EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_203_E_0047_01

Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma "Intelligente energie voor Europa" (2003-2006) (COM(2002) 162 def. — 2002/0082(COD))

PB C 203E van 27.8.2002, p. 47–52 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0162

Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma "Intelligente energie voor Europa" (2003-2006) /* COM/2002/0162 def. - COD 2002/0082 */

Publicatieblad Nr. 203 E van 27/08/2002 blz. 0047 - 0052


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma "Intelligente energie voor Europa" (2003-2006)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

In het Groenboek "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" [1] nodigt de Commissie uit tot de volgende langetermijnacties op energiegebied:

[1] COM(2000) 769 def. van 29.11.2000.

- De Unie moet het aanbodbeleid weer in evenwicht brengen door duidelijke maatregelen ten behoeve van een op de vraag gericht beleid. De ruimte voor uitbreiding van het communautaire aanbod lijkt namelijk gering in verhouding tot de omvang van de vraag, terwijl maatregelen ter beheersing van de vraag een beter perspectief bieden.

- Wat de energievraag betreft roept het Groenboek op tot een daadwerkelijke mentaliteitsverandering bij de verbruikers. Ten aanzien van de bouw- en vervoerssector en de sector elektrische apparatuur zal een actief beleid moeten worden gevoerd dat gericht is op energiebesparingen en diversificatie ten gunste van niet-vervuilende energiebronnen.

- Wat het energieaanbod betreft dient prioriteit te worden gegeven aan de bestrijding van de aardopwarming. De ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen (inclusief biobrandstoffen) is de sleutel tot verandering. De doelstelling voor 2010 moet zijn het aandeel van duurzame energiebronnen in de totale energiebalans te verdubbelen - van 6% tot 12% - en het aandeel ervan in de elektriciteitsproductie op te voeren van 14% tot 22%.

De hoofdactielijnen, zoals die geschetst worden in het Groenboek, zijn bekrachtigd en versterkt door de nieuwe prioriteiten van de Unie waartoe besloten is tijdens de laatste Europese Raad in Göteborg, met name in het kader van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling.

In de mededeling van de Commissie "Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling" [2], waarmee de Europese Raad van Göteborg heeft ingestemd, worden de belangrijkste belemmeringen voor duurzame ontwikkeling genoemd, waaronder met name de emissies van broeikasgassen door toedoen van de mens en de door het vervoer veroorzaakte problemen. Om deze obstakels voor duurzame ontwikkeling weg te nemen is een nieuwe benadering van het communautaire beleid nodig, evenals een inspanning om de afstand tot de burgers en het bedrijfsleven te verkleinen, die uiteindelijk de veranderingen in de verbruikspatronen en de noodzakelijke investeringen dienen te realiseren. Ten slotte is het zaak met betrekking tot de publieke en private investeringen een wezenlijk andere koers te volgen ten gunste van nieuwe, milieuvriendelijke technologieën, teneinde de economische en sociale ontwikkeling los te koppelen van de aantasting van het milieu en het overmatig gebruik van de natuurlijke hulpbronnen.

[2] COM(2001) 264 def. van 15.5.2001.

Onder de rubriek « Beperking van de klimaatverandering en een intensiever gebruik van schone energie » dringt de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling aan op:

- duidelijke maatregelen ter vermindering van de vraag naar energie door middel van, bijvoorbeeld, strakkere minimumnormen en etiketteringsvereisten voor gebouwen en apparaten, met het doel de energie-efficiëntie te verbeteren;

- meer steun voor onderzoek, ontwikkeling en verspreiding van technologie met betrekking tot schone en hernieuwbare energiebronnen.

Daarenboven dient de Europese Unie een voorbeeldfunctie te vervullen op internationaal niveau door haar beleid en de publieke en private investeringen tegen de achtergrond van de verbintenissen met betrekking tot de klimaatverandering radicaal om te buigen in de richting van een duurzame en milieuvriendelijke ontwikkeling en door internationale samenwerking tot stand te brengen op basis waarvan een beter perspectief geboden kan worden voor een dergelijke duurzame ontwikkeling op wereldschaal.

In het op 22 juli 2001 tijdens de Top van Genua uitgebrachte communiqué erkent de G8 het belang van duurzame energiebronnen voor de duurzame ontwikkeling, de diversificatie van de energievoorziening en de bescherming van het milieu, alsmede de betekenis ervan met betrekking tot het terugdringen van de armoede. De leden van de G8 hebben de intentie uitgesproken voor de duurzame energiebronnen een passende plaats in te ruimen in hun nationale plannen, en hebben de andere landen opgeroepen dit voorbeeld na te volgen. Tevens zullen ze zich inzetten om de ontwikkelingslanden te helpen bij het versterken van hun institutionele kaders en het vaststellen van marktstrategieën, teneinde de investeringen op het gebied van duurzame energiebronnen te stimuleren en de verspreiding van de beste praktijken op dit gebied te bevorderen.

Tenslotte bieden de nieuwe administratieve richtsnoeren van de Commissie, met name de richtsnoeren voor externalisering en de uitvoeringsvoorschriften daarvoor, de mogelijkheid om nieuwe formules toe te passen om het beheer van de communautaire programma's te vergemakkelijken.

Dit voorstel voor een beschikking sluit aan bij de langetermijnstrategie van de Europese Unie op energiegebied en bij deze nieuwe benadering, die tot doel heeft de communautaire beleidsmaatregelen af te stemmen op de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.

2. Het energiebeleid in het kader van de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling

De uitstoot van broeikasgassen komt voor het grootste deel voor rekening van de energie- en de vervoerssector. De doelstellingen op energiegebied, zoals geschetst in het Groenboek, alsmede de nieuwe richtsnoeren inzake het gemeenschappelijk vervoersbeleid, zoals uiteengezet in het Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" [3] vergen een aanpassing en versterking van de communautaire instrumenten - zowel de wetgevingsmaatregelen als de steunprogramma's - teneinde ze meer te richten op verbetering van het beheer van de energievraag en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen, met name in samenhang met de energieaspecten van het vervoer.

[3] COM(2001) 370 def. van 12.9.2001.

Wat de wetgevingsmaatregelen betreft is de Commissie voornemens voort te bouwen op de actie die reeds in gang is gezet met de richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt [4]. Daartoe legt ze nieuwe voorstellen voor op het gebied van duurzame energiebronnen [5] en energie-efficiëntie [6]. Deze wetgevende maatregelen voorzien in evaluatie, monitoring en follow-up van de geboekte vooruitgang. De toepassing ervan zal met name worden bevorderd door communautaire steun voor de bevordering en verspreiding van de beste praktijken op de onderscheiden gebieden onder de burgers en in het bedrijfsleven.

[4] Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt. PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

[5] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bevordering van het gebruik van biotransportbrandstoffen. COM(2001) 547 def. van 07.11.2001.

[6] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen. COM(2001) 226 def. van 11.05.2001.

Doel is de marktpenetratie van nieuwe technologieën op deze gebieden te bevorderen door een daartoe strekkend wetgevingskader te creëren en door streefdoelen vast te leggen voor de Unie en voor de lidstaten.

Met de twee doelstellingen op het gebied van duurzame energiebronnen [7] en energie-efficiëntie [8] tezamen kan reeds een substantiële bijdrage geleverd worden aan het terugdringen van de broeikasgasemissies overeenkomstig de bepalingen in het Protocol van Kyoto. De verwezenlijking van deze doelstellingen is dan ook noodzakelijk, wil de Unie haar verplichtingen op dit gebied nakomen.

[7] Mededeling van de Commissie "Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen", COM(1997) 599 def. van 26.11.1997.

[8] Mededeling van de Commissie "Actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap", COM(2000) 247 def. van 26.4.2000.

De wetgevingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de vastgelegde doelstellingen op beide gebieden te verwezenlijken moeten evenwel voorafgegaan worden door en vergezeld gaan van efficiëntere steunprogramma's teneinde de veranderingen op de middellange en lange termijn die met de voorgestelde maatregelen worden beoogd daadwerkelijk te realiseren. De communautaire programma's op voornoemde gebieden moeten in deze zin worden geïntensiveerd en bijgesteld.

Deze nieuwe aanpak impliceert ook dat het communautair optreden ten aanzien van de voornaamste betrokkenen, zoals nationale, regionale en lokale instanties en andere organisaties die op hun niveau een bijdrage leveren tot de communautaire doelstellingen, moet worden versterkt. Dit stemt overeen met de veranderingen die zijn voorgesteld in het witboek inzake Europese governance [9], waarin onder andere wordt aangedrongen op grotere betrokkenheid en meer openheid van de voornaamste betrokkenen door de invoering van een meer stelselmatige dialoog en meer interactie tussen de Gemeenschap en de lidstaten, de regionale en lokale overheden en de civiele maatschappij.

[9] COM(2001) 428 def. van 25.7.2001.

De noodzaak tot versterking van het communautair optreden doet zich des te sterker gelden in het vooruitzicht van de uitbreiding van de Unie. De energie-intensiteit van de kandidaat-landen is namelijk hoger dan die van de lidstaten.

Op internationaal niveau heeft Europa zich verbonden tot bestrijding van de armoede en tot verwezenlijking van de internationale ontwikkelingsdoelstellingen van het millennium; energie speelt op horizontaal niveau een belangrijke rol in dit streven. Deze samenwerking zal in de eerste plaats betrekking hebben op de continuïteit van de energievoorziening, verbetering van de energie-efficiëntie, met inbegrip van energiebesparing, schone technologieën en ontwikkeling van duurzame energiebronnen, waarbij moet worden gezorgd voor bevoegde instellingen. Het deel COOPENER is gelieerd en complementair met betrekking tot dit initiatief. In dit verband dient Europa investeringen in de ontwikkeling van duurzame energiebronnen in de ontwikkelingslanden te stimuleren en in de hand te werken, teneinde aldus een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de klimaatverandering en de kwaliteit van het leven van de burgers te verbeteren. De aanpassing van communautaire beleidsmaatregelen inzake energie en vervoer aan de interne en externe doelstellingen van duurzame ontwikkeling is overigens door de Commissie onderstreept in haar mededeling van 13 februari 2002 [10] « Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling ».

[10] COM(2002) 82 def. van 13.2.2002 en COM(2002) 82 def./2 - addendum FR - van 21.2.2002.

Opgemerkt dient te worden dat deze nieuwe benadering de inzet van aanvullende personele middelen vergt en dat gezien de huidige situatie en gelet op de aard van de taken een oplossing in dit verband is een uitvoerend agentschap op te richten op basis van de toekomstige verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken van het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd [11]. Als geen agentschap wordt opgericht, zal voor de uitvoering van het programma het aantal personeelsleden van de diensten die bij de Commissie het programma beheren, moeten worden vermeerderd van 38 tot 52 mensen. Deze optie zal evenwel tevens leiden tot aanzienlijke vermindering van de activiteiten op het stuk van voorlichting, bevordering en benutting van de resultaten van de projecten en acties alsmede tot invoering van een minimumdrempel voor de financiering van projecten of acties in het kader van het programma.

[11] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

3. De programma's ALTENER en SAVE (1991-1997) en het eerste kaderprogramma voor energie (1998-2002)

De communautaire actie inzake niet-technologische steun op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen is begonnen met de aanneming in 1991 van het programma SAVE, in 1993 gevolgd door de aanneming van het programma ALTENER. De positieve resultaten van beide programma's zijn door alle communautaire instellingen erkend en de activiteiten op dit gebied zijn voortgezet in het meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen, welk programma in 1998 is aangenomen en op 31 december 2002 ten einde loopt.

Dit kaderprogramma, waarvan het totale financiële kader 175 miljoen euro bedraagt, omvatte zeven beschikkingen: de beschikking tot vaststelling van het kaderprogramma zelf alsmede zes aanvullende beschikkingen betreffende de volgende specifieke programma's:

- ETAP - toekomstgerichte analyses en follow-up van de markten (5 miljoen euro),

- SYNERGY - internationale samenwerking op energiegebied (15 miljoen euro),

- CARNOT - bevordering van technologieën voor een schoon en efficiënt gebruik van vaste brandstoffen (3 miljoen euro),

- SURE - samenwerking in de nucleaire sector, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid, de industriële samenwerking met de nieuwe onafhankelijke staten en het vervoer van radioactieve stoffen, met inbegrip van de strijd tegen de illegale handel (9 miljoen euro),

- ALTENER - bevordering van duurzame energiebronnen (77 miljoen euro),

- SAVE - bevordering van de energie-efficiëntie (66 miljoen euro).

Het initiatief tot invoering van een kaderprogramma voor energie is door het Europees Parlement en de Raad genomen met de bedoeling de bestaande programma's samen te voegen, zulks met het oog op aldus te behalen schaalvoordelen en versterking van de coördinatie. De van het kaderprogramma verwachte schaalvoordelen en de beoogde vergroting van de doelmatigheid op het gebied van de procedures en de tenuitvoerlegging zijn evenwel uitgebleven, enerzijds vanwege het ontbreken van een uniforme rechtsgrondslag, anderzijds vanwege de uiteenlopende aard van de programma's en de daaraan verbonden doelstellingen.

3.1 Jaarlijkse evaluatie van het kaderprogramma voor energie (2000)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de Beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) bestudeert de Commissie jaarlijks de stand van uitvoering van dit kaderprogramma en de daarin opgenomen specifieke programma's. De evaluatie die in 2000 door onafhankelijke deskundigen is uitgevoerd, had hoofdzakelijk betrekking op de doeltreffendheid en de transparantie van elk programma, de interne coördinatie binnen de Commissie en de samenhang tussen de geselecteerde projecten en de doelstellingen van de programma's in 1998 en 1999. In het evaluatieverslag wordt het belang erkend van de programma's ALTENER, SAVE, SYNERGY en ETAP in het kader van de communautaire strategie voor vermindering van de CO2-uitstoot. Uit de in het kader van deze evaluatie uitgevoerde analyses blijkt echter dat op de volgende vier hoofdpunten aanpassingen nodig zijn:

- de "kleine" programma's, die elk hun eigen doelgroep kennen en waarvan de acties en procedures niet gecoördineerd zijn, zouden evengoed tot onderdeel gemaakt kunnen worden van een of twee grotere programma's; door de samenvoeging van de menselijke middelen en de harmonisatie van de selectie-, evaluatie- en beheerprocedures zou de doeltreffendheid aanzienlijk vergroot kunnen worden;

- de doelstellingen van bepaalde programma's en de toegekende middelen zijn niet met elkaar in overeenstemming, in het bijzonder voor de programma's ALTENER en SAVE. Twee oplossingen zijn mogelijk: ofwel de middelen blijven gelijk, in welk geval de doelstellingen dienen te worden beperkt; ofwel de doelstellingen blijven ongewijzigd, hetgeen betekent dat er meer financiële en beheermiddelen vrijgemaakt moeten worden om ze te verwezenlijken;

- de methodes en procedures voor selectie, evaluatie en beheer dienen te worden gemoderniseerd;

- de voorlichting over het kaderprogramma en de specifieke programma's alsmede de verspreiding van de resultaten ervan zijn vooralsnog verre van ideaal. Op dit cruciale punt ontbreekt een systematische of adequate aanpak en is aanpassing noodzakelijk.

De deskundigen zijn tot de conclusie gekomen dat met het oog op de doeltreffendheid van een toekomstig, na 2002 ten uitvoer te leggen programma gestreefd moet worden naar de totstandkoming van één enkel programma dat twee componenten bevat: stimulering van vervangende energiebronnen en bevordering van energiebesparing. Horizontale ondersteuning van activiteiten op deze gebieden zou moeten komen van acties gericht op verspreiding van technologieën, zowel in de Unie als in derde landen, alsmede van de totstandkoming van diensten en studies die nodig zijn voor het beheer van het programma. Voorts zou het programma SURE gekoppeld moeten worden aan de activiteiten die plaatsvinden op het gebied van kernenergie.

3.2 Tussentijdse evaluatie van het kaderprogramma voor energie (2001)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de Beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) heeft de Commissie aan het einde van het derde jaar van de toepassingsperiode door onafhankelijke deskundigen een algehele externe evaluatie laten verrichten van de stand van uitvoering van de uit hoofde van dit kaderprogramma en de specifieke programma's verrichte communautaire acties.

Dit onderzoek is inmiddels in gang gezet en het eindverslag waarin de methode uiteengezet wordt aan de hand waarvan het kaderprogramma en de specifieke programma's, alsmede de effecten daarvan, geanalyseerd zijn, zal door de deskundigen in het tweede kwartaal van 2002 aan de Commissie voorgelegd worden. De conclusies van deze evaluaties zullen medegedeeld worden aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en in aanmerking genomen worden bij de opstelling van het werkprogramma.

