EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0228

2000/228/EG: Besluit van de Raad van 13 maart 2000 betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000

PB L 72 van 21.3.2000, p. 15–20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2000

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/228/oj

32000D0228

2000/228/EG: Besluit van de Raad van 13 maart 2000 betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000

Publicatieblad Nr. L 072 van 21/03/2000 blz. 0015 - 0020


Besluit van de Raad

van 13 maart 2000

betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000

(2000/228/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 128, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het vraagstuk van de werkgelegenheid blijft tot de prioriteiten van de Europese Unie behoren; aanhoudende, gecoördineerde acties zijn nodig voor een duurzame bestrijding van de werkloosheid en verhoging van de huidige werkgelegenheidsniveaus.

(2) Het "proces van Luxemburg" dat op de uitvoering van een gecoördineerde Europese Werkgelegenheidsstrategie is gebaseerd, is door de buitengewone Europese Raad over werkgelegenheid op 20 en 21 november 1997 op gang gebracht. De resolutie van de Raad van 15 december 1997 inzake de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1998(4) die door de Europese Raad is bevestigd, heeft een proces met een hoge zichtbaarheid, een sterk politiek engagement en een brede aanvaarding onder de betrokkenen op gang gebracht.

(3) De resolutie van de Raad van 22 februari 1999 betreffende de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999(5) heeft het mogelijk gemaakt het proces van Luxemburg te verstevigen door die richtsnoeren uit te voeren.

(4) Er moet rekening worden gehouden met de bijdrage van de sociale partners in het kader van het Permanente Comité voor arbeidsmarktvraagstukken, van de sociale dialoog en van de contacten met de staatshoofden en regeringsleiders en met de Commissie.

(5) Het advies van het Comité voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt is opgesteld in samenwerking met het Comité voor economische politiek.

(6) Het gezamenlijke werkgelegenheidsverslag over 1999 van de Raad en de Commissie beschrijft de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap en onderzoekt het optreden van de lidstaten bij de uitvoering van hun werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de richtsnoeren voor 1999.

(7) De Raad heeft op 14 februari 2000 aanbevelingen aangenomen inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.

(8) De Europese Raad van Keulen van 3 en 4 juni 1999 heeft het initiatief voor een Europees werkgelegenheidspact genomen waarin de basis wordt gelegd voor een duurzame veelomvattende strategie die gericht is op verhoging en groei van het werkgelegenheidsniveau en waarmee door middel van de macro-econonomische dialoog (proces van Keulen) een derde pijler wordt toegevoegd aan de gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie (proces van Luxemburg) en de economische hervormingen (proces van Cardiff).

(9) Er moet voor consistentie en synergie tussen de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid worden gezorgd.

(10) De Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999 heeft een aantal conclusies aangenomen over de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2000, die een beperkt aantal veranderingen bevatten om het aandachtsgebied en de ambities van de richtsnoeren nog duidelijker te omlijnen.

(11) Preventieve en actieve maatregelen moeten een daadwerkelijke integratie op de arbeidsmarkt stimuleren.

(12) De vaardigheden op het gebied van informatietechnologie moeten worden ontwikkeld en scholen moeten worden uitgerust met computermateriaal en Internetaansluitingen.

(13) Het is nodig de sociale partners - op elk niveau - alsmede de regionale en plaatselijke overheid in te schakelen bij de toepassing van de richtsnoeren, zodat elk op zijn eigen taakgebied kan bijdragen tot de bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau.

(14) De openbare arbeidsbemiddelingsbureaus behoren een belangrijke rol te spelen bij het treffen, op lokaal niveau, van preventieve en activerende maatregelen, alsmede van het identificeren van werkgelegenheidsmogelijkheden, teneinde de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren.

(15) De uitvoering van de richtsnoeren kan verschillen naar gelang van hun aard, hun doelgroep en de respectieve situatie in de verschillende lidstaten; daarbij moet rekening worden gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en met de bevoegdheden van de lidstaten inzake werkgelegenheid.

