EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0738

Zaak T-738/17: Beroep ingesteld op 3 november 2017 — STIF-IDF / Commissie

PB C 22 van 22.1.2018, p. 49–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/49


Beroep ingesteld op 3 november 2017 — STIF-IDF / Commissie

(Zaak T-738/17)

(2018/C 022/65)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Syndicat Transport Île-de-France (STIF-IDF) (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: B. Le Bret en C. Rydzynski, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit gedeeltelijk nietig te verklaren, namelijk voor zover bij artikel 3 ervan de „C2-bijdragen die door het STIF in het kader van het CT2 zijn toegekend” worden aangemerkt als een „onrechtmatig ten uitvoer gelegde steunregeling” die evenwel verenigbaar is met de interne markt;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

1.

Met het eerste middel wordt betoogd dat artikel 107, lid 1, VWEU is geschonden door het bestreden besluit, te weten besluit (EU) 2017/1470 van de Commissie van 2 februari 2017 betreffende de steunregelingen SA.26763 2014/C (ex 2012/NN) die door Frankrijk ten uitvoer zijn gelegd ten gunste van de busondernemingen in de regio Île-de-France (PB 2017, L 209, blz. 24). Van die schending is sprake doordat de Commissie de C2-bijdrage van het CT2 als staatssteun heeft gekwalificeerd omdat zij van oordeel was dat deze maatregel een economisch voordeel opleverde voor de begunstigden ervan.

Verzoeker is bovendien van mening dat de Commissie in haar analyse blijk heeft gegeven van verschillende onjuiste rechtsopvattingen alsook beoordelingsfouten heeft gemaakt waar zij tot de slotsom is gekomen dat in casu niet was voldaan aan het vierde criterium van de Altmark-rechtspraak.

2.

Het tweede middel is ontleend aan ontoereikende motivering van het bestreden besluit wat de niet-naleving van het vierde criterium van de Altmark-rechtspraak en het bestaan van een economisch voordeel betreft.


Top