EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D0173

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/173 van de Commissie van 12 februari 2021 tot oprichting van het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu, het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb, het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluiten 2013/801/EU, 2013/771/EU, 2013/778/EU, 2013/779/EU, 2013/776/EU en 2013/770/EU

C/2021/953

PB L 50 van 15.2.2021, p. 9–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2021/173/oj

15.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 50/9


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/173 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 2021

tot oprichting van het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu, het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb, het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluiten 2013/801/EU, 2013/771/EU, 2013/778/EU, 2013/779/EU, 2013/776/EU en 2013/770/EU

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (1), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 58/2003 kan de Commissie bevoegdheden delegeren aan uitvoerende agentschappen om een programma of project van de Unie geheel of gedeeltelijk uit te voeren, namens haar en onder haar verantwoordelijkheid en overeenkomstig artikel 3 van die verordening kan de Commissie besluiten een uitvoerend agentschap op te richten en, in voorkomend geval, op te heffen.

(2)

De mededeling aan de Commissie over governance in de Europese Commissie (2) bevat nadere bijzonderheden over de positie van de uitvoerende agentschappen in de algemene governance in de Commissie en hun relatie met de Commissie.

(3)

Door de uitvoering van programma’s toe te vertrouwen aan uitvoerende agentschappen kan de Commissie zich richten op haar kernactiviteiten en -taken die niet kunnen worden uitbesteed, zonder dat zij evenwel de controle en de eindverantwoordelijkheid verliest over de door de uitvoerende agentschappen beheerde activiteiten.

(4)

De delegatie van taken met betrekking tot de uitvoering van een programma aan een uitvoerend agentschap vereist een duidelijke scheiding tussen de programmeringsfase waarbij met een ruime beoordelingsmarge keuzes worden gemaakt die gemotiveerd zijn door beleidsoverwegingen, en die derhalve door de Commissie wordt uitgevoerd, en de uitvoering van de programma’s die de Commissie kan toevertrouwen aan een uitvoerend agentschap.

(5)

Voor de periode 2021-2027 heeft de Commissie een nieuwe structuur van programma’s van de Unie vastgesteld. Sommige van de nieuwe programma’s van de Unie zijn opvolgers van bestaande programma’s van de Unie, zij het met een andere architectuur, andere zijn samengevoegd en andere zijn volledig nieuw. De nieuwe structuur vereist een herziening van de verdeling van de portefeuilles tussen uitvoerende agentschappen.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 hebben de diensten van de Commissie een kosten-batenanalyse uitgevoerd, waarbij onder meer rekening is gehouden met mogelijke besparingen binnen het algemene begrotingskader van de Europese Unie. Uit de resultaten blijkt dat het zowel in kostenefficiëntie als in kwalitatief opzicht doeltreffender is om de programma’s aan de uitvoerende agentschappen te delegeren dan deze programma’s intern ten uitvoer te leggen. Uitvoerende agentschappen profiteren van hun specialisatie in de uitvoering van programma’s. Wanneer zij voldoende groot zijn, maken zij het mogelijk aanzienlijke schaalvoordelen te behalen. Bovendien kan thematische samenhang in de portefeuilles zorgen voor synergieën tussen programma’s op soortgelijke gebieden en zichtbaarheid geven aan de prioriteiten van de Unie.

(7)

Daarom moeten portefeuilles bij het vaststellen van nieuwe mandaten zoveel mogelijk per thematisch beleidsterrein worden gegroepeerd om uitvoerende agentschappen een coherente identiteit te geven.

(8)

Bovendien moeten bij de verdeling van de portefeuilles, voor zover mogelijk, onnodige overdracht tussen agentschappen van reeds gedelegeerde programma’s worden vermeden, verschillende onderdelen van hetzelfde programma binnen hetzelfde agentschap worden samengebracht, de programma’s van een delegerend directoraat-generaal in één agentschap worden samengebracht en programma’s die betrekking hebben op hetzelfde thema binnen hetzelfde agentschap worden samengebracht. Een dergelijke portefeuilleverdeling moet ervoor zorgen dat elk uitvoerend agentschap een kritieke omvang bereikt zonder dat het aantal uitvoerende agentschappen toeneemt.

(9)

Derhalve moeten de programma’s met betrekking tot klimaat en milieu in één agentschap worden samengebracht, de programma’s in verband met het digitale beleidsterrein in één agentschap worden samengebracht, de programma’s op het gebied van gezondheidszorg in één agentschap worden samengebracht en moeten de activiteiten van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (worden overgedragen aan in Brussel gevestigde agentschappen met soortgelijke thematische of programmatische activiteiten. Wat Horizon Europa betreft, moet de portefeuilleverdeling ervoor zorgen dat elke cluster in één agentschap wordt samengebracht om een gefragmenteerde tenuitvoerlegging en dubbel werk te voorkomen.

(10)

Met de nieuwe agentschappen moet worden voorzien in de vervanging en opvolging van de bestaande agentschappen die respectievelijk zijn opgericht bij Uitvoeringsbesluiten 2013/801/EU (3), 2013/771/EU (4), 2013/778/EU (5), 2013/779/EU (6), 2013/776/EU (7) en 2013/770/EU (8) van de Commissie. Om een ambitieuze en geïntegreerde aanpak van vraagstukken op vlak van gezondheidszorg en digitaal beleid tot stand te brengen, zullen alle programma’s op het vlak van gezondheidszorg en digitaal beleid in een nieuw Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid worden samengebracht. Na een grondig onderzoek van de kosten en baten en in het licht van de mededeling van de Commissie van 29 april 2020 over de toekomstige toewijzing van programma’s aan uitvoerende agentschappen (9), moet het in Luxemburg gevestigde Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding worden opgeheven en moeten de momenteel door dit agentschap beheerde programma’s worden overgenomen door in Brussel gevestigde uitvoerende agentschappen om te zorgen voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de programma’s van de Unie. Bij deze overname wordt rekening gehouden met de belangrijke synergieën en efficiëntiewinsten die kunnen worden geboekt door soortgelijke programma’s in hetzelfde agentschap samen te brengen, alsook met het bewezen belang van de nabijheid van het uitvoeringsorgaan tot de diensten van de Commissie, waardoor meer coherente agentschapsportefeuilles, een efficiënte omvang van alle agentschappen en de mogelijkheid om synergieën te ontwikkelen tussen de agentschappen, zowel wat het programmabeheer als wat de administratieve functies betreft, tot stand kunnen worden gebracht. Er moeten specifieke maatregelen worden genomen voor het personeel dat door deze opheffing van het agentschap wordt getroffen.