(16) Bij de uitvoering van de richtsnoeren moeten de lidstaten, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel rekening kunnen houden met regionale omstandigheden zonder dat de nationale doelstellingen in het gedrang komen, alsmede met de gelijke behandeling van de burgers.

(17) Er is een vervolg nodig op Richtlijn 1999/85/EG(6), die voorziet in de mogelijkheid op experimentele grondslag een verlaagd BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten toe te passen, met name om de uitwerking van nationale initiatieven op het werkgelegenheidspotentieel na te gaan.

(18) De uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren kan een positieve rol spelen bij het aanpakken van de zwartwerkproblematiek.

(19) De Commissie en de lidstaten zijn overeengekomen de ontwikkeling van indicatoren en verzamelingssystemen voor vergelijkbare gegevens voort te zetten, zodat de uitvoering en impact van de communautaire en nationale doelstellingen en de aangehechte richtsnoeren die daarin vervat zijn, kunnen worden geëvalueerd. Ook met goede praktijken in de lidstaten dient rekening te worden gehouden.

(20) Het zou wenselijk zijn in de loop van het jaar 2000 een tussentijdse beoordeling van de richtlijnen op te stellen teneinde deze binnen de bestaande vierpijlerstructuur nog verder te stroomlijnen en te consolideren.

(21) Aan de hand van gespecialiseerde, met indicatoren gestaafde nationale verslagen kunnen de andere lidstaten en de Commissie op doeltreffende wijze beoordelen welke vorderingen de verschillende lidstaten hebben gemaakt bij de uitvoering van de richtsnoeren.

(22) De bijdrage van het Europees Sociaal Fonds aan de Europese werkgelegenheidsstrategie moet in de nieuwe programmaperiode worden beklemtoond.

(23) De Europese Raad van Amsterdam heeft zijn goedkeuring gehecht aan duurzame ontwikkeling en integratie van milieuoverwegingen in het beleid van de Europese Unie. De lidstaten wordt verzocht deze integratie in hun nationale werkgelegenheidsstrategieën door te voeren door het scheppen van werkgelegenheid op milieugebied aan te moedigen,

BESLUIT:

Enig artikel

De hierbij gevoegde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000 worden aangenomen. De lidstaten houden met die richtsnoeren rekening in hun werkgelegenheidsbeleid.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2000.

Voor de Raad

De Voorzitter

E. Ferro Rodrigues

(1) Advies uitgebracht op 4 november 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(2) PB C 368 van 20.12.1999, blz. 31.

(3) PB C 57 van 29.2.2000, blz. 17.

(4) PB C 30 van 28.1.1998, blz. 1.

(5) PB C 69 van 12.3.1999, blz. 2.

(6) PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34.

BIJLAGE

WERKGELEGENHEIDSRICHTSNOEREN VOOR 2000

I. VERBETERING VAN DE INZETBAARHEID

Bestrijding van de jeugdwerkloosheid en voorkoming van langdurige werkloosheid

Om de trend van de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid om te buigen, moeten de lidstaten hun inspanningen opvoeren om preventieve en op inzetbaarheid gerichte strategieën op basis van de vroegtijdige identificatie van individuele behoeften te ontwikkelen; binnen een door elke lidstaat te bepalen termijn, die niet meer dan drie jaar mag bedragen, maar die langer mag zijn in de lidstaten met een bijzonder hoge werkloosheid, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat:

1. elke werkloze jongere een nieuwe start wordt geboden voordat hij zes maanden werkloos is, zulks in de vorm van een opleiding, omscholing, het opdoen van werkervaring, een baan of andere inzetbaarheidsmaatregelen, met het oog op de effectieve integratie op de arbeidsmarkt;

2. volwassen werklozen eveneens een nieuwe start wordt geboden voordat zij twaalf maanden werkloos zijn, in een van de bovengenoemde vormen of meer in het algemeen door een individuele beroepskeuzebegeleiding, met het oog op de effectieve integratie op de arbeidsmarkt.

