EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D0698

Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad van 30 april 2021 betreffende de beveiliging van systemen en diensten die worden gestationeerd, geëxploiteerd en gebruikt in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie en die een weerslag kunnen hebben op de veiligheid van de Unie, en tot intrekking van Besluit 2014/496/GBVB

ST/10108/2019/INIT

PB L 170 van 12.5.2021, p. 178–182 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 20/03/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/698/oj

12.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/178


BESLUIT (GBVB) 2021/698 VAN DE RAAD

van 30 april 2021

betreffende de beveiliging van systemen en diensten die worden gestationeerd, geëxploiteerd en gebruikt in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie en die een weerslag kunnen hebben op de veiligheid van de Unie, en tot intrekking van Besluit 2014/496/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gelet op met name de strategische dimensie, de regionale en mondiale dekking en het meervoudige gebruik, is het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) gevoelige infrastructuur waarvan de stationering en het gebruik een weerslag kunnen hebben op de veiligheid van de Unie en haar lidstaten.

(2)

Indien de internationale situatie noopt tot een operationeel optreden van de Unie en de exploitatie van het GNSS de veiligheid van de Unie of haar lidstaten kan schaden, of indien de exploitatie van het GNSS wordt bedreigd, dient de Raad te beslissen welke maatregelen er moeten worden genomen.

(3)

Om die reden heeft de Raad Besluit 2014/496/GBVB (1) vastgesteld.

(4)

Bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt het ruimtevaartprogramma van de Unie (het “programma”) vastgesteld en wordt het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (“het Agentschap”) opgericht. Artikel 3 van die verordening voorziet erin dat het programma uit vijf onderdelen bestaat: een wereldwijd satellietnavigatiesysteem (Galileo), een regionaal satellietnavigatiesysteem (Egnos), een aardobservatiesysteem (Copernicus), een systeem voor ruimtebewaking en monitoring aangevuld met observatieparameters die verband houden met de weersomstandigheden in de ruimte en aardscheerders (“omgevingsbewustzijn in de ruimte”) en een satellietcommunicatiedienst voor de overheid (Govsatcom).

(5)

Ruimtevaarttechnologie, -gegevens en -diensten zijn onmisbaar geworden in het dagelijks leven van de Europeanen en spelen een essentiële rol in de instandhouding van tal van strategische belangen van de Unie en haar lidstaten. Bovendien zijn met de ruimtevaart verband houdende systemen en diensten zelf mogelijke doelwitten voor veiligheidsdreigingen.

(6)

Aan de stationering, de exploitatie en het gebruik van de onderdelen van het programma kan een heel scala aan mogelijke dreigingen voor de veiligheid en de essentiële belangen van de Unie en haar lidstaten verbonden zijn. Daarom is het passend het toepassingsgebied van Besluit 2014/496/GBVB uit te breiden tot de in het kader van die onderdelen ingestelde systemen en diensten, die zijn aangemerkt als veiligheidsgevoelig door de beveiligingsconfiguratie van het comité dat uit hoofde van artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696 is ingesteld, en rekening houdend met de verschillen tussen de onderdelen van het programma, in het bijzonder wat betreft de bevoegdheid en de controle van de lidstaten over sensoren, systemen of andere capaciteiten die relevant zijn voor het programma.

(7)

Er is lering getrokken uit de ervaring met de uitvoering van Besluit 2014/496/GBVB in de afgelopen jaren. De operationele procedure waarin is voorzien in Besluit 2014/496/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden aangepast.

(8)

De informatie en expertise met betrekking tot de vraag of een gebeurtenis in verband met een met de ruimtevaart verband houdend(e) systeem of dienst een bedreiging voor de Unie, de lidstaten of de met de ruimtevaart verband houdende systemen of diensten van de EU zelf vormt, dienen aan de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“de hoge vertegenwoordiger”) te worden verstrekt door het Agentschap of door de structuur die in voorkomend geval is aangewezen voor het controleren van de beveiliging van een systeem dat is opgezet of een dienst die wordt verstrekt in het kader van een onderdeel van het programma overeenkomstig artikel 34, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 (“de aangewezen beveiligingscontrolestructuur”), of door de lidstaten of door de Europese Commissie. Ook derde staten kunnen dergelijke informatie verstrekken.

(9)

De respectieve taken van de Raad, de hoge vertegenwoordiger, het Agentschap, elke aangewezen beveiligingscontrolestructuur en de lidstaten moeten worden verduidelijkt binnen de keten van operationele verantwoordelijkheden die moet worden gevolgd na een bedreiging van de Unie, de lidstaten of een van de systemen of diensten die in het kader van het programma zijn ingesteld.

(10)

Artikel 28 van Verordening (EU) 2021/696 bepaalt dat de Commissie de algemene verantwoordelijkheid heeft voor de uitvoering van het programma, met inbegrip van de beveiliging. Dit besluit dient te bepalen welke de verantwoordelijkheid is van de Raad en van de hoge vertegenwoordiger voor het afwenden van dreigingen die voortkomen uit de stationering, de exploitatie en het gebruik van met de ruimtevaart verband houdende systemen en diensten, of bij een dreiging ten aanzien van die systemen en diensten.