4. Een nieuw programma voor energie: "Intelligente energie voor Europa"

De strategie voor een continue energievoorziening voor de middellange en lange termijn en de integratie van de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling en milieubescherming in de acties op energiegebied, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer, vragen om een aanpassing van de steunprogramma's teneinde de communautaire acties te kunnen bundelen tot een samenhangend en doeltreffend geheel, zowel ten aanzien van de procedures als ten aanzien van de doelstellingen.

Er dient met overleg gehandeld te worden - vandaar de naam van het programma, "Intelligente energie voor Europa" - teneinde de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en het in onze samenleving bereikte ontwikkelingsniveau duurzaam in stand te houden via een verantwoord energiebeleid, dat gebaseerd is op technologische innovatie en op het vermogen van de economische en beroepssectoren de beste praktijken op energiegebied op zo kort mogelijke termijn over te nemen.

De Commissie is van mening dat het in de huidige omstandigheden van belang is bepaalde acties uit te breiden en te versterken en ze onder te brengen in één uniform kader. Het voorgestelde programma draagt bij tot de continuïteit van de energievoorziening, het concurrentievermogen en de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling. Het levert een duidelijke meerwaarde op ten opzichte van de door iedere lidstaat afzonderlijk gevoerde acties.

Dit voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreft een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied, het programma "Intelligente energie voor Europa", voor de periode 2003-2006. Dit programma is bedoeld als voornaamste communautair instrument voor niet-technologische steunverlening op energiegebied. Het programma voorziet in de voortzetting van acties die zijn ondernomen in de programma's ALTENER, SAVE en, gedeeltelijk, SYNERGY, en omvat alle acties op energiegebied die bijdragen tot de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van de communautaire strategieën voor energie, vervoer (energieaspecten) en duurzame ontwikkeling.

In het nieuwe programma worden de componenten "duurzame energiebronnen" en "energie-efficiëntie" versterkt en een derde en vierde component geïntroduceerd, betreffende de energieaspecten van het vervoer respectievelijk de bevordering op internationaal niveau van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie, met name, in de ontwikkelingslanden. Voorts intensiveert het programma de activiteiten ter bevordering en verspreiding van de beste praktijken om de actoren in deze sector, het bedrijfsleven en de burgers voor te bereiden op de noodzakelijke veranderingen, die deels reeds in gang gezet zijn maar eerst in de toekomst hun volle effect zullen hebben, en om een reële mentaliteitsverandering op energiegebied tot stand te brengen door middel van bewustmaking, scholing en bevordering van investeringen in nieuwe technologieën.

Het programma is opgezet rond vier specifieke gebieden: rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag (SAVE), nieuwe en duurzame energiebronnen (ALTENER), energieaspecten van het vervoer (STEER) en internationale bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie (COOPENER). Op elk gebied zijn zes soorten acties gepland: a) uitvoering van strategieën, opstelling van normen, studies, enz.; b) opzetten van structuren en financierings- en marktinstrumenten, met inbegrip van lokale en regionale planning; c) bevordering van systemen en apparatuur om de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie te vergemakkelijken; d) ontwikkeling van structuren voor informatie en onderwijs en benutting van de resultaten; e) monitoring en f) beoordeling van de effecten van de acties (zie tabel in de bijlage).

Daarnaast wordt het programma ten uitvoer gelegd via gerichte initiatieven, "kernactiviteiten" genaamd, die betrekking hebben op een of meerdere specifieke actiegebieden.

4.1. Doelstellingen van het programma "Intelligente energie voor Europa"

De acties die in aanmerking komen voor communautaire financiële steun dienen in hun geheel gericht te zijn op stimulering van de Europese markt en onder meer het volgende mogelijk te maken:

- benutting van de mogelijkheden voor verbetering van de energie-efficiëntie daar waar zulks economisch gezien haalbaar is en vermindering van de energie-intensiteit met één procentpunt per jaar, teneinde twee derde van het potentieel voor besparingen te verwezenlijken (18% in 2010) en aldus een reductie van de CO2-uitstoot te bereiken die naar schatting zal uitkomen op 40% van de door de EU in Kyoto aangegane verplichting;

- invoering van acties gericht op de introductie of uitbreiding van structuren en instrumenten voor de ontwikkeling van duurzame energiebronnen, ter ondersteuning van de thans bestaande of in de toekomst aan te nemen wetgevende maatregelen, teneinde het aandeel van duurzame energie in het bruto binnenlands energieverbruik te verhogen van de huidige 6% tot 12% in 2010 (elektriciteit, warmte, biobrandstoffen);

- vergroting van het aandeel van middels duurzame energiebronnen geproduceerde elektriciteit tot 22,1% in 2010;

- aanzienlijke verhoging van het aandeel van warmtekrachtkoppeling in de elektriciteitsproductie in 2010, teneinde tegen die tijd een extra uitstoot van CO2 van naar schatting 65 miljoen ton per jaar te voorkomen;

- ontwikkeling van het potentieel van duurzame energiebronnen (DEB), harmonisering en verbetering van de kwaliteit van de thans beschikbare schone technologieën en scheppen van optimale voorwaarden voor versnelde investeringen, waarbij het geïnstalleerd vermogen voor de productie van DEB-energie wordt vergroot, teneinde aldus een extra CO2-uitstoot van ongeveer 330 miljoen ton te voorkomen;

- en, via COOPENER, bevordering van de mechanismen van het Protocol van Kyoto, teneinde duurzame energiesystemen te ontwikkelen en bij te dragen tot bestrijding van de armoede en tot verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelstellingen van het millennium in de ontwikkelingslanden, door voor de armsten op energiegebied de toegang tot energiediensten te verbeteren.

Tegen deze achtergrond zal het programma het in de eerste plaats mogelijk maken een energiestrategie voor de middellange en lange termijn ten uitvoer te leggen in samenhang met de doelstellingen van de strategie van de Unie voor duurzame ontwikkeling, alsmede de wetgevende maatregelen die nodig zijn om de strategische doelstellingen te verwezenlijken en voor de follow-up en bewaking. In de tweede plaats dient het programma de aanzet te vormen tot een reële verandering op Europees niveau door bewustmaking van de belangrijkste betrokkenen (nationale, regionale en lokale overheden, besluitvormers, producenten, beroepsgroepen, opleiders, consumenten, enz.) teneinde de overgang te bewerkstelligen naar doeltreffende en intelligente systemen voor energieproductie en -verbruik die gebaseerd zijn op degelijkheid en duurzaamheid; bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring; ondersteuning van acties gericht op uitbreiding van investeringen in nieuwe technologieën die al op de markt beschikbaar zijn; stimulering van de verspreiding van goede praktijken, mede in het onderwijssysteem.

Gezien het specifieke karakter ervan zijn de activiteiten in verband met de Europese onderzoekruimte en het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie niet in de actiegebieden van het programma opgenomen.

Het onderhavige programma draagt tevens bij tot vergroting van de transparantie, de samenhang en de coördinatie van alle acties, tot bevordering van acties waarin de verschillende actiegebieden geïntegreerd zijn en tot de totstandkoming van een doeltreffende koppeling tussen de acties van het programma enerzijds en de uit hoofde van andere communautaire beleidsmaatregelen gevoerde acties anderzijds, in het bijzonder de strategie voor duurzame ontwikkeling en het Europees programma inzake klimaatverandering, de ontwikkelingssamenwerking, het beleid tot versterking van de economische en sociale samenhang, vooral met het oog op de uitbreiding van de Unie, en de structurele steunmaatregelen van het EFRO op energiegebied alsmede de door de lidstaten ontplooide initiatieven.

4.2. Actiegebieden van het programma

Het programma omvat vier specifieke actiegebieden:

a) Rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag (SAVE);

b) nieuwe en duurzame energiebronnen (ALTENER);

c) energieaspecten van het vervoer (STEER);

d) bevordering op internationaal niveau, met name in samenwerking met de ontwikkelingslanden, van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie (COOPENER).

De acties die in het verleden ondernomen zijn op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie zijn zeer welwillend ontvangen, en in het licht van de beperkte begrotingsmiddelen kan gesproken worden van goede resultaten en aanzienlijke vooruitgang op het gebied van wetgeving en voorlichting. De ontwikkeling naar doeltreffende en intelligente energiesystemen vraagt om versterking van de acties op beide gebieden, waaraan gerichte acties toegevoegd dienen te worden ten aanzien van de energieaspecten van het vervoer en ten aanzien van de bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in de ontwikkelingslanden.

Bevordering op internationaal niveau is niet enkel een noodzaak op zich, maar ook van wezenlijk belang met het oog op de internationale verplichtingen van de Europese Unie binnen de internationale instellingen. De actie tot internationale bevordering (COOPENER) in het kader van dit programma past in de algemene strategie van de Europese Unie ten behoeve van duurzame ontwikkeling, met name wat betreft de bijdrage van de Unie aan de mondiale duurzame ontwikkeling. COOPENER verleent continuïteit aan de in het kader van het SYNERGY-programma gevoerde acties op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen. Dit optreden heeft tot doel al in de beginfase van het proces maatregelen op energiegebied die bijdragen aan duurzame ontwikkeling, in nauwe samenwerking met de diensten van de Commissie die zich bezighouden met internationale samenwerking en ontwikkelingshulp, te integreren in het communautaire optreden op ontwikkelingsgebied. De actie op het gebied van COOPENER sluit aan bij het communautaire optreden in het kader van samenwerkingsprogramma's. De te financieren activiteiten moeten voornamelijk nagaan of in de Gemeenschap ontwikkelde maatregelen en technieken vatbaar zijn voor herhaling in ontwikkelingslanden en zich toespitsen op de bevordering van kennis en de overdracht van communautaire technologieën naar deze landen. Het budget voor dit specifieke gebied zou 8,8% van het totale bedrag dat voor het programma beschikbaar is, moeten bedragen.

Teneinde de koppeling en coördinatie tussen COOPENER en de communautaire samenwerkingsinitiatieven te vergemakkelijken, zal een werkgroep waarin de bevoegde diensten van de Commissie zijn vertegenwoordigd, worden voorgesteld bij de voorbereiding van het werkprogramma.

Voorts dient opgemerkt te worden dat de beschikking tot vaststelling van het ALTENER-programma (PB L 79 van 25.10.2000, blz. 1) vergezeld gaat van een gemeenschappelijke verklaring inzake de Middellandse-Zeelanden, die de Commissie in aanmerking zou kunnen nemen in het kader van het onderhavige beschikkingsvoorstel.

4.3. Tenuitvoerlegging van het programma

De tenuitvoerlegging van het programma zal met name geschieden via zogeheten "kernactiviteiten" op de verschillende actiegebieden. Deze worden gedefinieerd tijdens de vaststelling van het werkprogramma en in voorkomende gevallen aangepast in de loop van het programma.

Ook kernactiviteiten waarin verschillende specifieke gebieden geïntegreerd zijn komen in aanmerking. Te denken valt aan specifieke kernactiviteiten ten behoeve van de ultraperifere regio's, zoals omschreven in artikel 299, lid 2, van het Verdrag, of kernactiviteiten die gericht zijn op thema's als [12]:

[12] Deze thema's worden hier bij wijze van voorbeeld genoemd. De thema's voor ieder afzonderlijk jaar zullen in overleg met het programmacomité vastgelegd worden in het werkprogramma.

- "Duurzame energie voor de eilanden" - geïntegreerde projecten (DEB, rationeel energiegebruik (REG), vervoer) voor de kleine eilanden, met inbegrip van de ultraperifere regio's en de eilanden van de landen in het Middellandse-Zeegebied die geen lid zijn van de Europese Unie;

- "Zuinige gebouwen" - geïntegreerde projecten (DEB + REG) voor energiezuinige openbare gebouwen en woningen in middelgrote steden;

- "Energie en veiligheid in de stad" - geïntegreerde projecten (DEB + REG) betreffende stadsverlichting, straatmeubilair en voorzieningen voor het stadsvervoer;

- "Water en energie" - geïntegreerde projecten (DEB, COOP) gericht op de water- en energievoorziening van toeristische kustgebieden (ontzilting, hotels en toeristische voorzieningen);

- "Gemeenschappen op weg naar 100% duurzame energie" - geïntegreerde projecten in de Unie en in de ontwikkelingslanden;

- "Groen vervoer" - geïntegreerde projecten gericht op het vinden van oplossingen voor de problemen in het stadsvervoer;

- "Alles over duurzame energie" - geïntegreerde projecten op onderwijsgebied;

- "Analyse en evaluatie van het milieueffect van de productie en het verbruik van energie, in het bijzonder met betrekking tot de klimaatverandering";

- "Bevordering van gecoördineerde analyses van het energiebeleid en de energiemarkten op communautair niveau en van de maatregelen ter uitvoering van de communautaire wetgeving op deze gebieden".

- "Uitwerking van een gezamenlijke benadering op communautair niveau voor studies, analyses en prognoses in de energiesector".

Dankzij de tenuitvoerlegging van het programma via deze kernactiviteiten kunnen de middelen en de belangrijkste actoren op de energiemarkt gemobiliseerd worden rond projecten die van belang zijn in termen van het effect ervan op lokaal, regionaal, nationaal, communautair en internationaal niveau. Aldus wordt de zichtbaarheid vergroot van de acties die de Unie en de afzonderlijke lidstaten voeren. De kernactiviteiten kunnen van kortere duur zijn dan het programma zelf en tegelijkertijd dan wel na elkaar van start gaan, naar gelang van de door de Commissie en het beheercomité van het programma vastgestelde prioriteiten. In het werkprogramma zal de volledige lijst van de tijdens de looptijd van het programma uit te voeren kernactiviteiten vastgelegd worden, evenals het tijdschema voor de oproepen tot het indienen van voorstellen en/of offertes. Ook is een jaarlijkse bijwerking van het werkprogramma voorzien.

Met het oog op vergroting van de flexibiliteit van het programma ten aanzien van de kernproblemen en de spoedeisende kwesties in de energiesector zullen de richtsnoeren, de precieze doelstellingen en de prioritaire kernactiviteiten voor elk van de specifieke actiegebieden alsmede de uitvoeringsbepalingen door de Commissie in overleg met het programmacomité binnen een half jaar na aanneming van deze beschikking vastgesteld worden, en wel in de vorm van een gedetailleerd werkprogramma. Dit werkprogramma zal de basis vormen voor de tenuitvoerlegging en toepassing van het onderhavige programma, evenals van de daarin opgenomen acties en initiatieven, en het zal nadere gegevens bevatten betreffende:

- de financieringswijze en de deelnamevoorwaarden;

- de selectiecriteria en de desbetreffende toepassingsbepalingen voor elk type actie, evenals de methode en de instrumenten voor de follow-up en de toepassing van de resultaten van de acties en/of projecten, met inbegrip van de definitie van prestatie-indicatoren;

- het indicatieve tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het werkprogramma, in het bijzonder met betrekking tot de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

- de regels voor de coördinatie en koppeling met andere communautaire beleidsmaatregelen (zoals bedoeld in artikel 1, lid 2), evenals de procedure voor de uitwerking en uitvoering van acties en maatregelen in samenhang met door de lidstaten op energiegebied ontplooide initiatieven, in het bijzonder met betrekking tot duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie, zulks teneinde een meerwaarde te creëren ten opzichte van de door elke lidstaat afzonderlijk gevoerde acties en teneinde te komen tot een optimale combinatie van de verschillende instrumenten waarover de Europese Unie en de lidstaten beschikken;

- de praktische regelingen tot stimulering van de deelname aan het programma van de afgelegen en perifere regio's, alsmede van het MKB.

De financiële steun die uit hoofde van dit programma verleend zal worden aan de acties en maatregelen op de specifieke actiegebieden zal vastgesteld worden op basis van de Europese meerwaarde van de voorgestelde actie. De bijdrage zal afhankelijk zijn van het belang en het verwachte effect van het initiatief, alsmede van de oorsprong ervan:

- in beginsel zal deze financiële bijdrage maximaal 50% bedragen van de totale kosten van de maatregel; het resterende deel van de kosten kan met openbare of particuliere middelen dan wel met een combinatie van beide bestreden worden;

- in sommige gevallen kan deze steun de totale kosten van de actie dekken; daarbij valt te denken aan studies en andere acties bedoeld om de communautaire strategie en de communautaire beleidsmaatregelen voor te bereiden, aan te vullen en ten uitvoer te leggen en om het effect ervan te evalueren, maar ook aan door de Commissie voorgestelde maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring met het oog op versterking van de coördinatie tussen de initiatieven op communautair, nationaal, internationaal of enig ander niveau;

- alle kosten die verband houden met uitsluitend op initiatief van de Commissie uitgevoerde acties of genomen maatregelen komen ten laste van de Gemeenschap.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid staat het programma open voor deelname van de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgelegd in de Europa-overeenkomsten, in de desbetreffende aanvullende protocollen en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden. Cyprus, Malta en Turkije kunnen eveneens deelnemen op basis van met deze landen gesloten bilaterale overeenkomsten. Ook is deelname mogelijk van de EVA/EER-landen op basis van aanvullende kredieten en overeenkomstig met deze landen overeen te komen procedures. Voor de tenuitvoerlegging van het specifieke actiegebied COOPENER blijkt het tevens noodzakelijk dat derde landen deelnemen aan de acties voor internationale samenwerking.

