habitats daardoor worden beschermd).

B. Regelingen in het kader van wettelijke en bestuursrechtelijke besluiten van sectorale aard (met name in verband met de bosbouw) waardoor fauna, flora en habitats adequaat worden beschermd.

C. Particuliere initiatieven waardoor fauna, flora of habitats duurzaam worden beschermd.

De beschermingstypes zijn geordend naar dalende striktheid van bescherming.

Indien de site geen beschermingsstatus heeft, is het belangrijk de nationale code die met "geen beschermingsstatus" overeenstemt, te gebruiken.

Tegenover de code van elk relevant beschermingstype wordt aangegeven op hoeveel % van de totale oppervlakte van het gebied dit beschermingstype van toepassing is. Bij het invullen van dit veld wordt uitgegaan van die beschermingstypes: indien een gebied meerdere natuurreservaten van eenzelfde type omvat, dient de totale oppervlakte daarvan (als % van de oppervlakte van het hele gebied) te worden ingevuld.

De relatie met andere beschermde gebieden is aan de orde in punt 5.2.

5.2. Relatie van het betrokken gebied met andere beschermde gebieden (aangrenzende gebieden en gebieden met een andere beschermingsstatus) (in voorkomend geval)

In dit deel van het gegevensformulier wordt een opsomming gegeven van de aangrenzende beschermde gebieden alsmede van de gebieden met een andere beschermingsstatus die aan het beschouwde gebied grenzen of dit gedeeltelijk overlappen. Het onderling verband tussen de verschillende gebieden wordt aangegeven door een verwijzing in codevorm. Met de volgende tekenset kunnen alle mogelijke gevallen worden weergegeven:

- de gebieden vallen volledig samen (code "=");

- het andere gebied is volledig in het beschouwde gebied vervat (code "+");

- het andere gebied omvat het beschouwde gebied volledig (code "-");

- de twee gebieden overlappen elkaar gedeeltelijk (code "*").

Naast deze codes moet ook het % van het beschouwde gebied dat het andere gebied overlapt, worden aangegeven.

- aangrenzende gebieden worden aangegeven met "/".

In de eerste plaats is voorzien in enkele vrijetekstvelden waarin de op nationaal niveau beschermde gebieden kunnen worden aangegeven. Daarvan dient de naam alsmede de aard van de relatie en het % overlapping met het beschouwde gebied te worden vermeld, teneinde een vlotte kruisverwijzing met de databank "Aangewezen gebieden" mogelijk te maken. Vervolgens kunnen op het formulier de gebieden worden vermeld die in het kader van internationale verdragen of afspraken zijn beschermd (gebieden aangewezen in het kader van de Overeenkomst van Ramsar of het Verdrag van Barcelona, "biogenetische reservaten", reservaten met "Eurodiploma", wereldnatuurreservaten ("Biosfeer"-programma), gebieden van de "World Heritage List" enz.).

5.3. Relatie van het betrokken gebied met "Corine-biotopen" (in voorkomend geval)

Indien het beschouwde gebied een Corine-biotoop overlapt, dienen de code van die Corine-biotoop, de aard van de overlapping (gebruikmakend van dezelfde code als in 5.2.) en het deel van de oppervlakte van het beschouwde gebied (in %) dat tevens deel uitmaakt van de Corine-biotoop te worden vermeld.

6. ACTIVITEITEN EN INVLOEDEN IN EN BUITEN HET BETROKKEN GEBIED

6.1. Activiteiten en invloeden (algemeen); betrokken oppervlakte van het gebied (bijlage E) (voorzover relevant)

Van belang zijn alle factoren (zowel menselijke activiteiten als natuurlijke processen) die de instandhouding en het beheer van het gebied in gunstige of ongunstige zin kunnen beïnvloeden (zie lijst in bijlage E). Voor alle invloeden die in het gebied zelf hun oorsprong vinden en voor alle activiteiten die in het gebied plaatsvinden, moeten worden vermeld:

- de passende code, overeenkomstig bijlage E;

- de intensiteit van de effecten op het gebied, gebruikmakend van de volgende categorieën:

- A: sterke invloed

- B: matige invloed

- C: zwakke invloed;

- het % van de oppervlakte van het gebied dat deze invloed ondergaat;

- of deze invloed als positief (+), neutraal (0) of negatief (-) moet worden geduid.

Rapporteer op dezelfde wijze de activiteiten in en de invloeden vanuit de omgeving van het gebied. Een punt behoort tot de "omgeving" van het beschouwde gebied als de daar optredende verschijnselen of daar uitgevoerde activiteiten de gaafheid van het gebied kunnen aantasten. De omvang van de "omgeving" hangt dus onder meer af van de lokale topografie, de aard van het beschermde gebied en het type menselijke activiteiten. Mochten bepaalde invloeden of activiteiten die niet op de lijst voorkomen toch relevant blijken, dan moeten zij in het vrijetekstveld "kwetsbaarheid" van deel 4.3 worden vermeld.

