EUR-Lex Acces la dreptul Uniunii Europene

Înapoi la prima pagină EUR-Lex

Acest document este un extras de pe site-ul EUR-Lex

Document 52016IP0464

Resolutie van het Europees Parlement van 1 december 2016 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: een beoordeling (2016/2045(INI))

PB C 224 van 27.6.2018, p. 140-144 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/140


P8_TA(2016)0464

Solidariteitsfonds van de Europese Unie: een beoordeling

Resolutie van het Europees Parlement van 1 december 2016 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: een beoordeling (2016/2045(INI))

(2018/C 224/22)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 175 en 212, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (1),

gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, implementatie en toepassing (2),

gezien Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (3),

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2013)0522) (4),

gezien het verslag van de Commissie „Solidariteitsfonds van de Europese Unie — Jaarverslag 2014” (COM(2015)0502),

gezien zijn resolutie van 5 september 2002 over overstromingen in Europa (5),

gezien zijn resolutie van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa die zomer (6),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „De toekomst van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie” (COM(2011)0613),

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 28 november 2013 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (8),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole (A8-0341/2016),

A.

overwegende dat het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 is opgericht als reactie op de zware overstromingen van de zomer 2002 in Midden-Europa; dat dit waardevolle instrument de EU in staat stelt te reageren op grote natuurrampen en buitengewone regionale rampen, binnen de EU en in de landen waarmee toetredingsonderhandelingen gevoerd worden, en solidariteit te betonen met de voor steun in aanmerking komende regio's en landen; overwegende dat uit dit fonds alleen steun wordt verleend voor noodhulp- en herstelacties van de overheid na een natuurramp die rechtstreekse gevolgen heeft voor het leven van de bevolking, het milieu en de economie in de getroffen regio (hoewel opgemerkt dient te worden dat de Commissie in 2005 een voorstel heeft ingediend om het oorspronkelijke toepassingsgebied nog verder uit te breiden);

B.

overwegende dat het SFEU sinds de oprichting zeer nuttig is gebleken en in totaal 3,8 miljard EUR heeft gemobiliseerd in verband met meer dan 70 rampen in 24 begunstigde staten en toetredingslanden, en wel bij zeer uiteenlopende natuurfenomenen, waaronder aardbevingen, overstromingen, bosbranden, stormen en, recenter, droogte; overwegende dat het SFEU een van de sterkste symbolen van solidariteit van de EU in tijden van nood blijft;

C.

overwegende dat het instrument in 2014 grondig hervormd is met het oog op: een verbetering en vereenvoudiging van de procedures en een snellere reactie, namelijk binnen zes weken na de aanvraag; een herdefiniëring van de reikwijdte van het instrument; de vaststelling van duidelijke criteria voor regionale rampen; en de versterking van de strategieën gericht op rampenpreventie en risicobeheer om zo de doeltreffendheid van de financiering van de hulp te verbeteren, in overeenstemming met de vele verzoeken die het Parlement en lokale en regionale autoriteiten de afgelopen jaren hebben gedaan; overwegende dat een nieuwe herziening van het fonds gepland is in de omnibusverordening (COM(2016)0605 — 2016/0282(COD)) die de Commissie op 14 september 2016 heeft voorgesteld, teneinde de noodhulp sneller en doeltreffender te kunnen financieren;

D.

overwegende dat het Parlement de hervormingsvoorstellen krachtig heeft ondersteund, aangezien het om de meeste ervan reeds in eerdere resoluties had gevraagd;

E.

overwegende dat aanvragen die vóór juni 2014 (datum van inwerkingtreding van de hervorming) zijn ingediend, in het kader van de eerste verordening zijn beoordeeld, terwijl aanvragen die daarna zijn binnengekomen, overeenkomstig de herziene verordening zijn beoordeeld;

F.

overwegende dat investeringen in de preventie van natuurrampen van cruciaal belang zijn als reactie op de klimaatverandering; overwegende dat aanzienlijke bedragen aan EU-financiering zijn toegewezen voor investeringen in de preventie van natuurrampen en in strategieën voor risicobeheer, met name uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF);

G.

overwegende dat het, als er in een bepaald jaar onvoldoende middelen beschikbaar zijn, bij wijze van uitzondering toegestaan is de middelen van het volgende jaar te gebruiken, waarbij rekening moet worden gehouden met het jaarlijkse begrotingsplafond van het fonds voor het jaar waarin de ramp heeft plaatsgevonden alsmede voor het daaropvolgende jaar;

