EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP0410

Resolutie over de mensenrechten in de wereld, 1997-1998, en het beleid van de Europese Unie inzake de rechten van de mens

PB C 98 van 9.4.1999, p. 270 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998IP0410

Resolutie over de mensenrechten in de wereld, 1997-1998, en het beleid van de Europese Unie inzake de rechten van de mens

Publicatieblad Nr. C 098 van 09/04/1999 blz. 0270


A4-0410/98

Resolutie over de mensenrechten in de wereld, 1997-1998, en het beleid van de Europese Unie inzake de rechten van de mens

Het Europees Parlement,

- gezien zijn vorige resoluties over de mensenrechten in de wereld van 12 december 1996, 26 april 1995, 12 maart 1993, 12 september 1991, 18 januari 1989, 12 maart 1987, 22 oktober 1985, 22 mei 1984 en 17 mei 1983 ((PB C 20 van 20.1.1997, blz. 94; PB C 126 van 22.5.1995, blz. 15; PB C 115 van 26.4.1993, blz. 214; PB C 267 van 14.10.1991, blz. 165; PB C 47 van 27.2.1989, blz. 61; PB C 99 van 13.4.1987, blz. 157; PB C 343 van 31.12.1985, blz. 29; PB C 172 van 2.7.1984, blz. 36; PB C 161 van 10.6.1983, blz. 58.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie over het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de acties ter bevordering van de rechten van de mens en de democratisering (COM(96)0672 - C4-0095/97) ((PB C 14 van 19.1.1998, blz. 399.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie over de mededeling van de Commissie over de bepalingen inzake de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens in de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen (COM(95)0216 - C4-0917/95) ((PB C 320 van 28.10.1996, blz. 261.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie over de instelling, binnen de diensten van de Commissie, van een enkele coördinerende dienst inzake mensenrechten en de democratisering ((PB C 14 van 19.1.1998, blz. 402.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie over de oprichting van een analysecentrum van de Europese Unie voor de actieve preventie van crises ((PB C 166 van 3.7.1995, blz. 59.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie over de invoering van sociale bepalingen in het unilaterale en multilaterale handelsverkeer ((PB C 61 van 28.2.1994, blz. 89.)),

- onder verwijzing naar het Memorandum van de Raad aan het Europees Parlement over de mensenrechten in de wereld en het beleid van de Europese Unie inzake de rechten van de mens (C4-0080/98),

- onder verwijzing naar artikel 148 van het Reglement,

- onder verwijzing naar het jaarverslag van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid (A4-0410/98),

A. overwegende dat, in het belang van de lidstaten en de mensheid in het algemeen, de bescherming en bevordering van de mensenrechten een van de belangrijkste pijlers van het GBVB moet zijn, zowel als conceptie als in uitvoering en dat hetzelfde geldt voor de autonomie van de Europese Unie;

B. overwegende dat de mondialisering de praktische effectiviteit van de democratie en de mensenrechten belemmert, hetgeen betekent dat er op internationaal niveau instrumenten moeten worden ontwikkeld voor politieke acties en besluitvorming naar het voorbeeld van de Europese Unie, wier politieke integratie verder moet worden versterkt,

C. overwegende dat de mondialisering, d.w.z. de groeiende interdependentie van de economieën in de wereld, gevolgen heeft voor de uitvoering van het economisch beleid en een verbetering van de regels voor het toezicht op de financiële sector vereist,

D. overwegende dat nu de Koude Oorlog voorbij is het mensenrechtenbeleid eindelijk kan worden losgekoppeld van ideologische geschillen en zich daarom kan richten op het effectief bevorderen van universele waarden, vooral ten aanzien van alle vormen van religieus fanatisme,

E. overwegende dat in 1998 de vijftigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt herdacht en de Verenigde Naties 1998 hebben uitgeroepen tot het Jaar van de mensenrechten,

F. overwegende dat het Europees Parlement tien jaar geleden voor het eerst de Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken heeft uitgereikt,

G. overwegende dat economische, sociale en culturele rechten niet zo gecodificeerd zijn als burgerrechten en politieke rechten, en derhalve meer aandacht behoeven; dat versterking van economische, sociale en culturele rechten, bijvoorbeeld door middel van verhoging van de levensstandaard, nooit mag geschieden in plaats van of ten koste van burgerrechten en politieke rechten,