Deze preventieve en inzetbaarheidsmaatregelen zouden moeten worden gecombineerd met herintredingsmaatregelen voor langdurig werklozen. In dat verband dienen de lidstaten verder te werken aan de modernisering van hun openbare diensten voor arbeidsvoorziening, zodat ze de preventie- en activeringsstrategie zo efficiënt mogelijk kunnen toepassen.

Overgang van passieve naar actieve maatregelen

De uitkerings-, belasting- en opleidingsstelsels moeten - waar nodig - worden herzien en aangepast zodat zij de inzetbaarheid actief ondersteunen. Bovendien moeten die stelsels interactief zijn, zodat de prikkel om terug te keren op de arbeidsmarkt groter wordt. Daartoe moet elke lidstaat:

3. zich inspannen om het aantal personen voor wie actieve maatregelen ter bevordering van hun inzetbaarheid met het oog op de effectieve integratie op de arbeidsmarkt worden getroffen, aanzienlijk te verhogen. Om het percentage werklozen aan wie een opleiding of andere soortgelijke maatregelen worden aangeboden, op te voeren, moet elke lidstaat op basis van zijn uitgangspositie met name een streefcijfer vaststellen om geleidelijk dichter bij het gemiddelde van de drie meest succesvolle lidstaten te komen, dat ten minste 20 % moet zijn;

4. zijn uitkerings- en belastingstelsel onderzoeken en waar nodig bijstellen

- om te voorzien in prikkels voor werklozen en inactieven om werk te zoeken en te aanvaarden of om maatregelen te nemen om hun inzetbaarheid te vergroten, en voor werkgevers om banen te creëren, en

- daarnaast is het belangrijk om een beleid te ontwikkelen dat op het actief houden van ouderen is gericht, en dat passende maatregelen omvat zoals de instandhouding van de arbeidsgeschiktheid, levenslang leren en andere flexibele arbeidsregelingen teneinde ook oudere werknemers in staat te stellen actief te blijven deelnemen aan het arbeidsproces.

Bevordering van een op partnerschap gebaseerde benadering

De maatregelen van de lidstaten alleen zullen niet voldoende zijn om de gewenste resultaten bij het bevorderen van de inzetbaarheid te bereiken. Derhalve:

5. wordt de sociale partners met klem verzocht om, op hun verschillende niveaus van verantwoordelijkheid en werkzaamheid, zo spoedig mogelijk overeenkomsten te sluiten ter verruiming van de mogelijkheden voor opleiding, het opdoen van werkervaring, het volgen van een stage en andere maatregelen ter bevordering van de inzetbaarheid van jonge en volwassen werklozen en ter bevordering van de toegang tot de arbeidsmarkt;

6. dienen, teneinde de ontwikkeling van een geschoold en flexibel arbeidspotentieel te bevorderen, zowel de lidstaten als de sociale partners zich te beijveren om de mogelijkheden voor levenslang leren verder te ontwikkelen, met name op de terreinen van de informatie- en communicatietechnologieën, en elke lidstaat dient een aan de nationale omstandigheden aangepast streefcijfer te bepalen voor het aantal personen dat van dergelijke mogelijkheden gebruik kan maken. Bijzonder belang dient te worden gehecht aan gemakkelijke toegankelijkheid voor oudere werknemers.

