EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP1072

Resolutie over het werkprogramma van de Commissie voor 1999

PB C 98 van 9.4.1999, p. 163 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998IP1072

Resolutie over het werkprogramma van de Commissie voor 1999

Publicatieblad Nr. C 098 van 09/04/1999 blz. 0163


B4-1072, 1073, 1074, 1075, 1076 en 1077/98

Resolutie over het werkprogramma van de Commissie voor 1999

Het Europees Parlement,

- gelet op de interinstitutionele verklaring over democratie, doorzichtigheid en subsidiariteit dat op 25 oktober 1993 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is overeengekomen ((PB C 329 van 6.12.1993, blz. 133.)) en betrekking heeft op de doorzichtigheid van het besluitvormingsproces in de instellingen van de Unie,

- gelet op de gedragscode die het Europees Parlement en de Commissie op 15 maart 1995 zijn overeengekomen ((PB C 89 van 10.4.1995, blz. 69.)),

- gezien het verslag van de Commissie over de uitvoering van het wetgevingsprogramma en andere werkzaamheden in 1998 (COM(98)0610),

- gezien het werkprogramma van de Commissie voor 1999 (COM(98)0604) en de nieuwe wetgevingsinitiatieven (COM(98)0609),

- gehoord de verklaring van de Commissie van 15 december 1998 en het debat ter zake,

A. overwegende dat het jaarlijkse wetgevingsprogramma een onontbeerlijk interinstitutioneel instrument vormt om de werkzaamheden van de Unie op transparante en efficiënte wijze en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel te kunnen coördineren, evalueren en controleren,

B. overwegende dat het van essentieel belang is dat de Raad nauwer wordt betrokken bij de vaststelling van het wetgevingsprogramma,

I. Beoordeling van het programma voor 1998

1. herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 18 december 1997 ((PB C 14 van 19.1.1998, blz. 185.)) de wens heeft uitgesproken naar een betere en nauwere interinstitutionele samenwerking bij de voorbereiding van het jaarlijkse wetgevingsprogramma en de begeleiding van de uitvoering daarvan door versterking en verbetering van de bestaande samenwerkingsregels; betreurt het dat de Commissie ondanks haar toezeggingen de halverwege dit jaar geplande herziening heeft nagelaten en in het bijzonder de regelmatige beoordeling van de tenuitvoerlegging van het wetgevingsprogramma aan de hand van een schriftelijk document in bijeenkomsten van vertegenwoordigers van Commissie, Raad en Parlement;

2. stelt vast dat het programma voor 1998 grotendeels is uitgevoerd en dat het van de 31 door de Commissie toegezegde nieuwe wetgevingsvoorstellen er tot 10 december 1998 27 had ontvangen; verwacht een gedetailleerde uitleg waarom voorstellen die in voorgaande jaren zijn aangekondigd, maar niet ingediend, nu zelfs niet meer zijn opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 1999;

3. betreurt het dat eind november 1998 181 dossiers in afwachting van een definitief besluit bij de Raad hangende waren en dat er in 89 gevallen op een gemeenschappelijk standpunt werd gewacht, zonder dat het Parlement in elk afzonderlijk geval op de hoogte is gesteld van de reden van de vertraging en zonder dat de Commissie van haar initiatiefrecht gebruik heeft gemaakt om de dossiers te deblokkeren; verzoekt de Commissie een lijst op te stellen van de wetgevingsvoorstellen die in behandeling zijn en momenteel bij de Raad geblokkeerd zijn en aan te geven welke voorstellen zouden moeten worden ingetrokken en welke door nieuwe voorstellen zouden moeten worden vervangen;

4. doet een beroep op de Raad en de lidstaten een einde te maken aan het gebruik om eenzijdige verklaringen op te nemen in de notulen van de Raad, met name in de medebeslissingsprocedure, en verzoekt de Commissie de gedragscode inzake doorzichtigheid ten volle toe te passen en zich niet langer achter dergelijke verklaringen van de Raad te scharen;

5. herinnert de Commissie aan de toezeggingen van haar voorzitters Delors en Santer dat voorstellen in overeenstemming met het Europees Parlement zouden worden ingetrokken en dat het Parlement in elk afzonderlijk geval via een officiële brief van de voorzitter van de Commissie op de hoogte zou worden gesteld van de voorgenomen intrekking; wijst in dit verband op het feit dat diverse parlementaire commissies de Commissie hebben aangespoord om bepaalde voorstellen in te trekken of te vervangen; betreurt het dat de Commissie op 7 februari 1998 15 voorstellen zonder voorafgaand overleg heeft ingetrokken, en wijst er met klem op dat een dergelijke schending van de gedragscode zich niet mag herhalen;