H. overwegende dat de bevordering van de rechten van de mens in de gehele wereld een essentiële bijdrage vormt tot internationale vrede, stabiliteit en welvaart,

I. overwegende dat de geschiedenis heeft geleerd dat de welvaart van de bevolking het best wordt gediend door iedere burger een politieke stem te geven en hem of haar de mogelijkheid en de middelen te geven om zich gehoor te verschaffen,

J. overwegende dat mensenrechtenvraagstukken vooral door deelname aan burgercomités, NGO's en kerkelijke organisaties bekend worden, maar dat de publieke opinie vaak niet op de hoogte is van deze problemen,

K. overwegende dat het merendeel van de landen in de wereld zich ertoe heeft verbonden de verplichtingen die zijn neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten in acht te nemen,

L. overwegende dat eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen van fundamenteel belang is voor de Europese Unie wier lidstaten het voortouw hebben genomen bij de codificatie en de toepassing van internationale normen voor de rechten van de mens,

M. overwegende dat de publieke opinie zich blijft interesseren voor de mensenrechtenkwesties, gezien de grote aantallen burgers die zich aaneensluiten om te ijveren voor de bevordering van de rechten van de mens over de gehele wereld,

N. overwegende dat in meer dan de helft van de landen in de wereld de fundamentele rechten nog steeds op grote schaal worden geschonden, onder meer door buitengerechtelijke executies, verdwijningen, martelingen, willekeurige detentie en politieke vervolging,

O. overwegende dat de internationale mechanismen die moeten worden toegepast in het geval van ernstige inbreuken op de rechten van de mens versterkt dienen te worden, daar staten de verplichtingen die zij uit hoofde van de internationale verdragen op zich hebben genomen dikwijls negeren zonder te hoeven vrezen voor wettelijke sancties,

P. overwegende dat in dit opzicht de oprichting van een onafhankelijk, rechtvaardig en efficiënt internationaal gerechtshof een wezenlijk instrument is om een einde te maken aan de straffeloosheid voor degenen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden,

Q. overwegende dat de Commissie er vooral de partnerlanden van de Europese Unie op moet wijzen dat toetreding tot een internationale overeenkomst nog niet hetzelfde is als naleving van de mensenrechten,

R. overwegende dat het morele gezag dat de Europese Unie heeft om aan te dringen op de toepassing van meer strikte normen rechtstreeks afhankelijk is van de eerbiediging van dergelijke normen in de Unie zelf, met name ten opzichte van de burgers van derde landen,

S. overwegende dat het de striktere mensenrechtenbepalingen die zijn opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie zoals gewijzigd in Amsterdam toejuicht, daar deze met name toelaten dat maatregelen worden getroffen tegen een lidstaat in het geval van ernstige en voortdurende inbreuken op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat,

T. overwegende dat het erin is geslaagd om bepalingen inzake de rechten van de mens te doen opnemen in de externe overeenkomsten van de Europese Unie, waardoor deze een normaal element zijn geworden in akkoorden met derde landen of landengroepen,

U. overwegende dat het zonder aarzeling zal weigeren in te stemmen met internationale overeenkomsten waarin passende mensenrechtenbepalingen ontbreken,

V. overwegende dat acties van parlementsleden in individuele gevallen vaak positieve resultaten hebben bewerkstelligd en een belangrijk onderdeel blijven van de activiteiten van het Parlement op het gebied van de mensenrechten,

W. overwegende dat het in zijn debatten en resoluties steeds opnieuw de aandacht zal vestigen op schendingen van de rechten van de mens,

X. overwegende dat het talloze initiatieven heeft genomen ter ondersteuning van de rechten van de mens zoals de bestrijding van foltering, de afschaffing van de doodstraf en de bevordering van de rechten van de vrouw,

Y. overwegende dat het het concept van conflictpreventie actief heeft bevorderd en dat de recente gebeurtenissen in Kosovo en elders opnieuw het belang hiervan hebben aangetoond,

Z. overwegende dat het terdege beseft dat voor de bevordering van de rechten van de mens en de democratische beginselen financiële middelen zijn vereist en zich ertoe heeft verplicht voor dit doel voldoende kredieten uit te trekken; overwegende dat het er in de afgelopen jaren in is geslaagd de begrotingsmiddelen van de Unie voor dit doel aanzienlijk te verhogen,

1. bevestigt plechtig zijn voornemen de campagne voor een volledige eerbiediging van de rechten van de mens van alle wereldburgers voort te zetten, evenals zijn inzet voor de universele waarden die de bron zijn van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