(11)

Om te zorgen voor een vlotte overgang van de activiteiten tussen de uitvoerende agentschappen en een snelle start met de uitvoering moet het nieuwe Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid worden opgericht voorafgaand aan de daadwerkelijke overdracht van personeel, programma’s en activa naar dit agentschap. Op die manier kunnen de nodige voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting van het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid tijdig worden uitgevoerd voordat het agentschap de uitvoeringsactiviteiten overneemt.

(12)

Aan het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu moet een portefeuille worden toevertrouwd die het agentschap een duidelijke focus geeft als agentschap voor klimaat en milieu, d.w.z. het LIFE-programma, het Innovatiefonds, infrastructuuractiviteiten in het kader van CEF-Vervoer en CEF-Energie, de cluster 5 van Horizon Europa met betrekking tot klimaat, energie en mobiliteit, de leenfaciliteit voor de overheidssector in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (JTM) en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.

(13)

Aan het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid moeten gezondheidsgerelateerde activiteiten worden toevertrouwd, met inbegrip van het nieuwe EU4Health-programma, het onderdeel gezondheidsonderzoek van Horizon Europa en de gezondheidscomponenten van het programma voor de eengemaakte markt. In het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid moeten ook de digitale programma’s — met inbegrip van programma’s die gericht zijn op industrie en ruimtevaart — worden samengebracht om ervoor te zorgen dat het digitale tijdperk in Europa kan aanbreken.

(14)

In het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek moeten verschillende onderdelen van het programma Horizon Europa worden samengebracht om te zorgen voor thematische samenhang binnen de nieuwe structuur van dat programma. De nadruk moet blijven liggen op onderzoeksactiviteiten, met toevoeging van het programma voor afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten.

(15)

Het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb moet zorgen voor een duidelijke focus op innovatie en de interne markt. Het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb moet sterke synergieën tot stand brengen om het herstel van de Europese economie te ondersteunen door alle activiteiten van de Europese Innovatieraad (EIC) en de programma’s voor kleine en middelgrote ondernemingen in één agentschap samen te brengen. De EIC en interregionale innovatie-investeringen zullen zorgen voor de zichtbaarheid van de innovatie, hetgeen cruciaal is voor de ondersteuning van de modernisering en duurzaamheid van de EU-economie.

(16)

Als specifieke uitvoeringsstructuur van de Europese Onderzoeksraad moet het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad zich blijven richten op de uitvoering van acties van de Europese Onderzoeksraad in het kader van Horizon Europa.

(17)

De thematische focus van het Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur moet blijven liggen op educatieve en creatieve activiteiten en op projecten die dicht bij de burgers van de Unie staan.

(18)

Om synergieën en efficiëntieverbeteringen te creëren, moet het voor elk agentschap mogelijk zijn om financiering uit andere programma’s van de Unie, of delen daarvan, uit te voeren, samen met financiering die reeds aan het agentschap is toevertrouwd, indien een dergelijke verstrekking van aanvullende financiering is voorzien in de respectieve basishandelingen van de programma’s van de Unie. Evenzo moet het voor elk agentschap mogelijk zijn middelen te besteden die zijn overgedragen van middelen onder gedeeld beheer, wanneer dat in de basishandeling is voorzien. De besteding van deze middelen dient te geschieden op basis van de desbetreffende werkprogramma’s en onder de voorwaarden die in de delegatiebesluiten zijn vastgesteld.

(19)

Bovendien moeten agentschappen proefprojecten en voorbereidende acties kunnen uitvoeren in de zin van artikel 58, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10), onder de in de delegatiebesluiten vastgestelde voorwaarden.

(20)

De agentschappen worden aangemoedigd om synergieën en efficiëntieverbeteringen verder te bevorderen door middel van bundeling van middelen, versterkte samenwerking en een veelvuldig gebruik van dienstenniveauovereenkomsten en niet-salarisgerelateerde uitgaven te stabiliseren door de kosten te drukken met behulp van de invoering van nieuwe werkmethoden zoals telewerken.

(21)

Het moet mogelijk zijn voor verscheidene programma specifieke taken voor de uitvoering van programma’s te bundelen binnen specifieke agentschappen, die dan kunnen optreden als administratieve en logistieke ondersteunende diensten voor de desbetreffende programma’s.

(22)

Om de continuïteit van de werkzaamheden van elk agentschap tot de daadwerkelijke voltooiing van het (de) aan het agentschap gedelegeerde programma(’s) te waarborgen, moet de levensduur van de bij dit besluit opgerichte agentschappen de looptijd van het meerjarig financieel kader met een jaar overschrijden. Op basis van de in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 58/2003 bedoelde evaluaties, met inbegrip van een kosten-batenanalyse waarin de resultaten van de overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 uitgevoerde voorafgaande kosten-batenanalyse worden vergeleken met de daadwerkelijke uitvoering, kan de Commissie een voorstel indienen om de levensduur van een of meer agentschappen met maximaal drie jaar te verlengen om de afsluiting van de gedelegeerde programma’s mogelijk te maken.

(23)

Om te zorgen voor een consistente uitvoering van dit besluit en van de betrokken programma’s, moet worden gewaarborgd dat de agentschappen hun taken in verband met de uitvoering van die programma’s onder voorbehoud van en met ingang van de datum van inwerkingtreding ervan kunnen uitvoeren.

(24)

Wat de overname van een programma van een agentschap door een ander agentschap betreft, moet het bij dit besluit opgerichte agentschap in de rechten en verplichtingen treden van het agentschap dat dat programma overdraagt, ook wat de contractuele en budgettaire uitvoering van het desbetreffende programma betreft. Personeelsleden die met het betrokken programma zijn belast, moeten naar het bij dit besluit opgerichte agentschap worden overgeplaatst zonder dat afbreuk wordt gaan aan hun rechten en plichten.

(25)

De evaluatie van de werking van elk van de in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 58/2003 bedoelde agentschappen moet op gecoördineerde wijze plaatsvinden. De evaluatieperiode voor het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu, het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap Onderzoek, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb, het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur moet van start gaan vanaf de datum van toepassing van dit besluit. Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding, het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, het Uitvoerend Agentschap onderzoek, het voormalige Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad, het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen moeten op gecoördineerde wijze worden geëvalueerd voor de resterende periode van de mandaten 2014-2020 van de uitvoerende agentschappen die nog niet is geëvalueerd. In de evaluaties met betrekking tot de mandaten voor de periode 2021-2027 moet onder meer worden gekeken naar de verwezenlijking van de besparings- en productiviteitsstijging die wordt verondersteld in de kosten-batenanalyse die is uitgevoerd overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003. Deze evaluaties moeten worden voorgelegd aan de directiecomités van de uitvoerende agentschappen, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer.