II. Het werkprogramma voor 1999

6. dringt er met klem bij de Commissie op aan dat zij in de komende maanden hervormingen doorvoert met het oog op ingrijpende en zichtbare veranderingen teneinde haar functioneren als instelling moderner, transparanter en efficiënter te maken; meent dat er snel initiatieven in deze richting moeten worden genomen om het onderlinge vertrouwen tussen de EU-instellingen zo spoedig mogelijk te herstellen; stelt hierna zijn politieke prioriteiten vast en vraagt dat het wetgevingsprogramma voor 1999 uitgevoerd wordt en dienovereenkomstig aangevuld wordt;

7. verzoekt de Commissie om de resultaten van haar Actieplan 1997-2000 wat betreft de milieuaspecten van haar beleid mede te delen; verzoekt de Commissie er bij de overige instellingen op aan te dringen om vóór 1 april 1999 een actieplan op te stellen waarin met de milieuaspecten van hun beleid rekening wordt gehouden;

8. is van mening dat zowel de Commissie als de Raad zich ertoe dienen te verbinden alle maatregelen in verband met Agenda 2000 vóór het einde van de parlementaire zittingsperiode goed te keuren en herinnert de Commissie en de Raad aan zijn verzoek om volledig te worden betrokken bij de verdere uitvoering van Agenda 2000 en de eventuele wijziging van bestaande toetredingspartnerschappen, ondanks de uiteenlopende rechtsgrondslagen;

9. verzoekt om een voorstel voor een verordening voor toegang tot documenten van het EP, de Raad en de Commissie, zoals bepaald in artikel 191 A van het Verdrag van Amsterdam, waarbij tevens een duidelijke afbakening tussen wetgevings- en uitvoeringsbesluiten moet worden gemaakt;

10. verwijst naar zijn resolutie van 19 november 1997 over het Verdrag van Amsterdam ((PB C 372 van 8.12.1997, blz. 99.)) en verzoekt de Commissie met klem on een verslag waarin voorstellen worden gedaan voor een algehele herziening van de verdragen onmiddellijk nadat de ratificatieprocedure voor het Verdrag van Amsterdam is afgerond en voordat dit Verdrag in werking treedt; wenst dat bij de volgende herziening van de Verdragen de communautaire methode wordt gevolgd;

11. dringt bij de Commissie aan op voorstellen ter verbetering van de werking van het internationaal economisch en financieel stelsel, bijvoorbeeld door de transparantie van de financiële markten te vergroten, teneinde een herhaling van de recente financiële crises te voorkomen;

12. wijst erop dat de Commissie krachtens artikel 138 B van het EG-Verdrag verplicht is gevolg te geven aan verzoeken van het Parlement om wetgevingsinitiatieven, en verlangt dat de Commissie zo spoedig mogelijk met voorstellen komt naar aanleiding van tot haar gerichte verzoeken in zijn resolutie van 20 april 1994 over het voorkomen en het herstel van milieuschade ((PB C 128 van 9.5.1994, blz. 165.)), zijn resolutie van 4 mei 1994 over de brandveiligheid van hotels ((PB C 205 van 25.7.1994, blz. 163.)), zijn resolutie van 17 april 1996 over de Europese gezondheidskaart ((PB C 141 van 13.5.1996, blz. 104.)), zijn resolutie van 30 januari 1997 over de bosbouwstrategie van de Europese Unie ((PB C 55 van 24.2.1997, blz. 22.)) en zijn resolutie van 17 juni 1998 over de netlevering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de Europese Unie ((PB C 210 van 6.7.1998, blz. 143.));

13. wenst omwille van volledige transparantie dat de nieuwe wetgevingsinitiatieven gelijktijdig met een overzicht van de aanpassingen en technische wijzigingen van bestaande wetgeving aan het Parlement worden voorgelegd, en dat zij de status van Commissiedocument krijgen waarin de rechtsgrondslag van voorstellen is vervat, en dat tevens een tijdschema voor de indiening ervan en andere voor de interinstitutionele coördinatie van de werkzaamheden essentiële informatie worden verstrekt;

14. vindt het verheugend dat, zoals eerder gevraagd, alle strategiedocumenten (Witboeken, enz.) aan het Parlement zullen worden toegezonden, maar is toch zeer verontrust dat deze documenten te woordrijk en onvoldoende resultaatgericht zijn en dat er zelden wetgevingsvoorstellen uit voortvloeien;

Intern beleid van de Europese Unie

15. acht het verheugend dat de Commissie hoge prioriteit toekent aan de werkgelegenheidsstrategie; verzoekt de Commissie in dit verband voor een betere coördinatie tussen het economisch en sociaal beleid te zorgen en het Parlement naar behoren te raadplegen over voorstellen die door de sociale partners worden gedaan;