Ten aanzien van de evaluatie van het programma is de Commissie verplicht jaarlijks onderzoek te doen naar de stand van uitvoering van het programma en de acties die zijn ondernomen op de specifieke actiegebieden. Tijdens het derde jaar van de toepassingsperiode van het programma en in ieder geval voordat ze voorstellen doet voor de vaststelling van een volgend programma, laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie verrichten van de algehele tenuitvoerlegging van de uit hoofde van het onderhavige programma ondernomen communautaire acties.

4.4. Uitvoering van het programma

Vooral omdat prioriteit verleend dient te worden aan maatregelen gericht op het beheer van de vraag, zal het nieuwe programma "Intelligente energie voor Europa" slechts doeltreffend zijn wanneer het pakket van voorgenomen maatregelen uitgebreid wordt ten opzichte van de voorafgaande energieprogramma's, aangezien het aantal betrokken actoren zeer groot is.

Bovendien zijn een permanente dialoog en meer samenwerking met de instanties die op deze gebieden op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau actief zijn, overeenkomstig het Witboek over Europese governance, vereist om de strategieën voor energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen en de maatregelen die al zijn aangenomen of die in voorbereiding zijn, ten uitvoer te leggen. Tevens moeten in het kader van dit programma passende samenwerkings- en financieringsinstrumenten alsmede de nodige middelen worden gevonden. Dat leidt onvermijdelijk tot vergroting van de werklast in verband met de uitvoering en het beheer van het programma, onder andere vanwege de noodzaak een groter aantal kleine projecten te financieren.

In de huidige situatie en gezien de aard van de voorgenomen initiatieven geldt als eerste optie dat de Commissie bepaalde taken betreffende het beheer van het programma delegeert aan een uitvoerend agentschap, met uitzondering van de taken waarvoor een zekere beoordelingsmarge inzake het maken van politieke keuzen vereist is.

Het uitvoerend agentschap, dat onder supervisie van de Commissie bepaalde taken in verband met het beheer en de follow-up van het programma moet uitvoeren, waarvan hieronder een aantal voorbeelden wordt gegeven, zou de Commissie in staat stellen de werkzaamheden van een deel van haar personeel dat thans bij het programmabeheer betrokken is, te concentreren op activiteiten met een meer strategisch karakter, algemene monitoring en promotie- en voorlichtingsactiviteiten in verband met het programma. Bovendien zal de coördinatie met de activiteiten van het GCO optimalisatie mogelijk maken van de follow-up van de technologische opties en de resultaten van de projecten en acties die in het kader van het programma worden ondernomen.

Taken die aan het agentschap kunnen worden opgedragen, zijn onder meer:

- het ten behoeve van de Commissie formuleren van aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering van het programma «Intelligente energie voor Europa», alsmede het verzamelen, analyseren en aan de Commissie verstrekken van alle gegevens die nodig zijn om de uitvoering van het communautaire programma te sturen;

- het beheren van de verschillende projectcyclusfasen, of delen daarvan, van de specifieke projecten in het kader van de uitvoering van het programma en het verrichten van de nodige controles evenals het nemen van de daarvoor vereiste beslissingen in overeenstemming met de door de Commissie verleende delegatie;

- het vaststellen van besluiten tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het verrichten van de handelingen die voor de uitvoering van het communautaire programma vereist zijn, met name in verband met overheidsopdrachten en subsidies, in overeenstemming met de door de Commissie verleende delegatie;

- het bevorderen van de benutting en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma gefinancierde projecten en maatregelen op lokaal, regionaal en nationaal niveau, in nauwe samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie.

Bijgevolg overweegt de Commissie om zo spoedig mogelijk een voorstel voor een besluit tot oprichting van een uitvoerend agentschap in te dienen, zodra de verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd [13] is aangenomen.

[13] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

Wat het beheer van dit programma betreft, verwacht de Commissie dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig de nieuwe beleidslijnen zal resulteren in ongeveer 270 contracten per jaar (330 contracten per jaar vanaf 2004 na de toetreding van de nieuwe lidstaten, waarbij rekening wordt gehouden met een extra bijdrage die ongeveer 50 miljoen euro zou moeten belopen). Voor het programmabeheer zullen zodoende 65 mensen nodig zijn. De bijkomende personele middelen worden geraamd op 27 personen.

Bij het kaderprogramma voor energie, waarvan het budget 175 miljoen euro bedraagt, zijn namelijk meer dan 1000 contracten gesloten, dat wil zeggen gemiddeld 200 contracten per jaar. Het gemiddelde bedrag per contract bedroeg ongeveer 130.000 euro voor de periode 1998-1999 en 300.000 euro voor de periode 2000-2001, welke toename het gevolg is van het restrictieve beleid dat gevoerd is om een al te grote stijging van het aantal kleine contracten te voorkomen. Het aantal lopende contracten bedraagt op dit moment 544; daarbij zijn 38 personeelsleden betrokken.

Momenteel is de grens bereikt van wat gedaan kan worden om de werklast en het aantal contracten terug te dringen (vanwege de aard van de activiteiten en vanwege het feit dat een significante vermindering van het aantal contracten om politieke redenen niet mogelijk is). Deze problemen zouden kunnen worden verminderd door gebruik te maken van een uitvoerend agentschap dat de Commissie bijstaat.

De begroting van het uitvoerend agentschap, die door de begrotingsautoriteit wordt vastgesteld, zou ongeveer 5% kunnen bedragen van de totale financiële toewijzing voor het programma "Intelligente energie voor Europa", aan het beheer waarvan het agentschap zou deelnemen. Overeenkomstig artikel 13 van het gewijzigde voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd [14], zou het directiecomité van het agentschap elk jaar, op voorstel van de directeur van het agentschap, het ontwerp van huishoudelijke begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, voor het volgende begrotingsjaar vaststellen.

[14] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

Door bepaalde taken in verband met het beheer van het programma aan het agentschap te delegeren zouden bij de Commissie acht personen minder nodig zijn dan in de huidige omstandigheden; deze acht personen zouden voor de duur van het programma naar het agentschap worden overgeheveld. Het agentschap zou 35 personeelsleden hebben: 8 personen die van de Commissiediensten zijn gedetacheerd (hetgeen ongeveer 23% van het totaal van het agentschap vertegenwoordigt) en 27 nieuwe in dienst te nemen personen. Bij de Commissie zou het personeelsbestand tot 30 personen kunnen worden verminderd.

Een tweede optie is dat de bevoegde diensten van de Commissie met het gehele beheer van het programma worden belast. Bij deze optie zou moeten worden overgegaan tot ingrijpende aanpassingen in het beheer van het programma alsmede in de financieringsmechanismen van het programma, zoals:

- vermeerdering van het aantal personeelsleden van de diensten die het programma bij de Commissie beheren van 38 tot 52 personen;

- aanzienlijke vermindering van de activiteiten op het stuk van voorlichting, bevordering en benutting van de resultaten van de projecten en acties, waardoor de verspreiding van de voordelen van het programma in het gedrang zou komen;

- invoering van een minimumdrempel voor de financiering van projecten of acties, teneinde het aantal contracten drastisch te beperken, waardoor de voornaamste betrokkenen op lokaal en regionaal niveau uit het programma zouden worden geweerd.

5. Financiële overwegingen

Het voorgestelde meerjarenprogramma "Intelligente energie voor Europa" is gericht op de prioriteiten van de energiestrategie voor de middellange en lange termijn, overeenkomstig de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling. Het programma draagt bij tot versterking van de coördinatie van het communautair optreden en van de samenwerking met de lidstaten. Aldus worden een transparanter beheer en een strikter gebruik van de middelen mogelijk, hetgeen de doeltreffendheid vergroot van de initiatieven die in het kader van dit programma ondernomen worden.

Het is van belang dat de Unie zich toerust met de middelen die nodig zijn om haar ambitieuze actieprogramma op energiegebied ten uitvoer te leggen tegen de achtergrond van de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling zoals die in juni 2001 door de Europese Raad is aangenomen. In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie betreffende het vorige kaderprogramma voor energie (1998-2002) was een budget voorzien van 200 miljoen euro, dat uiteindelijk teruggebracht is tot 175 miljoen euro.

Verschillende factoren rechtvaardigen een bijstelling naar boven van de begrotingsmiddelen voor dit programma ten opzichte van die voor het kaderprogramma voor energie.

In de eerste plaats de uitbreiding van de acties die voortvloeien uit de nieuwe beleidslijnen en de aangenomen of aan te nemen wetgeving op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie. Dit impliceert onder andere dat de Gemeenschap haar werkzaamheden wat betreft het toezicht op de tenuitvoerlegging, de evaluatie van de markteffecten en de prioriteit die aan de energieaspecten van het vervoer wordt gegeven, moet opvoeren. In de tweede plaats de uitbreiding van de internationale actie, met name de samenwerking met de ontwikkelingslanden in het kader van de mechanismen van Kyoto, alsmede de intensivering van de verspreiding van de beste praktijken en technieken en de benutting van de resultaten van het programma.

Op grond van het bovenstaande wordt een aanzienlijke verhoging van de begrotingsmiddelen voorgesteld ten opzichte van de middelen van het vorige programma. In het Financieel Memorandum zijn de aan deze factoren gekoppelde bedragen nader uiteengezet.

Het totale financiële kader, dat 215 miljoen euro beloopt, is berekend door optelling van de afzonderlijke bedragen die voor ieder specifiek actiegebied vastgesteld zijn voor de totale looptijd van het programma (2003-2006). Deze verdeling is indicatief voor de specifieke gebieden « rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag », « nieuwe en duurzame energiebronnen en diversificatie van de energieproductie » en « energieaspecten van het vervoer ». Ten aanzien van deze verdeling dient namelijk een zekere soepelheid in acht te worden genomen, teneinde beter te kunnen inspelen op de ontwikkeling van de behoeften en prioriteiten in de sector. Voor het vierde specifieke gebied « Bevordering van duurzame energie en energie-efficiëntie op internationaal niveau » is het bedrag vastgesteld op 19 miljoen euro. De jaarlijkse vastleggingskredieten voor de tenuitvoerlegging van het programma zullen door de begrotingsautoriteit vastgesteld worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten. Het bedrag zal jaarlijks door de begrotingsautoriteit bepaald worden (zie tabel 7.3 van het Financieel Memorandum). Vanaf 2004 moet rekening worden gehouden met een verhoging van de begroting in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten. Deze verhoging kan ongeveer 50 miljoen euro belopen.

In de tabel hieronder staat (in miljoen euro) de verdeling van de middelen tussen de verschillende specifieke actiegebieden aangegeven (bij wijze van indicatie voor de eerste drie specifieke gebieden). Meer informatie met betrekking tot de geschatte bedragen is te vinden in het bijgevoegde financieel memorandum. De wijze van financiering en de verdeling van de middelen tussen de prioritaire acties binnen ieder specifiek actiegebied zullen door de Commissie in overleg met het programmacomité vastgesteld worden in het kader van het werkprogramma.

(in miljoen EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De afzonderlijke bedragen voor ieder specifiek actiegebied omvatten de steun aan de te selecteren acties en projecten, de kosten die verband houden met de publicatie van voorlichtingsdocumenten en de promotie van het programma alsmede de uitgaven in het kader van de beoordeling van de voorstellen en de evaluatie van het effect van het programma.

6. Motivering van de voorgestelde maatregel

* Wat is de bedoeling van het voorgenomen optreden gelet op de verplichtingen van de Gemeenschap en wat is de communautaire dimensie van het probleem (bijvoorbeeld, hoeveel lidstaten zijn bij het probleem betrokken en welke oplossing is er nu)*

De voorgestelde actie waarborgt de continuïteit van de communautaire actie in het kader van bestaande programma's, met name op het gebied van de bevordering van duurzame energiebronnen (programma ALTENER I en II - 1993-1997 en 1998-2002) en energie-efficiëntie (programma SAVE I en II (1991-1995 en 1996-2002) die deel uitmaakten van het kaderprogramma voor energie (1998-2002) met de programma's ETAP, SYNERGY, CARNOT en SURE. Als gevolg van de nieuwe prioriteiten van het communautaire beleid, met name de strategie voor duurzame ontwikkeling, is een nieuwe aanpak voor de programma's van de Gemeenschap vereist. Het nieuwe programma vormt een afspiegeling van deze prioriteiten doordat de ALTENER- en SAVE-acties worden uitgebreid en de SYNERGY-acties meer worden gericht op de bevordering van beide gebieden op internationaal niveau. De energieaspecten van het vervoer maken hier eveneens deel van uit, gezien de invloed ervan op de uitstoot van broeikasgassen.

In verband met de strategie van de Gemeenschap inzake duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie hebben het Europees Parlement en de Raad resoluties aangenomen. De communautaire wetgeving op beide gebieden, die is aangenomen of in behandeling is, voorziet ter indicatie in kwantitatieve doelstellingen.

* Valt de voorgenomen actie enkel onder de bevoegdheid van de Gemeenschap of betreft het een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid* Subsidiariteit en proportionaliteit van het voorgenomen optreden.

Het programma heeft betrekking op aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, aangezien het is bedoeld als voornaamste communautair instrument voor niet-technologische steunverlening op energiegebied - het betreft inderdaad een gedeelde bevoegdheid (artikel 175 van het Verdrag). De uitvoering van het programma kan niet in voldoende mate door de afzonderlijke lidstaten worden gerealiseerd, omdat het een actie omvat voor de bevordering en uitwisseling van ervaring, knowhow en beste praktijken die in het kader van nauwe samenwerking op Europese schaal tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau zijn ontwikkeld, teneinde meer gebruik van duurzame energiebronnen en een rationeel energiegebruik, mede in het vervoer, te stimuleren. Deze activiteiten kunnen beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt en het effect ervan kan worden versterkt door de schaalvoordelen van een gezamenlijk en gecoördineerd optreden. De enige manier om ervoor te zorgen dat de maatregelen en acties in de gehele Europese Unie een wezenlijk effect hebben, is een optreden op communautair niveau.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, dat in artikel 5 van het Verdrag is neergelegd, kan de Gemeenschap maatregelen treffen en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, als bedoeld in genoemd artikel, gaat deze beschikking inzake het programma niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

* Wat is de meest doeltreffende aanpak, gelet op de mogelijkheden van de Gemeenschap en die van de lidstaten*

Het communautair beleid inzake duurzame energie vereist een snelle, gezamenlijke en gecoördineerde actie van alle lidstaten en de Gemeenschap, evenals een grotere doeltreffendheid, teneinde de doelstellingen voor de middellange en lange termijn te kunnen verwezenlijken en de in internationaal verband aangegane milieuverplichtingen te kunnen nakomen. De beste manier om ervoor te zorgen dat de maatregelen en acties in de gehele Europese Unie een krachtig effect hebben, wordt gevormd door optreden op communautair niveau.

De uitbreiding van het nieuwe programma, dat het kaderprogramma voor energie opvolgt, leidt tot een hogere werklast, tenzij het voorstel middels nieuwe beheersinstrumenten en met name de mogelijkheid om uitvoerende agentschappen op te richten om de Commissie te assisteren bij het beheer van communautaire programma's, verenigbaar wordt gemaakt met de middelen waar de Commissie over kan beschikken.

* Wat is de concrete meerwaarde van het voorgenomen optreden van de Gemeenschap en wat zijn de nadelen als er niets wordt gedaan*

De meerwaarde van de voorgestelde actie is als volgt:

1. met de nieuwe wetgevende maatregelen die zijn aangenomen of in behandeling zijn, zal het programma het mogelijk maken aanvullende ondersteunende acties te starten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de wetgevende maatregelen op communautair niveau teneinde ervoor te zorgen dat deze maatregelen en/of acties in de gehele Europese Unie een wezenlijk effect hebben;

2. het effect van de op communautair niveau uitgevoerde activiteiten, zoals gepland in het voorgestelde programma, wordt versterkt door de schaalvoordelen van een gezamenlijke, gecoördineerde actie;

3. dankzij de niet-technologische steun op communautair niveau kan een betere grootschalige marktpenetratie worden bereikt van de krachtigste technologieën op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen en op vervoersgebied, wat de energieaspecten betreft;

4. de tenuitvoerlegging van dit communautaire instrument voor niet-technologische steun vereist een actie voor de bevordering en uitwisseling van ervaring, knowhow en beste praktijken in het kader van nauwe samenwerking op Europese schaal tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau, hetgeen niet in voldoende mate kan worden gerealiseerd door de afzonderlijke lidstaten;

5. de gezamenlijke communautaire deskundigheid die in het kader van het voorgestelde programma wordt opgebouwd, kan in de ontwikkelingslanden worden benut.

