EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE1866

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Handel, groei en wereldvraagstukken — Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie” (COM(2010) 612 definitief)

PB C 43 van 15.2.2012, p. 73–78 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/73


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Handel, groei en wereldvraagstukken — Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie”

(COM(2010) 612 definitief)

2012/C 43/17

Rapporteur: mevrouw PICHENOT

De Commissie heeft op 9 november 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Handel, groei en wereldvraagstukken — Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie”

COM(2010) 612 definitief.

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 november 2011 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 7 en 8 december 2011 gehouden 476e zitting (vergadering van 7 december 2011) onderstaand advies uitgebracht, dat met 185 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Eind 2010 kwam de Commissie met een nieuwe mededeling in een tijd waarin de internationale handel grote veranderingen ondergaat, die het huidige mondialiseringsproces doen verschillen van de voorgaande fase. Het handelsbeleid van de Unie (het externe beleid van de Europa 2020-strategie (1)) strekt ertoe dat de handel de prikkels kan geven voor de duurzame groei die nodig is voor een uitweg uit de crisis, waarbij het voortbestaan van de sociale markteconomie wordt gegarandeerd en de overstap op een koolstofarme economie wordt gesteund.

1.2   Het EESC constateert met belangstelling dat het in de mededeling „Handel, groei en wereldvraagstukken” (2) gepresenteerde „herziene handelsbeleid” een stap vooruit is en nuttige opheldering verschaft over de volgende handelspolitieke prioriteiten die in lijn liggen met de Europa 2020-strategie:

opening van de handel in het licht van de geografische verschuiving ervan naar Azië,

het cruciale verband tussen de handel en de continuïteit van de grondstoffen- en energievoorziening,

het eminente belang van obstakels (non-tarifair of van regelgevende aard) voor handel en investeringen, ook bij aanbestedingen voor overheidsopdrachten,

het wederkerigheidsvereiste (ook betreffende intellectuele-eigendomsaspecten) in de bi- en multilaterale onderhandelingen met de strategische economische partners van de Unie,

toevlucht tot protectionisme.

1.3   Het EESC vindt dat het huidige recht ten aanzien van bepaalde onderwerpen verduidelijking behoeft en denkt daarbij met name aan subsidies en staatssteun. Ook moeten zijn waarden en normen naar voren worden gebracht, zonodig met behulp van procedures van het geschillenbeslechtingsorgaan van de WTO teneinde een rechtspraak te voeden die beter strookt met de kijk van de EU op faire mededinging, met name tegenover opkomende economieën.

1.4   De bilaterale onderhandelingen zijn verveelvoudigd en verlopen moeizaam, maar dat mag er niet toe leiden dat de Unie haar eisen op sociaal en milieugebied afzwakt. Aan deze twee terreinen moet tijdens de onderhandelingen hetzelfde gewicht worden toegekend als aan het economische gedeelte. Daarom heeft het EESC in het bijzonder oog voor de inhoud en de follow up van het hoofdstuk duurzame ontwikkeling. Het benadrukt dat de voorbereiding van deze materie nauw verbonden is met de kwaliteit van impactstudies en de deugdelijkheid van flankerende maatregelen.

1.5   Het EESC adviseert dat de VN een mondiaal handvest opstelt waarin in lijn met de onderdrempel voor sociale bescherming van de IAO minimumrechten zijn vastgelegd. Dit handvest zou kunnen worden meegenomen bij de herziening van de doelstellingen van het millennium voor ontwikkeling (gepland voor 2015). Dat handvest zou dan een referentiepunt kunnen vormen dat samenhangt met de verbintenissen op het gebied van handel en ontwikkeling. Eerst moet de IAO echter de status van waarnemer bij de WTO worden toegekend en geleidelijk betrokken worden bij het WTO-mechanisme voor onderzoek van handelsbeleid.

1.6   Het EESC zou graag zien dat er meer aandacht uitgaat naar samenwerking en ontwikkeling, mondiale solidariteit en de discussie over de ontwikkelingsdoelstellingen van het millennium. Het stelt voor om 2015 tot „Jaar van ontwikkeling en samenwerking” uit te roepen (voorlopige aanduiding). De EU en de lidstaten hebben besloten om die doelstellingen tegen 2015 te verwezenlijken en daarom moet van dat jaar worden geprofiteerd om allen (zij het maatschappelijk middenveld, nationaal of Europees niveau) bewust te maken van een verantwoordelijkheidsgevoel betreffende die doelstellingen en de nieuwe, die vanaf 2015 gaan gelden.