1.

herinnert eraan dat het SFEU sinds zijn oprichting in 2002 een belangrijke bron van financiële steun voor lokale en regionale overheden is, waarmee de gevolgen van natuurrampen die zich in heel Europa voordoen, gaande van overstromingen tot aardbevingen of bosbranden, worden verlicht en de Europese solidariteit met de getroffen regio's tot uitdrukking worden gebracht; benadrukt dat het EUSF voor de burger een van de meest concrete en tastbare voorbeelden vormt van de steun die de EU op lokaal niveau kan bieden;

2.

onderstreept dat zich in de Unie sinds de oprichting van het SFEU veel meer natuurrampen hebben voorgedaan en dat die rampen ernstiger en ingrijpender waren ten gevolge van de klimaatverandering; wijst bijgevolg uitdrukkelijk op de meerwaarde van een robuust en soepel instrument om solidariteit te betonen en snel degelijke bijstand te verlenen aan burgers die getroffen zijn door grote natuurrampen;

3.

wijst erop dat het SFEU buiten de begroting van de Europese Unie om wordt gefinancierd, met een maximale toewijzing van 500 miljoen EUR (uitgedrukt in prijzen van 2011), en dat ondanks de ingebouwde flexibiliteit (overdracht N+1) de kans bestaat dat er ieder jaar aanzienlijke bedragen onbenut blijven; merkt in dit verband op dat in de voorgestelde omnibusverordening wordt uitgegaan van een gedeeltelijke „budgettering” van de jaarlijkse financiële toewijzing, om de procedure voor het beschikbaar stellen van steun te versnellen en de burgers die door een ramp worden getroffen sneller en doeltreffender te kunnen helpen;

4.

wijst erop dat het gebruik van de jaarlijkse drempel aantoont dat het jaarlijkse niveau van de kredieten nu na het ingaan van de nieuwe programmaperiode van het MFK adequaat is;

5.

onderstreept het belang van de hervorming van 2014, waarmee de impasse in de Raad kon worden doorbroken en waarmee uiteindelijk tegemoet is gekomen aan de herhaalde vraag van het Parlement om het reactievermogen en de doeltreffendheid van de hulpverlening te verbeteren, teneinde een snelle en transparante reactie te garanderen ten behoeve van de door natuurrampen getroffen mensen; is daarnaast verheugd over het recente omnibusvoorstel, waarin nieuwe bepalingen zijn opgenomen die voor vereenvoudiging zorgen en de beschikbaarstelling van financiële middelen gemakkelijker maken;

6.

wijst op de belangrijkste hervormingselementen, zoals: de betaling van voorschotten, waardoor maximaal 10 % van het verwachte bedrag op verzoek ter beschikking kan worden gesteld korte tijd nadat de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het SFEU bij de Commissie is ingediend (met een plafond van 30 miljoen EUR); de subsidiabiliteit van kosten in verband met de voorbereiding en uitvoering van de noodhulp- en herstelacties (een belangrijke wens van het Parlement); de verlenging van de termijn voor indiening van de aanvraag door de voor steun in aanmerking komende landen (12 weken na de datum van de eerste schade) en voor het opzetten van het project (18 maanden); de invoering van een termijn van zes weken waarbinnen de Commissie op een aanvraag dient te reageren; nieuwe bepalingen inzake de preventie van natuurrampen; en procedurele verbeteringen met het oog op een goed financieel beheer;

7.

onderstreept echter dat de begunstigden, ondanks het feit dat ze een voorschot kunnen ontvangen voordat de normale procedure van start gaat, nog altijd nadeel ondervinden omdat de hele procedure, vanaf de aanvraag tot de uitbetaling van de laatste termijn, lang aansleept; benadrukt in dit verband dat de aanvraag zo snel mogelijk na een ramp moet worden ingediend en dat in de beoordelingsfase en in latere stadia verdere verbeteringen nodig zijn om de uitvoering van betalingen te faciliteren; is van mening dat de nieuwe omnibusbepalingen die ten aanzien van het SFEU worden voorgesteld, ertoe kunnen bijdragen dat steun sneller kan worden verstrekt en daarmee in de werkelijke behoeften van de betrokkenen kan worden voorzien; beklemtoont dat ook de lidstaten hun administratieve procedures onder de loep moeten nemen, zodat de mobilisering van de steun aan de getroffen regio's en landen sneller tot stand kan komen; stelt verder voor dat er met het oog op mogelijke verbeteringen in het kader van een toekomstige hervorming een verzoek wordt ingediend om de bijwerking van de nationale rampenplannen verplicht te stellen en te eisen dat er informatie wordt verstrekt over de voorbereiding van overeenkomsten over noodcontracten;