2. doet een beroep op alle landen die de twee internationale VN-Verdragen en andere belangrijke internationale verdragen over de rechten van de mens - zoals het Verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen, het Verdrag over de rechten van het kind, het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag tegen marteling - nog niet hebben geratificeerd, dit zo spoedig mogelijk te doen en appelleert aan alle lidstaten van de Raad van Europa het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te ratificeren en toe te passen;

3. wijst erop dat ratificatie van de internationale overeenkomsten betreffende de rechten van de mens alleen niet volstaat, maar dat zij moeten worden geëerbiedigd en dat op de eerbiediging ervan moet worden toegezien, hetgeen betekent dat gebruik moet worden gemaakt van de hierin vervatte controlemechanismen en dat, indien noodzakelijk, adequate sancties moeten worden ingesteld;

4. juicht het toe dat er dit jaar een statuut werd goedgekeurd voor het Internationale Strafhof, maar betreurt tegelijkertijd de overeengekomen beperkingen, en roept alle landen op dit statuut zo spoedig mogelijk te ratificeren zonder een beroep te doen op de clausule betreffende een 7-jarige opt-out;

5. verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de mensenrechten de samenhang tussen het externe en het interne beleid van de Unie te waarborgen, met name ten aanzien van vrijheid, veiligheid en recht;

6. dringt aan op een internationale inspanning met het oog op de amnestie ter gelegenheid van de eeuwwisseling voor allen die ten onrechte gevangen worden gehouden en met name niet-gewelddadige gevangenen;

Media en mensenrechten

7. betreurt dat in tal van landen, waaronder een aantal lidstaten van de Raad van Europa en van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de vrijheid van meningsuiting en de journalistiek worden bedreigd door repressieve perswetten, militaire rechtbanken, willekeurige inhechtenisneming of strafrechtelijke vervolging wegens smaad (zonder enige mogelijkheid tot verweer), die in veel landen tot een sfeer van angst en zelfcensuur leiden;

8. herinnert eraan dat de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting integraal bestanddeel is van de eerbiediging van de mensenrechten, die thans een wezenlijk element vormt van alle externe overeenkomsten, en is van mening dat de Commissie een gedetailleerde lijst zou moeten opstellen van alle rechten die volgens haar onder de mensenrechtenclausule in dergelijke overeenkomsten vallen;

9. dringt erop aan dat er duidelijke operationele criteria worden ontwikkeld voor besluiten tot opschorting van overeenkomsten, niet alleen voor de Overeenkomst van Lomé in artikel 366 bis, maar voor alle internationale overeenkomsten;

Doodstraf

10. bekrachtigt zijn verbintenis tot volledige afschaffing van de doodstraf overal ter wereld;

11. veroordeelt het feit dat in het afgelopen jaar terechtstellingen in ten minste 40 landen hebben plaatsgevonden, in minstens 70 landen doodvonnissen werden uitgesproken en in 1996 minimaal 4.272 gevangenen werden terechtgesteld, ondanks het algemene inzicht dat de doodstraf voor misdadigers geen afschrikkingsmiddel vormt;

12. betreurt de terugtrekking van Jamaica uit het eerste facultatieve protocol bij het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, de terugtrekking van Trinidad en Tobago uit het Amerikaanse Verdrag over de rechten van de mens en de hernieuwde toepassing van de doodstraf dit jaar in een aantal landen, en betreurt de herinvoering en regelmatige tenuitvoerlegging van de doodstraf in veel Amerikaanse staten, een praktijk die het morele leiderschap van de grote democratie die de Verenigde Staten zijn, ondermijnt;

13. verwelkomt het initiatief van de lidstaten van de Europese Unie die een internationaal moratorium op de doodstraf hebben voorgesteld als eerste stap naar afschaffing;

14. herbevestigt zijn opvatting dat een land dat de doodstraf blijft toepassen geen lid kan worden van de Europese Unie en verwijst naar de verklaring over de doodstraf in de bijlage bij het Verdrag van Amsterdam;

Vluchtelingen

15. heeft kennis genomen van het jaarverslag van het UNHCR over 1997/1998 dat melding maakt van meer dan 13 miljoen vluchtelingen in de wereld, waarvan 5 miljoen ontheemden in het eigen land en meer dan 3 miljoen teruggekeerde vluchtelingen, en van het feit dat het UNHCR zich bekommert om het welzijn van meer dan 23 miljoen mensen over de gehele wereld;