1.7   De internationale handel vormt in verband met de wereldwijde voedselzekerheid onderdeel van zowel het probleem als van de oplossing. De regels voor die handel moeten ertoe strekken om de voedselzekerheid van vooral de minst ontwikkelde landen te bevorderen en dienen ervoor te zorgen dat die landen overeenkomstig het beginsel van speciale en gedifferentieerde behandeling vrije toegang hebben tot de markten van de ontwikkelde en opkomende landen.

1.1   De Unie moet, in haar eigen belang en dat van het klimaat, de lat hoog leggen waar het om reductie van CO2-uitstoot gaat. Zulks om tegen de achtergrond van de huidige mondiale concurrentiestrijd een groene economie te ontwikkelen en haar leiderschap ter zake te behouden. Het EESC stelt voor, impactanalyses te maken (op het gebied van concurrentievermogen, werkgelegenheid en milieu) en openbare discussies te organiseren om te anticiperen op de overgangsfasen tussen 2020 en 2050 en een stabieler karakter te geven aan de prognoses van de economische actoren en de burgers.

1.2   Op lange termijn moet de Unie gaan bijdragen tot een hervorming van de WTO, die oorspronkelijk is opgezet als een multilateraal bestuursorgaan voor de mondialisering overeenkomstig het Handvest van Havana van 1948 voor de Internationale Handelsorganisatie (ITO): dus moeten de kwesties werkgelegenheid en investeringen expliciet onderdeel zijn van het takenpakket van de WTO.

1.3   Verder benadrukt het EESC het groeiende belang van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de tenuitvoerlegging en follow-up van de handelsakkoorden van de EU en denkt daarbij vooral aan de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling, zoals bij het recente vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea. Het is bereid om actief mee te werken aan de uitvoering van niet alleen dit akkoord maar ook van toekomstige akkoorden. Het stelt voor, een bijdrage aan het follow-upmechanisme te leveren door het verzamelen van de standpunten van het Europees maatschappelijk middenveld en van alle organisaties die meewerken aan het jaarverslag. Tevens stelt het voor dat het de gezamenlijke werkzaamheden met het maatschappelijk middenveld van de partnerlanden gaat vergemakkelijken zodat er meer rekening zal worden gehouden met de concrete consequenties van die akkoorden. Snelle invoering van follow-upmechanismen voor de eerste akkoorden zou de ontwikkeling van het herziene handelsbeleid veel geloofwaardiger maken. Ook zou dat bijdragen tot een vertrouwensklimaat tussen partnerlanden en dat zou dan weer de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de lopende handelsonderhandelingen vergemakkelijken.

2.   Anticiperen op de grote, door de mondialisering veroorzaakte veranderingen

2.1   Open en faire internationale handel vormt een mondiaal publiek goed dat moet worden bewaard en versterkt. Ieder land of iedere groep van landen moet bijdragen tot de duurzame regulering van dit goed en zulks op basis van wederkerige voordelen die evenredig zijn met dat wat iedere partij inbrengt. Dit vormt het fundament van de inspanningen van de Unie om de handel in een multilateraal kader, met momenteel de WTO als basis, te liberaliseren. Vanuit deze optiek steunt het EESC sinds 2006 het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie. (3)

2.2   De Commissie kwam eind 2010 met een nieuwe mededeling in een tijd waarin de internationale handel grote veranderingen ondergaat die het huidige mondialiseringsproces doen verschillen van de voorgaande fase. De belangrijkste doelstelling van het handelsbeleid van de Unie als onderdeel van de Europa 2020-strategie strekt ertoe dat de handel kan bijdragen tot duurzame groei en het voortbestaan van de sociale markteconomie, waarbij dan ook nog de overstap op een koolstofarme economie wordt ondersteund.

2.3   Om de door de mondialisering opgewekte huidige veranderingen te analyseren, richt het EESC zich op vijf hoofdtendensen van dit decennium. Die tendensen zouden het onderwerp moeten zijn van de besprekingen binnen het Forum van het maatschappelijk middenveld, zowel in het kader van de WTO als van het Forum van de civiele samenleving van het DG Handel. Ook zouden deze tendensen een meer strategisch en lange-termijnkarakter aan het handelsbeleid van de Unie moeten geven. Het gaat om de volgende vijf tendensen:

Verbreding van de mededinging. Nieuwe technologieën die gaan van informatie- of vervoerstechnieken tot de komende groene technologieën, veranderen de manier waarop welvaart wordt gegenereerd en de distributie van toegevoegde waarde, en wakkeren de concurrentie tussen landen aan. Zij leiden er ook toe dat de mobiliteit van goederen, diensten en productiefactoren (met name kapitaal (4)) toeneemt waardoor meer economische en sociale sectoren voor de internationale mededinging worden geopend.