Vergemakkelijking van de overgang van school naar werk

De kansen op werk zijn gering voor de jongeren die het schoolsysteem verlaten zonder dat zij de vereiste vaardigheden hebben verworven voor hun intrede op de arbeidsmarkt. Derhalve moeten de lidstaten:

7. de kwaliteit van hun schoolsysteem verbeteren, zodat het aantal jongeren dat het onderwijssysteem voortijdig verlaat, aanzienlijk wordt verminderd. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan jongeren met leermoeilijkheden;

8. ervoor zorgen dat het vermogen van de jongeren om zich aan de technologische en economische veranderingen aan te passen, wordt vergroot en dat de jongeren kwalificaties verwerven die sporen met de behoeften van de arbeidsmarkt. De lidstaten dienen bijzondere aandacht te besteden aan de ontwikkeling en modernisering van hun leerlingstelsels, en stelsels voor beroepsopleiding, waar passend in samenwerking met de sociale partners, de ontwikkeling van passende opleidingen voor de verwerving van computervaardigheden door scholieren en leraren alsook aan de uitrusting van scholen met computerapparatuur en de vergemakkelijking van de toegang van scholieren tot Internet vóór het einde van 2002.

Het bevorderen van een voor iedereen openstaande arbeidsmarkt

Veel groepen en individuen ondervinden bijzondere moeilijkheden bij het verwerven van de nodige vaardigheden, en het verkrijgen van toegang tot en het zich handhaven op de arbeidsmarkt. Er is behoefte aan een samenhangend geheel van beleidsmaatregelen ter bevordering van de integratie van deze groepen en individuen in het arbeidsproces en ter bestrijding van discriminatie. Daartoe moet elke lidstaat:

9. bijzondere aandacht besteden aan de behoeften van gehandicapten, etnische minderheden en andere groepen en personen in een achterstandspositie en passende vormen van preventief en actief beleid ontwikkelen om hun integratie in de arbeidsmarkt te bevorderen.

II. ONTWIKKELING VAN ONDERNEMERSCHAP

Vergemakkelijking van het starten en exploiteren van een bedrijf

Het starten van een bedrijf en de groei van het midden- en kleinbedrijf (MKB), is essentieel voor het scheppen van banen en het uitbreiden van de opleidingskansen voor jongeren. Dit proces moet door de lidstaten worden bevorderd door het begrip ondernemerschap te stimuleren in de gehele samenleving en in leerplannen, door de invoering van duidelijke, vaste en voorspelbare voorschriften en door de voorwaarden voor de ontwikkeling van de markten voor risicodragend kapitaal en de toegang tot die markten te verbeteren. De lidstaten dienen ook de administratieve en fiscale lasten voor het MKB te verlichten en te vereenvoudigen. Dit beleid zal de inspanningen van de lidstaten om zwart werk aan te pakken, steunen. De lidstaten moeten hiertoe:

10. in het bijzonder streven naar een forse verlaging van de algemene kosten en de administratieve lasten van de ondernemingen, meer bepaald van het MKB, met name bij de start van een bedrijf en bij het in dienst nemen van extra medewerkers;

11. de ontwikkeling van zelfstandige beroepsactiviteiten aanmoedigen door de belemmeringen te onderzoeken - teneinde ze te beperken - die, met name in de belastingstelsels en de socialezekerheidsstelsels, kunnen bestaan voor het zelfstandig worden of voor het oprichten van een kleine onderneming, en door het bevorderen van opleidingen in ondernemerschap en van gespecialiseerde ondersteunende diensten voor ondernemers en toekomstige ondernemers.

Benutting van de nieuwe mogelijkheden voor het scheppen van banen

Indien de Europese Unie de uitdaging die de werkgelegenheid vormt, met succes het hoofd wil bieden, moeten alle potentiële bronnen van werkgelegenheid, alsook de nieuwe technologieën en innovaties, op efficiënte wijze te baat worden genomen. De lidstaten moeten hiertoe:

12. maatregelen bevorderen om de mogelijkheden, geboden door het creëren van werkgelegenheid op lokaal niveau en in de sociale economie, in het bijzonder in nieuwe activiteiten die samenhangen met behoeften waarin de markt nog niet voorziet, volledig te benutten en tevens de belemmeringen onderzoeken - teneinde ze te beperken - die deze maatregelen in de weg zouden staan. In dit verband dient de speciale rol en verantwoordelijkheid van de lokale en regionale overheid, van andere partners op regionaal en lokaal niveau, alsook van de sociale partners, meer te worden erkend en ondersteund. Bovendien moet de rol van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening bij de identificatie van de lokale arbeidsmogelijkheden en de verbetering van de werking van de lokale arbeidsmarkten volledig worden benut;

13. de randvoorwaarden ontwikkelen om het werkgelegenheidspotentieel van de dienstensector en de dienstenverlening aan het bedrijfsleven volledig te benutten, onder andere door het werkgelegenheidspotentieel van de informatiemaatschappij en de milieusector aan te boren, teneinde meer en betere banen te scheppen.