16. dringt aan op grotere internationale inspanningen voor het formuleren van de rechten van vluchtelingen en op bijstand voor hun mogelijke herintegratie in hun land van herkomst evenals in landen waar zij asiel hebben gekregen;

17. is uiterst verontrust over de aanhoudende stroom van berichten over mishandelingen van vluchtelingen en asielzoekers in lidstaten van de Europese Unie;

18. verwelkomt het besluit van de Raad tot instelling van een Task Force asiel en migratie en roept op tot een menselijk beleid ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen in de gehele Europese Unie dat het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen eerbiedigt en aanvult;

19. dringt er bij de lidstaten op aan de tijdspanne tussen het asielverzoek en het besluit dat per geval wordt genomen te verkorten, de detentievoorwaarden te verbeteren en voor menselijker omstandigheden bij uitzetting te zorgen;

Minderheden

20. stelt vast dat een groot deel van de meest gewelddadige conflicten in de wereld in recente jaren samenhingen met minderheidsproblemen;

21. is van mening dat het een definitie van de rechten van minderheden moet voorleggen om zijn beleid meer gewicht te verlenen;

22. spoort aan tot een verdubbeling van de internationale inspanningen om een einde te maken aan de discriminatie op grote schaal tegen godsdienstige, nationale, linguïstische en etnische minderheden, en hulp te bieden bij de oplossing van inter-etnische conflicten;

23. roept op tot meer erkenning en bescherming van rechten van gemeenschappen, in het bijzonder de rechten van inheemse volkeren;

24. dringt erop aan dat lange-termijnprogramma's en -activiteiten worden uitgevoerd ter bevordering van tolerantie en verzoening door middel van onderwijs en dialoog;

25. dringt erop aan dat de internationale mechanismen voor controle op minderheidsrechten worden versterkt;

26. wijst op het belang van steun van de Europese Unie voor een rechtvaardige behandeling van minderheden in de Midden- en Oost-Europese landen bij volledige eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, de gelijkheid en het staatsburgerschap en zonder aantasting van hun identiteit, en met name in de kandidaat-lidstaten;

Eerbiediging van de rechten van het kind

27. juicht het toe dat het Oostenrijkse voorzitterschap het accent legt op de rechten van het kind en roept op tot een gezamenlijke actie ter bestrijding van sekstoerisme en tot gerechtelijke vervolging van diegenen die zijn betrokken bij seksuele uitbuiting van minderjarigen;

28. steunt de internationale campagne tegen de inzet van kindsoldaten en voor de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van oorlogen en pleit voor de invoering van een minimumleeftijd van 18 jaar voor rekrutering bij de strijdkrachten en deelneming aan gewapende conflicten;

29. steunt de acties van de IAO en andere organisaties die ernaar streven een eind te maken aan de uitbuiting van kinderarbeid;

30. herhaalt zijn steun voor campagnes ter bestrijding van kinderarbeid en voor hulp aan straatkinderen en benadrukt dat maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat deze kinderen naar school gaan;

Maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen

31. dringt er andermaal op aan dat verkrachting in oorlogstijden als een oorlogsmisdrijf wordt beschouwd, en zulks niet in de laatste plaats vanwege de grote aantallen verkrachtingen die hebben plaatsgevonden bij de volkerenmoord van 1994 in Rwanda en tijdens de oorlogsconflicten in voormalig Joegoslavië;

32. veroordeelt geweld tegen vrouwen om het even of het thuis of buitenshuis plaatsvindt als een verachtelijk overblijfsel van meer barbaarse tijden;

33. verlangt dat gezamenlijke pogingen worden ondernomen om een einde te maken aan de afschuwelijke praktijk van de vrouwenbesnijdenis;

34. veroordeelt onvoorwaardelijk de draconische restricties die aan vrouwen en meisjes in Afghanistan worden opgelegd door het Taliban-bewind;

35. doet een beroep op de Raad en de Commissie om niet-discriminerende juridische hervormingen van het vermogens- en erfrecht in alle landen actief te bevorderen;

Mensenhandel

36. dringt aan op strenge maatregelen tegen de mensenhandel en de seksuele uitbuiting van kinderen;

37. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om hun inspanningen ter bestrijding van de handel in vrouwen met het oog op seksuele uitbuiting, een misdrijf waarvan veel vrouwen uit derde landen het slachtoffer worden, te versterken;