(26)

Overeenkomstig de aanbevelingen van de Rekenkamer in haar Speciaal verslag nr. 14/2014 (11) moeten uitvoerende agentschappen Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (12) uitvoeren en registratie aanvragen in het kader van het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS). In het kader van het Green Deal-beleid (13) van de Commissie worden uitvoerende agentschappen aangemoedigd om deel te nemen aan de inspanningen van de Commissie om tegen 2030 klimaatneutraal te worden.

(27)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 24 van Verordening (EG) nr. 58/2003 ingestelde Comité voor de uitvoerende agentschappen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

AFDELING I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit worden de uitvoerende agentschappen opgericht die de programma’s van de Unie uitvoeren in het meerjarig financieel kader 2021-2027 (“MFK”), worden hun taken en portefeuilles en de algemene werkingsregels vastgesteld en wordt het rechtskader vastgesteld voor de overgang tussen de agentschappen onderling en tussen de Commissie en de agentschappen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: “algemene administratieve en logistieke ondersteunende diensten”:

a)

ondersteunende diensten in verband met de uitvoering van verschillende programma’s, die zijn gecentraliseerd in een of meer uitvoerende agentschappen; “nog lopende activiteiten”:

b)

resterende activiteiten die voortvloeien uit vastleggingen voor de uitvoering van programma’s van de Unie in het kader van het MFK 2014-2020 en eerdere MFK-perioden.

AFDELING II

OPRICHTING, TAKEN EN PORTEFEUILLES

Artikel 3

Oprichting en termijn

1.   De volgende agentschappen worden opgericht van 1 april 2021 tot en met 31 december 2028:

a)

het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu;

b)

het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek;

c)

het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb;

d)

het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur;

e)

het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.

2.   Het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid wordt opgericht van 16 februari 2021 tot en met 31 december 2028.

Artikel 4

Vestiging

Deze agentschappen zijn gevestigd te Brussel.

Artikel 5

Taken

De agentschappen worden belast met de volgende taken met betrekking tot de uitvoering van de aan hen gedelegeerde delen van de programma’s en activiteiten van de Unie:

a)

het beheer van sommige of alle fasen van de tenuitvoerlegging van het programma en sommige of alle fasen in de cyclus van specifieke projecten, op basis van de door de Commissie vastgestelde werkprogramma’s;

b)

het beheer van proefprojecten en voorbereidende acties in de zin van artikel 58, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, indien van toepassing;

c)

het verlenen van algemene administratieve en logistieke ondersteuningsdiensten, indien van toepassing;

d)

de vaststelling van de instrumenten tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als de uitgavenzijde, en de uitvoering van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van de programma’s en de activiteiten;

e)

het verstrekken van informatie over de uitvoering van het programma ter ondersteuning van de Commissie bij haar beleidstaken;

f)

de uitvoering van de aan hen toevertrouwde middelen, wanneer deze

afkomstig zijn uit andere programma’s van de Unie, of delen daarvan, wanneer het besluit tot vaststelling van een programma dat reeds aan dat agentschap is toevertrouwd, voorziet in de mogelijkheid om financiering toe te voegen aan dat programma, of delen daarvan, op basis van het desbetreffende werkprogramma of de desbetreffende werkprogramma’s en onder de in het delegatiebesluit vastgestelde voorwaarden;

overgedragen zijn van middelen onder gedeeld beheer, wanneer het besluit tot vaststelling van het programma dat reeds aan dat agentschap is toevertrouwd, voorziet in de overdracht naar dat programma, of delen daarvan, op basis van het desbetreffende werkprogramma of de desbetreffende werkprogramma’s en onder de in het delegatiebesluit vastgestelde voorwaarden.

Artikel 6

Gedelegeerde programma’s van de Unie in het kader van het MFK 2021-2027

1.   Het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu wordt belast met de uitvoering van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Innovatiefonds (14);

b)

Connecting Europe Facility: Vervoer (met inbegrip van militaire mobiliteit en de bijdrage uit het Cohesiefonds) en Energie;

c)

Horizon Europa: Pijler II, cluster 5: Klimaat, energie en mobiliteit;

d)

LIFE: natuur en biodiversiteit; circulaire economie en levenskwaliteit; klimaatmitigatie en -adaptatie; transitie naar schone energie;

e)

Financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie (15);

f)

Leenfaciliteit voor de overheidssector in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie;

g)

Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (direct beheer) en verplichte bijdragen aan regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en andere internationale organisaties.

2.   Het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid wordt belast met de uitvoering van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

EU4Health-programma;

b)

Horizon Europa: Pijler II, cluster 1: Gezondheid;

c)

Programma voor de eengemaakte markt: Voedselveiligheid: gezondheid voor mensen, dieren en planten in de hele voedselketen en betere opleiding voor veiliger voedsel;

d)

Programma Digitaal Europa;

e)

Connecting Europe Facility: Digitalisering;

f)

Horizon Europa: Pijler II, cluster 4: Digitale wereld, industrie en ruimte.

3.   Het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek wordt belast met de uitvoering van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon Europa: Pijler I: Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) en onderzoeksinfrastructuren;

b)

Horizon Europa: Pijler II, cluster 2: Cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving; Cluster 3: Civiele veiligheid voor de samenleving: Civiele veiligheid voor de samenleving en Cluster 6: Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu;

c)

Horizon Europa: onderdeel “Verbreden van de deelname aan en versterken van de Europese Onderzoeksruimte”: “Excellentie verspreiden en deelname verbreden”; “Hervormen en versterken van het Europees O&I-systeem”;

d)

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten (16);

e)

Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (17).

4.   Bovendien is het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek verantwoordelijk voor algemene administratieve en logistieke ondersteunende diensten, met name:

a)

centrale valideringsdienst (Sedia);

b)

planning van oproepen voor alle programma’s en diensten die deelnemen aan eGrants;

c)

deskundigenbeheer.

5.   Het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb wordt belast met de uitvoering van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon Europa, pijler III: de Europese Innovatieraad (EIC) en Europese innovatie-ecosystemen;

b)

interregionale innovatie-investeringen;

c)

Programma voor de eengemaakte markt: Cosme; Interne markt; steun voor standaardisering; en Consumenten.