Het belastingstelsel werkgelegenheidsvriendelijker maken

en de langetermijntrend naar steeds hogere belastingen en heffingen op arbeid (die van 35 % in 1980 zijn gestegen tot meer dan 42 % in 1995) ombuigen. Elke lidstaat zal:

14. zich voorzover nodig, rekening houdend met het huidige belastingniveau, een geleidelijke verlaging van de totale fiscale lasten en, waar aangewezen, een geleidelijke verlaging van de belasting op arbeid en van de indirecte loonkosten - met name op laaggeschoolde en laagbetaalde arbeid - ten doel stellen, zonder de gezondmaking van de overheidsfinanciën en het financiële evenwicht van de socialezekerheidsstelsels in gevaar te brengen. Hij zal daarnaast eventueel onderzoeken of het opportuun is een energieheffing of een heffing op vervuilende emissies of een andere fiscale maatregel in te voeren.

III. BEVORDERING VAN HET AANPASSINGSVERMOGEN VAN DE ONDERNEMINGEN EN VAN HUN WERKNEMERS

Modernisering van de arbeidsorganisatie

Teneinde de modernisering van de arbeidsorganisatie en de arbeidsvormen te stimuleren dient een sterk partnerschap tot stand te worden gebracht op alle passende niveaus (Europees, nationaal, sectoraal en op het niveau van de ondernemingen):

15. de sociale partners wordt verzocht op alle passende niveaus via onderhandelingen overeenkomsten te sluiten en uit te voeren met het oog op de modernisering van de arbeidsorganisatie, met inbegrip van flexibele arbeidsregelingen, teneinde ondernemingen productief en concurrerend te maken en het vereiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid tot stand te brengen. De te behandelen onderwerpen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op opleiding en herscholing, de invoering van nieuwe technologieën, nieuwe arbeidsvormen en kwesties in verband met de arbeidsduur zoals het vaststellen van de arbeidsduur op jaarbasis, arbeidstijdverkorting, beperking van overwerk, uitbreiding van deeltijdarbeid, toegang tot opleiding en loopbaanonderbreking;

16. elke lidstaat onderzoekt voor zichzelf of het opportuun is in zijn wetgeving gemakkelijker aanpasbare contractsoorten in te voeren om rekening te houden met steeds diverser wordende arbeidsvormen. Werknemers met dergelijke contracten zouden terzelfdertijd meer zekerheid moeten krijgen en een betere beroepsstatus die met de behoeften van de ondernemingen verenigbaar is.

Stimulering van het aanpassingsvermogen in ondernemingen

Om de kennis en de vaardigheden in het bedrijfsleven op een hoger peil te brengen moeten de lidstaten:

17. de met name fiscale belemmeringen voor investeringen in menselijke hulpbronnen heronderzoeken en waar mogelijk uit de weg ruimen en in voorkomend geval belastingprikkels of andere stimulansen invoeren voor de ontwikkeling van de bedrijfsinterne opleiding; zij moeten tevens nieuwe en bestaande regelgeving onderzoeken om na te gaan of zij ertoe bijdraagt de belemmeringen voor de werkgelegenheid te verminderen en de arbeidsmarkt te helpen om zich aan te passen aan de structurele veranderingen in de economie.