Internationale financiële instellingen

38. betreurt de destructieve sociale gevolgen van de schulden van de derde wereld ten zeerste;

39. wijst erop dat de recente ontwikkelingen in Azië en Rusland hebben laten zien dat democratie, gerechtigheid en eerbiediging van de rechten van de mens essentiële elementen zijn voor de ontwikkeling van een gezonde economische basis;

40. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de hervorming van de internationale financiële instellingen actief te bevorderen ten einde meer transparantie van de marktbewegingen en een strenger toezicht op de financiële markten tot stand te brengen;

41. doet een beroep op de internationale financiële instellingen om bij hun activiteiten de fundamentele sociale, culturele, economische, civiele en politieke rechten te eerbiedigen, vooral bij beleid inzake structurele aanpassing;

De sociale bepalingen

42. herhaalt zijn krachtige steun voor rechtvaardige sociale normen bij economische activiteiten en zijn inzet in de strijd tegen de uitbuiting van arbeidskrachten in de gehele wereld;

43. verzoekt de Commissie met klem haar inspanningen om binnen de IAO overeenstemming te bereiken over sociale minimumnormen op te voeren en doeltreffende maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid te nemen;

44. roept de Raad en de Commissie ertoe op te zorgen voor het opzetten en afdoende financieren van doeltreffende controlemechanismen voor problemen zoals dwangarbeid, kinderarbeid en andere uitbuitingspraktijken, zodat de internationale gemeenschap ernstige en systematische schendingen kan voorkomen of effectief en snel kan ingrijpen;

45. onderschrijft de huidige initiatieven onder de auspiciën van de IAO om mechanismen in te voeren ter waarborging van de rechten die zijn gecodificeerd in zowel de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens alsook in een reeks IAO-conventies, met name ten aanzien van het verbod op zogenaamde "vrije zones", waar zelfs minimale sociale normen en fundamentele rechten niet worden geëerbiedigd;

46. verwelkomt de voorstellen van de Commissie om de toepassing van het algemene preferentiestelsel te verbinden aan de inachtneming van bepaalde normen;

47. herinnert eraan dat de signaalwerking van besluiten zoals de intrekking van het APS voor sommige Birmese producten aanzienlijk is en van meer betekenis kan zijn dan het materiële effect;

Gedragscodes voor het bedrijfsleven

48. verwerpt de opvatting dat de invoering van een gedragscode die ondernemingen in de Unie verplicht de mensenrechtenbepalingen in acht te nemen bij transacties met derde landen in het kader van de huidige communautaire wetgeving niet mogelijk is, daar de Raad al in 1977 een gedragscode heeft vastgesteld voor bedrijven met activiteiten in het Zuid-Afrika van de apartheid;

49. beveelt aan dat een Gedragscode voor het Europese bedrijfsleven een verplicht karakter krijgt en de bestaande internationale minimumnormen omvat:

- de Tripartiete Verklaring van de IAO over de beginselen inzake multinationale ondernemingen en de OESO-richtsnoeren inzake multinationale ondernemingen;

- op het gebied van het arbeidsrecht: de kernovereenkomsten van de IAO;

- op het gebied van de mensenrechten: de VN-verklaring inzake de mensenrechten en convenanten;

- op het gebied van de rechten van minderheden en inheemse volken: IAO-Verdrag nr. 169, hoofdstuk 26 van Agenda 21, de Ontwerpverklaring van 1997 betreffende de rechten van inheemse volken, de VN-verklaring betreffende de rechten van personen die tot een nationale of etnische, religieuze en linguistische minderheid behoren;

- op het gebied van het milieu:het VN-Verdrag betreffende de biologische diversiteit, de Verklaring van Rio en het voorstel van de Europese Commissie voor de ontwikkeling van een gedragscode voor Europese bosbouwmaatschappijen (COM(89)0410);

- op het gebied van de veiligheidsdiensten: artikel 3 van het Verdrag van Genève en Protocol II, en de VN-Codes betreffende politieambtenaren en het gebruik van vuurwapens;

- op het gebied van corruptie: het OESO-Verdrag inzake de bestrijding van corruptie en de mededeling van de Europese Commissie betreffende wetgevende maatregelen ter bestrijding van corruptie;

50. verzoekt het bedrijfsleven op vrijwillige basis nog verder te gaan en zelfs nog strengere regels in acht te nemen en spoort het publiek ertoe aan om door middel van zijn consumptieve gedrag van zijn bezorgdheid te laten blijken;