6.   Het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur wordt belast met de uitvoering van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Creatief Europa;

b)

Erasmus;

c)

Europees Solidariteitskorps;

d)

Burgers, gelijkheid, rechten en waarden;

e)

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI);

f)

Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III).

7.   Het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad wordt belast met de uitvoering van het volgende deel van Horizon Europa: Horizon Europa, pijler I: de Europese Onderzoeksraad (ERC).

8.   De leden 1 ten met 7 zijn van toepassing vanaf de inwerkingtreding van elk van deze programma’s.

Artikel 7

Nog lopende activiteiten

1.   Het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Connecting Europe Facility: Energie en Vervoer (met inbegrip van de bijdrage uit het Cohesiefonds) (18), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het bij Uitvoeringsbesluit 2013/801/EU van de Commissie opgerichte uitvoerend agentschap (“het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken”);

b)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 3: Veilige, schone en efficiënte energie (19), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, het uitvoerend agentschap dat is opgericht bij Uitvoeringsbesluit 2013/771/EU van de Commissie (“het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen”) en door de Commissie;

c)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 4: Slim, groen en geïntegreerd vervoer, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken en door de Commissie;

d)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 5: Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

e)

LIFE: Klimaatactie en milieu (20), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen;

f)

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (21), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen.

2.   Het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 1: gezondheidszorg, demografische ontwikkelingen en welzijn, dat in het kader van het MFK 2014-2020 door de Commissie werd uitgevoerd;

b)

Connecting Europe Facility: telecomgedeelte (22), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken en door de Commissie;

c)

Horizon 2020: Deel II: specifieke doelstelling “Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën (LEIT)” — ICT, NMBP, ruimtevaart (23), die in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen, het uitvoerend agentschap dat is opgericht bij Uitvoeringsbesluit 2013/778/EU van de Commissie (“het Uitvoerend Agentschap onderzoek”) en door de Commissie;

d)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 5: Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

e)

KP7: het ruimtethema van het specifieke programma Samenwerking van het zevende kaderprogramma (24), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap Onderzoek;

f)

het gemeenschappelijk financieel kader op het gebied van de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, met inbegrip van Betere opleiding voor veiliger voedsel (25), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het bij Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU (26) van de Commissie opgerichte uitvoerend agentschap (“het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding”);

g)

het derde actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid (2014-2020) (27), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding en door de Commissie.

3.   Het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon 2020: Deel I: Marie Skłodowska-Curie-acties en onderzoeksinfrastructuren (28), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en door de Commissie;

b)

Horizon 2020: Deel III: Maatschappelijke uitdagingen 2: Voedselzekerheid, duurzame land- en bosbouw, marien en maritiem onderzoek en onderzoek naar binnenwateren, en bio-economie; Maatschappelijke uitdagingen 5: Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen; Maatschappelijke uitdagingen 6: Europa in een veranderende wereld — inclusieve, innovatieve en reflexieve samenlevingen; Maatschappelijke uitdagingen 7: Veilige samenlevingen — bescherming van de vrijheid en veiligheid van Europa en zijn burgers, die in het kader van het MFK 2014-2020 werden uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

c)

Horizon 2020: Deel IV: Excellentie verspreiden en deelname verbreden, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en door de Commissie;

d)

Horizon 2020: Deel V: Wetenschap met en voor de samenleving, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en door de Commissie;

e)

KP7: acties “onderzoek voor KMO’s” en “onderzoek voor KMO-associaties” van het specifieke programma “Capaciteiten” (29) die in het kader van het MFK 2014-2020 werden uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek;

f)

KP7: het veiligheidsthema van het specifieke programma Samenwerking van het zevende kaderprogramma (30), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap Onderzoek;

g)

KP7: het specifieke programma “Mensen” (31), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek;

h)

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties met betrekking tot landbouwproducten (32), die in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding werden uitgevoerd;

i)

Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (33), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door de Commissie werd uitgevoerd.

4.   Het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon 2020: Deel I: Toekomstige en opkomende technologieën FET-Open en FET-Pro-Active (ook indien aangemerkt als EIC-proefproject) (34), die in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en door de Commissie;

b)

Horizon 2020: Deel II: Toegang tot risicofinanciering (met inbegrip van EIC-aanmoedigingsprijzen) en innovatie in kmo’s, die in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en de Commissie;

c)

Horizon 2020: Delen II en III: Sneltraject voor innovatie (FTI), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

d)

Horizon 2020: Delen II en III: Kmo-instrument, dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

e)

andere EIC-prijzen, zoals iCapital (H2020 SC 6 WP) en de EU-prijs voor innovatie door vrouwen (H2020 SwafS WP), die in het kader van het MFK 2014-2020 door de Commissie werden uitgevoerd;

f)

alle andere activiteiten die sinds 2018 vallen onder het EIC-proefproject van het werkprogramma Horizon 2020 inzake innovatieve kmo’s, die in het kader van het MFK 2014-2020 werden uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderzoek en het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en door de Commissie;

g)

Cosme en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) (35), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen;

h)

Interne markt en ondersteuning van normalisatieactiviteiten (36), die in het kader van het MFK 2014-2020 door de Commissie werden uitgevoerd;

i)

Consumentenprogramma (37), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding werd uitgevoerd.

5.   Het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

het programma Creatief Europa (38), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het bij Uitvoeringsbesluit 2013/776/EU van de Commissie opgerichte uitvoerend agentschap (“het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur”);

b)

Erasmus+ (39), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur werd uitgevoerd;

c)

Europees Solidariteitskorps (40), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur werd uitgevoerd;

d)

Europa voor de burger (41), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur werd uitgevoerd;

e)

EU Aid Volunteers (42), dat in het kader van het MFK 2014-2020 door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en door de Commissie werd uitgevoerd;

f)

het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (43) ,,, van waaruit de bijdrage aan Erasmus+ in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en door de Commissie;

g)

het Europees nabuurschapsinstrument (IPA II) (44), van waaruit de bijdrage aan Erasmus+ in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en door de Commissie;

h)

het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (45), van waaruit de bijdrage aan Erasmus+ in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en door de Commissie;

i)

het partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (46), van waaruit de bijdrage aan Erasmus+ in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en door de Commissie;

j)

het 10e en 11e Europees Ontwikkelingsfonds (47), van waaruit de bijdrage aan Erasmus+ in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur;

k)

de volgende programma’s die voorheen aan het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuurwaren toevertrouwd in de periode 2000-2013:

i)

het samenwerkingsprogramma met de Verenigde Staten van Amerika op het gebied van hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding (2006-2013) (48);

ii)

de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jeugd (2006-2013) (49);

iii)

het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013) (50);

iv)

het programma Cultuur (2007-2013) (51);

v)

het programma Europa voor de burger ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2007-2013) (52);

vi)

het programma Jeugd in actie (2007-2013) (53);

vii)

het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) (2007-2013) (54);

viii)

het actieprogramma Erasmus Mundus (II) 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (55);

ix)

het samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (2011-2013) (56);

x)

projecten op het gebied van hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen inzake hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië (57);

xi)

projecten op het gebied van hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (58);

xii)

projecten op het gebied van lager, middelbaar en hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (59);

xiii)

projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (60);

xiv)

projecten op het gebied van hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen (61).