16. is verheugd over de door de Commissie geplande initiatieven ter bestrijding van discriminatie en stimulerende maatregelen ten behoeve van de maatschappelijke integratie; is van mening dat de sociale dimensie van de Unie zich niet mag beperken tot de werkgelegenheid, en dringt er daarom bij de Commissie op aan met voorstellen te komen, rekening houdend met de toenemende armoede in de Europese Unie;

17. verzoekt om een nieuw wetgevingsinitiatief op het gebied van pensioenen, dat met name dient te waarborgen dat vrouwen onafhankelijk van de pensioenrechten van hun echtgenoot een geïndividualiseerd recht op een pensioen krijgen, om hun economische autonomie veilig te stellen;

18. verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen inzake de toekomst van de civiele dialoog, met dien verstande dat deze dialoog meer dient in te houden dan de halfjaarlijkse bijeenkomsten over het Europees sociaal beleid;

19. steunt het streven van de Commissie naar een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en verzoekt om een interinstitutionele conferentie die de uitvoering van het Verdrag van Amsterdam op het gebied van justitie en binnenlandse zaken moet analyseren en een brede maatschappelijke discussie mogelijk moet maken over kwesties die de burger rechtstreeks aangaan;

20. verzoekt de Commissie met een voorstel te komen inzake de integratie van het acquis van Schengen in het Verdrag en voorstellen in te dienen inzake het vrije verkeer en daarmee samenhangende maatregelen voor de periode na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam;

21. verzoekt de Commissie de nodige initiatieven te nemen met het oog op de volledige toepassing van artikel 13 van het EG-Verdrag in de bewoordingen van het Verdrag van Amsterdam (anti-discriminatieparagraaf);

22. verzoekt de Commissie met klem prioriteit toe te kennen aan het sluiten van een nieuw interinstitutioneel akkoord en de goedkeuring van financiële vooruitzichten in het kader van Agenda 2000;

23. verzoekt de Commissie een vervolg te geven aan haar verslag over de werking van het eigenmiddelenstelsel (COM(98)0560) teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen waar de financiële regelgeving van de EU bij de overgang naar de 21ste eeuw mee wordt geconfronteerd;

24. herhaalt zijn verzoek om een voorstel tot oprichting van een operationeel onafhankelijk fraudebestrijdingsbureau (OLAF) in het kader van de Commissie; onderstreept dat een verordening inzake een nieuw extern orgaan dat slechts enkele van de huidige functies van UCLAF vervult, niet aan de eisen van het Parlement voldoet;

25. is van mening dat het werkprogramma voor 1999, zoals het door de Commissie is gepresenteerd, gekenmerkt wordt door een gebrek aan ambitie op het gebied van milieu- en consumentenbescherming alsmede volksgezondheid; verwacht voorstellen van de Commissie ter verwezenlijking van de volgende EU-doelstellingen: vermindering van de CO2-uitstoot met 8%, integratie van het milieubeleid in andere beleidsterreinen en bevordering van duurzame ontwikkeling;

26. dringt er bij de Commissie op aan met voorstellen te komen voor de uitvoering van de programma's in het kader van het Witboek inzake duurzame energiebronnen, met het oog op de bevordering van windenergie, zonnecellen en het gebruik van biomassa, en de integratie daarvan in de andere EU-beleidsterreinen;

27. ziet uit naar de door de Commissie uit te brengen evaluatie van het vijfde actieprogramma milieu en bevestigt zijn voornemen om in een vroeg stadium een bijdrage te leveren aan de vaststelling van de prioriteiten voor het volgende programma;

28. is verbaasd dat de Commissie nog altijd geen richtlijn heeft voorgesteld om de productie en het gebruik van asbest te verbieden, terwijl een grote meerderheid van de lidstaten zich voor een dergelijk verbod heeft uitgesproken; dringt erop aan snel een initiatief te nemen en het risico op eventuele handelsconflicten in het kader van de WTO voor lief te nemen;

29. is ontzet over het feit dat de Commissie in het geheel geen nieuwe wetgeving op het gebied van het consumentenbeleid heeft ingediend; onderstreept dat de veiligheid van levensmiddelen en met name het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en de consumenteninformatie ter zake behandeld dienen te worden overeenkomstig de wensen die het kenbaar heeft gemaakt in zijn resolutie van 10 maart 1998 over het Groenboek van de Commissie over de algemene beginselen van het levensmiddelenrecht in de Europese Unie ((PB C 104 van 6.4.1998, blz. 60.));

