EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP1086

Resolutie over urgente maatregelen tegen doping in de sport

PB C 98 van 9.4.1999, p. 291 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998IP1086

Resolutie over urgente maatregelen tegen doping in de sport

Publicatieblad Nr. C 098 van 09/04/1999 blz. 0291


B4-1086, 1088, 1102, 1119, 1139, 1152 en 1159/98

Resolutie over urgente maatregelen tegen doping in de sport

Het Europees Parlement,

- gezien het Verdrag van de Raad van Europa tegen doping, van 16 november 1989, dat tot doel heeft doping in de sport op alle niveaus uit te bannen door de vaststelling van dwingende normen voor de harmonisatie van de nationale wetgevingen inzake doping, en de maatregelen die zijn voorgesteld door de werkgroep voor het toezicht op het voornoemde verdrag, die op 5 november 1998 te Straatsburg bijeen was;

- gelet op het Europees Handvest voor de sport, van de Raad van Europa van 24 september 1992, alsmede zijn aanbeveling R(92)14 over de ethische sportcode, die beoogt te waarborgen dat er op ruime schaal ethisch, veilig en gezond sport beoefend wordt die voor eenieder toegankelijk is,

- gelet op de bijeenkomst van de Europese ministers van Sport te Nicosia op 14 en 15 mei 1998, die gewezen hebben op "de noodzaak om nieuwe wetten goed te keuren en ethische oplossingen te vinden voor de specifieke problemen van de moderne sport, met name voor het geweld, de doping, de commercialisering die voortdurend toeneemt en de invloed van de nieuwe informatietechnologieën",

- gezien de resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de lidstaten inzake een gedragscode tegen doping in de sport ((PB C 44 van 19.2.1992, blz. 1.)),

- gezien zijn resolutie van 6 mei 1994 inzake de Europese Gemeenschap en de sport ((PB C 205 van 25.7.1994, blz. 486.)),

- gezien zijn resolutie van 13 juni 1997 over de rol van de Europese Unie op het gebied van sport ((PB C 200 van 30.6.1997, blz. 252.)),

- gezien artikel 129, lid 1 van het Verdrag,

- gezien de verklaring nr. 29 over de sport zoals deze gevoegd is bij het Verdrag van Amsterdam, waarin met name gewezen wordt op het "sociale belang" van de sport en op zijn rol als ferment voor de identiteit en als bindende factor tussen de volkeren en waarin de instellingen van de Europese Unie verzocht worden om de organen die de sportkringen vertegenwoordigen, te raadplegen zodra het gaat om belangrijke vraagstukken die betrekking hebben op de sport,

- gelet op de mededeling van de Commissie, die op 25 november 1998 gepubliceerd is en betrekking heeft op de ontwikkeling van en de vooruitzichten voor communautaire maatregelen op het gebied van de sport,

A. overwegende dat in zijn voornoemde resolutie, alsmede in de conclusies van de Europese Raad te Wenen inzake de Europese Unie en de sport, de rol van de sport als factor van sociale en culturele integratie wordt onderstreept, waarmee rekening gehouden moet worden bij de formulering van het communautaire beleid in de sectoren onderwijs, jeugd en volksgezondheid,

B. overwegende dat het verschijnsel van de doping in de sport, zoals uit recente gebeurtenissen gebleken is, een hoogst verontrustend verschijnsel geworden is op alle terreinen van de wedstrijdsport en de amateursport, waardoor de gezondheid der sporters bedreigd wordt, wedstrijden vervalst worden, het imago van de sport bij jongeren geschaad wordt en de ethische dimensie van de sport wordt aangetast,

C. overwegende dat deze verslechtering in de hand gewerkt wordt door een slechte coördinatie van het beleid ter bestrijding van doping in de diverse lidstaten van de internationale sportgemeenschap en met name van dat van de Europese Unie,

D. overwegende dat het dus van belang is om een betere coördinatie en complementariteit te waarborgen in het vooruitzicht van een harmonisatie van de maatregelen en de acties die genomen zullen worden op het niveau van de nationale wetgevingen, van de Europese instellingen, van de Raad van Europa en van de Europese en internationale sportorganisaties,