51. is verheugd over de goedkeuring van de IAO-verklaring over de fundamentele beginselen en rechten op de werkplek en de follow-up hiervan, die op 18 juni 1998 is goedgekeurd en dringt erop aan dat deze een integraal bestanddeel wordt van alle toekomstige overeenkomsten met derde landen;

52. herbevestigt zijn steun voor het creëren van een "sociaal label";

53. juicht het toe dat vele ondernemingen in de particuliere sector vrijwillige gedragscodes of zakelijke beginselen hebben aanvaard, en is met name ingenomen met de akkoorden in de schoeisel-, textiel- en kledingindustrie van de Unie inzake kwesties zoals dwangarbeid, kinderarbeid en vrijheid van vereniging;

54. verzoekt de Commissie een gedetailleerd onderzoek te verrichten naar bestaande gedragscodes voor bedrijven met betrekking tot de mensenrechten, en verzoekt de Commissie voorts in de loop van de komende zittingsperiode een ontwerpgedragscode voor in de Unie gevestigde ondernemingen voor te leggen;

55. verzoekt de Commissie om rekening te houden met de ervaringen die zijn opgedaan met bestaande vrijwillige gedragscodes inzake de mensenrechten en om met het bedrijfsleven na te gaan of dergelijke codes ook tot andere sectoren kunnen worden uitgebreid;

56. verzoekt de Raad een gemeenschappelijk standpunt op te stellen inzake vrijwillige gedragscodes in analogie met de gedragscode voor wapenexporteurs en er rekening mee te houden dat "zelfregulering" niet altijd de juiste oplossing is;

57. beveelt aan dat de regeringen en de particuliere sector gezamenlijke initiatieven nemen voor de vaststelling en de toepassing van gedragscodes en juicht de rol die de Europese Unie speelt bij het bevorderen van overeenkomsten over normen tussen werknemers en werkgevers toe;

58. onderstreept dat op lange termijn goede resultaten kunnen worden bereikt door de invoering van goede praktijken (in tegenstelling tot een simpele toepassing van de bestaande wettelijke voorschriften die in sommige landen rudimentair kunnen zijn) op het gebied van sociale, milieu- en gezondheidsnormen;

59. herinnert eraan dat het bestaan van vrije informatie, onafhankelijke rechtbanken, een rechtvaardig rechtsstelsel en een effectieve, niet-corrupte overheid in een land bevorderlijk zijn voor buitenlandse investeringen aldaar;

60. spoort de particuliere sector aan tot een meer pro-actieve benadering voor wat betreft het recht van vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging van de werknemers;

61. verzoekt de Commissie en de Raad er bij de VN en andere belangrijke organisaties zoals de OESO op aan te dringen dat gemeenschappelijke beginselen betreffende zakelijke praktijken worden goedgekeurd en de vaststelling van sectorale gedragscodes en gedragscodes voor concerns actief te bevorderen;

62. roept de Raad en de Commissie ertoe op mee te werken aan de opbouw van een internationale capaciteit voor externe controle op deze gedragscodes;

63. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de procedure en wettelijke aspecten van sancties tegen firma's die bij mensenrechtenschendingen in derde landen waren betrokken en over de mogelijkheid de eerbiediging van de mensenrechten in derde landen als randvoorwaarde te stellen aan ondernemingen die in aanmerking willen komen voor overheidssubsidies en voor deelname aan overheidscontracten;

Interinstitutionele samenwerking

64. herinnert eraan dat enkele voorstellen van het Parlement ten gunste van een actief en samenhangend mensenrechtenbeleid van de Europese Unie in de loop der jaren zijn verwezenlijkt;

65. pleit voor een spoedige goedkeuring van de verordening van de Raad betreffende de rechtsgrondslag voor de bevordering van de rechten van de mens en de democratie door de Unie;

66. dringt erop aan dat de aanbevelingen die werden gedaan in zijn vorige resoluties over de mensenrechten in de wereld volledig ten uitvoer worden gelegd;

67. merkt op dat de Europese Unie de grootste vorderingen heeft gemaakt wanneer er tussen het Parlement en de andere instellingen een consensus bestond, waarvan het creëren van begrotingsposten voor democratiseringsprogramma's een voorbeeld is;

