EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE1307

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid (COM(2011) 876 final — 2011/0429 (COD))

PB C 229 van 31.7.2012, p. 116–118 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 229/116


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid

(COM(2011) 876 final — 2011/0429 (COD))

2012/C 229/22

Rapporteur: mevrouw LE NOUAIL MARLIÈRE

Het Europees Parlement en de Raad hebben op respectievelijk 14 en 22 februari 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid

COM(2011) 876 final — 2011/0429 (COD).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 11 mei 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 23 en 24 mei 2012 gehouden 481e zitting (vergadering van 23 mei) onderstaand advies uitgebracht, dat met 135 stemmen vóór en 15 stemmen tegen, bij 14 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC schaart zich achter het voorstel voor een richtlijn zoals dat nu op tafel ligt en dat ervoor zorgt dat de lijst met prioritaire stoffen en met prioritaire gevaarlijke stoffen wordt uitgebreid, doordat wordt uitgegaan van de meest volledige optie die in de effectbeoordeling wordt voorgesteld (1).

1.2   Het steunt het nieuwe mechanisme dat de Commissie voorstelt om gerichte hoogwaardige monitoringinformatie te verschaffen over de concentratie van stoffen in het aquatische milieu, waarbij de nadruk ligt op opkomende verontreinigende stoffen en stoffen waarvoor de kwaliteit van de beschikbare monitoringgegevens niet volstaat om een risicobeoordeling op te stellen. Dit nieuwe mechanisme zou het voor alle stroomgebieden in de EU eenvoudiger moeten maken om dergelijke informatie te vergaren en moeten helpen om de monitoringkosten binnen de perken te houden.

1.3   Toch adviseert het EESC om, al is het maar bij wijze van proef, in het kader van het voorstel ook gericht onderzoek te doen naar vraagstukken waarover nog weinig bekend is, zoals

i.

nanopartikels en vooral de interactie daarvan met prioritaire stoffen, temeer daar dit thema steeds meer vragen oproept bij het Europees Milieuagentschap (2);

ii.

de gevolgen van combinaties van chemische stoffen voor de binnenwateren, aangezien dergelijke combinaties al bij zeer kleine concentraties van chemische stoffen een bijzonder grote impact kunnen hebben op het aquatische milieu.

1.4   Voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water zou er in het voorstel moeten worden verwezen naar de goede praktijken inzake het beheer van stroomgebieden.

1.5   Het EESC vindt dat lood en nikkel als persistente en bioaccumulerende stoffen tot de prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS) moeten worden gerekend, zodat binnen twintig jaar een einde kan worden gemaakt aan de lozingen daarvan, ook al gaat dit gepaard met hoge kosten.

1.6   De steun en betrokkenheid van het publiek is een absolute voorwaarde om watervoorraden te beschermen en om de problemen en de meeste geschikte oplossingen in kaart te brengen en ook vast te stellen wat de kosten daarvan zijn. Zonder die steun zijn de wettelijke maatregelen gedoemd te mislukken. Het maatschappelijk middenveld heeft een cruciale rol te vervullen bij de omzetting van een passende kaderrichtlijn water (KRW) en dient regeringen te ondersteunen bij hun zoektocht naar een evenwicht tussen de sociale, economische en milieuaspecten die moeten worden meegewogen (3).

1.7   Het EESC onderstreept het belang van een goede ecologische en chemische status van water en pleit voor bescherming van de volksgezondheid, de watervoorziening, de natuurlijke ecosystemen en de biodiversiteit (4).

1.8   Het stelt vast dat de nieuwe richtlijn voor vereenvoudiging en stroomlijning van de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van verslaglegging moet zorgen.

2.   Inleiding

2.1   Onderhavig voorstel voor een richtlijn heeft tot doel om de richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende de prioritaire stoffen op het gebied van water (m.u.v. het zeemilieu) te wijzigen overeenkomstig de kaderrichtlijn water:

i.

De lijst met prioritaire stoffen moet minstens om de vier jaar worden herzien en indien nodig moet er een inventarisatie worden gemaakt van de nieuwe prioritaire stoffen (PS) of de nieuwe prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS).

ii.

Er moeten, op basis van de laatste stand van kennis, nieuwe milieukwaliteitsnormen (MKN) worden opgesteld voor oppervlaktewater, sedimenten of biota.

2.2   De herziening werd uitgevoerd met steun van een werkgroep en na uitgebreide raadpleging van deskundigen van de Europese Commissie, de lidstaten, de belanghebbende partijen (vakbonden en ngo's) en het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM).

2.3   Na afloop van deze werkzaamheden en de daartoe uitgevoerde effectbeoordeling (SEC(2011) 1547 final) werd, uitgaande van de meeste volledige optie van die effectbeoordeling, de lijst met 33 prioritaire stoffen in het richtlijnvoorstel uitgebreid tot 48.