6.   Het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad wordt belast met de uitvoering van de nog lopende activiteiten van de volgende (delen van) programma’s van de Unie:

a)

Horizon 2020: Deel I: versterken van grensverleggend onderzoek door middel van de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad (62), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het bij Uitvoeringsbesluit 2013/779/EU van de Commissie opgerichte uitvoerend agentschap (“het voormalige Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad”);

b)

KP7: specifieke programma “Ideeën” (63), dat in het kader van het MFK 2014-2020 werd uitgevoerd door het voormalige Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.

AFDELING III

Werkingsregels

Artikel 8

Leden van het directiecomité en directeur

1.   De leden van het directiecomité van elk agentschap worden in principe benoemd voor twee jaar.

2.   De directeur van elk agentschap wordt in principe benoemd voor vier jaar.

Artikel 9

Detachering van ambtenaren

1.   Ambtenaren worden bij een agentschap gedetacheerd na invulling van de spiegelpost bij de Commissie na de bekendmaking van de desbetreffende ambten en de selectie, of na de overplaatsing in het belang van de dienst als bedoeld in artikel 7, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het “Statuut”) en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (RAP) (64).

2.   Wanneer het agentschap instemt met de detachering, wordt de ambtenaar de mogelijkheid geboden om in het belang van de dienst te worden gedetacheerd naar de desbetreffende verantwoordelijke functie bij het agentschap, overeenkomstig de artikelen 37, punt a), en artikel 38 van het Statuut (65). De ambtenaar wordt gehoord overeenkomstig artikel 38, punt a), van het Statuut.

3.   Aan de ambtenaar wordt een overeenkomst aangeboden op grond van artikel 2, punt a, van de RAP.

4.   Binnen de grenzen van het aantal beschikbare ambten in de personeelsformatie van het agentschap biedt het agentschap de gedetacheerde ambtenaar de overeenkomst aan in dezelfde rang, salaristrap en anciënniteit binnen de rang en salaristrap die de ambtenaar bij de Commissie heeft. Deze overeenkomst wordt gewijzigd om rekening te houden met eventuele wijzigingen in de loopbaan van de ambtenaar bij de Commissie.

Artikel 10

Tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten

Het agentschap stelt rechtstreeks tijdelijke functionarissen aan op grond van artikel 2, punt f), van de RAP en arbeidscontractanten op grond van artikel 3 bis van de RAP.

Artikel 11

Toezicht en rapportageverplichtingen

De agentschappen zijn onderworpen aan het toezicht van de Commissie en brengen regelmatig verslag uit over de voortgang bij de uitvoering van (delen van) de programma’s van de Unie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, op de wijze en met de frequentie die zijn vastgesteld in de overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 58/2003 vastgestelde besluiten waarbij bevoegdheden worden gedelegeerd aan de bij dit besluit opgerichte agentschappen.

Artikel 12

Evaluaties

1.   Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding, het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, het Uitvoerend Agentschap onderzoek, het voormalige Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad, het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur en het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen worden op gecoördineerde wijze geëvalueerd uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 58/2003. Deze evaluaties hebben betrekking op de resterende periode van het mandaat 2014-2020 van de uitvoerende agentschappen die nog niet is geëvalueerd. De geëvalueerde periode eindigt op de datum vóór de datum van toepassing van dit besluit.

2.   De in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 58/2003 bedoelde evaluaties voor de bij dit besluit opgerichte agentschappen beginnen op de datum van toepassing van dit besluit. De agentschappen worden op gecoördineerde wijze geëvalueerd.

3.   Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 worden de evaluaties betreffende de mandaten van de agentschappen voor de periode 2021-2027 voorgelegd aan de directiecomités van de uitvoerende agentschappen, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Artikel 13

Deelname aan het EMAS-systeem van de Commissie

1.   De agentschappen voeren het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) uit en registeren zich in het kader van dit systeem. Zij kunnen ervoor kiezen deel te nemen aan de collectieve EMAS-registratie van de Commissie, wanneer zij worden gehuisvest in gebouwen die door de Commissie worden beheerd.

2.   De registratie van agentschappen in het EMAS-systeem van de Commissie is het voorwerp van een schriftelijke overeenkomst tussen de voorzitter van het EMAS-stuurcomité van de Commissie, zoals bedoeld in Besluit C(2013) 7708 van de Commissie (66), en de agentschappen, en moet door de voor EMAS bevoegde instantie in België worden goedgekeurd.

Artikel 14

Uitvoering van de exploitatiebegroting

De agentschappen voeren hun respectieve exploitatiebegroting uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie (67).

AFDELING V

Overgangsbepalingen

Artikel 15

Algemene opvolging

1.   Onverminderd de artikelen 16 tot en met 20 zijn de bij dit besluit opgerichte agentschappen de rechtsopvolger onder algemene titel, met name met betrekking tot alle contracten en verplichtingen uit hoofde van subsidieovereenkomsten, en verkregen eigendom van de respectieve agentschappen waarvan zij op grond van dit besluit de opvolger en vervanger zijn.

2.   Voor de toepassing van lid 1:

a)

het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu treedt op als opvolger van en vervangt het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken;

b)

het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb treedt op als opvolger van en vervangt het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen;

c)

het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek treedt op als opvolger van en vervangt het Uitvoerend Agentschap onderzoek;

d)

het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur treedt op als opvolger van en vervangt het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur;

e)

het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad treedt op als opvolger van en vervangt het voormalige Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.