6.2. Beheer van het gebied

Voor het beheer van het gebied verantwoordelijke instantie (in voorkomend geval)

Vermeld naam, adres en telefoon- /faxnummer van de instantie en/of de persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van het gebied.

Gegevens met betrekking tot de beheersactiviteiten in het gebied en de beheersplannen met betrekking daartoe, inclusief traditionele menselijke activiteiten (in voorkomend geval)

Geef een beknopt overzicht van de beheersplannen die worden voorbereid of die reeds ten uitvoer worden gelegd, met een tijdschema van de geplande werkzaamheden. Met name dient in deze beheersplannen rekening te worden gehouden met de bedreigingen die zijn verbonden aan de in punt 4.3 ("kwetsbaarheid") vermelde menselijke activiteiten.

Zoals in de inleiding reeds werd aangestipt is dit soort informatie vaak van groot belang voor een correcte inschatting van de kansen op succes van beschermingsmaatregelen die in het kader van LIFE of een ander financieringsinstrument worden voorgesteld. Verwijs in voorkomend geval naar reeds gepubliceerde plannen.

7. KAART VAN HET GEBIED (vereist)

Kartering van de grenzen van het gebied laat toe de gegevens met betrekking tot dat gebied met grotere nauwkeurigheid ruimtelijk te situeren. Gedigitaliseerde gegevens laten verkennend onderzoek in een ruimere context toe: zij kunnen immers door middel van overlaytechnieken aan andere datalagen (b.v. resultaten van het "Land Cover"-project, bodemtypes, waterkwaliteit, ruimtelijke ordening) worden gerelateerd. Allerlei toepassingen waarvoor kennis van de exacte ruimtelijke relaties noodzakelijk is, gaan daardoor tot de mogelijkheden behoren. Met name wordt de toepasbaarheid van de gegevens voor milieueffectrapportage aanzienlijk vergroot.

Van elk gebied moet een kaart worden verstrekt die even gedetailleerd en nauwkeurig is als de gepubliceerde officiële topografische kaarten en die beantwoordt aan alle eisen van de bevoegde kartografische instantie; deze kaarten dienen op een schaal van 1:100 000 (of een schaal die deze zo dicht mogelijk benadert) en met een lijndikte van minder dan 0,4 mm te worden uitgevoerd. Op deze schaal kunnen (en moeten) naburige gebieden op eenzelfde kaart worden afgebeeld.

Indien de grenzen van het gebied ook in een geografisch informatiesysteem zijn opgeslagen - met verwijzing naar de kaartenreeks die voor de digitalisatie is gebruikt, de schaal, de kaartprojectie en andere specificaties - moet ervoor worden gezorgd dat deze digitale gegevens kunnen worden geraadpleegd en dient de informatie daaromtrent op het formulier te worden medegedeeld.

Op een afzonderlijke kaart, die aan dezelfde eisen dient te voldoen, worden de delen van het gebied aangegeven waarop de meest strikte beschermingsregimes van toepassing zijn.

Tenslotte kan een luchtfoto, als die bestaat, zeer nuttig zijn om een goed inzicht te verschaffen in de aard van het terrein.

8. DIA'S EN ANDER FOTOMATERIAAL (in voorkomend geval)

Geef een lijst van de samen met het formulier overgelegde dia's en ander fotomateriaal, met opgave van onderwerp, plaats en datum van elke opname. Het verstrekken van fotomateriaal is niet verplicht. Toch kan dit type documentatie met het oog op een goed begrip van de aard van het gebied uitstekende diensten bewijzen, niet in het minst in geval van klachten of betwisting. Bovendien wil de Commissie daarvan graag gebruikmaken in het kader van voorlichtings- en educatieactiviteiten met betrekking tot het Natura 2000-netwerk.

Het dianummer moet vermeld worden in het formulier één op de dia zelf. Wat dia's en foto's betreft, dienen de auteur en het copyright vermeld te worden.

NATURA 2000

AANHANGSELS BIJ HET STANDAARDGEGEVENSFORMULIER

Aanhangsel A

Lijst van alle regio's in de Europese Unie zoals bepaald door Eurostat volgens het NUTS-coderingssysteem

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Aanhangsel B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanhangsel C

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanhangsel D

Categorieën van beschermingsstatuut per lidstaat op nationaal en regionaal niveau

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanhangsel E

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top