EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0346

Zaak C-346/14: Beroep ingesteld op 18 juli 2014 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk

PB C 361 van 13.10.2014, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/3


Beroep ingesteld op 18 juli 2014 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk

(Zaak C-346/14)

2014/C 361/03

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Manhaeve en G. Wilms, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Hof om:

vast te stellen dat verweerster de krachtens artikel 4, lid 3, VEU juncto artikel 288 VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, door bij de vergunning van de bouw van een waterkrachtcentrale aan de Schwarze Sulm de bepalingen van artikel 4, lid 1 juncto lid 7, van de kaderrichtlijn water 2000/60/EG (1) onjuist toe te passen;

de Republiek Oostenrijk te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens verzoekster probeert Oostenrijk het in artikel 4, lid 1, van de kaderrichtlijn water als grondbeginsel neergelegde verbod op achteruitgang te omzeilen en komt het derhalve niet in aanmerking voor een vrijstelling op grond van artikel 4, lid 7, van die richtlijn.

Bij de toepassing van de richtlijn in de tijd dienen de lidstaten zich volgens de rechtspraak van het Hof gedurende de termijn voor uitvoering van de richtlijn te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn ernstig in gevaar zouden brengen (artikel 4, lid 3, VEU juncto artikel 288 VWEU).

Verweerster heeft in haar nieuwe besluit de watertoestand van de Schwarze Sulm alleen anders gewaardeerd. Deze gewijzigde indeling („goede” watertoestand in plaats van „zeer goede”) is in strijd met het oorspronkelijke beheersplan. Vaststellingen en evaluaties in het beheersplan mogen niet ineens door middel van een ad-hoc-administratief besluit op basis van nieuwe criteria worden gewijzigd. Anders zouden wezenlijke inhoudelijke bepalingen van de kaderrichtlijn water, zoals in casu het verbod op achteruitgang, en belangrijke procedurevoorschriften, zoals bijvoorbeeld de inspraak van het publiek, gemakkelijk worden omzeild.


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327, blz. 1).


Top