68. verzoekt de Raad tijdens bijeenkomsten van de Associatieraden, regionale groeperingen, zoals de groep van San José, de Raad voor Samenwerking van de Golfstaten, de ASEAN, de MERCOSUR en de ACS-staten alsook in multilaterale fora, zoals de VN, de WTO, de OVSE en de Raad van Europa de nodige aandacht te schenken aan de verdragsbepalingen over de bescherming van de rechten van de mens;

69. beveelt aan stappen te ondernemen met het oog op een groter aandeel van vertegenwoordigers van de burgermaatschappij in de werkzaamheden van intergouvernementele organen zoals de ministeriële raden en van interparlementaire organen zoals gemengde paritaire comités, de Paritaire Vergadering ACS-EU en andere interparlementaire bijeenkomsten;

70. is van mening dat er een adviescommissie voor mensenrechten zou moeten worden opgericht die het recht zou moeten hebben om aanbevelingen te doen over de mensenrechtendimensie van het beleid van de Unie en om de activiteiten van de Unie in verband met de mensenrechten te evalueren; is van oordeel dat deze commissie zou moeten bestaan uit deskundigen van internationale organisaties, NGO's en de wetenschappelijke wereld, evenals uit vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad;

71. is van mening dat het Europese netwerk voor mensenrechten en democratie dat door het Parlement is voorgesteld zo snel mogelijk moet worden opgericht en van voldoende financiële en personele middelen moet worden voorzien;

Jaarlijks memorandum over activiteiten op het gebied van de mensenrechten

72. juicht het memorandum van de Raad aan het Parlement over de activiteiten op het gebied van de mensenrechten toe als een belangrijk element van de interinstitutionele dialoog;

73. dringt erop aan dat toekomstige memoranda aan het begin van het jaar op een vastgestelde datum worden ingediend en dat daarin meer bijzonderheden en een analyse van de gevolgen van de activiteiten van de Raad worden opgenomen;

74. beveelt aan dat de jaarlijkse presentatie van het memorandum van de Raad en het verslag van de Commissie over de situatie van de mensenrechten in de wereld wordt verbonden met een debat en de presentatie van een resolutie over de situatie van de mensenrechten;

75. verwelkomt de uitdrukkelijke vermelding van individuele gevallen en dringt erop aan dat in toekomstige memoranda gegevens worden verstrekt over de situatie van de personen die het Europees Parlement in zijn urgente resoluties van het desbetreffende jaar heeft genoemd;

76. betuigt zijn instemming met de publicatie in mei 1998 van een samenvatting van het verslag dat werd opgesteld in het kader van het GBVB over de mensenrechtensituatie in de bezette gebieden en wenst dat het Europees Parlement kan beschikken over de volledige tekst van soortgelijke verslagen;

Informatiestroom van de Commissie

77. herhaalt zijn verzoek dat regelmatig en op tijd duidelijke en volledige informatie over alle mensenrechten- en democratiseringsprojecten wordt verstrekt;

78. beveelt aan dat de Commissie voortaan elk jaar in een vroeg stadium van de jaarlijkse begrotingsprocedure een volledige lijst van dergelijke projecten aan het Parlement doet toekomen;

79. beveelt aan dat de Commissie het Parlement op gezette tijden informeert over de toestand van individuele personen die in resoluties van het Parlement worden genoemd;

80. beveelt aan dat er een interinstitutionele overeenkomst wordt gesloten waarin het recht van het Parlement om de Commissie en de Raad om specifieke informatie over de mensenrechten te vragen wordt erkend, als een eerste stap op weg naar het vastleggen van instrumenten voor een stelselmatige rapportage over de rechten van de mens;

81. dringt er nogmaals op aan dat de Commissie en de Raad informatie verstrekken over de activiteiten van de lidstaten op het vlak van de mensenrechten en de democratisering als een eerste stap in de richting van een betere coördinatie van de activiteiten in de gehele Unie;

82. verzoekt de Commissie om het wereldwijde internet-netwerk te ontwikkelen en te gebruiken voor de bevordering van de rechten van de mens en de democratie in de gehele wereld;

Jaarverslag over de mensenrechten in de wereld

83. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om jaarlijks een volledig en gedetailleerd verslag over de mensenrechtensituatie in alle landen van de wereld te publiceren en het nodige personeel ter beschikking te stellen om deze taak doeltreffend uit te voeren;