(11)

In dit verband zijn de basisreferenties voor dreigingen opgenomen in de systeemgebonden specificaties van beveiligingseisen (SSRS) waarin de belangrijkste generieke dreigingen zijn vervat die door elk onderdeel van het programma moeten worden behandeld, en in de respectieve systeembeveiligingsplannen (SSP) waarin het veiligheidsrisicoregister is vervat dat tijdens het veiligheidsaccreditatieproces voor elk onderdeel is opgesteld. Die basisreferenties zullen dienen als referenties voor het vaststellen van dreigingen die specifiek onder dit besluit vallen en voor het voltooien van de operationele procedures ter uitvoering van dit besluit.

(12)

In dringende gevallen moeten er binnen enkele uren nadat de informatie over een dreiging is ontvangen, beslissingen kunnen worden genomen. Indien de omstandigheden niet toelaten dat de Raad een besluit kan nemen teneinde een dreiging af te wenden of ernstige schade aan de essentiële belangen van de Unie of een of meer lidstaten te beperken, of indien er een dreiging ten aanzien van de met de ruimtevaart verband houdende systemen of diensten bestaat, moet de hoge vertegenwoordiger worden gemachtigd de nodige voorlopige instructies te geven. In dergelijke omstandigheden moet de Raad onmiddellijk op de hoogte worden gesteld en moet hij de voorlopige instructies zo spoedig mogelijk beoordelen.

(13)

Overeenkomstig artikel 34, lid 5, punt b), van Verordening (EU) 2021/696, dient het Agentschap binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied de exploitatie van het Galileo-centrum voor de beveiligingscontrole (GSMC) te waarborgen, overeenkomstig de in lid 2 van dat artikel bedoelde vereisten en de binnen het toepassingsgebied van dit besluit ontwikkelde instructies. Overeenkomstig artikel 79, lid 1, punt j), van Verordening (EU) 2021/696, dient de uitvoerend directeur van het Agentschap ervoor te zorgen dat het Agentschap, als exploitant van het GSMC, gehoor kan geven aan instructies die uit hoofde van dit besluit worden verstrekt.

(14)

De desbetreffende aangewezen beveiligingscontrolestructuren moeten opereren overeenkomstig de in artikel 34, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde beveiligingsvereisten en de krachtens dit besluit uitgewerkte instructies.

(15)

Voorts worden bij Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) de voorwaarden vastgesteld waaronder de lidstaten, de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de agentschappen van de Unie, derde staten en internationale organisaties toegang kunnen hebben tot de publiek gereguleerde dienst die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma. Met name artikel 6 van Besluit nr. 1104/2011/EU bepaalt dat het GSMC voorziet in de operationele interface tussen de voor de publiek gereguleerde dienst verantwoordelijke autoriteiten, de Raad en de hoge vertegenwoordiger en de controlecentra,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In dit besluit worden de verantwoordelijkheden vastgesteld die door de Raad en de hoge vertegenwoordiger dienen te worden uitgeoefend:

a)

om een bedreiging van de veiligheid van de Unie of van een of meer lidstaten af te wenden of om ernstige schade voor de essentiële belangen van de Unie of van een of meer lidstaten te beperken, wanneer die bedreiging of schade voortvloeit uit de stationering, de exploitatie of het gebruik van de systemen die zijn opgezet en de diensten die worden verleend uit hoofde van de onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie (het “programma”), of

b)

ingeval de exploitatie van die systemen of die dienstverlening wordt bedreigd.

2.   Bij de uitvoering van dit besluit wordt terdege rekening gehouden met de verschillen tussen de onderdelen van het programma, in bijzonder betreft de bevoegdheid en de controle van de lidstaten over sensoren, systemen of andere capaciteiten die relevant zijn voor het programma.

Artikel 2

1.   Indien een dergelijke dreiging zich voordoet, stellen de lidstaten, de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (het “Agentschap”) of elke krachtens artikel 34, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 aangewezen beveiligingscontrolestructuur (“de aangewezen beveiligingscontrolestructuur”), al naargelang het geval, onmiddellijk de hoge vertegenwoordiger in kennis van alle elementen waarover zij beschikken en die zij van belang achten.

2.   De hoge vertegenwoordiger stelt de Raad onmiddellijk in kennis van de dreiging en van het potentiële effect ervan op de veiligheid van de Unie of van een of meer lidstaten en op de werking van de systemen of de betrokken dienstverlening.

Artikel 3

1.   De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger, over de instructies die, waar nodig, aan het Agentschap of aan elke aangewezen beveiligingscontrolestructuur moeten worden gegeven.

2.   Het Agentschap of de relevante aangewezen beveiligingscontrolestructuur en de Commissie verstrekken de hoge vertegenwoordiger advies over de mogelijk ruimere gevolgen van de instructies die de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig de eerste alinea aan de Raad wil voorstellen voor de systemen die zijn opgezet of de diensten die worden verleend uit hoofde van de onderdelen van het programma.

