EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0611

Zaak C-611/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 30 november 2011 door ara AG tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 22 september 2011 in zaak T-174/10, ara/BHIM

PB C 133 van 5.5.2012, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 133/14


Hogere voorziening ingesteld op 30 november 2011 door ara AG tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 22 september 2011 in zaak T-174/10, ara/BHIM

(Zaak C-611/11 P)

2012/C 133/26

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: ara AG (vertegenwoordiger: M. Gail, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Allrounder SARL

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 22 september 2011 in zaak T-174/10 vernietigen;

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 26 januari 2010 (zaak R 481/2009-1) vernietigen, en

het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en de interveniërende partij in eerste aanleg verwijzen in de kosten van beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (1) heeft geschonden.

Rekwirante betoogt in de eerste plaats dat het Gerecht de motiveringsplicht heeft geschonden doordat het bij de globale beoordeling van het verwarringsgevaar geen toereikende redenen heeft opgegeven ten aanzien van de criteria inzake het relevante publiek, de vergelijking van de merken en het verwarringsgevaar. Zo heeft het ten onrechte geoordeeld dat het relevante publiek bestaat uit de gemiddelde consument met een gemiddeld aandachtsniveau bij de aankoop van de betrokken waren, hoewel in eerste instantie was aangetoond dat de consument zelden de mogelijkheid heeft om de verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken. Bovendien heeft het Gerecht bij de vergelijking van de merken ten onrechte geoordeeld dat de aanwezigheid van de twee driehoekige ontwerpen de overhand heeft over de indruk van het litigieuze merk die het publiek bijblijft.

Bovendien heeft het Gerecht de motiveringsplicht geschonden doordat het niet heeft verwezen naar de documenten die interveniënte heeft overgelegd in het kader van het onderzoek naar het verwarringsgevaar.

Tot slot heeft het Gerecht het belang van het beginsel van ambtshalve onderzoek onderschat.


(1)  PB L 78, blz. 1.


Top