EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CB0613

Zaak C-613/15: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 17 maart 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 5 de Alcobendas — Spanje) — Ibercaja Banco SAU/José Cortés González (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 93/13/EEG — Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten — Vastgoedleningen — Vertragingsrentebeding — Beding inzake vervroegde opeisbaarheid — Bevoegdheid van de nationale rechter — Vervaltermijn)

PB C 200 van 6.6.2016, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 200/4


Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 17 maart 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 5 de Alcobendas — Spanje) — Ibercaja Banco SAU/José Cortés González

(Zaak C-613/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Vastgoedleningen - Vertragingsrentebeding - Beding inzake vervroegde opeisbaarheid - Bevoegdheid van de nationale rechter - Vervaltermijn))

(2016/C 200/06)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 5 de Alcobendas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ibercaja Banco SAU

Verwerende partij: José Cortés González

Dictum

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat:

de artikelen 3, lid 1, en 4, lid 1, ervan zich ertegen verzetten dat het recht van een lidstaat de bevoegdheid van de nationale rechter beperkt om te beoordelen of een tussen een consument en een verkoper gesloten hypothecaire leningsovereenkomst oneerlijke bedingen bevat, en

de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, ervan verlangen dat het nationale recht de rechter niet belet om een dergelijk beding buiten toepassing te laten, wanneer hij tot de conclusie komt dat het een „oneerlijk” beding in de zin van artikel 3, lid 1, van die richtlijn is.


(1)  PB C 48 van 8.2.2016.


Top