De nadelen als er niets wordt gedaan laten zich moeilijk kwantificeren, maar de Commissie is van mening dat de effecten van de wetgevende maatregelen wanneer er geen programma komt voor niet-technologische steun op het gebied van intelligente energie, zoals voorgesteld in deze beschikking, aanzienlijk lager zullen zijn, waardoor de ontwikkeling naar een reële attitudeverandering op energiegebied in het bedrijfsleven en in de samenleving kan worden bemoeilijkt, en de maatregelen minder zullen bijdragen aan de algemene doelstellingen van het communautaire energiebeleid wat betreft continuïteit van de energievoorziening, milieubescherming en internationaal concurrentievermogen van bedrijven uit de Unie.

* Welke middelen zijn voor de Gemeenschap beschikbaar (aanbevelingen, financiële steun, voorschriften, wederzijdse erkenning)* Is een uniforme regeling nodig, of kan worden volstaan met een richtlijn waarin de algemene doelstellingen worden geformuleerd en waarbij de uitvoering aan de lidstaten wordt overgelaten*

De keuze van het soort instrument is afhankelijk van de aard van de maatregel. Het nieuwe programma wordt ingesteld bij een enkele beschikking van het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 175 van het Verdrag, aangezien alle acties in het programma op grond van dat artikel kunnen worden uitgevoerd. Dit was niet het geval voor het kaderprogramma, waarvoor zeven beschikkingen nodig waren, een voor het kaderprogramma en zes voor de specifieke programma's.

7. Toelichting bij de artikelen

Het voorstel voor een beschikking berust op artikel 175 van het EG-Verdrag.

Artikel 1

Artikel 1 betreft de algemene doelstellingen van het programma.

Artikel 2

Artikel 2 betreft de specifieke doelstellingen van het programma.

Artikel 3

Artikel 3 betreft de structuur van het programma en vermeldt de vier specifieke actiegebieden.

Artikel 4

Artikel 4 beschrijft de soorten maatregelen, acties of projecten die binnen elk gebied in het kader van het programma kunnen worden gefinancierd en bepaalt op basis van welke elementen de financiële bijdrage wordt vastgesteld.

Artikel 5

Artikel 5 bevat de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van het programma, in het bijzonder het werkprogramma en de daarin op te nemen elementen, die door de Commissie in overleg met de lidstaten vastgesteld zullen worden binnen een half jaar na aanneming van de onderhavige beschikking. Dit werkprogramma zal de leidraad vormen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van het programma.

Artikel 6

Artikel 6 betreft de financiële bepalingen. Het begrotingsbedrag is berekend op basis van de uitgebreide Unie, zulks gezien het feit dat een aantal kandidaat-landen vrijwel zeker tijdens de looptijd van het programma zal toetreden tot de Unie. Derhalve dienen vanaf de start van het programma de nodige extra financiële middelen gereserveerd te worden voor de jaren 2004, 2005 en 2006.

Artikel 7

Artikel 7 heeft betrekking op de uitvoering van het programma.

Artikel 8

Artikel 8 betreft de comitologie. Eén enkel comité zal toezien op het beheer op alle onder het programma vallende gebieden. De artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG zijn van toepassing. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9

Artikel 9 betreft de jaarlijkse verslagen alsmede de evaluatie van het programma.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat de beschikking van belang is voor de kandidaat-landen, zulks overeenkomstig de thans van kracht zijnde modaliteiten, alsmede voor de EVA/EER-landen. Dit artikel bepaalt tevens dat het programma open staat voor deelname van iedere in de Europese Unie gevestigde rechtspersoon.

Artikelen 11 en 12

Slotbepalingen.

8. Slotopmerkingen

Een financieel memorandum en een effectbeoordelingsformulier zijn als bijlage aan het onderhavige beschikkingsvoorstel gehecht.

Structuur van het meerjarenprogramma "INTELLIGENTE ENERGIE VOOR EUROPA" (2003 - 2006)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) In samenwerking met de andere diensten van de Commissie, en met name het DG GCO in de sectoren die onder de specifieke bevoegdheid ter zake vallen.

2002/0082 (COD)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma "Intelligente energie voor Europa" (2003-2006) (voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [15],

[15] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [16],

[16] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [17],

[17] PB C van , blz. .

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [18],

[18] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De natuurlijke hulpbronnen, waarvan het behoedzaam en rationeel gebruik wordt genoemd in artikel 174 van het Verdrag, omvatten, naast de duurzame energiebronnen, aardolie, aardgas en vaste brandstoffen, die essentiële energiebronnen, maar tevens de voornaamste bronnen van kooldioxide-emissies zijn. De bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen vormt eveneens een van de doelstellingen die in genoemd artikel worden vermeld.

(2) In de tijdens de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 gepresenteerde mededeling van de Commissie "Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling" [19] worden als belangrijkste obstakels voor duurzame ontwikkeling onder andere de emissies van broeikasgassen en de door het vervoer veroorzaakte problemen genoemd. Om het hoofd te kunnen bieden aan deze problemen, is een nieuwe aanpak van het communautair beleid op dit gebied noodzakelijk, evenals een inspanning om de afstand tot de burgers en het bedrijfsleven te verkleinen, teneinde een verandering van de consumptie- en investeringspatronen te bewerkstelligen.

[19] COM (2001) 264 van 15.05.2001.

(3) De Europese Raad van Göteborg heeft een strategie voor duurzame ontwikkeling aangenomen en een milieudimensie toegevoegd aan het proces van Lissabon voor de werkgelegenheid, de economische hervorming en de sociale cohesie.

(4) Energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen vormen een belangrijk onderdeel van de maatregelen die nodig zijn om de bepalingen van het Protocol van Kyoto na te komen en die worden voorgesteld in het kader van het Europees Programma inzake klimaatverandering (EPK) [20].

[20] COM(2000) 88 def. van 08.03.2000.

(5) In het Groenboek "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" [21] wordt vastgesteld dat de Europese Unie in toenemende mate afhankelijk wordt van externe energiebronnen, een afhankelijkheid die binnen 20 of 30 jaar zou kunnen oplopen van de huidige 50% tot 70%, wordt gewezen op de noodzaak het evenwicht in het aanbodbeleid te herstellen door middel van duidelijke maatregelen ten behoeve van een vraagbeleid en wordt opgeroepen tot een echte verandering in het gedrag van de verbruikers, teneinde de vraag af te stemmen op een beter beheerst en milieuvriendelijker verbruik, met name in de vervoers- en de bouwsector, alsmede tot het verlenen van prioriteit aan de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen ten aanzien van het energieaanbod, teneinde het hoofd te bieden aan de uitdaging van de klimaatverandering.

[21] COM(2000) 769 def.

(6) In de mededeling van de Commissie over een actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap [22] wordt gerekend op een jaarlijkse verbetering van de energie-efficiëntie met één extra procentpunt per jaar boven de 0,6%, die de tendens vormde in de afgelopen tien jaar. Indien deze doelstelling gehaald wordt, zal in 2010 twee derde van het beschikbare besparingspotentieel, geschat op 18% van het totale energieverbruik, kunnen worden verwezenlijkt. In het actieplan worden zowel wetgevende maatregelen als ondersteunende acties voorgesteld. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is tevens de invoering noodzakelijk van doeltreffende systemen voor de bewaking en de follow-up.

[22] COM(2000) 247 def.

(7) In de mededeling van de Commissie "Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen - Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan" [23] voor duurzame energiebronnen is een indicatieve doelstelling vastgelegd van een aandeel van 12% voor duurzame energie in het bruto binnenlandse energieverbruik van Europa in het jaar 2010. De Raad, in zijn resolutie van 8 juni 1998 over duurzame energiebronnen [24], en het Europees Parlement, in zijn resolutie over het Witboek, hebben de noodzaak onderstreept van een substantiële en duurzame verhoging van het gebruik van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap, en beide hebben hun instemming betuigd met de strategie en het actieplan zoals voorgesteld door de Commissie, met inbegrip van de versterking van de programma's voor ondersteuning van duurzame energiebronnen. Dit actieplan voorziet in steunmaatregelen ten behoeve van de bevordering en ontwikkeling van duurzame energiebronnen. In de mededeling van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie en het actieplan voor duurzame energiebronnen (1998-2000) [25] wordt geconstateerd dat vooruitgang is geboekt, maar tevens benadrukt dat meer inspanningen op Europees en nationaal niveau nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, in het bijzonder nieuwe wetgevende maatregelen ten gunste van duurzame energiebronnen, evenals de bevordering daarvan.

[23] COM(97) 599 def.

[24] PB C 198 van 24.6.1998, blz.1

[25] COM(2001) 69 def.

(8) Gezien het feit dat de meeste wetgevende maatregelen op communautair niveau inzake energie-efficiëntie, in het bijzonder met betrekking tot de etikettering van elektrische en elektronische apparaten, kantoor en communicatieapparatuur en de vaststelling van normen voor verlichtings-, verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, geen dwingende verplichtingen voor de lidstaten inhouden, dient met behulp van specifieke programma's op communautair niveau een bevorderingsinspanning geleverd te worden, teneinde de voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling naar duurzame energiesystemen.

(9) Hetzelfde geldt voor de communautaire maatregelen die tot doel hebben een grotere marktpenetratie van duurzame energiebronnen te bereiken, met name wat betreft de normalisatie van apparatuur om duurzame energie te produceren en te verbruiken.

(10) Beschikking 1999/21/EG, Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen [26] alsmede de beschikkingen tot vaststelling van specifieke programma's, namelijk Beschikking 1999/22/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor studies, analyses, prognoses en andere verwante werkzaamheden in de energiesector (1998-2002) - ETAP-programma [27], Beschikking 1999/23/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (1998-2002) - SYNERGY-programma [28], Beschikking 1999/24/EG, Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van technologische acties ter stimulering van een schoon en efficiënt gebruik van vaste brandstoffen (1998-2002) - CARNOT-programma [29], Beschikking 1999/25/Euratom van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma (1998-2002) voor activiteiten in de nucleaire sector, met betrekking tot veiligheid van het vervoer van radioactieve stoffen en de veiligheidscontrole en industriële samenwerking, teneinde bepaalde veiligheidsaspecten van de kerninstallaties in de landen die nu aan het TACIS-programma deelnemen, te bevorderen - SURE-programma [30], Beschikking 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (1998-2002) - ALTENER-programma [31] en Beschikking 647/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (1998-2002) - SAVE-programma [32], lopen op 31 december 2002 ten einde.

[26] PB L 7 van 13.1.1999, blz. 16.

[27] PB L 7 van 13.1.1999, blz. 20.

[28] PB L 7 van 13.1.1999, blz. 23.

[29] PB L 7 van 13.1.1999, blz. 28.

[30] PB L 7 van 13.1.1999, blz. 31.

[31] PB L 79 van 25.10.2000, blz. 1.

[32] PB L 79 van 25.10.2000, blz. 6.

(11) Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom heeft de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie van genoemd kaderprogramma en de specifieke programma's laten verrichten. In het evaluatieverslag erkennen de beoordelaars het belang van met name de programma's ALTENER, SAVE, SYNERGY en ETAP voor de tenuitvoerlegging van de energiestrategie en de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling. Zij stellen vast dat de middelen voor deze programma's tekort schieten ten opzichte van de reële behoeften en zij stellen voor de middelen uit te breiden.

(12) Gezien de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling en de resultaten van de evaluaties van het kaderprogramma blijkt het noodzakelijk de steun van de Gemeenschap op die energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, te intensiveren en deze bijeen te brengen in een enkel programma, genaamd "Intelligente energie voor Europa", dat vier specifieke gebieden omvat.

(13) Het belang en het succes van de communautaire steun aan duurzame energiebronnen in het kader van het ALTENER-programma in de periode 1993-2002 vormen een goede reden om in het onderhavige programma een specifiek gebied voor duurzame energiebronnen, genaamd "ALTENER", op te nemen.

(14) De noodzaak om de steun van de Gemeenschap ten behoeve van rationeel energiegebruik te verhogen en het succes van het SAVE-programma in de periode 1991-2002 vormen een goede reden om in het onderhavige programma een specifiek gebied voor energie-efficiëntie, genaamd "SAVE", op te nemen.

(15) Verbetering van het energiegebruik in de vervoerssector is van groot belang voor de communautaire inspanningen om de negatieve milieueffecten van het vervoer te verminderen. In het onderhavige programma dient dan ook een specifiek gebied voor de energieaspecten van het vervoer, genaamd "STEER", te worden opgenomen.

(16) De noodzaak om de beste praktijken die in de Gemeenschap op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie zijn ontwikkeld, te bevorderen en, met name aan de ontwikkelingslanden, door te geven, vormt een van de prioriteiten van de internationale verbintenissen van de Gemeenschap, net zoals de intensivering van de samenwerking bij de toepassing van de flexibele mechanismen van het Protocol van Kyoto. Met het oog op voortzetting van het oude SYNERGY-programma voor acties op genoemde gebieden dient dan ook in het onderhavige programma een specifiek gebied voor de bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in het kader van de internationale bevordering, genaamd "COOPENER", te worden opgenomen.

(17) Bij deze beschikking wordt voor de gehele looptijd van het programma het bedrag van de financiële middelen vastgesteld, dat voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure.

(18) Aangezien de doelstellingen van dit programma, dat betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie op de energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat voor deze tenuitvoerlegging een promotieactie alsmede uitwisselingen op basis van nauwe samenwerking op Europese schaal tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau nodig zijn, en dus beter op communautair niveau kunnen worden gerealiseerd, kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen treffen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat in genoemd artikel is neergelegd, gaat deze beschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(19) De bepalingen van deze beschikking doen geen afbreuk aan de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, en met name aan het communautaire kader van steunmaatregelen van de staten ten behoeve van het milieu.

(20) De maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking, dienen vastgesteld te worden overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [33],

[33] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Voor de periode 2003-2006 wordt een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied, hierna "Intelligente energie voor Europa" genoemd, vastgesteld.

2. Dit programma draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de communautaire energiestrategie op middellange en lange termijn en vooral tot de verwezenlijking van de volgende algemene doelstellingen:

a) continuïteit van de energievoorziening,

b) concurrentievermogen en

c) milieubescherming.

Het doel is duurzame ontwikkeling, economische en sociale cohesie en milieubescherming te bevorderen en zodoende bij te dragen tot een doeltreffende koppeling tussen deze maatregelen en de uit hoofde van andere communautaire beleidsmaatregelen uitgevoerde acties.

Het programma draagt tevens bij tot vergroting van de transparantie, de samenhang en de coördinatie van alle acties en andere maatregelen op energiegebied.

Artikel 2

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a) de elementen verschaffen die nodig zijn voor het opstellen en ten uitvoer leggen van een energiebeleid op middellange en lange termijn, met name wat betreft beheersing van de vraag, meer gebruik van duurzame energiebronnen, diversificatie op energiegebied, mede in het vervoer, ontwikkeling van het potentieel van de regio's, met name de perifere regio's, alsmede voor het uitwerken van de nodige wetgevende maatregelen om deze strategische doelstellingen te bereiken;

b) de instrumenten en middelen ontwikkelen die nodig zijn voor de follow-up, de bewaking en de evaluatie van het effect van de op communautair niveau en op het niveau van de lidstaten van de Unie aangenomen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer;

c) een reële verandering van de gedragspatronen op energiegebied in de Gemeenschap bewerkstelligen door bewustmaking van de belangrijkste betrokken actoren, het bedrijfsleven en de burgers in het algemeen, teneinde de overgang tot stand te brengen naar doeltreffende en intelligente systemen voor energieproductie en -verbruik die op degelijkheid en duurzaamheid zijn gebaseerd, door bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring, door ondersteuning van acties gericht op uitbreiding van investeringen in nieuwe technologieën en door stimulering van de verspreiding van goede praktijken en de beste beschikbare technologieën, mede in het onderwijssysteem, alsmede van bevordering op internationaal niveau.

Artikel 3

1. Dit programma omvat vier specifieke gebieden:

a) het « SAVE »-gebied dat betrekking heeft op verbetering van de energie-efficiëntie en van het beheer van de vraag, in het bijzonder in de bouw- en de industriesector, met inbegrip van de voorbereiding van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan;

b) het « ALTENER »-gebied dat betrekking heeft op bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen voor zowel gecentraliseerde als gedecentraliseerde energieproductie, alsmede de integratie ervan in het stedelijk milieu, met inbegrip van de voorbereiding van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan;

c) het « STEER »-gebied dat betrekking heeft op ondersteuning van initiatieven gericht op de energieaspecten van het vervoer, de diversificatie van brandstoffen alsmede op de bevordering van duurzame brandstoffen en energie-efficiëntie in het vervoer, met inbegrip van het uitwerken van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan;

d) het «COOPENER»-gebied dat betrekking heeft op ondersteuning van initiatieven gericht op de bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in ontwikkelingslanden.

