EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0452

Zaak C-452/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción de Teruel (Spanje) op 11 juli 2018 — XZ / Ibercaja Banco, S.A.

PB C 381 van 22.10.2018, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 381/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción de Teruel (Spanje) op 11 juli 2018 — XZ / Ibercaja Banco, S.A.

(Zaak C-452/18)

(2018/C 381/03)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia e Instrucción de Teruel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: XZ

Verwerende partij: Ibercaja Banco, S.A.

Prejudiciële vragen

1)

Moet het beginsel van niet-verbindendheid van nietige bepalingen (artikel 6 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 (1)) zich ook uitstrekken tot latere overeenkomsten en rechtshandelingen met betrekking tot die bepalingen, zoals de novatieovereenkomst?

Kan, aangezien de absolute nietigheid impliceert dat het betreffende beding nooit heeft bestaan in het juridisch-economische leven van de overeenkomst, worden geconcludeerd dat latere rechtshandelingen en de rechtsgevolgen daarvan met betrekking tot dat beding, dus de novatieovereenkomst, eveneens uit de juridische werkelijkheid verdwijnen en derhalve moeten worden geacht niet te bestaan en geen effect te sorteren?

2)

Kan bij documenten die strekken tot de wijziging van of de sluiting van een transactie met betrekking tot bedingen waarover niet is onderhandeld en die de oneerlijkheids- en transparantietoets mogelijk niet met goed gevolg zullen doorstaan, sprake zijn van algemene voorwaarden in overeenkomsten voor de doeleinden van artikel 3 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993, zodat dezelfde nietigheidsgronden gelden als die welke van toepassing zijn op de oorspronkelijke documenten die het voorwerp uitmaken van novatie of een transactie?

3)

Moet de afstand van rechtsvorderingen, zoals vervat in de novatieovereenkomst, eveneens nietig zijn, voor zover de cliënten in de door hen ondertekende overeenkomsten niet zijn geïnformeerd over de nietigheid van een beding, noch over het bedrag of de geldelijke waarde van hun aanspraak op teruggave van de rente die was betaald uit hoofde van de initiële oplegging van het „bodembeding”?

Met deze afstand verbindt de cliënt zich ertoe om af te zien van het instellen van een vordering, zonder door de bank te zijn geïnformeerd waarvan en van welk geldbedrag hij of zij afziet.

4)

Wanneer de novatieovereenkomst wordt onderzocht in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie en artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 2, van richtlijn [93/13], lijdt het nieuwe bodembeding dan opnieuw aan een gebrek aan transparantie, aangezien de bank de in het [arrest van de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje)] van 9 mei 2013 vastgestelde transparantiecriteria opnieuw niet heeft nageleefd en de cliënt niet heeft geïnformeerd over de daadwerkelijke financiële kosten van het bedoelde beding in haar hypothecaire leningsovereenkomst, waardoor de cliënt had kunnen kennisnemen van het rentetarief (en de daaruit voortvloeiende rentebedragen) die hij zou moeten betalen bij toepassing van het nieuwe bodembeding en van het rentetarief (en de daaruit voortvloeiende rentebedragen) die hij zou moeten betalen indien er geen bodembeding zou gelden en het in de hypothecaire leningsovereenkomst overeengekomen rentetarief zou worden toegepast, zonder neerwaartse begrenzing?

Met andere woorden, had de financiële instelling, toen zij de zogenoemde novatieovereenkomst met een „bodembeding” oplegde, moeten voldoen aan de transparantiecriteria van artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 2, van richtlijn [93/13] en de cliënt moeten informeren over het financiële nadeel dat hij zou lijden als gevolg van de toepassing van het „bodembeding”, alsook over het rentetarief dat van toepassing zou zijn zonder het bestaan van een dergelijk beding, en moet dit document, omdat de financiële instelling dit niet heeft gedaan, eveneens nietig worden verklaard?

5)

Kunnen de bepalingen inzake rechtsvorderingen in de algemene voorwaarden van de novatieovereenkomst, gelet op de inhoud ervan, worden beschouwd als een oneerlijk beding overeenkomstig artikel 3, lid 1, [van richtlijn 93/13], in samenhang met de bijlage met oneerlijke bedingen, en in concreto met punt q) van deze bijlage (bedingen die beogen het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren zijn oneerlijke bedingen), gelet op het feit dat deze bedingen het recht van consumenten beperken om rechten uit te oefenen die kunnen ontstaan of aan de dag kunnen treden na de ondertekening van de overeenkomst, zoals dat is gebeurd in verband met de mogelijkheid om de volledige teruggave van de betaalde rentebedragen te vorderen (ingevolge het arrest van de Hof van Justitie van 21 december 2016 (2))?


(1)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).

(2)  Arrest van 21 december 2016, Gutiérrez Naranjo e.a. (C-154/15, C-307/15 en C-308/15, EU:C:2016:980).


Top