30. moedigt de Commissie aan om de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid voort te zetten en daarbij te streven naar afronding van de lopende onderhandelingen over internationale visserijovereenkomsten, rekening houdend met het ecologisch evenwicht; dringt aan op een nieuw voorstel voor een verordening betreffende het FIOV, een voorstel betreffende de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten en op maatregelen ter bevordering van de vorming van gezamenlijke ondernemingen in de visserijsector; verlangt dat bij de onderhandelingen over visserijovereenkomsten rekening wordt gehouden met sociale vraagstukken en samenwerking met de vissersorganisaties;

31. is ingenomen met de beleidsvoorstellen voor een nieuwe noordelijke dimensie als middel om verschillende beleidsmaatregelen op transparante wijze te integreren en efficiënter ten uitvoer te leggen;

32. dringt er bij de Commissie op aan om de grondslagen aan te geven voor de ontwikkeling van de specifieke maatregelen die uit hoofde van artikel 299, lid 2 van het Verdrag van Amsterdam in de ultraperifere regio's moeten worden uitgevoerd;

33. is verheugd over het voortgaande engagement om investeringen in de transeuropese netwerken (TEN's) te bevorderen als motor voor de ontwikkeling van duurzaam vervoer, een groter concurrentievermogen en banen; verlangt dat TEN-projecten verplicht onderworpen worden aan een strategische milieu-effectrapportage; onderstreept het belang van gemengd publiek-private financiering van TEN-projecten;

34. verzoekt de Commissie met voorstellen te komen die gericht zijn op handhaving van kwalitatief goede universele diensten in de postsector;

35. moedigt de Commissie aan vaart te zetten achter haar programma met het oog op het nieuwe gezamenlijke BTW-stelsel;

36. verzoekt om een voorstel voor een richtlijn inzake faillissementen van bedrijven die in meerdere lidstaten werkzaam zijn;

De aanwezigheid van de Unie in de wereld

37. verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen om de uitvoeringsprocedures voor de Euro-mediterrane samenwerkingsprogramma's (Meda, Phare, Tacis) te vereenvoudigen en doorzichtiger te maken;

38. is van mening dat de Commissie, in de context van de heropening van het vredesproces in het Nabije Oosten, alle maatregelen voor steunverlening en economische samenwerking moet nemen waaraan de Palestijnse autoriteiten, Israël en de overige landen in de betrokken regio behoefte hebben;

39. is verheugd over de prioriteiten die de Commissie hanteert ten aanzien van Rusland en de NOS, de Balkan, voormalig Joegoslavië en Albanië, die aansluiten op de door het Parlement reeds aangegeven prioriteiten;

40. verzoekt de Commissie aan te geven welke wegen haar voor ogen staan ter verbetering van het beheer en de organisatie van mensenrechten- en democratiseringsprogramma's die een ongunstige uitwerking hebben gehad op het streven van de EU om de mensenrechten en de democratie internationaal te bevorderen; stelt voor de oplossingen ter behandeling voor te leggen aan de interinstitutionele werkgroep die tijdens de begrotingsprocedure 1998 is ingesteld;

41. dringt aan op opneming van een mensenrechten- en democratieclausule in de visserijovereenkomsten met derde landen;

42. verzoekt de Commissie een nadere invulling te geven aan haar voorstellen voor de concretisering van de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam op het gebied van het GBVB en het Parlement een voorstel voor te leggen inzake de bemanning van de Eenheid voor planning en analyse, en voorts de verwezenlijking van de Frans-Britse voorstellen inzake het defensiebeleid in de zin van een gemeenschappelijke beleid van de Europese Unie op dit gebied te bevorderen;

43. verzoekt de Commissie een mededeling toe te zenden tot vaststelling van richtsnoeren en criteria voor de ontwikkeling van billijke handel in de Europese Unie op basis van zijn resolutie van 2 juli 1998 over billijke handel ((PB C 226 van 20.7.1998, blz. 73.)), teneinde elk misbruik te vermijden;

44. verzoekt om communautarisering van de ESF-begroting;

45. verzoekt tot slot de Commissie:

- een fundamentele analyse uit te voeren zowel van haar eigen mechanismen voor interne coördinatie als van het proces waarin de instellingen, uitgaande van hun respectieve politieke prioriteiten, hun gecoördineerde bijdrage aan het werkprogramma kenbaar maken,

- een controlesysteem in de praktijk te brengen waarin de stand van de uitvoering van het werkprogramma periodiek door het Parlement wordt bekeken (zie paragraaf 1),

- de institutionele en sectoriële prioriteiten van het Parlement in haar werkprogramma te verwerken;

46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Europese Raad, de Raad, de parlementen van de lidstaten, het Economische en Sociaal Comité en het Comité van de regio's.

Top