2. Er kunnen initiatieven, "kernactiviteiten" genoemd, worden gestart waarin verschillende specifieke gebieden geïntegreerd zijn en/of die gericht zijn op bepaalde communautaire prioriteiten, bijvoorbeeld in de afgelegen en perifere regio's, zoals omschreven in artikel 299, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 4

1 De communautaire financiering uit hoofde van het programma ten behoeve van elk van de in artikel 3, lid 1, genoemde gebieden is gericht op acties of projecten die betrekking hebben op:

a) de tenuitvoerlegging van strategieën op middellange en lange termijn op energiegebied, die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, continuïteit van de energievoorziening in het kader van de interne markt, concurrentievermogen en milieubescherming, met inbegrip van het uitwerken van normen, etiketterings- en certificeringssystemen en met de industrie overeen te komen vrijwillige afspraken voor de lange termijn, alsmede toekomstgerichte analyse, strategische studies op basis van gezamenlijke analyses, regelmatige follow-up van de marktontwikkeling en tendensen op energiegebied;

b) de invoering of uitbreiding van structuren en instrumenten gericht op duurzame energieontwikkeling, met inbegrip van de planning en het beheer op energiegebied op lokaal en regionaal niveau, alsmede de ontwikkeling van adequate financiële producten en marktinstrumenten;

c) de bevordering van systemen en apparatuur op het gebied van duurzame energie, teneinde de marktpenetratie ervan te versnellen en investeringen te stimuleren die de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie van beter presterende technologieën vergemakkelijken, met inbegrip van bewustmakingsacties en het zorgen voor de nodige bevoegdheden van de instellingen met het oog op de implementatie van het mechanisme voor een eigen ontwikkeling en de gezamenlijke toepassing in het kader van het Protocol van Kyoto;

d) de ontwikkeling van structuren voor informatie, onderwijs en opleiding; de nuttige toepassing van resultaten; de bevordering en verspreiding van kennis en beste praktijken, mede onder alle verbruikers alsmede de versterking van de samenwerking met de lidstaten, zulks via operationele netwerken op communautair en internationaal niveau;

e) de bewaking van de tenuitvoerlegging en het effect van het communautair beleid en de ondersteunende acties;

f) de evaluatie van het effect van de uit hoofde van het programma gefinancierde acties en projecten.

2. De financiële steun die uit hoofde van dit programma wordt verleend aan de acties en maatregelen op de vier in artikel 3, lid 1, genoemde specifieke gebieden wordt vastgesteld op basis van de communautaire meerwaarde van de voorgestelde actie en is afhankelijk van het belang en het verwachte effect van het initiatief, alsmede van de oorsprong ervan.

De steun bedraagt maximaal 50% van de totale kosten van de maatregel; het resterende deel van de kosten kan met openbare of particuliere middelen dan wel met een combinatie van beide bestreden worden. In sommige gevallen kan deze steun echter de totale kosten van de actie dekken, bijvoorbeeld in geval van studies en andere acties bedoeld om de communautaire strategie en communautaire beleidsmaatregelen voor te bereiden, aan te vullen en ten uitvoer te leggen en om het effect ervan te evalueren, en van door de Commissie voorgestelde maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring met het oog op versterking van de coördinatie tussen de initiatieven op communautair, nationaal, internationaal of enig ander niveau.

Alle kosten die verband houden met uitsluitend op initiatief van de Commissie uitgevoerde acties of genomen maatregelen komen ten laste van de Gemeenschap.

Artikel 5

1. Binnen een half jaar na aanneming van de onderhavige beschikking stelt de Commissie in overleg met het comité als bedoeld in artikel 8, lid 1, een werkprogramma vast. Dit werkprogramma wordt opgesteld en ten uitvoer gelegd volgens de procedure van artikel 8, lid 2.

2. Het werkprogramma beschrijft in detail:

a) de richtsnoeren, de specifieke doelstellingen en de prioriteiten voor elk van de in artikel 3, lid 1, omschreven specifieke gebieden, rekening houdend met de meerwaarde van alle op het niveau van de Europese Unie voorgestelde maatregelen ten opzichte van de bestaande maatregelen;

b) de uitvoeringsmodaliteiten, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de door de Commissie voorgestelde acties en de op initiatief van de sector en/of markt voorgenomen acties, alsmede de financieringsmodaliteiten en de aard van en voorwaarden voor deelname;

c) de selectiecriteria en de daarop betrekking hebbende toepassingsbepalingen voor elk type actie, evenals de methode en de instrumenten voor de follow-up en de toepassing van de resultaten van de acties en/of projecten, met inbegrip van de definitie van prestatie-indicatoren;

d) het indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het werkprogramma, in het bijzonder met betrekking tot de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

e) de modaliteiten inzake de coördinatie en de koppeling met andere communautaire beleidsmaatregelen, alsmede de procedure voor de uitwerking en tenuitvoerlegging van acties en maatregelen die worden gecoördineerd met die van de lidstaten op het gebied van duurzame energie, teneinde een meerwaarde te creëren ten opzichte van de maatregelen die door iedere lidstaat afzonderlijk genomen worden en teneinde te komen tot een optimale combinatie van de verschillende instrumenten waarover de Europese Unie en de lidstaten beschikken;

f) voorzover nodig, de operationele modaliteiten gericht op bevordering van de deelname aan het programma van de afgelegen en perifere regio's, alsmede van het MKB.

Artikel 6

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma beloopt 215 miljoen euro.

De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.

Voor ieder specifiek gebied worden ter indicatie financiële referentiebedragen vastgesteld. Een indicatieve verdeling van deze bedragen is opgenomen in de bijlage. Deze verdeling van de begrotingsmiddelen tussen de verschillende actiegebieden is flexibel, zodat beter ingespeeld kan worden op de ontwikkeling van de behoeften van de sector.

2. De regels voor financiële steun van de Gemeenschap aan de uit hoofde van dit programma ondernomen acties worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977.

Artikel 7

De Commissie is belast met de uitvoering van dit programma en de vaststelling van de ontwerprichtsnoeren die van toepassing zijn op de in het kader van elk van de in artikel 3, lid 1, genoemde specifieke gebieden uit te voeren acties en te nemen maatregelen. Deze richtsnoeren worden aangenomen volgens de procedure van artikel 8, lid 2.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Ingeval naar dit lid verwezen wordt, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9

1. De Commissie bestudeert jaarlijks de stand van uitvoering van dit programma en van de op de vier in artikel 3, lid 1, genoemde specifieke actiegebieden uitgevoerde acties.

2. Tijdens het derde jaar van de toepassingsperiode van het programma en ieder geval voordat ze voorstellen doet voor de vaststelling van een volgend programma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie verrichten van de algehele tenuitvoerlegging van de uit hoofde van dit programma ondernomen communautaire acties. De Commissie deelt de conclusies daarvan mede aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 10

1. Onverminderd leden 2 en 3 staat deelname aan dit programma open voor iedere op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon.

2. Dit programma staat open voor deelname van de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-overeenkomsten, in de bijbehorende aanvullende protocollen en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden. Het staat tevens open voor deelname van Cyprus, Malta en Turkije op basis van met deze landen gesloten bilaterale overeenkomsten.

3. Dit programma staat open voor deelname van de EVA/EER-landen, op basis van aanvullende kredieten en overeenkomstig met deze landen overeen te komen procedures.

Artikel 11

Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE

INDICATIEVE VERDELING VAN HET NODIG GEACHTE BEDRAG [34]

[34] Voor de specifieke actiegebieden « rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag », « nieuwe en duurzame energiebronnen en diversificatie van de energieproductie » en « energieaspecten van het vervoer » zijn ter indicatie financiële referentiebedragen vastgesteld. Deze verdeling van de begrotings middelen is flexibel teneinde beter te kunnen inspelen op de ontwikkeling van de behoeften van de sector.

Actiegebieden // in miljoen EUR

(2003-2006)

1) Rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag // 75

2) Nieuwe en duurzame energiebronnen en diversificatie van de energieproductie // 86

3) Energieaspecten van het vervoer // 35

4) Bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie op internationaal niveau, met name in de ontwikkelingslanden // 19

TOTAAL // 215 miljoen EUR [35], [36], [37]

[35] De voor de acties inzake internationale bevordering bestemde kredieten vormen een vast bedrag en belopen 8,8 % van de totale kosten van het programma.

[36] Vanaf 2004 kan na de toetreding van nieuwe lidstaten een aanvullende bijdrage worden verwacht. Deze bijdrage zou ongeveer 50 miljoen euro moeten bedragen.

[37] De begroting voor het uitvoerend agentschap wordt door de begrotingsautoriteit vastgesteld als een percentage van de totale financiële toewijzing voor het programma.

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ DE BESCHIKKING

Beleidsgebied(en): Energie en Vervoer

Activiteit(en): Energie, Industrie en Interne Markt

Benaming van de actie: Meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma "Intelligente energie voor Europa (2003-2006)

1. BEGROTINGSLIJN(EN) EN OMSCHRIJVING(EN)

Nieuwe (te creëren of weer in te voeren) begrotingslijnen:

B4-106: Programma Intelligente energie voor Europa, 2003-2006

B4- 106A: Programma Intelligente energie voor Europa, 2003-2006 - Uitgaven voor het administratieve beheer

B7-841 : Programma Intelligente energie voor Europa, extern gedeelte COOPENER, 2003-2006

B7-841A: Programma Intelligente energie voor Europa, extern gedeelte COOPENER, 2003-2006 - Uitgaven voor het administratieve beheer

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1 Totale toewijzing voor de actie (deel B): 215 miljoen euro aan vastleggings kredieten

2.2 Duur: 2003-2006

2.3 Meerjarenraming van de uitgaven:

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (zie punt 6.1.1)

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (zie punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (zie punt 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

[X] Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubrieken van de financiële vooruitzichten,

inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord.

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten [38]

[38] Zie de afzonderlijke toelichting voor meer informatie.

[X] Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel).

OF

Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

NB: alle opmerkingen en toelichtingen met betrekking tot de methode waarmee de gevolgen voor de ontvangsten worden berekend moeten op een afzonderlijk blad worden toegevoegd aan dit financieel memorandum.

in miljoen EUR (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(Elke betrokken begrotingslijn beschrijven en het passende aantal regels aan de tabel toevoegen indien het effect betrekking heeft op meerdere begrotingslijnen)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Rubriek 3: Aanwijzing op de begroting voor de acties op de gebieden « rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag - SAVE », « nieuwe en duurzame energiebronnen en diversificatie van de energieproductie - ALTENER » en « energieaspecten van het vervoer - STEER»: 196 miljoen euro (2003-2006), waarvan 3,725 miljoen euro voor begrotingslijn BA).

Rubriek 4: Aanwijzing op de begroting voor de acties op het gebied « bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie op internationaal niveau, met name in de ontwikkelingslanden - COOPENER »: 19 miljoen euro (2003-2006), waarvan 0,255 miljoen euro voor begrotingslijn BA).

4. RECHTSGRONDSLAG

Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma « Intelligente energie voor Europa » (2003-2006)

(Hier uitsluitend de belangrijkste rechtsgrondslag vermelden)

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1 Noodzaak van een communautair optreden [39]

[39] Zie de afzonderlijke toelichting voor meer informatie.

5.1.1 Doelstellingen

(Geef een gekwantificeerde beschrijving van het/de proble(e)m(en) of de behoefte(n) waarvoor de maatregel een oplossing moet bieden (de uitgangssituatie waaraan de latere vorderingen kunnen worden afgemeten). Beschrijf de doelstellingen in termen van verwachte resultaten (bij voorbeeld verandering ten opzichte van de vermelde uitgangssituatie).)

De beschikking tot vaststelling van een kaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) alsmede de beschikkingen tot vaststelling van de zes specifieke programma's lopen ten einde op 31 december 2002. Dit voorstel voor een beschikking betreft een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied, genaamd "Intelligente energie voor Europa", voor de periode 2003-2006, waarmee met name de programma's ALTENER en SAVE alsmede een gedeelte van het programma SYNERGIE worden voortgezet en uitgebreid. Het programma is bedoeld als het voornaamste communautaire instrument voor niet-technologische steunverlening op energiegebied. In het programma zijn alle acties opgenomen op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, de energieaspecten van het vervoer en de bevordering op internationaal niveau van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie, die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de communautaire strategieën voor duurzame ontwikkeling en milieubescherming. Het programma draagt in het bijzonder bij tot de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van de communautaire strategieën op energie- en vervoersgebied.

Noodzaak van financiering uit de communautaire begroting, in het bijzonder ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel

Artikel 174 van het EG-Verdrag voorziet in het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Deze omvatten, naast duurzame energiebronnen, aardolie, aardgas en vaste brandstoffen, die essentiële energiebronnen, maar tevens de voornaamste bronnen van kooldioxide-emissie zijn.

De Europese Raad van Göteborg heeft een strategie voor duurzame ontwikkeling aangenomen, waarin terugdringing van de energievraag, ontwikkeling van vervangende brandstoffen en verspreiding van technologieën met betrekking tot schone en duurzame energiebronnen de belangrijkste prioriteiten vormen. De uitstoot van broeikasgassen komt namelijk voor 94% voor rekening van het verbruik van energie, en het vervoer veroorzaakt 90% van de geraamde stijgingen van de CO2-emissie. Energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen vormen een belangrijk onderdeel van het pakket maatregelen dat nodig is om de bepalingen van het Protocol van Kyoto na te komen en dat wordt voorgesteld in het kader van het Europees Programma inzake klimaatverandering.

In het Groenboek inzake een strategie voor een continue energievoorziening wordt vastgesteld dat de Unie in toenemende mate afhankelijk wordt van externe energiebronnen, wordt de noodzaak ingezien van een herstel van het evenwicht in het aanbodbeleid door middel van duidelijke maatregelen ten behoeve van een vraagbeleid en wordt opgeroepen tot een echte verandering in het gedrag van de verbruikers, teneinde de vraag af te stemmen op een beter beheerst en milieuvriendelijker verbruik, met name in de vervoers- en de bouwsector, alsmede tot het verlenen van prioriteit aan de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen wat het energieaanbod betreft, teneinde het hoofd te bieden aan de uitdaging van de klimaatverandering.

In het Witboek inzake een communautaire strategie en een communautair actieplan voor duurzame energiebronnen is een indicatieve doelstelling vastgelegd van een aandeel van 12% voor duurzame energie in het bruto binnenlandse energieverbruik van de EU tot het jaar 2010 en is voorzien in ondersteunende maatregelen voor de bevordering en ontwikkeling van duurzame energiebronnen. In het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van het Witboek wordt geconstateerd dat vooruitgang is geboekt, maar tevens benadrukt dat meer inspanningen op Europees en nationaal niveau nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, in het bijzonder nieuwe wetgevende maatregelen ten gunste van de duurzame energiebronnen, evenals de bevordering daarvan. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is de invoering noodzakelijk van systemen voor de bewaking en de follow-up.

Daarnaast voorziet het actieplan ter verbetering van de energie-efficiëntie in vermindering van de energie-intensiteit met één procentpunt per jaar, terwijl de huidige tendens dicht bij nul ligt. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is de invoering noodzakelijk van systemen voor de bewaking en de follow-up. De meeste communautaire maatregelen gericht op verbetering van de energie-efficiëntie en/of de bevordering van de marktpenetratie van duurzame energiebronnen vragen om vergrote inzet op communautair niveau via specifieke programma's, teneinde de voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling naar duurzame energiesystemen.

De Raad en het Europees Parlement hebben meermaals gewezen op de noodzaak het beleid en de maatregelen op dit gebied te versterken en uit te breiden en nieuwe acties te ontwikkelen. Beide instellingen hebben de Commissie opgeroepen voorstellen voor te leggen voor toekomstige programma's en daarin te voorzien in adequate financiële steun voor de acties op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie.

De doelstellingen van het programma betreffen de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie voor de energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling. De lidstaten zijn sterk van elkaar afhankelijk zowel wanneer het gaat om milieubescherming en het tegengaan van de klimaatverandering als wat betreft de beperkingen en uitdagingen in verband met continuïteit van de energievoorziening in de huidige context van de interne energiemarkt. Elk besluit dat een lidstaat neemt op het gebied van het energiebeleid zal onvermijdelijk zijn weerslag hebben op de overige lidstaten. Het energiebeleid heeft een nieuwe communautaire dimensie gekregen.