Artikel 16

Overdracht van nog lopende activiteiten tussen agentschappen onderling en tussen de Commissie en agentschappen

1.   Wanneer nog lopende activiteiten overeenkomstig artikel 7 tussen agentschappen of van de Commissie naar een agentschap worden overgedragen, worden alle dossiers en juridische verbintenissen uit hoofde van dit besluit automatisch overgenomen door het bij dit besluit opgerichte agentschap. Dit agentschap wordt gesubrogeerd in alle rechten en plichten.

2.   Wanneer programma’s van de Unie overeenkomstig artikel 7door de Commissie worden gedelegeerd aan een bij dit besluit opgericht agentschap, behoudt de Commissie de volgende rechten:

a)

het certificaat betreffende de methodologie goedkeuren;

b)

controles, beoordelingen of audits uitvoeren;

c)

tussentijdse en eindevaluaties uitvoeren om de resultaten van de actie te vergelijken met de doelstellingen van de programma’s;

d)

informatie over de resultaten beschikbaar stellen aan andere instellingen, organen of instanties van de Unie, alsmede aan lidstaten of geassocieerde landen;

e)

gebruik maken van materiaal, documenten of informatie van de begunstigden overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst;

f)

verrekeningen uitvoeren overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het Financieel Reglement;

g)

een besluit dat executoriale titel vormt, vaststellen voor de schuldvorderingen van het agentschap op grond van artikel 299 van het Verdrag.

Artikel 17

Overplaatsing van gedetacheerde ambtenaren tussen agentschappen

1.   Indien een agentschap uit hoofde van artikel 15 optreedt als opvolger en vervanger van een voormalig agentschap, blijven de ambtenaren van de Commissie die in het belang van de dienst bij het niet meer bestaande agentschap zijn gedetacheerd, in het belang van de dienst gedetacheerd naar de overeenkomstige verantwoordelijke functie bij het agentschap dat hun taken overneemt, overeenkomstig artikel 38 van het Statuut.

2.   In geval van overdracht van nog lopende activiteiten tussen agentschappen uit hoofde van artikel 16 worden ambtenaren die gedetacheerd zijn bij het agentschap dat niet langer bestaat en van wie de taken worden overgenomen door een bij dit besluit opgericht agentschap, in het belang van de dienst gedetacheerd naar de overeenkomstige verantwoordelijke functie bij het bij dit besluit opgerichte agentschap overeenkomstig artikel 37, punt a), en artikel 38 van het Statuut. De ambtenaar wordt gehoord overeenkomstig artikel 38, punt a), van het Statuut.

3.   Het bij dit besluit opgerichte agentschap aanvaardt de detachering zonder enige publicatie- of selectieprocedure.

4.   Aan de desbetreffende ambtenaar wordt een overeenkomst aangeboden op grond van artikel 2, punt a, van de RAP.

5.   Binnen de grenzen van het aantal beschikbare ambten in de personeelsformatie van het bij dit besluit opgerichte agentschap biedt het agentschap de gedetacheerde ambtenaar de in lid 4 bedoelde overeenkomst aan in dezelfde rang, salaristrap en anciënniteit binnen de rang en salaristrap die de ambtenaar bij de Commissie heeft. Deze overeenkomst wordt indien nodig gewijzigd om rekening te houden met eventuele wijzigingen in de loopbaan van de ambtenaar bij de Commissie.

6.   In afwijking van de leden 1 en 2 besluit de Commissie, in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer de overdracht van taken overeenkomstig de artikelen 15 en 16 zou leiden tot de detachering van twee of meer ambtenaren naar dezelfde overeenkomstige verantwoordelijke functie bij het bij dit besluit opgerichte agentschap, op voorstel van het bevoegde directoraat-generaal, of wanneer er meer bevoegde directoraten-generaal zijn, het leidende bevoegde directoraat-generaal van dat agentschap, welke in de leden 1 en 2 bedoelde ambtenaar naar dat agentschap moet worden gedetacheerd. De Commissie kan de detachering van andere betrokken ambtenaren beëindigen.

7.   De directeur van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding wordt opnieuw bij de Commissie aangesteld.

Artikel 18

Overplaatsing van tijdelijke functionarissen op grond van artikel 2, punt f), van de RAP en arbeidscontractanten op grond van artikel 3 bis van de RAP tussen agentschappen

1.   Indien een agentschap uit hoofde van artikel 15 optreedt als opvolger en vervanger van een voormalig agentschap, blijven de overeenkomsten van tijdelijke functionarissen op grond van artikel 2, punt f) van de RAP en de overeenkomsten van arbeidscontractanten op grond van artikel 3 bis van de RAP zonder enige wijziging voortbestaan bij het bij dit besluit opgerichte agentschap.

2.   Wanneer nog lopende activiteiten uit hoofde van artikel 16 tussen agentschappen of van de Commissie naar een agentschap worden overgedragen, worden tijdelijke functionarissen op grond van artikel 2, punt f) van de RAP en arbeidscontractanten op grond van artikel 3 bis van de RAP, die in dienst zijn van het agentschap dat niet meer bestaat en waarvan is vastgesteld dat zij taken verrichten in verband met de uitvoering van programma’s die worden overgenomen door het bij dit besluit opgerichte agentschap waaraan hun taken zijn toegewezen, naar dat agentschap overgeplaatst.

3.   De in lid 2 bedoelde personeelsleden worden zonder enige wijziging van hun overeenkomsten overgeplaatst naar het bij dit besluit opgerichte agentschap. De verandering van agentschap wordt niet beschouwd als een nieuwe indiensttreding en de continuïteit van de loopbaan wordt in alle opzichten gewaarborgd.

4.   Het in lid 2 bedoelde personeel wordt verzocht om binnen een termijn van 15 werkdagen na de formele kennisgeving van de overdracht te besluiten of zij willen worden overgeplaatst naar het bij dit besluit opgerichte agentschap om de taken in verband met de uitvoering van het door dat agentschap overgenomen programma voort te zetten. Indien een desbetreffend personeelslid binnen deze termijn schriftelijk zijn weigering kenbaar maakt, wordt de overeenkomst van dat personeelslid door het agentschap beëindigd onder de in artikel 47 van de RAP bedoelde voorwaarden.

5.   Voor het personeel van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding bedraagt de in lid 4 bedoelde periode twee maanden.

Artikel 19

Overplaatsing tussen agentschappen van ondersteunend personeel dat niet aan een specifiek programma is gekoppeld

1.   Artikel 17, leden 2 tot en met 6, en artikel 18, leden 2 tot en met 5, zijn van toepassing op het ondersteunend personeel van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding dat niet aan een specifiek programma is verbonden. Het ondersteunend personeel wordt naar het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb of het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek overgeplaatst op basis van hun keuze en afhankelijk van het aantal aan deze agentschappen toegewezen posten.