IV. VERSTERKING VAN HET GELIJKEKANSENBELEID VOOR MANNEN EN VROUWEN

Gender mainstreaming

Vrouwen ondervinden nog steeds specifieke problemen in verband met de toegang tot de arbeidsmarkt, loopbaanontwikkeling, salaris en het combineren van beroep en gezin. Daarom is het van belang om onder andere:

- ervoor te zorgen dat voor vrouwen een actief arbeidsmarktbeleid wordt gevoerd, dat in verhouding staat tot hun aandeel in de werkloosheid;

- alle geconstateerde negatieve stimulansen die blijken uit te gaan van belastingen of uitkeringen te beperken, wegens hun negatieve invloed op het aanbod van vrouwelijke arbeidskrachten;

- bijzondere aandacht te schenken aan de belemmeringen die vrouwen ondervinden die een bedrijf willen opzetten of als zelfstandige willen werken;

- ervoor te zorgen dat vormen van flexibele arbeidsorganisatie op vrijwillige basis gunstig uitvallen voor vrouwen. Daarom moeten de lidstaten:

18. het genderaspect integreren bij de uitvoering van de richtsnoeren van de vier pijlers. Teneinde een gedegen evaluatie van de met deze aanpak geboekte vooruitgang mogelijk te maken, dienen de lidstaten te zorgen voor adequate systemen en methoden voor gegevensverzameling.

Bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen

De lidstaten en de sociale partners moeten hun wil om gelijke kansen te bevorderen concreet inhoud geven door de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Zij moeten eveneens aandacht besteden aan de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen of mannen in bepaalde economische sectoren en in bepaalde beroepen, alsmede aan de verbetering van de kansen van vrouwen inzake loopbaanontwikkeling. Daartoe moeten de lidstaten:

19. trachten de kloof tussen de werkloosheidspercentages van vrouwen en mannen te verkleinen door een grotere participatie van vrouwen actief te steunen en moeten maatregelen treffen om tot een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in alle sectoren en beroepen te komen. Zij moeten positieve acties ondernemen om gelijke beloning voor gelijk en gelijkwaardig werk te bevorderen en de inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen te verkleinen. Om de genderkloof te verkleinen moeten de lidstaten ook nagaan of meer gebruik kan worden gemaakt van maatregelen ter verbetering van de positie van vrouwen.

Vergemakkelijking van de combinatie van werk en gezin

Beleidsmaatregelen voor loopbaanonderbreking, ouderschapsverlof en deeltijdwerk, en ook voor flexibele arbeidsregelingen, die de belangen van zowel werkgevers als werknemers dienen, zijn bijzonder belangrijk voor vrouwen en mannen. De uitvoering van de diverse richtlijnen en overeenkomsten van de sociale partners op dit terrein moet worden versneld en regelmatig worden gecontroleerd. Er moet worden gezorgd voor een voldoende aanbod van goede opvangmogelijkheden voor kinderen en andere afhankelijke personen, teneinde de intrede en blijvende participatie van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt te bevorderen. Gelijke verdeling van de gezinstaken is in dit verband van cruciaal belang. Teneinde gelijke kansen te bevorderen moeten de lidstaten en de sociale partners:

20. gezinsvriendelijke beleidsmaatregelen ontwerpen, uitvoeren en bevorderen, met inbegrip van betaalbare, toegankelijke en kwalitatief goede opvangmogelijkheden voor kinderen en andere afhankelijke personen, en ook ouderschaps- en andere vormen van verlof.

Vergemakkelijking van herintreding op de arbeidsmarkt

Het is mogelijk dat degenen die na een onderbreking van hun loopbaan op de arbeidsmarkt terugkeren, over verouderde vaardigheden beschikken en moeilijkheden bij de toegang tot een opleiding ondervinden. Daartoe moeten de lidstaten:

21. bijzondere aandacht schenken aan de situatie van vrouwen en mannen die na een onderbreking van hun loopbaan overwegen weer te gaan werken; daartoe dienen de lidstaten na te gaan met welke middelen de hinderpalen voor deze herintreding geleidelijk uit de weg kunnen worden geruimd.

Top