Het programma betreft kwesties waarvoor de Gemeenschap bevoegd is, aangezien het is opgezet als voornaamste communautair instrument voor niet-technologische steun op energiegebied. Het betreft een gedeelde bevoegdheid (artikel 175 van het Verdrag). Deze tenuitvoerlegging kan niet in voldoende mate door de lidstaten worden verwezenlijkt, aangezien hiervoor een actie ter bevordering en ter uitwisseling tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau van de ervaring, kennis en beste praktijken die op basis van nauwe samenwerking op Europees niveau zijn ontwikkeld, nodig is, teneinde te bevorderen dat meer gebruik wordt gemaakt van duurzame energiebronnen en rationeel energiegebruik, mede in het vervoer. Deze activiteiten kunnen beter worden verwezenlijkt op het niveau van de Gemeenschap en kunnen meer effect hebben dankzij de schaalvoordelen van gezamenlijk en gecoördineerd optreden. De maatregelen en acties zullen alleen maar een krachtig effect hebben in de gehele Europese Unie, indien een optreden plaatsvindt op communautair niveau..

Derhalve kan de Gemeenschap, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen nemen en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat in dat artikel is neergelegd, gaat de onderhavige programmabeschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

(Hier:

a) moet worden uitgelegd hoe en wanneer de evaluatie ex ante is uitgevoerd (uitvoerende instantie, tijdschema, eventuele beschikbaarheid van verslag(en) of wijze waarop de desbetreffende informatie is ingewonnen) [40];

[40] Zie document SEC(2000) 1051 voor de verplichte minimale gegevens die bij nieuwe initiatieven moeten worden ingediend.

b) moeten de vaststellingen van de evaluatie ex ante en de hieruit getrokken lessen kort worden beschreven.)

5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

(Bij de verlenging van een programma moet hier ook kort worden beschreven welke lessen moeten worden getrokken uit een tussentijdse evaluatie of een evaluatie ex post.)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de Beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen bestudeert de Commissie jaarlijks de stand van uitvoering van dit kaderprogramma en de daarin opgenomen specifieke programma's. De evaluatie die in 2000 door onafhankelijke deskundigen is uitgevoerd had hoofdzakelijk betrekking op de doeltreffendheid en de transparantie van elk programma, de interne coördinatie binnen de Commissie en de samenhang tussen de geselecteerde projecten en de doelstellingen van de programma's in 1998 en 1999. In het evaluatieverslag wordt het belang erkend van de programma's ALTENER, SAVE, SYNERGY en ETAP in het kader van de communautaire strategie voor vermindering van de CO2-uitstoot. Uit de in het kader van deze evaluatie uitgevoerde analyses blijkt echter dat op de volgende vier hoofdgebieden bepaalde aanpassingen nodig zijn:

- De "kleine" programma's, die elk hun eigen doelgroep kennen en waarvan de acties en procedures niet gecoördineerd zijn, zouden evengoed tot onderdeel gemaakt kunnen worden van een of twee meer omvattende programma's; door de samenvoeging van de menselijke middelen en de harmonisatie van de selectie-, evaluatie- en beheerprocedures zou de doeltreffendheid aanzienlijk vergroot kunnen worden. In de onderhavige beschikking stelt de Commissie een enkel programma voor 2003-2006 voor waarin vier specifieke gebieden zijn opgenomen; tevens is voorzien in de financiering van acties die verschillende van deze gebieden omvatten.

- Het feit dat de toegewezen middelen ontoereikend zijn voor de doelstellingen van sommige programma's, met name de programma's ALTENER en SAVE; dit betekent dat ofwel bij gelijkblijvende middelen de doelstellingen moeten worden beperkt ofwel dat de nodige financiële en beheersmiddelen moeten worden verstrekt om de doelstellingen te bereiken. De nieuwe aanpak van het energiebeleid in het kader van de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling rechtvaardigt een verhoging van de begrotingstoewijzing voor het toekomstige programma en een concentratie van de communautaire inspanningen op vier prioritaire gebieden en zes soorten acties of projecten die voor communautaire financiering in aanmerking komen. Bovendien heeft het Europees Parlement de Commissie herhaaldelijk verzocht om in het kader van het toekomstige programma (of de toekomstige programma's) op deze gebieden te voorzien in voldoende financiële middelen voor de acties op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen.

- De selectie-, evaluatie- en beheersmethodes en procedures moeten worden gemoderniseerd - met deze aanbevelingen zal rekening worden gehouden bij het opstellen van het werkprogramma op grond van dit voorstel voor een beschikking (artikel 4 van deze beschikking).

- Het feit dat de bevordering van het kaderprogramma en de specifieke programma's en de verspreiding van de resultaten ervan zeer ontoereikend en in ieder geval onsystematisch of inadequaat zijn geweest, vormt een cruciaal element dat een heroriëntering nodig maakt - dit voorstel voorziet in bijkomende personele middelen voor het beheer van het toekomstige programma (een optie is dat een uitvoerend agentschap wordt opgericht op basis van de toekomstige verordening van de Raad [41]). Dit zal het mogelijk maken een deel van het personeel van de Commissie toe te wijzen aan horizontale beheerstaken van het programma, zoals de bevordering van het programma en de benutting van de resultaten, de bevordering van kennis en beste praktijken en de intensivering van de communautaire actie ten aanzien van de belangrijkste actoren op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Naar verwachting zal een belangrijk deel van de begroting van het programma (ongeveer 45%) worden besteed aan voorlichting, bevordering en benutting van de resultaten.

[41] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de Beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen heeft de Commissie halverwege de programmeringsperiode door onafhankelijke deskundigen een algehele externe evaluatie laten verrichten van de stand van uitvoering van de uit hoofde van dit kaderprogramma en de daarin opgenomen specifieke programma's gevoerde communautaire acties.

Het tussentijds verslag waarin de methode uiteengezet wordt aan de hand waarvan het kaderprogramma en de specifieke programma's, alsmede de effecten daarvan, geanalyseerd zijn zal door de deskundigen in maart 2002 aan de Commissie voorgelegd worden. Het eindverslag zal in het tweede kwartaal van 2002 beschikbaar zijn. De conclusies van deze evaluaties zullen medegedeeld worden aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en zullen een zeer belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van het werkprogramma (artikel 4 van het onderhavige beschikkingsvoorstel).

5.2 Overwogen activiteiten en modaliteiten voor budgettaire steunverlening

(In dit punt moet de algemene opzet van het voorstel worden beschreven. Er moet worden aangegeven wat de belangrijkste acties zijn om de algemene doelstelling te bereiken. Iedere actie moet één of meerdere specifieke doelstellingen hebben. Hierbij moet worden vermeld welke vorderingen worden verwacht tijdens de voorgestelde periode. De doelstellingen moeten verder reiken dan verwezenlijkingen op korte termijn, maar wel zo specifiek zijn dat duidelijk is welke concrete resultaten worden beoogd. Voor iedere belangrijke actie moet het volgende worden aangegeven:

- de doelgroep(en) (indien mogelijk aantal begunstigden vermelden);

- de specifieke (kwantificeerbare) doelstellingen voor de programmeringsperiode);

- de concrete maatregelen die moeten worden genomen om de actie ten uitvoer te leggen;

- de verwezenlijkingen op korte termijn;

- de verwachte gevolgen voor de verwezenlijking van de algemene doelstelling.

Tevens moet informatie worden gegeven over de wijze van financiering uit de begroting (vereiste omvang en vorm).)

Het onderhavige programma omvat vier specifieke gebieden:

a) verbetering van de energie-efficiëntie en van het beheer van de vraag, in het bijzonder in de bouw- en de industriesector, met inbegrip van de voorbereiding van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan - "SAVE";

b) bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen voor zowel gecentraliseerde als gedecentraliseerde energieproductie, alsmede de integratie ervan in het stedelijk milieu, met inbegrip van de voorbereiding van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan - "ALTENER";

c) ondersteuning van initiatieven gericht op de energieaspecten van het vervoer, de diversificatie van brandstoffen alsmede op de bevordering van duurzame brandstoffen en energie-efficiëntie in het vervoer, met inbegrip van het uitwerken van wetgevende maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan - "STEER";

d) ondersteuning van initiatieven gericht op de bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in ontwikkelingslanden - "COOPENER".

De communautaire financiering uit hoofde van het programma ten behoeve van deze vier specifieke gebieden is bedoeld voor acties of projecten die betrekking hebben op:

a) de uitwerking van strategieën op middellange en lange termijn op energiegebied, die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, continuïteit van de energievoorziening, concurrentievermogen en milieubescherming op basis van gezamenlijke analyses, met inbegrip van het uitwerken van normen, etiketterings- en certificeringssystemen en met de industrie overeen te komen vrijwillige afspraken voor de lange termijn, alsmede toekomstgerichte analyse, strategische studies, regelmatige follow-up van de marktontwikkeling en tendensen op energiegebied;

b) de invoering of uitbreiding van structuren en instrumenten voor duurzame ontwikkeling in de energiesector, met inbegrip van de planning en het beheer op energiegebied op lokaal en regionaal niveau, alsmede de ontwikkeling van adequate financiële producten en marktinstrumenten;

c) de bevordering van systemen en apparatuur op die energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling, teneinde de marktpenetratie ervan te versnellen, en investeringen te stimuleren die de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie van de beste technologieën vergemakkelijken;

d) de ontwikkeling van structuren voor informatie, onderwijs en opleiding; de nuttige toepassing van resultaten; de bevordering en verspreiding van kennis en beste praktijken, mede onder alle verbruikers alsmede de versterking van de samenwerking met de lidstaten, zulks via operationele netwerken op Europees en internationaal niveau;

e) de bewaking van de tenuitvoerlegging en het effect van het communautair beleid op het gebied van duurzame energie;

f) de evaluatie van het effect van de uit hoofde van het programma gefinancierde acties en projecten.

De financiële steun die uit hoofde van dit programma wordt verleend aan de acties en maatregelen op de specifieke gebieden wordt vastgesteld op basis van de Europese meerwaarde van de voorgestelde actie en zal afhankelijk zijn van het belang en het verwachte effect van het initiatief, alsmede van de oorsprong ervan. In beginsel zal deze financiële bijdrage maximaal 50% bedragen van de totale kosten van de betreffende maatregel; het resterende deel van de kosten kan met openbare of particuliere middelen dan wel met een combinatie van beide bestreden worden.

In sommige gevallen kan deze steun echter de totale kosten van de actie dekken, bijvoorbeeld in geval van studies en andere acties bedoeld om de communautaire strategie en communautaire beleidsmaatregelen voor te bereiden, aan te vullen en ten uitvoer te leggen en om het effect ervan te evalueren, en van door de Commissie voorgestelde maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring met het oog op versterking van de coördinatie tussen de initiatieven op communautair, nationaal, internationaal of enig ander niveau. Alle kosten die verband houden met uitsluitend op initiatief van de Commissie uitgevoerde acties of genomen maatregelen komen ten laste van de Gemeenschap.

Artikel 4 van het beschikkingsvoorstel bepaalt dat de Commissie in overleg met het comité als bedoeld in artikel 8, lid 1, een werkprogramma vaststelt binnen een half jaar na aanneming van de beschikking. Ten aanzien van dit werkprogramma geldt dat bij de uitwerking van de actieprioriteiten binnen ieder specifiek actiegebied en de opstelling van het tijdschema voor de uitvoering nadrukkelijk gelet wordt op samenhang, complementariteit en synergie van de maatregelen met de door de lidstaten ontplooide initiatieven, alsmede met de uit hoofde van andere communautaire programma's ondernomen initiatieven.

De tenuitvoerlegging van het programma zal met name geschieden via zogeheten "kernactiviteiten" op de verschillende gebieden. Deze worden gedefinieerd tijdens de vaststelling van het werkprogramma en in voorkomende gevallen aangepast in de loop van het programma. Ook kernactiviteiten waarin verschillende specifieke gebieden geïntegreerd zijn komen in aanmerking.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid geldt dat het programma openstaat voor deelname van de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgelegd in de Europa-overeenkomsten, in de desbetreffende aanvullende protocollen en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden. Cyprus, Malta en Turkije kunnen eveneens deelnemen op basis van met deze landen gesloten bilaterale overeenkomsten. Ook is deelname mogelijk van de EVA/EER-landen op basis van aanvullende kredieten en overeenkomstig met deze landen overeen te komen procedures.

Ten aanzien van de evaluatie van het programma is de Commissie verplicht jaarlijks onderzoek te doen naar de stand van uitvoering van het programma en de acties die zijn ondernomen op de specifieke actiegebieden. Tijdens het derde jaar van de toepassingsperiode van het programma en in ieder geval voordat ze voorstellen doet voor de vaststelling van een volgend programma, laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie verrichten van de algehele tenuitvoerlegging van de uit hoofde van het onderhavige programma ondernomen communautaire acties.

* Specifieke doelstellingen: samenhang met de algemene doelstelling

Het pakket te financieren acties moet bijdragen tot de evenwichtige verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de energiestrategie van de Europese Unie op middellange en lange termijn, namelijk continuïteit van de energievoorziening, concurrentievermogen en milieubescherming.

Het programma heeft tevens tot doel duurzame ontwikkeling, economische en sociale samenhang en milieubescherming te bevorderen en zodoende bij te dragen tot een doeltreffende koppeling tussen deze maatregelen en de acties die in het kader van andere communautaire beleidsmaatregelen worden ondernomen.

Tenslotte draagt het programma bij tot meer transparantie, coherentie en coördinatie van alle acties en andere maatregelen op energiegebied.

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

- de elementen verschaffen die nodig zijn voor het opstellen en ten uitvoer leggen van een energiebeleid op middellange en lange termijn, met name wat betreft beheersing van de vraag, meer gebruik van duurzame energiebronnen, diversificatie op energiegebied, mede in het vervoer, en ontwikkeling van het potentieel van de regio's, met name de perifere regio's, alsmede voor het uitwerken van de nodige wetgevende maatregelen om deze strategische doelstellingen te bereiken;

- de instrumenten en middelen ontwikkelen die nodig zijn voor de follow-up, de bewaking en de evaluatie van het effect van de op communautair niveau en op het niveau van de lidstaten van de Unie aangenomen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer;

- een reële verandering van de gedragspatronen op energiegebied op Europees niveau door bewustmaking van de belangrijkste betrokken actoren, het bedrijfsleven en de Europese burgers in het algemeen, teneinde de overgang te bevorderen naar doeltreffende en intelligente systemen voor energieproductie en -verbruik die gebaseerd zijn op degelijkheid en duurzaamheid, bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring, ondersteuning van acties gericht op uitbreiding van investeringen in nieuwe technologieën, stimulering van de verspreiding van goede praktijken en de beste beschikbare technologieën, mede in het onderwijssysteem, en bevordering op internationaal niveau.

Doelgroepen:

Openbare en particuliere instanties; universiteiten en opleidingscentra; agentschappen en organen op Europees, nationaal, regionaal en stedelijk niveau die zich bezighouden met energie-efficiëntie en nieuwe en duurzame energiebronnen; alle bij de bevordering van duurzame energie betrokken sectoren (zoals de industrie, financiële instellingen, producenten van apparatuur, installateurs en technici, architecten, gebruikers, internationale organisaties, bedrijfs- en beroepsverenigingen, adviseurs) en, bij uitbreiding, de gehele bevolking van de Europese Unie en de kandidaat-landen.

De acties die zullen plaatsvinden in het kader van de nuttige toepassing van de resultaten en de verspreiding van beste praktijken zijn specifiek bedoeld om een multiplicatoreffect van de gesubsidieerde doelgerichte acties op de verschillende specifieke actiegebieden te genereren. Bedoelde acties zullen uitgevoerd worden via operationele netwerken op Europees en internationaal niveau en borg staan voor de benutting van de resultaten van de specifieke initiatieven en de navolging op grote schaal van goede voorbeelden in geheel Europa (met inbegrip van de kandidaat-landen) alsmede op de markten van derde landen.

5.3 Tenuitvoerlegging

(Geef aan hoe de voorgenomen acties ten uitvoer worden gelegd: rechtstreeks beheer door de Commissie, ofwel uitsluitend met statutaire of externe personeelsleden, ofwel door uitbesteding. In dat geval aangeven hoe deze uitbesteding zal worden uitgevoerd (BTB, agentschappen, bureaus, gedecentraliseerde uitvoerende instanties, gezamenlijk beheer met de lidstaten - nationale, regionale en lokale instanties).

Vermeld tevens welke gevolgen de gekozen wijze van uitbesteden heeft voor de financiering, de middelen voor het beheer en de ondersteunende en personele middelen (gedetacheerde ambtenaren, enzovoorts))

Vooral omdat prioriteit verleend dient te worden aan maatregelen gericht op het beheer van de vraag, zal het nieuwe programma "Intelligente energie voor Europa" slechts doeltreffend zijn wanneer het pakket van voorgenomen maatregelen aanmerkelijk uitgebreid wordt ten opzichte van de voorafgaande energieprogramma's, aangezien het aantal betrokken actoren zeer groot is.