3.   Het voorstel van de hoge vertegenwoordiger waarnaar in de eerste alinea wordt verwezen omvat een effect-beoordeling van de voorgestelde instructies.

4.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) brengt bij de Raad advies uit over de voorgestelde instructies, zoals passend.

Artikel 4

1.   Indien de situatie zo dringend is dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen voordat de Raad een besluit uit hoofde van artikel 3, lid 1, heeft genomen, is de hoge vertegenwoordiger gemachtigd de noodzakelijke voorlopige instructies aan het Agentschap of aan de relevante aangewezen beveiligingscontrolestructuur uit te vaardigen. De hoge vertegenwoordiger kan de secretaris-generaal van de Europese Dienst voor extern optreden opdragen instructies aan het Agentschap of aan de relevante aangewezen beveiligingscontrolestructuur namens de hoge vertegenwoordiger uit te vaardigen.

2.   De hoge vertegenwoordiger stelt de Raad en de Commissie onmiddellijk in kennis van de krachtens lid 1 uitgevaardigde instructies.

3.   De Raad besluit zo snel mogelijk de voorlopige instructies van de hoge vertegenwoordiger te bevestigen, te wijzigen of in te trekken.

4.   De hoge vertegenwoordiger evalueert voortdurend die voorlopige instructies, wijzigt deze waar nodig of trekt deze in wanneer een onmiddellijk optreden niet langer is vereist. De voorlopige instructies verstrijken in ieder geval vier weken nadat zij zijn uitgevaardigd, of uit hoofde van een besluit van de Raad overeenkomstig lid 3.

Artikel 5

1.   Binnen één jaar nadat de beveiligingsconfiguratie van het comité dat is ingesteld uit hoofde van artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696 heeft bepaald — op basis van de risico- en dreigingsanalyse die de Commissie overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 en krachtens de in artikel 107, lid 3, van die verordening bedoelde procedure heeft uitgevoerd — of een systeem dat is opgezet of een dienst, of beiden, die wordt verstrekt in het kader van een onderdeel van het programma veiligheidsgevoelig is, stelt de hoge vertegenwoordiger de noodzakelijke operationele procedures op voor de uitvoering van de bepalingen van dit besluit wat betreft het betreffende systeem of de betreffende dienst, of beiden, en legt deze ter goedkeuring voor aan het PVC. Naar gelang het geval wordt de hoge vertegenwoordiger daartoe bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, de Commissie, het Agentschap en de betrokken aangewezen beveiligingscontrolestructuur.

2.   De in lid 1 bedoelde operationele procedures kunnen van tevoren vastgestelde instructies omvatten die in voorkomend geval door het Agentschap of elke relevante aangewezen beveiligingscontrolestructuur moeten worden uitgevoerd.

3.   De operationele procedures worden ten minste om de twee jaar opnieuw bezien door de hoge vertegenwoordiger, meer bepaald in het kader van een leerervaringproces op basis van een jaarlijkse monitoring van de tenuitvoerlegging van dit besluit, of op verzoek van een lidstaat, en worden indien nodig ter goedkeuring aan het PVC voorgelegd.

4.   De hoge vertegenwoordiger stelt het PVC ten minste eenmaal per jaar op de hoogte van de lopende werkzaamheden die voor de praktische uitvoering van dit besluit worden verricht.

Artikel 6

1.   In overeenstemming met door de Unie of de Unie en haar lidstaten gesloten internationale overeenkomsten, zoals de overeenkomsten waarbij overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Besluit nr. 1104/2011/EU toegang wordt verleend tot de publiek gereguleerde dienst, is de hoge vertegenwoordiger bevoegd om administratieve regelingen met derde landen te sluiten met betrekking tot samenwerking ter uitvoering van dit besluit. De Raad moet deze regelingen met eenparigheid van stemmen goedkeuren.

2.   Indien zulke regelingen toegang tot gerubriceerde informatie van de Unie vergen, wordt de vrijgave of uitwisseling van gerubriceerde informatie goedgekeurd overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften.

Artikel 7

De Raad evalueert en wijzigt, indien nodig, uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit of op verzoek van een lidstaat, de in dit besluit vervatte regels en procedures.

Artikel 8

De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat dit besluit in de gebieden die onder hun verantwoordelijk vallen wordt uitgevoerd, overeenkomstig onder meer artikel 34, lid 6, punt a), van Verordening (EU) 2021/696. Daartoe wijzen de lidstaten een of meer contactpunten aan die moeten helpen bedreigingen operationeel te beheersen. Die contactpunten kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn.

Artikel 9

Besluit 2014/496/GBVB wordt ingetrokken.

De operationele procedures wat betreft het Galileo-systeem die op grond van Besluit 2014/496/GBVB zijn ontwikkeld, blijven van toepassing totdat zij in het kader van dit besluit worden geactualiseerd.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Gedaan te Brussel, 30 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Besluit 2014/496/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 over aspecten van de stationering, de exploitatie en het gebruik van het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem, die betrekking hebben op de veiligheid van de Europese Unie, en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB (PB L 219 van 25.7.2014, blz. 53).

(2)  Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (zie bladzijde 69 van dit Publicatieblad).

(3)  Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 1).


Top