EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0360

Zaak C-360/12: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 5 juni 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Coty Germany GmbH, voorheen Coty Prestige Lancaster Group GmbH/First Note Perfumes NV [Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verordeningen (EG) nrs. 40/94 en 44/2001 — Gemeenschapsmerk — Artikel 93, lid 5, van verordening (EG) nr. 40/94 — Internationale bevoegdheid ter zake van inbreuk — Bepaling van plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan — Grensoverschrijdende deelneming van meerdere personen aan eenzelfde onrechtmatige daad]

PB C 253 van 4.8.2014, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 253/6


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 5 juni 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Coty Germany GmbH, voorheen Coty Prestige Lancaster Group GmbH/First Note Perfumes NV

(Zaak C-360/12) (1)

([Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Verordeningen (EG) nrs. 40/94 en 44/2001 - Gemeenschapsmerk - Artikel 93, lid 5, van verordening (EG) nr. 40/94 - Internationale bevoegdheid ter zake van inbreuk - Bepaling van plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan - Grensoverschrijdende deelneming van meerdere personen aan eenzelfde onrechtmatige daad])

2014/C 253/08

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Coty Germany GmbH, voorheen Coty Prestige Lancaster Group GmbH

Verwerende partij: First Note Perfumes NV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 93, lid 3, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1) en van artikel 5, sub 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) — Gemeenschapsmerk — Internationale bevoegdheid ter zake van inbreuk — In een eerste lidstaat verrichte handeling die bestaat in de bijstand aan de op het grondgebied van een tweede lidstaat gepleegde inbreuk — Bepaling van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan

Dictum

1)

Het begrip „lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden” als bedoeld in artikel 93, lid 5, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een inbreukmakende waar op het grondgebied van een lidstaat is verkocht en geleverd en vervolgens door de verkrijger ervan op het grondgebied van een andere lidstaat is doorverkocht, op grond van deze bepaling geen rechterlijke bevoegdheid kan worden vastgesteld om kennis te nemen van een vordering betreffende inbreuk tegen de oorspronkelijke verkoper die zelf niet heeft gehandeld in de lidstaat van de aangezochte rechter.

2)

Artikel 5, sub 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer wordt aangevoerd dat er sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame of slaafse nabootsing van een door een gemeenschapsmerk beschermd teken, die volgens de wet inzake oneerlijke mededinging (Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb) van de lidstaat van de aangezochte rechter verboden zijn, op grond van deze bepaling uit de plaats van de gebeurtenis die de uit schending van deze wet voortvloeiende schade heeft veroorzaakt, geen bevoegdheid kan worden afgeleid van een rechterlijke instantie van die lidstaat wanneer diegene van de veronderstelde veroorzakers die voor die instantie wordt opgeroepen, daar zelf niet heeft gehandeld. Daarentegen kan in een dergelijk geval op grond van die bepaling uit de plaats waar de schade is ingetreden, rechterlijke bevoegdheid worden afgeleid om kennis te nemen van een aansprakelijkheidsvordering die is gebaseerd op die nationale wet en wordt ingesteld tegen een in een andere lidstaat gevestigde persoon van wie wordt beweerd dat hij in laatstgenoemde lidstaat een handeling heeft gesteld die schade heeft veroorzaakt of kan veroorzaken in het rechtsgebied van de aangezochte rechter.


(1)  PB C 343 van 10.11.2012.


Top