2.   Onder voorbehoud van het aantal aan het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid toegewezen posten zijn artikel 17, leden 2 tot en met 6, en artikel 18, leden 2 tot en met 4, van toepassing op personeelsleden van het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen en het voormalige Uitvoerend Agentschap onderzoek waarvan is vastgesteld dat zij ondersteunende taken uitvoeren in verband met door het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid overgenomen programma’s.

3.   Onder voorbehoud van het aantal aan het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu toegewezen posten zijn artikel 17, leden 2 tot en met 6, en artikel 18, leden 2 tot en met 4, van toepassing op personeelsleden van het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij ondersteunende taken uitvoeren in verband met door het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu overgenomen programma’s.

Artikel 20

Overplaatsing van gedetacheerde ambtenaren, arbeidscontractanten en tijdelijke functionarissen van de Commissie naar agentschappen

1.   In geval van overdracht van nog lopende activiteiten van de Commissie naar een agentschap uit hoofde van artikel 16 kan de Commissie de ambtenaren van de Commissie wier taken worden overgedragen aan het bij dit besluit opgerichte agentschap, de mogelijkheid bieden om in het belang van de dienst, binnen hun respectieve ambt, te worden gedetacheerd naar de verantwoordelijke functie in dat agentschap overeenkomstig artikel 38 van het Statuut.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel zijn de leden 3 tot en met 5 van artikel 17 van toepassing.

3.   In geval van overdracht van nog lopende activiteiten van de Commissie naar een agentschap uit hoofde van artikel 16 biedt het bij dit besluit opgerichte agentschap arbeidscontractanten van de Commissie de mogelijkheid om zonder publicatie- en selectieprocedure een nieuwe overeenkomst te sluiten overeenkomstig artikel 3 bis van de RAP in dezelfde functiegroep om de continuïteit van de taken te waarborgen, indien:

a)

hun taken krachtens dit besluit worden overgedragen van de Commissie aan het bij dit besluit opgerichte agentschap;

b)

zij hebben voldaan aan de volledige selectieprocedure voor arbeidscontractanten die door of onder de verantwoordelijkheid van het Europees Bureau voor personeelsselectie is georganiseerd.

4.   De arbeidsvoorwaarden van het in lid 3 bedoelde personeel worden vastgesteld volgens de passende regels die door het bij dit besluit opgerichte agentschap worden toegepast. De aanvaarding van een nieuwe overeenkomst overeenkomstig lid 3 beëindigt de overeenkomst met de Commissie en leidt tot het begin van een nieuwe proeftijd.

5.   Wanneer een in lid 3 bedoeld personeelslid de overeenkomst bij het bij dit besluit opgerichte agentschap weigert, kan de Commissie zijn overeenkomst beëindigen overeenkomstig artikel 47 van de RAP.

6.   In geval van overdracht van nog lopende activiteiten van de Commissie naar een agentschap uit hoofde van artikel 16, biedt het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb tijdelijk personeel dat door de Commissie is aangesteld uit hoofde van het besluit van het college van 10 april 2019 (68) als programmabeheerders in het kader van het uitgebreide proefproject van de Europese Innovatieraad, de mogelijkheid om zonder bekendmaking en selectieprocedure een overeenkomst te sluiten op grond van artikel 2, punt f), van de RAP in dezelfde functiegroep en dezelfde rang om de continuïteit van de taken te waarborgen wanneer, behoudens de bepalingen van artikel 53, tweede alinea, van de RAP:

a)

hun taken worden overgedragen van de Commissie aan het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb;

b)

de desbetreffende posten kunnen worden gedekt door de begroting van het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb.

7.   De arbeidsvoorwaarden van het in lid 6 bedoelde personeel worden vastgesteld volgens de passende regels die door het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb worden toegepast. De aanvaarding van een nieuwe overeenkomst overeenkomstig lid 6 beëindigt de overeenkomst met de Commissie en leidt tot het begin van een nieuwe proeftijd.

8.   Wanneer een in lid 6 bedoeld personeelslid de overeenkomst bij het bij dit besluit opgerichte agentschap weigert, kan de Commissie zijn overeenkomst beëindigen overeenkomstig artikel 47 van de RAP.

Artikel 21

Opheffing van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding en overgangsmaatregelen

1.   Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding houdt op te bestaan met ingang van 1 april 2021 en wordt vervolgens opgeheven overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 58/2003 en de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.

2.   Het personeel van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding wordt overgeplaatst overeenkomstig artikel 17, leden 2 tot en met 7, en artikel 18, leden 2 tot en met 5, en artikel 19. Deze personeelsleden hebben vanaf 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 recht op voltijds telewerken in hun woonplaats. Personeelsleden die weigeren naar het bij dit besluit opgerichte agentschap over te gaan en hun taken blijven uitvoeren die door dat agentschap worden overgenomen om de in artikel 47 RAP bedoelde opzeggingstermijn in acht te nemen, hebben vanaf 1 april 2021 tot het einde van de opzeggingstermijn recht op voltijds telewerken in hun woonplaats.

3.   Niettegenstaande artikel 19, lid 1, neemt het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en Digitaal beleid alle ondersteunende activiteiten die niet aan een specifiek programma zijn verbonden over van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding.

4.   Het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en Digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb en het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek nemen alle activa en passiva over die verband houden met de overgenomen activiteiten van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding en alle activa en passiva die verband houden met de in lid 3 bedoelde ondersteunende activiteiten.

5.   De twee door de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 58/2003 aangewezen liquidateurs verifiëren en bevestigen dat alle activiteiten van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding zijn beëindigd of overgenomen en dat alle resterende activa en passiva zijn overgenomen door het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en Digitaal beleid, het Europees Uitvoerend Agentschap innovatieraad en het mkb en het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek. De liquidateurs stellen na liquidatie alle nettoresultaten van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding vast. Zij geven vervolgens kennis van de opheffing van het agentschap.

Artikel 22

Overgangsperiode voor het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

1.   De Commissie beheert het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid totdat het agentschap over de operationele capaciteit beschikt om zijn eigen begroting uit te voeren.

2.   Voor de toepassing van lid 1 treedt de directeur-generaal van het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid op als waarnemend directeur en oefent hij alle aan de directeur toegewezen taken uit.

Artikel 23

Datum van de mobiliteit van het personeel

1.   De in de artikelen 17 tot en met 21 bedoelde personeelsleden worden met ingang van 1 april 2021 overgeplaatst naar het overeenkomstige agentschap.