84. beveelt aan dat in het verslag ook de mensenrechtensituatie in de lidstaten van de Unie aan de orde wordt gesteld als blijk van het universele karakter van de inzet van de Europese Unie voor de rechten van de mens en de democratische beginselen, alsook met het oog op de bepaling in het Verdrag van Amsterdam inzake het optreden bij ernstige en voortdurende inbreuken op de mensenrechten;

85. dringt erop aan dat in het algemeen verslag een verklaring wordt opgenomen over de constitutionele status van elk land, wordt geëvalueerd of er sprake is van een verbetering, een onveranderde situatie of een verslechtering in de afgelopen twaalf maanden en wordt vermeld of de diverse landen de internationale regelgeving op het gebied van de rechten van de mens hebben geratificeerd en of zij de daaraan verbonden rapportage hebben verricht;

86. dringt erop aan dat in dit algemeen verslag informatie wordt gegeven over duidelijk bewezen of vermeende ernstige schendingen van de fundamentele rechten, zoals het recht op onschendbaarheid van de persoon, het recht op een eerlijk proces, vrije meningsuiting, vrijheid van vereniging, godsdienstvrijheid en vrije verkiezing van een regering, en zo nodig nader wordt ingegaan op de situatie van kwetsbare groepen zoals vrouwen, kinderen en religieuze, nationale, linguïstische en etnische minderheden;

Steun voor democratisering

87. spreekt zich er nogmaals voor uit dat de Europese Unie hulp verleent voor de verbetering van het openbaar bestuur en de stelsels voor recht en rechtspraak;

88. pleit andermaal voor politieke, morele, informatieve en financiële steun voor de activiteiten van NGO's ter ondersteuning van de rechten van de mens en de democratische beginselen vooral in de landen waar zich de meeste problemen voordoen, omdat de ontwikkeling van de burgermaatschappij een cruciaal element is van democratisering;

89. dringt er bij de Commissie op aan het verzet van bepaalde regeringen tegen communautaire steun voor mensenrechtenorganisaties te overwinnen en over het algemeen meer bekendheid te geven aan steun voor deze organisaties in de betrokken landen;

90. dringt erop aan dat er bijzondere inspanningen worden gedaan ten gunste van de rechten van de mens, de democratisering en de rechten van minderheden in landen die lid wensen te worden van de EU;

91. doet een beroep op de Raad en de Commissie om duidelijke criteria vast te stellen aan de hand waarvan onderscheid kan worden gemaakt tussen eerlijke en frauduleuze verkiezingen;

92. verzoekt de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat op militaire staatsgrepen automatisch zal worden gereageerd met een herwaardering van de politieke betrekkingen met inbegrip van de mogelijkheid tot opschorting van hulpprogramma's;

93. onderstreept het belang van EU-maatregelen ter ondersteuning van verkiezingen en de mogelijkheid een alomvattend en doeltreffend toezicht uit te oefenen op de verkiezingen; juicht het recente document van de Raad inzake richtsnoeren voor de controle op verkiezingen toe;

94. dringt erop aan dat er in de begroting voldoende middelen worden opgenomen om verkiezingen te steunen;

95. benadrukt in dit verband het belang van een redelijke toegang tot de media en een scrupuleuze inachtneming van de vrijheid van meningsuiting;

96. wenst dat duidelijk wordt gesteld op welk punt een staat de grens van de legitieme noodzaak tot handhaving van de openbare orde en defensie overschrijdt, en roept de Raad, de Commissie en de lidstaten ertoe op geen hulp te verlenen aan regimes die buitensporige financiële middelen besteden aan militaire uitrusting;

97. dringt aan op stappen om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de informatiemaatschappij de ongelijkheden in economische en politieke macht, alsook op het gebied van de mensenrechten en democratie tussen arm en rijk, op internationaal niveau of binnen afzonderlijke landen, niet verder accentueert;

98. juicht het toe dat de Raad dit jaar een gedragscode inzake wapenexport heeft goedgekeurd en wenst dat deze gedragscode wordt versterkt en een wettelijk bindend karakter krijgt;

99. is ingenomen met de goedkeuring door de Raad op 7 mei 1998 van een gemeenschappelijk standpunt waarin wordt bepaald dat buitenlandse deposito's van de Federale Republiek van Joegoslavië en de Servische regeringen worden bevroren, en dringt erop aan dat gelijksoortige maatregelen in de toekomst worden getroffen tegen staten die de mensenrechten in ernstige mate schenden;

100. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de regeringen van landen die in deze resolutie met name zijn genoemd.

Top