Bovendien zijn een permanente dialoog en meer samenwerking met de instanties die op deze gebieden op nationaal, regionaal en lokaal niveau actief zijn, overeenkomstig het Witboek over Europese governance, vereist om de strategieën voor energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen en de reeks maatregelen die al zijn aangenomen of die in voorbereiding zijn, ten uitvoer te leggen. Tevens moeten in het kader van dit programma passende samenwerkings- en financieringsinstrumenten alsmede de nodige middelen worden gevonden. Dat leidt onvermijdelijk tot vergroting van de werklast in verband met de uitvoering en het beheer van het programma, onder andere vanwege de noodzaak een groter aantal kleine projecten te financieren.

In de huidige situatie en gezien de aard van de voorgenomen initiatieven zou een eerste optie zijn dat bepaalde taken betreffende het beheer van het programma aan een uitvoerend agentschap worden gedelegeerd, met uitzondering van de taken waarvoor een zekere beoordelingsmarge inzake het maken van politieke keuzen vereist is.

Het uitvoerend agentschap, dat onder supervisie van de Commissie bepaalde taken in verband met het beheer en de follow-up van het programma zou moeten uitvoeren, waarvan hierboven een aantal voorbeelden wordt gegeven, zou de Commissie in staat stellen de werkzaamheden van een deel van haar personeel dat bij het programmabeheer betrokken is, te concentreren op activiteiten met een meer strategisch karakter, algemene monitoring en promotie- en voorlichtingsactiviteiten in verband met het programma. Bovendien zal de coördinatie met de activiteiten van het GCO optimalisatie mogelijk maken van de follow-up van de technologische opties en de resultaten van de projecten en acties die in het kader van het programma worden ondernomen.

Taken die aan het agentschap kunnen worden opgedragen, zijn onder meer:

- het ten behoeve van de Commissie formuleren van aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering van het programma «Intelligente energie voor Europa», alsmede het verzamelen, analyseren en aan de Commissie verstrekken van alle gegevens die nodig zijn om de uitvoering van het communautaire programma te sturen;

- het beheren van de verschillende projectcyclusfasen, ook delen daarvan, van de specifieke projecten in het kader van de uitvoering van het programma en het verrichten van de nodige controles evenals het nemen van de daarvoor vereiste beslissingen in overeenstemming met de door de Commissie verleende delegatie;

- het vaststellen van besluiten tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het verrichten van de handelingen die voor de uitvoering van het communautaire programma vereist zijn, met name in verband met overheidsopdrachten en subsidies, in overeenstemming met de door de Commissie verleende delegatie;

- het bevorderen van de benutting en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma gefinancierde projecten en maatregelen op lokaal, regionaal en nationaal niveau, in nauwe samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie.

Bijgevolg overweegt de Commissie om zo spoedig mogelijk een voorstel voor een besluit tot oprichting van een uitvoerend agentschap in te dienen, zodra de verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd [42] is aangenomen.

[42] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

Het is van belang dat de Unie zich toerust met de middelen die nodig zijn om haar ambitieuze actieprogramma op energiegebied ten uitvoer te leggen tegen de achtergrond van de communautaire strategie voor duurzame ontwikkeling zoals die in juni 2001 door de Europese Raad is aangenomen. In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie betreffende het vorige kaderprogramma voor energie (1998-2002) was een budget voorzien van 200 miljoen euro, dat uiteindelijk teruggebracht is tot 175 miljoen euro.

Verschillende factoren rechtvaardigen een bijstelling naar boven van de begrotingsmiddelen voor dit programma ten opzichte van die voor het kaderprogramma voor energie.

- de noodzakelijke uitbreiding van de acties op het gebied van energie-efficiëntie (SAVE) en duurzame energiebronnen (ALTENER) die voortvloeien uit de nieuwe beleidslijnen op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling, uit de aangenomen en aan te nemen wetgeving op beide gebieden, en waarmee gevolg wordt gegeven aan de herhaalde verzoeken van het Europees Parlement om de financiering uit te breiden. Dit impliceert onder andere dat de Gemeenschap haar werkzaamheden wat betreft het toezicht op de tenuitvoerlegging van het wetgevingskader en de communautaire maatregelen op beide gebieden en de evaluatie van de markteffecten moet uitbreiden;

- de prioriteit die wordt gegeven aan de energieaspecten van het vervoer als gevolg van de nieuwe beleidslijnen voor energie, milieu en duurzame ontwikkeling, die ten grondslag liggen aan het voorstel om een specifiek gebied, genaamd STEER, op te nemen met een indicatieve begroting van 45 miljoen euro;

- de aanzienlijke ontwikkeling van de activiteiten in verband met de benutting van de resultaten van het programma, acties ter bevordering en verspreiding van knowhow en beste praktijken en technieken op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, mede in de vervoerssector, en van acties die gericht zijn op meer dialoog en wisselwerking tussen de Gemeenschap en de regionale en lokale overheden en de burgermaatschappij teneinde in de Europese samenleving een cultuur van intelligente energie tot stand te brengen. De communautaire financiering voor deze acties wordt geraamd op 45% van de totale begroting voor het programma;

- de consolidering van de internationale actie (COOPENER) die met name betrekking heeft op acties ter bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie in de ontwikkelingslanden in het kader van de mechanismen van Kyoto.

Op grond van het bovenstaande wordt een aanzienlijke verhoging van de begrotingsmiddelen voorgesteld ten opzichte van de middelen van het vorige programma: 215 miljoen euro [43] voor de voorgestelde duur van het programma (2003-2006). De jaarlijkse vastleggingskredieten voor de tenuitvoerlegging van het programma zullen door de begrotingsautoriteit vastgesteld worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten. Het bedrag zal jaarlijks door de begrotingsautoriteit bepaald worden (zie tabel 7.3). Vanaf 2004 moet rekening worden gehouden met een verhoging van de begroting in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten. Deze verhoging zou ongeveer 50 miljoen euro moeten belopen.

[43] In reële termen bedraagt de voorgestelde verhoging 77,43 miljoen euro. Geaggregeerde inflatie EU-15: 1,3% (1998), 1,2% (1999), 2,1% (2000), 2,4% (2001) in « Eurostat Price Statistics ».

Wat het beheer van dit programma betreft, verwacht de Commissie dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig de nieuwe beleidslijnen zal resulteren in ongeveer 270 contracten per jaar (330 contracten per jaar vanaf 2004 na de toetreding van de nieuwe lidstaten, waarbij rekening wordt gehouden met een extra bijdrage die in totaal ongeveer 50 miljoen euro zou moeten belopen). Voor het programmabeheer zullen zodoende 65 mensen nodig zijn. Bij het kaderprogramma voor energie zijn 38 mensen betrokken. De extra personele middelen worden geraamd op 27 personen.

In verband met het huidige kaderprogramma voor energie, waarvan het budget 175 miljoen euro bedraagt, zijn namelijk meer dan 1000 contracten gesloten, dat wil zeggen gemiddeld 200 contracten per jaar. Het gemiddelde bedrag per contract bedroeg ongeveer 130.000 euro voor de periode 1998-1999 en 300.000 euro voor de periode 2000-2001, welke toename het gevolg is van het restrictieve beleid dat gevoerd is om een al te grote stijging van het aantal kleine contracten te voorkomen. Het aantal lopende contracten bedraagt op dit moment 544; daarbij zijn 38 personeelsleden betrokken.

De begroting van het uitvoerend agentschap, die door de begrotingsautoriteit wordt vastgesteld, zou een percentage van de totale financiële toewijzing voor het programma «Intelligente energie voor Europa» bedragen, aan het beheer waarvan het agentschap zou deelnemen. Overeenkomstig artikel 13 van het gewijzigde voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd [44], zou het directiecomité van het agentschap elk jaar, op voorstel van de directeur van het agentschap, het ontwerp van huishoudelijke begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, voor het volgende begrotingsjaar vaststellen.

[44] COM(2001) 808 def. van 28.12.2001.

Door bepaalde taken in verband met het beheer van het programma aan het agentschap te delegeren zouden bij de Commissie acht personen minder nodig zijn dan in de huidige omstandigheden; deze acht personen zouden voor de duur van het programma naar het agentschap worden overgeheveld. Het agentschap zou 35 personeelsleden hebben: 8 personen die van de Commissiediensten zijn gedetacheerd (hetgeen ongeveer 23% van het totaal van het agentschap vertegenwoordigt) en 27 nieuwe in dienst te nemen personen. De onderstaande tabel bevat een raming van de personele middelen bij het agentschap.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de Commissie zou het personeelsbestand tot 30 personen kunnen worden verminderd.

Een tweede optie is dat de bevoegde diensten van de Commissie met alle taken van het beheer van het programma worden belast. Bij deze optie zou moeten worden overgegaan tot ingrijpende aanpassingen in het beheer alsmede in de financieringsmechanismen van het programma, zoals:

- vermeerdering van het aantal personeelsleden van de diensten die het programma bij de Commissie beheren van 38 tot 52 personen;

- aanzienlijke vermindering van de activiteiten op het stuk van voorlichting, bevordering en benutting van de resultaten van de projecten en acties, waardoor de verspreiding van de voordelen van het programma in het gedrang zou komen;

- invoering van een minimumdrempel voor de financiering van projecten of acties, teneinde het aantal contracten drastisch te beperken, waardoor de voornaamste betrokkenen op lokaal en regionaal niveau uit het programma zouden worden geweerd.

Alle gegevens met betrekking tot het beheer van het programma worden ter informatie verstrekt. Op basis van de resultaten van de door de PCG Externalisering gevraagde studie naar de optie agentschap, kunnen de cijfers inzake de optie agentschap worden gewijzigd.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1 Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

(De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)

6.1.1 Financiering Vastleggingskredieten in mln euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) [45]

[45] Zie het afzonderlijk oriënterend document voor meer informatie.

(Bij meerdere acties dienen de concrete maatregelen die voor elke actie moeten worden genomen, te worden gepreciseerd om het volume en de kosten van de prestaties te berekenen.)

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking (1): De maatregelen 1 tot en met 6 hebben betrekking op de acties van het type a), b), c), d), e) en f) zoals gepreciseerd onder punt 5.2. van dit financieel memorandum. Deze opsplitsing per maatregel is indicatief. Het werkprogramma moet de jaarlijkse prioriteiten vaststellen alsmede de soorten maatregelen die elk jaar op elk specifiek gebied worden overwogen en waarvoor een oproep moet worden gepubliceerd. Bij COOPENER zal naar verwachting ongeveer 75% van de begroting op de maatregelen 1, 3 en 4 worden geconcentreerd.

Opmerking (2): Naar schatting zullen gemiddeld per jaar 270 contracten gesloten worden; dat houdt in een gemiddeld bedrag per contract van 0,196 miljoen euro. De extra bijdrage die vanaf 2004 wordt verwacht na de toetreding van de nieuwe lidstaten en die ongeveer 50 miljoen euro zou moeten bedragen, zou in de periode 2004-2006 ongeveer 185 extra contracten moeten opleveren. In dit verband wordt verwacht dat vanaf 2004 gemiddeld 330 contracten per jaar zullen worden gesloten.

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1. Gevolgen voor de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Voor het beheer van het Kaderprogramma Energie (1998-2002) worden momenteel 38 personen ingezet. Indien een uitvoerend agentschap wordt opgericht (eerste optie), zouden door bepaalde taken in verband met het beheer van het programma aan het agentschap te delegeren bij de Commissie acht personen minder nodig zijn, die gedurende de deelname van het agentschap aan het beheer van het programma naar het agentschap zouden worden gedetacheerd. Voor het beheer van het toekomstige programma zullen echter, vergeleken met de huidige situatie, extra personele middelen nodig zijn, naar schatting 27 mensen, die in het kader van het toekomstig uitvoerend agentschap beschikbaar moeten worden gesteld. Het agentschap zou in totaal 35 personeelsleden hebben (8 door de Commissie gedetacheerde ambtenaren/ functionarissen en nog 27 in dienst te nemen personen). In totaal zullen voor het programma 65 personen nodig zijn.

(2) Als het uitvoerend agentschap uiteindelijk niet wordt opgericht (tweede optie), zal de Commissie meer personeel nodig hebben, in totaal 14 extra mensen. Voor het beheer van het programma zouden bij de Commissie 52 personen worden ingezet.

7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden. Zie ook noot (1), tabel 7.1.

(1) De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden.

I. Jaartotaal (7.2 + 7.3) // 4,090 mln euro

II. Duur van de actie // 4

III. Totale kosten van de actie (I x II)16,360 mln euro

(Bij de raming van de voor de actie noodzakelijke personele en administratieve middelen moeten de DG's/diensten rekening houden met de besluiten van de Commissie in het kader van het oriënterend debat over en de goedkeuring van het voorontwerp van begroting (VOB). Dit betekent dat de DG's moeten aangeven dat de personeelskosten kunnen worden gedekt binnen de voorlopige toewijzing waarin bij de goedkeuring van het VOB is voorzien.

In uitzonderlijke gevallen waarin de acties niet konden worden voorzien bij de opstelling van het VOB zal de Commissie moeten worden verzocht te beslissen of en hoe (via een aanpassing van de voorlopige toewijzing, een herschikking ad hoc, een gewijzigde en aanvullende begroting of een nota van wijzigingen op het ontwerp van begroting) de tenuitvoerlegging van de voorgestelde actie kan worden aanvaard)

De gevolgen van het onderhavige voorstel voor deel A van de begroting zijn in algemene zin beperkt. Een regelmatige follow-up van de tenuitvoerlegging van deze beschikking zal nodig zijn; deze dient te bestaan uit de voorbereiding van en de deelname aan vergaderingen en diverse acties inzake de coördinatie met de lidstaten, het algehele toezicht op de uitvoering van het programma en de resultaten ervan, alsmede uit het consolideren van de resultaten van de evaluatie en het voorleggen van uitvoeringsverslagen aan het Europees Parlement, de Raad en andere bevoegde instanties. Een deel van de beheertaken zou vervuld kunnen worden door het uitvoerend agentschap.

8. 8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1 8.1 Follow-upsysteem

(Bij iedere actie moeten vanaf het begin gegevens worden verzameld over de gebruikte financiële en andere middelen, de geleverde prestaties en de resultaten van de actie. In de praktijk houdt dit in: (i) de vaststelling van indicatoren voor financiële en andere middelen, geleverde prestaties en resultaten; (ii) de ontwikkeling van methodes voor het verzamelen van gegevens)

Na aanneming van de onderhavige beschikking zal de Commissie in overleg met het programmacomité een werkprogramma opstellen waarin met name de selectiecriteria alsmede de daarop betrekking hebbende toepassingsmodaliteiten voor iedere soort actie nauwkeurig omschreven worden. Tevens zal de Commissie een coherent pakket input-, output- en prestatie-indicatoren voor ieder actiegebied en iedere soort actie vaststellen, alsmede de mechanismen die een optimale benutting van de behaalde resultaten mogelijk maken.

Het uitvoerend agentschap, dat de eerste van de twee opties vormt die de Commissie voor het beheer van de uitvoering van het programma overweegt, zou voorts onder meer tot taak hebben een bijdrage te leveren aan de follow-up van de in het kader van dit programma uitgevoerde acties alsmede aan de regelmatige evaluatie van het effect ervan in de samenleving.

8.2 Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie

(Beschrijf het geplande tijdschema en de modaliteiten voor tussentijdse evaluaties en evaluaties ex post die moeten worden uitgevoerd om na te gaan of de doelstellingen zijn bereikt. Bij meerjarenprogramma's moet ten minste één grondige evaluatie plaatsvinden tijdens de duur van het programma. Voor de andere acties moet een evaluatie ex post dan wel een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd na ten hoogste zes jaren).

- Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie

Stelselmatig zal een evaluatie plaatsvinden van de gevoerde acties. De Commissie (eventueel bijgestaan door het uitvoerend agentschap) zal jaarlijks de stand van uitvoering alsmede de sectorale en horizontale componenten van het programma onderzoeken. Tijdens het derde jaar van de toepassingsperiode van het programma en in ieder geval voordat ze voorstellen doet voor de vaststelling van een volgend programma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een algehele externe evaluatie verrichten van de stand van uitvoering van de uit hoofde van dit programma ondernomen communautaire acties (artikel 9 van de onderhavige beschikking).