E. constaterend dat in de loop der decennia de topsport zich aan de economische logica onderworpen heeft, waardoor de doelstellingen van de sport en haar geloofwaardigheid gevaar lopen,

1. verzoekt de Commissie, overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad te Wenen, met voorstellen te komen gericht op de tenuitvoerlegging van een geharmoniseerd beleid inzake de volksgezondheid en de strijd tegen de doping, en op samenwerking op het niveau van onderzoek, preventie, voorlichting, medische controle van sportlieden, controle op de verspreiding van en het verkeer van dopingproducten, alsmede de repressie tegen organisaties die verboden dopingproducten produceren en verspreiden;

2. verbaast zich erover dat de Commissie in haar reeds genoemde mededeling geen rekening houdt met de ware dimensie van het dopingprobleem;

3. betreurt dat zij aldus het risico loopt dat de lidstaten niet-geharmoniseerde bepalingen goedkeuren en betreurt ten zeerste het uitblijven van voorstellen voor de wereldconferentie van het IOC te Lausanne, die in februari 1999 bijeen zal komen;

4. steunt het voorstel voor de oprichting van een internationaal agentschap tegen doping, dat zal worden ingediend op de wereldconferentie van het IOC en wenst dat de Commissie daaraan deelneemt;

5. is van mening dat de rol van dit internationale agentschap, dat met een onafhankelijk en transparant gezag bekleed is en dat geen winstdoel kent, gericht moet zijn op versterking van de doeltreffendheid van de strijd tegen de doping door coördinatie van de maatregelen die op dit terrein genomen worden door de internationale sportfederaties en -organisaties;

6. verzoekt het IOC met medewerking van internationale experts en in samenwerking met de Commissie, de Raad van Europa en vertegenwoordigers van de betrokken sportkringen:

- regelmatig de lijst van verboden stoffen en methoden bij te werken en een systeem voor algemene kwaliteit en normen voor de geaccrediteerde laboratoria bij de controle op dopingsubstanties in het leven te roepen;

- regels uit te vaardigen inzake de strijd tegen de doping waarbij rekening gehouden wordt met het eventuele specifieke karakter van elke sportieve discipline en deze te doen aanvaarden door alle internationale sportfederaties;

7. verzoekt de Commissie een actief preventiebeleid te voeren door middel van bewustmakings- en voorlichtingscampagnes waarbij het accent gelegd wordt op de gevaren van doping voor de gezondheid en de aanslag op de ethische waarden, in de scholen, bij de jeugd, in sportclubs en organisaties, zowel van amateurs als beroepssporters; moedigt haar aan om door te gaan met initiatieven als de "Gids voor een zuivere sportbeoefening" die gezamenlijk met de Raad van Europa is opgesteld;

8. verzoekt de instanties van de Unie een nauwe samenwerking te ontwikkelen met justitie, politie, douanediensten en andere betrokken autoriteiten teneinde de toegang tot verboden dopingproducten in sportmilieus te controleren en te verminderen;

9. verzoekt eveneens de lidstaten om gecoördineerd bepalingen uit te vaardigen gericht op uitbreiding van het aantal controles buiten de wedstrijden en om te bereiken dat de nationale federaties de verantwoordelijkheid op zich nemen voor sancties jegens sportlieden die bij controle positief bevonden zijn;

10. steunt eveneens elk voorstel voor een bindende regeling betreffende de toepassing van sancties bij overtredingen, toezicht op de medische omgeving van atleten en ploegen alsmede de bescherming van de rechten van sportlieden;

11. is van mening dat de beroepssporters recht hebben op werkomstandigheden waarbij de elementaire regels ter bescherming van hun gezondheid en hun lichamelijke integriteit in acht genomen worden;

12. verzoekt de ministers voor Sportzaken in de Europese Unie op de korst mogelijke termijn bijeen te komen om een gemeenschappelijke aanpak met het oog op de vergadering in Lausanne vast te stellen en aldus een politieke impuls te geven aan de inspanningen die de internationale instellingen en organisaties zich bij hun strijd tegen deze gesel van de sport getroost hebben;

13. verzoekt de Raad na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam met een aanbeveling op dit terrein te komen;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten, de Raad van Europa, alsmede aan de nationale en internationale sportfederaties en aan het IOC.

Top