2.4   Het voorstel voor een richtlijn heeft tot doel om tot een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te komen (d.w.z. een toestand die beantwoordt aan de in de bijlage bij het voorstel vermelde milieukwaliteitsnormen) door:

i.

vermindering van de prioritaire stoffen;

ii.

stopzetting van de lozingen van prioritaire gevaarlijke stoffen binnen twintig jaar na goedkeuring van de dochterrichtlijn.

3.   Algemene opmerkingen

3.1   Het EESC is er absoluut van overtuigd dat water niet alleen een consumptieartikel is, maar ook een waardevolle natuurlijke hulpbron, die van cruciaal belang is voor de huidige en toekomstige generaties. Om die reden en vanwege het gebruik van talloze verontreinigende stoffen in de hele Unie moeten er voor die stoffen op EU-niveau geharmoniseerde milieukwaliteitsnormen (MKN) worden opgesteld.

3.2   De persistente, bioaccumulerende of toxische stoffen (PBT's) zijn een probleem apart, aangezien ze alom aanwezig zijn, zich over grote afstanden kunnen verplaatsen en bijna overal en langdurig in het milieu voorkomen. Deze stoffen worden over het algemeen als PGS ingedeeld. De lidstaten mogen hun aanwezigheid apart vermelden in de beschrijvingen van de chemische toestand van wateroppervlakken, omdat ze verbeteringen van de waterkwaliteit met betrekking tot andere stoffen kunnen maskeren.

3.3   De omzetting van de richtlijn is gebaseerd op de stroomgebiedbeheerplannen en valt uiteindelijk onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Hoewel de Commissie heeft vastgesteld dat er in bepaalde gevallen uitstekende resultaten zijn geboekt en dat het toezicht en de informatieoverdracht over het algemeen zijn verbeterd, blijken er toch grote verschillen te bestaan tussen de lidstaten (5). De effectiviteit van de richtlijn kan wat dat betreft nog worden verbeterd.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   Wat het rechtskader betreft, gaat de Commissie niet zozeer uit van het begrip risico als wel van het begrip gevaar. In de ontwerprichtlijn zijn dan ook stoffen opgenomen die in bepaalde concentraties beperkingen met zich meebrengen, terwijl de risico's van interactie tussen stoffen in het aquatische milieu, zelfs in zeer lage concentraties, juist ontbreken.

i.

Deze risico's van interactie kunnen betrekking hebben op chemische mengsels en nanopartikels.

ii.

Wetenschappelijk gezien is er nog weinig bekend over deze verschijnselen. Toch zijn de vermoedens van toxiciteit zo sterk, dat het Europees Milieuagentschap daar in een recent rapport aandacht aan heeft besteed (6).

iii.

Hoewel het misschien lastig is om wetgeving uit te vaardigen op dit nog zeer onbekende terrein, is het voor de toekomst van aquatische ecosystemen van cruciaal belang dat een Europese richtlijn inzake prioritaire stoffen op het gebied van water de lidstaten erop voorbereidt om aandacht te besteden aan deze verschijnselen.

4.2   Nikkel en lood zijn opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen, maar niet in die van prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS).

i.

Deze stoffen zijn persistent (en nikkel zelfs ubiquitair persistent) en bioaccumulerend, waardoor ze op grond van de definitie van prioritaire gevaarlijke stoffen van de Europese Commissie in deze lijst moeten worden opgenomen.

ii.

In de REACH-verordening worden deze stoffen gelijkgesteld aan de zeer zorgwekkende stoffen. Aangezien ze kankerverwekkend kunnen zijn, als vergiftig voor de voortplanting (CMR 1 en 2) worden beschouwd en/of persistent en bioaccumulerend zijn, is daarvoor autorisatie vereist.

iii.

Omwille van de samenhang met de definitie van PGS en de REACH-verordening zouden deze stoffen als prioritaire gevaarlijke stoffen moeten worden ingedeeld, zodat de lozing daarvan binnen twintig jaar kan worden uitgebannen.

Brussel, 23 mei 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  SEC(2011) 1547 final.

(2)  Europees Milieuagentschap, „EEA Technical Report, no 8/2011 – Hazardous substances in Europe’s fresh and marine waters, an overview”.

(3)  PB C 224 van 30 augustus 2008, blz. 67 en PB C 97 van 28 april 2007, blz. 3.

(4)  PB C 248 van 25 augustus 2011, blz. 1.

(5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Naar duurzaam waterbeheer in de Europese Unie, COM(2007) 128 final; Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, COM(2009) 156 final.

(6)  EMA, Technisch rapport nr. 8/2011.


Top