8.

vraagt de lidstaten eveneens om de communicatie en samenwerking met lokale en regionale instanties te verbeteren, zowel bij de evaluatie van de voor financiële steun uit het SFEU in aanmerking komende schade en de opstelling van aanvragen als bij de uitvoering van projecten om de gevolgen van natuurrampen ongedaan te maken, zodat de Unie ter plaatse doeltreffende steun kan bieden en er duurzame oplossingen worden bevorderd; is voorts van mening dat steun uit het SFEU zichtbaar moet zijn voor het publiek; verzoekt de bevoegde instanties de communicatie te verbeteren en informatie te over steun uit het SFEU verschaffen, zonder extra administratieve rompslomp te genereren;

9.

onderstreept dat het van belang is erop toe te zien dat de lidstaten bij natuurrampen de openbare aanbestedingsprocedures volgen met het oog op de vaststelling en verspreiding van optimale werkmethoden en de ervaring die met contracten in noodsituaties is opgedaan;

10.

is ingenomen met de verduidelijking die de Commissie heeft gegeven van de voorschriften voor de subsidiabiliteit van regionale natuurrampen, maar wijst erop dat in de definitieve overeenkomst tussen Parlement en Raad de subsidiabiliteitsdrempel is gehandhaafd op 1,5 % van het bbp van de betrokken regio, zoals voorgesteld door de Commissie, ondanks de inspanningen van het Parlement om dit terug te brengen tot 1 %; merkt op dat de kwetsbaarheid van de ultraperifere gebieden in aanmerking is genomen met een verlaging van de drempel tot 1 %;

11.

onderkent dat het fonds bijstand verleent voor niet-verzekerbare schade en dat het geen particuliere schade vergoedt; onderstreept dat maatregelen voor de lange termijn, zoals duurzame wederopbouw en activiteiten op het gebied van economische ontwikkeling en preventie, financiering kunnen ontvangen uit hoofde van andere instrumenten van de Unie, met name de ESI-fondsen;

12.

verzoekt de lidstaten de bestaande EU-financiering, en dan met name de vijf ESI-fondsen, optimaal te gebruiken voor investeringen in de preventie van natuurrampen, en wijst erop dat de ontwikkeling van synergieën tussen de verschillende fondsen en beleidsmaatregelen van de Unie belangrijk is om te voorkomen dat natuurrampen grote gevolgen hebben en, waar het SFEU wordt ingeschakeld, om te garanderen dat wederopbouwprojecten worden geconsolideerd en zich op lange termijn duurzaam ontwikkelen; stelt dat de betrokken lidstaat bij de inschakeling van het SFEU de formele toezegging moet doen alle noodzakelijke maatregelen te zullen nemen voor de preventie van rampen en de duurzame wederopbouw van de getroffen gebieden; wenst met het oog op de synergie dat bij het combineren van verschillende fondsen de bureaucratische procedures voor het beheer van de middelen waar mogelijk worden vereenvoudigd;

13.

benadrukt dan ook dat er meer inspanningen nodig zijn om te investeren in verzachting van en aanpassing aan de klimaatverandering, en dat bij de steun voor wederopbouw en herbebossing in het kader van het EUSF rekening moet worden gehouden met preventieve maatregelen; is van mening dat preventie als horizontale taak moet worden gezien, en pleit ervoor dat bij de beperking van de gevolgen van een ramp met behulp van het SFEU preventieve maatregelen aan de hand van de ecosysteembenadering worden genomen; verzoekt de lidstaten voorts een strategie voor risicopreventie en risicobeheer op te stellen en daarbij mede te bedenken dat veel natuurrampen thans een rechtstreeks gevolg zijn van menselijk handelen;

14.