2.   Voor de inachtneming van de in artikel 47 van de RAP bedoelde opzeggingstermijn worden in de artikelen 18, 19 en 21 bedoelde arbeidscontractanten en tijdelijke functionarissen, die weigeren naar het bij dit besluit opgerichte overeenkomstige agentschap over te gaan, naar dat agentschap overgeplaatst en blijven zij hun taken tot het einde van de opzeggingstermijn uitvoeren.

AFDELING V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Intrekking

1.   De Uitvoeringsbesluiten 2013/801/EU, 2013/771/EU, 2013/778/EU, 2013/779/EU, 2013/776/EU en 2013/770/EU van de Commissie worden ingetrokken met ingang van 1 april 2021.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken besluiten gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 april 2021. Artikel 3, lid 2, en artikel 22 zijn evenwel van toepassing met ingang van 16 februari 2021.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  C(2020) 4240 final.

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/801/EU van de Commissie van 23 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken en tot intrekking van Besluit 2007/60/EG, als gewijzigd bij Besluit 2008/593/EG (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 65).

(4)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie 2013/771/EU van 17 december 2013 tot oprichting van het “Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen” en tot intrekking van de Besluiten 2004/20/EG en 2007/372/EG (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 73).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2013/778/EU van de Commissie van 13 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderzoek en tot intrekking van Besluit 2008/46/EG (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 54).

(6)  Uitvoeringsbesluit 2013/779/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en tot intrekking van Besluit 2008/37/EG (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 58).

(7)  Uitvoeringsbesluit 2013/776/EU van de Commissie van 18 december 2013 tot oprichting van het “Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur” en tot intrekking van Besluit 2009/336/EG (PB L 343 van 19.12.2013, blz. 46).

(8)  Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van een Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding en tot intrekking van Besluit 2004/858/EG (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 69), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/927/EU van de Commissie van 17 december 2014 teneinde het “Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding” om te vormen tot het “Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding” (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 183).

(9)  C(2020) 2880 final.

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Speciaal verslag nr. 14/2014 Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU-instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen?, Europese Rekenkamer.

(12)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie.

(13)  Mededeling COM(2019) 640 van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s.

(14)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie van 26 februari 2019 houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de werking van het innovatiefonds (PB L 140 van 28.5.2019, blz. 6).

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1294 van de Commissie van 15 september 2020 over het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie (PB L 303 van 17.9.2020, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(17)  Beschikking 2008/376/EG van de Raad van 29 april 2008 inzake de vaststelling van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en inzake de technische meerjarenrichtsnoeren voor dat programma (PB L 130 van 20.5.2008, blz. 7).

(18)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013, tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(19)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104); Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(20)  Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

(21)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(22)  Verordening (EU) 1953/2017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 wat de bevordering van internetconnectiviteit in lokale gemeenschappen betreft (PB L 286 van 1.11.2017, blz. 1). Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(23)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104); Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(24)  Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86).

(25)  Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG, 76/894/EEG en 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).

(26)  Gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/927/EU van de Commissie van 17 december 2014 teneinde het “Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding” om te vormen tot het “Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding” (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 183).

(27)  Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een derde actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1350/2007/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 1).

(28)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104); Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(29)  Beschikking 974/2006/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma “Capaciteiten” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 299).

(30)  Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma “Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86).

(31)  Beschikking 2006/973/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma “Mensen” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 270).

(32)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(33)  Beschikking 2008/376/EG van de Raad van 29 april 2008 inzake de vaststelling van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en inzake de technische meerjarenrichtsnoeren voor dat programma (PB L 130 van 20.5.2008, blz. 7).

(34)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104); Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(35)  Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).

(36)  De uitvoering van deze activiteiten valt onder de volgende financieringsbesluiten: C(2019) 8928 van 17.12.2019 voor 2020, C(2019) 76 van 16.1.2019 voor 2019, C(2017) 7379 van 9.11.2017 voor 2018, C(2017) 204 van 23.1.2017 voor 2017, C(2015) 8547 van 7.12.2015 voor 2016.

(37)  Verordening (EU) nr. 254/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1926/2006/EG (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 42).

(38)  Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014 tot 2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).

(39)  Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

(40)  Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1288/2013, Verordening (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1).

(41)  Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot vaststelling van het programma „Europa voor de burger” voor de periode 2014-2020 (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 3).

(42)  Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (“EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”) (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 1).

(43)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 447/2014 van de Commissie van 2 mei 2014 betreffende nadere bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 132 van 3.5.2014, blz. 32).

(44)  Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).

(45)  Verordening(EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 44).

(46)  Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 77).

(47)  Verordening (EG) nr. 617/2007 van de Raad van 14 mei 2007 inzake de uitvoering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds uit hoofde van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (PB L 152 van 13.6.2007, blz. 1). Verordening (EU) 2015/322 van de Raad van 2 maart 2015 inzake de uitvoering van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 1).

(48)  Besluit 2006/910/EG van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2006-2013) (PB L 346 van 9.12.2006, blz. 33).

(49)  Besluit 2006/964/EG van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (2006-2013) (PB L 397 van 30.12.2006, blz. 14).

(50)  Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013) PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).

(51)  Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur (2007-2013) (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1).

(52)  Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma Europa voor de burger ter bevordering van een actief Europees burgerschap (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32).

(53)  Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Jeugd in actie voor de periode 2007-2013 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30).

(54)  Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) (2007-2013) (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12).

(55)  Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van het actieprogramma Erasmus Mundus 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 83).

(56)  Besluit nr. 1041/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (2011-2013) PB L 288 van 4.11.2009, blz. 10).

(57)  Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad met betrekking tot het opzetten van projecten op het gebied van hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen inzake hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië (PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1).

(58)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad met betrekking tot het opzetten van projecten op het gebied van hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).

(59)  Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het opzetten van projecten op het gebied van lager, middelbaar en hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1).

(60)  Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het opzetten van projecten op het gebied van hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).

(61)  Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad met betrekking tot het opzetten van projecten op het gebied van hoger onderwijs en jongeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 41).

(62)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104); Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(63)  Beschikking 2006/972/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma “Ideeën” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 243).

(64)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(65)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(66)  Besluit van de Commissie van 18.11.2013 inzake de toepassing door de diensten van de Commissie van het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS).

(67)  Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie van 21 september 2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6).

(68)  Administratieve en budgettaire besluiten genomen tijdens de 2291e vergadering van 10 april 2019.


Top