- Beoordeling van de behaalde resultaten (in geval van voortzetting of verlenging van een bestaande actie)

Afhankelijk van de wijzigingen van de beleidsprioriteiten en de ontwikkelingen op de markt, en naar gelang van de gegevens afkomstig van de regelmatige evaluatie van de acties en het programma alsmede van de activiteitenverslagen van het agentschap, kunnen door de Commissie voorstellen voorgelegd worden ter aanvulling of aanpassing van het werkprogramma. Voordat ze voorstellen doet voor de vaststelling van een volgend programma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een algehele externe evaluatie verrichten van de stand van uitvoering van de uit hoofde van dit programma ondernomen communautaire acties.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

(Artikel 3, lid 4, van het Financieel Reglement: "De Commissie verstrekt, om het risico van fraude en onregelmatigheden te voorkomen, in het financieel memorandum inlichtingen over de voorgenomen of bestaande preventieve en beschermende maatregelen".)

Er is voorzien in een groot aantal maatregelen voor financiële en administratieve controle, toegespitst op de specifieke kenmerken van de betreffende actie. Deze maatregelen worden gedurende het gehele proces toegepast en omvatten met name:

vóór de ondertekening van de contracten:

- kwalitatieve en financiële analyse van de offertes, voorstellen of aanvragen voor financiële steun;

- inschakeling van de andere betrokken diensten van de Commissie teneinde dubbel werk te voorkomen;

na de ondertekening van de contracten:

- onderzoek van de uitgavenstaten vóór betaling, op verschillende niveaus (financieel beheerder, technische functionarissen), en raadpleging van de betrokken diensten van de Commissie met betrekking tot de resultaten;

- betaling van werkzaamheden, na acceptatie ervan, op basis van een vóór de toekenning van het contract vastgesteld percentage en na overlegging van een financieel eindverslag van de actie;

- interne audit door de financieel controleur;

- controle ter plekke teneinde aan de hand van onderzoek van bewijsstukken eventuele fraude of onregelmatigheden op te sporen.

Verstrekking van informatie over en toezicht op de navolging van de procedures door deskundigen van de lidstaten, die uitgenodigd worden de vergaderingen van het programmacomité als voorzien in artikel 8, lid 2, bij te wonen. Andere betrokken instellingen, zoals het Europees Parlement, zullen volledig op de hoogte gehouden worden van het resultaat van de werkzaamheden.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied - "Intelligente energie voor Europa (2003-2006)".

Referentienummer van het document

COM(2002) 162 definitief

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen*

Artikel 6 van het EG-Verdrag bepaalt dat de eisen inzake milieubescherming geïntegreerd dienen te worden in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap. Artikel 174 van het Verdrag voorziet in het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, welke, naast de duurzame energiebronnen, aardolie, aardgas en vaste brandstoffen omvatten, die essentiële energiebronnen, maar tevens de voornaamste bronnen van kooldioxide-emissie zijn.

De Europese Raad van Göteborg [46] heeft een strategie voor duurzame ontwikkeling aangenomen en daarbij als belangrijkste obstakels voor duurzame ontwikkeling onder andere genoemd de emissies van broeikasgassen en de door het vervoer veroorzaakte milieuhinder, hetgeen overeenkomt met de analyse in het Groenboek inzake een strategie voor een continue energievoorziening [47]. Daarin wordt namelijk vastgesteld dat de Unie in toenemende mate afhankelijk wordt van externe energiebronnen, wordt gewezen op de noodzaak het evenwicht in het aanbodbeleid te herstellen door middel van duidelijke maatregelen ten behoeve van een vraagbeleid en wordt opgeroepen tot een reële verandering in het gedrag van de verbruikers, teneinde de vraag af te stemmen op een beter beheerst en milieuvriendelijker verbruik, met name in de vervoers- en de bouwsector, alsmede tot het verlenen van prioriteit aan de ontwikkeling van duurzame energiebronnen ten aanzien van het energieaanbod, teneinde het hoofd te bieden aan de uitdaging van de klimaatverandering.

[46] SI(2001) 500 van 16.06.2001.

[47] COM(2000) 769 def. van 29.11.2000.

De uitstoot van broeikasgassen komt namelijk voor 94% voor rekening van het verbruik van energie, en het vervoer veroorzaakt 90% van de geraamde stijgingen van de CO2-emissie. Energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen vormen een belangrijk onderdeel van het pakket maatregelen dat nodig is om de bepalingen van het Protocol van Kyoto inzake de klimaatverandering na te komen.

In het Witboek inzake een communautaire strategie en een communautair actieplan voor duurzame energiebronnen is een indicatieve doelstelling vastgelegd van een aandeel van 12% voor duurzame energie in het bruto binnenlands energieverbruik van Europa in het jaar 2010 en is voorzien in ondersteunende maatregelen voor de bevordering en ontwikkeling van duurzame energiebronnen. In het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van het Witboek wordt geconstateerd dat vooruitgang is geboekt, maar tevens benadrukt dat meer inspanningen op Europees en nationaal niveau nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, in het bijzonder nieuwe wetgevende maatregelen ten gunste van de duurzame energiebronnen, evenals de bevordering daarvan. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is de invoering noodzakelijk van systemen voor de bewaking en de follow-up.

Daarnaast voorziet het actieplan ter verbetering van de energie-efficiëntie in vermindering van de energie-intensiteit met één procentpunt per jaar, terwijl de huidige tendens dicht bij nul ligt. Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is de invoering noodzakelijk van systemen voor de bewaking en de follow-up. De meeste communautaire maatregelen gericht op verbetering van de energie-efficiëntie en/of de bevordering van de marktpenetratie van duurzame energiebronnen vragen om vergrote inzet op communautair niveau via specifieke programma's, teneinde de voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling naar duurzame energiesystemen.

De Raad en het Europees Parlement hebben meermaals gewezen op de noodzaak de communautaire maatregelen op dit gebied te versterken en uit te breiden en nieuwe acties te ontwikkelen. Beide instellingen hebben de Commissie opgeroepen voorstellen voor te leggen voor toekomstige programma's en daarin te voorzien in adequate financiële steun voor acties op het gebied van duurzame energie. De beschikkingen tot vaststelling van een kaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) alsmede de beschikkingen betreffende de specifieke programma's lopen ten einde op 31 december 2002.

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen heeft de Commissie door onafhankelijke deskundigen een algehele externe evaluatie laten verrichten van de stand van uitvoering van de acties die zijn ondernomen uit hoofde van voornoemd programma en de specifieke programma's. De Commissie zal van de conclusies van deze evaluatie, die in het tweede kwartaal van 2002 beschikbaar zijn, mededeling doen aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. De aanbevelingen van de onderzoekers zullen een grote rol spelen bij de voorbereiding van het gedetailleerde werkprogramma. In de in 2000 uitgevoerde jaarlijkse evaluatie van het kaderprogramma en de specifieke programma's wordt door de onderzoekers het belang erkend van de programma's ALTENER, SAVE, SYNERGY en ETAP in het kader van de communautaire strategie voor vermindering van de CO2-uitstoot, maar tevens wordt gewezen op het tekortschieten van de middelen voor deze programma's in het licht van de behoeften. In het verslag wordt voorgesteld deze programma's te versterken en voort te zetten in één enkel programma dat meer gestructureerd alsmede flexibeler is ten aanzien van het beheer, zulks teneinde de doeltreffendheid en het effect ervan te vergroten. De Commissie wordt tevens opgeroepen de uitwisseling van kennis en beste praktijken alsmede de systematische benutting van de resultaten van de programma's actiever te bevorderen.

Met de onderhavige beschikking geeft de Commissie gevolg aan de verzoeken van de Raad en het Europees Parlement betreffende versterking van het communautaire optreden op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie. Het voorstel van de Commissie heeft betrekking op de invoering van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied, genaamd "Intelligente energie voor Europa (IEE)", voor de periode 2003-2006. Het programma is bedoeld als voornaamste communautair instrument voor niet-technologische steunverlening op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer, alsmede op het gebied van de internationale samenwerking met de ontwikkelingslanden. In het programma zijn alle acties samengebracht op energiegebied, inclusief in het vervoer, die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de communautaire strategieën voor duurzame ontwikkeling en milieubescherming. Het programma draagt bij tot de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van de communautaire strategieën op energie- en vervoersgebied.

Alle te financieren acties tezamen dragen bij tot een evenwichtige verwezenlijking van de drie hoofddoelstellingen van het energiebeleid van de Europese Unie, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, namelijk continuïteit van de energievoorziening, concurrentievermogen en milieubescherming. Tevens dragen zij bij tot de bevordering van duurzame ontwikkeling, economische en sociale samenhang en milieubescherming, en tot een doeltreffende koppeling tussen deze maatregelen en de acties die worden ondernomen in het kader van andere communautaire beleidsmaatregelen.

Het programma draagt tevens bij tot vergroting van de transparantie, de samenhang en de coördinatie van alle acties en andere maatregelen op energiegebied.

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

- de elementen verschaffen die nodig zijn voor het opstellen en ten uitvoer leggen van een energiebeleid op middellange en lange termijn, met name wat betreft beheersing van de vraag, meer gebruik van duurzame energiebronnen, diversificatie op energiegebied, mede in het vervoer, en ontwikkeling van het potentieel van de regio's, met name de perifere regio's, alsmede het uitwerken van de nodige wetgevende maatregelen om deze strategische doelstellingen te bereiken;

- de instrumenten en middelen ontwikkelen die nodig zijn voor de follow-up, de bewaking en de evaluatie van het effect van de op communautair niveau en op het niveau van de lidstaten van de Unie aangenomen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, met inbegrip van de energieaspecten van het vervoer;

- een reële verandering van de gedragspatronen op energiegebied op Europees niveau door bewustmaking van de belangrijkste betrokken actoren, het bedrijfsleven en de Europese burgers in het algemeen, teneinde de overgang te bevorderen naar doeltreffende en intelligente systemen voor energieproductie en -verbruik die gebaseerd zijn op degelijkheid en duurzaamheid; de bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring; de ondersteuning van acties gericht op uitbreiding van investeringen in nieuwe technologieën; de stimulering van de verspreiding van goede praktijken en de beste beschikbare technologieën, mede in het onderwijssysteem; en bevordering op internationaal niveau.

De doelstellingen van het programma hebben betrekking op de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie op de energiegebieden die bijdragen tot duurzame ontwikkeling. Aangezien deze tenuitvoerlegging niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat daarvoor een promotieactie alsmede de uitwisseling van ervaring, kennis en beste praktijken, die zijn ontwikkeld op basis van nauwe samenwerking op Europese schaal tussen de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau, nodig zijn om meer gebruik van duurzame energiebronnen en rationeler energiegebruik, mede in het vervoer, te bevorderen, hetgeen beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen treffen.

Deze acties zullen gegroepeerd worden rond de volgende vier prioritaire actiegebieden:

- beheersing van de energievraag,

- toename van het gebruik van nieuwe en duurzame energiebronnen,

- diversificatie op energiegebied, in het bijzonder in het vervoer,

- bevordering van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie op internationaal niveau, met name in de ontwikkelingslanden.

Effect op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed*

* Welke bedrijfstakken*

De bedrijven waarop het voorstel van invloed is, hetzij direct (bedrijven die als contractanten rechtstreeks een financiële bijdrage ontvangen uit hoofde van het programma), hetzij indirect (bedrijven die via de promotienetwerken informatie ontvangen betreffende de van kracht zijnde wetgevende maatregelen, de mogelijkheden van de programma's en van andere communautaire initiatieven, de resultaten van de uit hoofde van deze programma's gefinancierde projecten die voor navolging in aanmerking komen, alsmede betreffende de beste praktijken) behoren tot verschillende branches en zijn zowel producenten als gebruikers van energie:

- de landbouwsector;

- de industriële sector, in het bijzonder de energieproducenten en de industrie voor de productie en installatie van energievoorzieningen alsmede het bouwbedrijf;

- de dienstverlenende sector, in het bijzonder energiedistributeurs, regelgevende instanties op energiegebied, financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen, ingenieurs- en architectenbureaus, vervoermaatschappijen, adviesbureaus en elektriciteitsmaatschappijen.

* Welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)*

Ofschoon deelname aan het programma open staat voor alle soorten ondernemingen, behoren de meeste betrokken bedrijven tot het MKB.

* Zijn er bijzondere geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen*

Alle regio's van de Gemeenschap zijn betrokken bij dit programma. Voor bepaalde categorieën is de regionale en lokale ligging doorslaggevend.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen*

Om deel te nemen aan het programma dienen de ondernemingen te voldoen aan de ontvankelijkheidscriteria, alsmede aan de deelnamevoorwaarden en -modaliteiten. De projecten dienen alle een communautaire dimensie te hebben, hetgeen betekent dat bedrijven of instanties van verschillende Europese landen bij ieder project betrokken dienen te zijn. De voorstellen dienen te beantwoorden aan de vastgestelde prioriteiten en in overeenstemming te zijn met de richtsnoeren. De ontvankelijkheids- en selectiecriteria, de deelnamevoorwaarden, de financieringsmodaliteiten en de richtsnoeren voor het indienen van voorstellen zullen gedetailleerd omschreven worden in het werkprogramma dat door de Commissie na aanneming van deze beschikking in overleg met de lidstaten zal worden opgesteld.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

* voor de werkgelegenheid*

* voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven*

* voor het concurrentievermogen van de bedrijven*

Doel van het programma is middels de beheersing van de energievraag, de bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen en de stimulering van diversificatie op energiegebied, inclusief in de vervoerssector, bij te dragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het energiebeleid van de Europese Unie, welke zijn: continuïteit van de energievoorziening, versterking van het concurrentievermogen van de bedrijven in de Unie en bescherming van het milieu.

De ontwikkeling van endogene energiebronnen, zoals duurzame energiebronnen, draagt bij tot een duurzame groei, met name in plattelandsgebieden, daar nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de economie, het bedrijfsleven en de werkgelegenheid. In bepaalde regio's kan door het gebruik van nieuwe en duurzame energiebronnen een bijdrage geleverd worden aan de productie van energie en tegelijkertijd de milieuvervuiling teruggedrongen worden (schonere afvalverwerking, integratie van duurzame energiebronnen in gebouwen, enzovoorts).

In een voor de Commissie verricht onderzoek [48] is vastgesteld dat de effecten op de werkgelegenheid van de doelstellingen in het Witboek inzake een communautaire strategie en een communautair actieplan voor duurzame energiebronnen (1998-2000) kunnen worden berekend op basis van de verwachte niveaus van marktpenetratie van de nieuwe en duurzame energiebronnen per sector. Het onderzoek wijst uit dat in de vijftien lidstaten netto ongeveer 530.000 banen gecreëerd kunnen worden tot 2010 in de sector duurzame energie, met inbegrip van exploitatie, onderhoud, bouw en installatie.

[48] Effect van duurzame energiebronnen op de werkgelegenheid. Doel van de studie was te komen tot een methode om het aantal nieuwe banen te berekenen in de sector duurzame energie, per geïnstalleerd vermogen en per miljoen geïnvesteerde euro.

Energie-efficiëntie, een sleutelfactor voor tal van industriële sectoren, vormt een belangrijk onderdeel van een alomvattend actieplan inzake duurzame ontwikkeling op het gebied van het ondernemingsbeleid. Gezien het feit dat verbetering van de energie-efficiëntie in het bedrijfsleven leidt tot een daling van de productiekosten en tot een stijging van de productiviteit, zal het programma een rechtstreeks effect hebben op het concurrentievermogen van de ondernemingen.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van de kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen, enzovoorts)*

Ja. De in het kader van het programma te voeren acties zijn hoofdzakelijk, zij het niet uitsluitend, gericht op het midden- en kleinbedrijf.

Raadpleging

6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

Het Directoraat-generaal Energie en Vervoer heeft verschillende vergaderingen en seminars georganiseerd teneinde organisaties op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie de mogelijkheid te bieden ideeën naar voren te brengen met betrekking tot de voortzetting van de bestaande programma's op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie, de versterking van deze programma's en de wijze waarop de Commissie haar optreden heeft afgestemd op beide specifieke gebieden. Ook de problematiek van het vervoer is aan de orde gekomen. Vastgesteld kan worden dat er algehele consensus bestaat over de noodzaak het communautaire optreden op het gebied van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie voort te zetten. Een aantal suggesties inzake de prioritaire acties zal in aanmerking genomen worden bij de uitwerking van het gedetailleerde werkprogramma. De hier bedoelde seminars hebben plaatsgevonden in november 2001.

Tijdens de eerste conferentie over energie en vervoer, die in oktober 2001 is gehouden in Barcelona, is door de bij dit voorstel betrokken sectoren andermaal benadrukt dat het noodzakelijk is de communautaire programma's op dit gebied voort te zetten. Tevens is gewezen op de noodzaak het midden- en kleinbedrijf in de toekomst toegang te verschaffen tot deze programma's, gezien het belang van de beheersing van de vraag en de steun aan gedecentraliseerde acties, en ook is het belang onderstreept van verspreiding op grote schaal van de resultaten van de in het kader van de programma's ondersteunde projecten.

Top