wijst op het belang van een maximale transparantie bij de toekenning van steun uit het SFEU en bij het beheer en de uitvoering van het fonds; acht het van belang dat wordt nagegaan of subsidies uit het SFEU gebruikt zijn overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, teneinde optimale werkmethoden en ervaringen te ontwikkelen, vast te stellen en te delen; verzoekt daarom de Commissie en de lidstaten om de transparantie te versterken en te garanderen dat de burgers gedurende de hele procedure voor steunverlening, vanaf de indiening van de aanvraag tot en met de voltooiing van het project, toegang krijgen tot informatie; dringt tevens aan op een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over het functioneren van het EUSF, met name gezien het feit dat het meest recente verslag dateert van vóór de herziening van de EUSF-verordening in 2014;

15.

stelt vast dat er in 2014 dertien nieuwe aanvragen zijn ingediend, en vestigt de aandacht op de bijzondere situatie in dat jaar, waarin zes van die aanvragen nog werden beoordeeld op grond van de oude verordening, terwijl de resterende zeven aanvragen werden beoordeeld op basis van de herziene verordening;

16.

herinnert eraan dat twee aanvragen in 2014 uit hoofde van de vorige SFEU-verordening zijn afgewezen omdat deze rampen niet als „buitengewoon” konden worden aangemerkt, ook al veroorzaakten ze ernstige schade met rechtstreekse gevolgen voor de economische en sociale ontwikkeling van de betrokken regio's, en is daarom blij met de verduidelijkingen die op dit punt zijn opgenomen in de herziene SFEU-verordening; stelt niettemin met het oog op toekomstige hervormingen en de mogelijkheid van een nieuwe definitie van regionale natuurramp voor om toe te staan dat verscheidene voor steun in aanmerking komende staten die door een natuurramp zijn getroffen, één gezamenlijke aanvraag indienen als de oorzaak van de ramp dezelfde is en als de gevolgen zich gelijktijdig voordoen, en om bij de beoordeling van aanvragen indirecte schade in aanmerking te nemen;

17.

verzoekt de Commissie met het oog op toekomstige hervormingen te kijken naar de mogelijkheid om de drempel voor voorschotten te verhogen van 10 % naar 15 % en de termijn voor de behandeling van aanvragen terug te brengen van zes naar vier weken; verzoekt de Commissie tevens na te gaan of het mogelijk is de subsidiabiliteitsdrempel voor regionale natuurrampen vast te stellen op 1 % van het regionale bbp en bij de beoordeling van een aanvraag rekening te houden met het sociaaleconomische ontwikkelingsniveau van de getroffen regio;

18.

wijst op de noodzaak te gaan nadenken over nieuwe indicatoren die verder gaan dan het bbp, zoals de menselijke-ontwikkelingsindex en de regionale index voor sociale vooruitgang;

19.

is verheugd dat de zeven aanvragen om bijstand die in het kader van de herziene voorschriften zijn ingediend, door de Commissie zijn aanvaard, waaronder vier die eind 2014 zijn goedgekeurd, maar waarvoor de kredieten naar 2015 moesten worden overgedragen, zoals vermeld in het jaarverslag van het SFEU over 2015; herinnert er in dit verband aan dat 2015 het eerste volledige jaar was waarin de herziene regels zijn toegepast, en dat uit de analyse blijkt dat de daarin opgenomen juridische verduidelijkingen voor succesvolle aanvragen hebben gezorgd, dit in tegenstelling tot de oude bepalingen, op grond waarvan ongeveer twee derde van de steunaanvragen na regionale rampen is afgewezen;

20.

betreurt het dat de procedures voor de beoordeling van de uitvoerings- en eindverslagen onder de oude verordening zo lang hebbe geduurd, en verwacht dat de afsluiting van dossiers dankzij de gewijzigde verordening doeltreffender en transparanter zal verlopen, met de waarborg dat de financiële belangen van de Unie beschermd zijn;

21.

onderstreept voorts dat artikel 11 van de gewijzigde verordening de Commissie en de Rekenkamer de bevoegdheid verleent audits te verrichten en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoek te doen, wanneer zulks nodig is;

22.

verzoekt de Commissie en de Rekenkamer voor het einde van de huidige meerjarige financieringsperiode over te gaan tot een evaluatie van de werking van het SFEU;

23.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten en de regionale overheden.

(1)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.

(2)  PB C 440 van 30.12.2015, blz. 13.

(3)  PB L 189 van 27.6.2014, blz. 143.

(4)  PB C 170 van 5.6.2014, blz. 45.

(5)  PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 471.

(6)  PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 322.

(7)  PB C 114 van 15.4.2014, blz. 48.

(8)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.


Sus