EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DP0430

Besluit van het Europees Parlement van 22 november 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Jean-François Jalkh (2016/2107(IMM))

PB C 224 van 27.6.2018, p. 178–179 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/178


P8_TA(2016)0430

Verzoek om opheffing van de immuniteit van Jean-François Jalkh

Besluit van het Europees Parlement van 22 november 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Jean-François Jalkh (2016/2107(IMM))

(2018/C 224/30)

Het Europees Parlement,

gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Jean-François Jalkh, dat op 14 april 2016 door de Franse minister van justitie werd ingediend in verband met een strafrechtelijk onderzoek (dossier No 1422400530) door het parket bij de arrondissementsrechtbank van Parijs, naar aanleiding van een door de nationale vereniging voor waakzaamheid tegen antisemitisme (BNVCA) gedane aangifte van aanzetten tot discriminatie, haat of geweld, welk verzoek op 8 juni 2016 in de plenaire vergadering werd aangekondigd,

na Jean-François Jalkh te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,

gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013 (1),

gezien artikel 26 van de grondwet van de Franse Republiek, zoals gewijzigd bij constitutionele wet van 4 augustus 1995 No 95-880,

gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0319/2016),

A.

overwegende dat de openbare aanklager bij het gerechtshof van Parijs gevraagd heeft om opheffing van de parlementaire immuniteit van Jean-François Jalkh, lid van het Europees Parlement, in verband met een strafzaak wegens feiten waarvan hij wordt verdacht;

B.

overwegende dat om opheffing van de immuniteit van Jean-François Jalkh wordt verzocht omdat hij wordt verdacht van aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen een persoon of groep personen wegens afkomst, etnische afstamming, nationaliteit, ras of religie, in Frankrijk strafbaar gesteld bij de artikelen 24(8), en 23(1) van de wet van 29 juli 1881;

C.

overwegende dat de nationale vereniging voor waakzaamheid tegen antisemitisme (BNVCA) op 12 augustus 2014 bij de justitiële autoriteiten in Parijs tegen Jean-François Jalkh aangifte heeft gedaan;

D.

overwegende dat aangifte is gedaan naar aanleiding van een uitspraak van Jean-Marie Le Pen, die in een interview, op 6 juni 2014 gepubliceerd op de website www.frontnational.com, en vervolgens nog eens op het blog www.jeanmarielepen.com, bij het horen van de naam van de zanger Patrick Bruel die had aangekondigd niet meer te zullen optreden in plaatsen met een FN-burgemeester, het volgende zou hebben gezegd: ‘Dat verbaast me niets. Luister, de volgende keer gaan ze allemaal tegelijk de oven in’; overwegende dat Jean-François Jalkh als pr-manager de verantwoording droeg voor de officiële website van het National Front;

E.

overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

F.

Artikel 26 van de Grondwet van de Franse Republiek Leden van het Parlement kunnen niet worden vervolgd, opgespoord, aangehouden, in hechtenis genomen of berecht op grond van meningen die zij hebben geuit of een stem die zij hebben uitgebracht in de uitoefening van hun mandaat;

G.

De draagwijdte van de immuniteit die aan leden van het Franse parlement wordt geboden, komt feitelijk overeen met die van de immuniteit uit hoofde van artikel 8 van Protocol nr. 7 voor leden van het Europees Parlement; overwegende dat het Hof van Justitie heeft uitgemaakt dat een Europees afgevaardigde slechts door de immuniteit wordt gedekt indien het gaat om een mening die hij in de uitoefening van zijn ambt heeft verkondigd, zodat een verband wordt vereist tussen de meningsuiting en het parlementaire ambt; overwegende dat dit verband rechtstreeks moet zijn en duidelijk;

H.

overwegende dat Jean-François Jalkh op het tijdstip van de feiten, 6 juni 2014, nog niet was aangetreden als lid van het Europees Parlement, maar pas op 1 juli 2014 zijn mandaat heeft aanvaard;

I.

overwegende dat de beschuldigingen klaarblijkelijk los staan van de positie van Jean-François Jalkh als lid van het Europees Parlement en veeleer activiteiten betreffen in de zuiver nationale of regionale sfeer, want de gewraakte uitlatingen hielden verband met de plaatselijke verkiezingen in Frankrijk van 23 en 30 maart 2014 en met zijn positie van pr-manager van het Front National met redactionele zeggenschap over de websites van de federatie;

J.

overwegende dat de gestelde feiten geen betrekking hebben op een mening of stem die de afgevaardigde in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit respectievelijk uitgebracht in de zin van artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

K.

overwegende dat er geen reden is voor vermoeden dat het strafrechtelijk onderzoek, ingesteld op aangifte van de nationale vereniging voor waakzaamheid tegen antisemitisme, bedoeld is om Jean-François Jalkh in zijn parlementaire werkzaamheden te hinderen (fumus persecutionis);

1.

besluit de immuniteit van Jean-François Jalkh op te heffen;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de minister van justitie van de Franse Republiek en aan Jean-François Jalkh.

(1)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.


Top