EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992D0545

92/545/EEG: Beschikking van de Raad van 23 november 1992 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting

PB L 351 van 2.12.1992, p. 33–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1996

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1992/545/oj

31992D0545

92/545/EEG: Beschikking van de Raad van 23 november 1992 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting

Publicatieblad Nr. L 351 van 02/12/1992 blz. 0033 - 0033


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 23 november 1992 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting (92/545/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), inzonderheid op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in artikel 27, lid 1, van de bovengenoemde richtlijn is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke Lid-Staat kan machtigen bijzondere, van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen ten einde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen;

Overwegende dat het Koninkrijk der Nederlanden, bij een op 11 februari 1992 bij de Commissie geregistreerd schrijven, heeft verzocht om machtiging tot het invoeren in de confectiesector van een bijzondere maatregel die afwijkt van het bepaalde bij artikel 21, punt 1, onder a), van bovengenoemde richtlijn;

Overwegende dat die maatregel bedoeld is om de fraude te bestrijden die zich voordoet in de relatie tussen voor grootwinkelbedrijven werkende confectiebedrijven en kleine confectieateliers (onderaannemers) waaraan de confectiebedrijven de produktie toevertrouwen; dat die vorm van fraude - die erin bestaat dat de onderaannemer de BTW aan het confectiebedrijf in rekening brengt, maar niet aan de schatkist afdraagt, terwijl het confectiebedrijf de aftrek toepast - bij het huidige systeem van BTW-heffing moeilijk te bestrijden is;

Overwegende dat de maatregel die het Koninkrijk der Nederlanden voornemens is te treffen, behelst dat de door de onderaannemer krachtens artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG normaal verschuldigde BTW bij het confectiebedrijf wordt geheven;

Overwegende dat die afwijkende maatregel geen nadelige invloed zal hebben op de eigen middelen van de Gemeenschap uit de belasting over de toegevoegde waarde;

Overwegende dat de betreffende maatregel een tijdelijk karakter zal dragen, zodat de gevolgen ervan na een bepaalde periode van toepassing kunnen worden geëvalueerd;

Overwegende dat de Commissie uiterlijk op 31 december 1996 bij de Raad een verslag over de toepassing van deze machtiging zal indienen dat eventueel vergezeld zal gaan van een voorstel voor een beschikking tot verlenging van de machtiging;

Overwegende dat de overige Lid-Staten op 10 maart 1992 van het verzoek van het Koninkrijk der Nederlanden in kennis zijn gesteld,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 21, punt 1, onder a), van Zesde Richtlijn 77/388/EEG wordt het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd om tot en met 31 december 1996 in de confectiesector een regeling toe te passen waarbij de verplichting van de onderaannemer om de BTW aan de schatkist af te dragen naar het confectiebedrijf (de aannemer) wordt verlegd.

Artikel 2

Aan de hand van een verslag van de Commissie over de toepassing van de in artikel 1 genoemde machtiging, dat eventueel vergezeld gaat van een voorstel voor een beschikking, bepaalt de Raad, op basis van dit voorstel, uiterlijk 31 december 1996 of die machtiging wordt verlengd.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden. Gedaan te Brussel, 23 november 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

N. LAMONT

(1) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/680/EEG (PB nr. L 376 van 31. 12. 1991, blz. 1).

Top