EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0562

Zaak T-562/08: Beroep ingesteld op 16 december 2008 — Repsol YPF Lubricantes y especialidades e.a./Commissie

PB C 44 van 21.2.2009, p. 62–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/62


Beroep ingesteld op 16 december 2008 — Repsol YPF Lubricantes y especialidades e.a./Commissie

(Zaak T-562/08)

(2009/C 44/106)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Repsol YPF Lubricantes y especialidades, SA (Madrid, Spanje), Repsol Petróleo, SA (Madrid, Spanje), Repsol YPF, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Jiménez-Laiglesia Oñate, J. Jiménez-Laiglesia Oñate, S. Rivero Mena, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de artikelen 1 en 2 van de beschikking nietigverklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De in de onderhavige zaak bestreden beschikking is dezelfde als in zaak T-540/08, Esso e.a./Commissie.

Ter onderbouwing van hun beroep betogen verzoeksters in de eerste plaats dat niet is aangetoond dat Repsol YPF Lubricantes y especialidades, SA (Rylesa) aan bepaalde gedragingen heeft deelgenomen en dat zij het voorwerp zijn geweest van een individuele behandeling met het oog op een sanctie. In het bijzonder heeft de beschikking niet voldoende aangetoond dat Rylesa heeft deelgenomen aan een overeenkomst inzake de verdeling van klanten en markten.

De beschikking houdt evenmin rekening met het feit dat de technische bijeenkomsten geen betrekking hadden op de verdeling van klanten en markten. Bedoelde praktijken hebben in voorkomend geval, zoals sommige van de adressaten van de beschikking hebben erkend, plaatsgevonden in het kader van bilaterale en multilaterale contacten die niets met de technische bijeenkomsten te maken hadden. De bestreden beschikking acht het echter niet noodzakelijk om die bilaterale en multilaterale contacten te onderzoeken, zodat verzoeksters niet kunnen worden geacht te hebben deelgenomen aan de door de beschikking vastgestelde inbreuk. Hoe dan ook zet de beschikking niet uiteen waarom Rylesa aansprakelijk wordt geacht voor die gedragingen en andere ondernemingen die aanwezig waren op de als bewijs van bedoelde handelwijze aangehaalde technische bijeenkomsten niet.

Verzoeksters zijn het evenmin eens met het criterium dat de Commissie heeft gebruikt om de met de geraakte producten behaalde omzet te bepalen en dus de toepasselijke sanctie vast te stellen. Enerzijds definieert de beschikking niet precies welke producten door de inbreuk worden geraakt. Anderzijds moeten geldboeten overeenkomstig de in casu toepasselijke richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 worden berekend op basis van de waarde van de verkopen van de ondernemingen in het laatste volledige jaar waarin zij aan de inbreuk hebben deelgenomen. In casu heeft de Commissie deze algemene regel echter buiten beschouwing gelaten en het uitgangsbedrag van de geldboete berekend op basis van Rylesa's gemiddelde omzet tussen 2001 en 2003. De Commissie heeft geen enkele reden aangevoerd die in het geval van Rylesa rechtvaardigt dat zij de regels die zij zichzelf in de richtsnoeren heeft opgelegd, buiten beschouwing heeft gelaten en gebruik heeft gemaakt van een criterium (de gemiddelde omzet tussen 2001 en 2003) dat Rylesa bovendien aanzienlijk benadeelt. De in aanmerking te nemen omzet is uiteindelijk en zoals de beschikking zelf verklaart, de omzet die is behaald in 2003, aangezien dit het laatste volledige jaar is waarvan de Commissie zelf aanneemt dat Rylesa aan de inbreuk deelnam.

In de beschikking oordeelt de Commissie dat de inbreuk door Rylesa is beëindigd op 4 augustus 2004. Er is echter geen bewijs van een voortdurende inbreuk door Rylesa vóór die datum. In het bijzonder neemt Rylesa geen deel aan de overeenkomsten of praktijken die zijn vastgesteld tijdens de technische bijeenkomsten in de eerste helft van 2004. De inbreuk moet dus worden geacht beëindigd te zijn in januari 2004 of uiterlijk in mei 2004.

Tot slot houdt de bestreden beschikking geen rekening met het talrijke tijdens de administratieve procedure geleverde bewijs waaruit blijkt dat Rylesa volledig zelfstandig is ten aanzien van haar moederonderneming, Repsol Petróleo SA. Hoe dan ook kan de Commissie volgens de rechtspraak de aansprakelijkheid voor de door een vennootschap begane inbreuk niet uitbreiden tot de gehele groep waarvan deze deel uitmaakt, zodat Repsol YPF SA niet aansprakelijk kan worden gesteld.


Top