Kennis en innovatie blijven de groeimotoren maar zij zetten momenteel het van klassieke theorieën geërfde concept van internationale handel op zijn kop. Landen verhandelen geen wijn tegen linnen meer, zoals ten tijde van Ricardo. Sinds ongeveer 10 jaar specialiseren landen zich in taken voor hun arbeidskrachten die comparatieve voordelen opleveren, hetgeen soms met sociale en fiscale dumping gepaard gaat. De „handel in taken” krijgt geleidelijk de overhand boven de handel in industriële goederen, die overigens nog wel het belangrijkste blijft. Het aandeel van diensten in de handel (20 %) groeit significant en nadert het aandeel in de nationale welvaart (70 % van het Europese BBP).

De mededinging tussen een toenemend aantal beroepen en economische actoren stimuleert innovatie en verhoogt economische kansen en dus efficiëntie in het algemeen. Dit resulteert echter ook in meer ongelijkheid binnen een land. Het gaat daarbij om ongelijke kansen, beloningsverschillen tussen mobiele en niet-mobiele werknemers, geschoolde en ongeschoolde arbeidskrachten, verschillen tussen hen die over kapitaal beschikken en werknemers die slechts hun arbeidskracht hebben te bieden, en tussen werknemers in sectoren waar verhandelbare goederen en diensten worden voortgebracht en werknemers in andere sectoren.

De internationale handel verplaatst activiteiten en hulpbronnen naargelang van de evolutie van kosten en prijzen en functioneert daardoor als een vergrootglas: zowel de sterke als zwakke punten van een land worden vergroot in beeld gebracht. Het handelsbeleid kan dus niet los van ander EU-beleid worden geconcipieerd. Hierbij valt te denken aan beleid voor overgang en aanpassing op de arbeidsmarkt, beleid inzake de reductie van broeikasgasemissies, beleid voor sociale en territoriale cohesie, beleid voor ontwikkeling en samenwerking en vooral internemarktbeleid.

In een wereld die de schaarste herontdekt, wordt de voorzieningszekerheid  (5) toegevoegd aan de traditionelere doelstelling van stabiele toegang tot buitenlandse markten. De voortdurende druk op energie- en voedselbronnen en de toegenomen concurrentie betreffende de toegang tot natuurlijke hulpbronnen worden bepalende factoren voor handels- en veiligheidsbeleid.

3.   Richtsnoeren voor de overstap naar een open en met een rechtvaardige overgang strokend handelssysteem

3.1   Invloed uitoefenen op een toekomstige hervorming van de WTO

3.1.1   De substantiële veranderingen die de mondialisering teweegbrengt en de gevolgen daarvan voor de Unie zijn niet uitsluitend een zaak van handelsbeleid maar betreffen de Unie in al haar facetten. Daarom moet de EU toekomstgericht tewerk gaan en een openbare discussie opstarten over de randvoorwaarden voor een rechtvaardige overgang. Het EESC ziet dan ook het belang in van de bijdrage van de reflectiegroep van de Europese Raad over de toekomst van Europa tegen 2030 (6). Daarin worden het strategisch concept en de prioriteiten voor het extern optreden van de Unie op de lange termijn geactualiseerd.

3.1.2   Europa moet zijn handelsbeleid opzetten als een hefboom voor de hervorming van de WTO. Het EESC steunt het voorstel van de Commissie om een groep op te richten die bestaat uit vooraanstaande personen uit de ontwikkelde en ontwikkelingslanden en onafhankelijk aanbevelingen formuleert om vorm te geven aan de Europese visie op de agenda en het functioneren van de WTO in het tijdperk na Doha. Het zou daarbij graag betrokken willen worden en een verkennend advies ter zake op willen stellen.

3.1.3   De Unie moet er op lange termijn naar streven, mee te helpen aan een imagoverandering van de WTO en aan een herbezinning op multilateralisme in de betekenis die daaraan oorspronkelijk werd gegeven. De Internationale handelsorganisatie zoals in 1948 opgezet bij het Handvest van Havana, was bedoeld als een multilaterale organisatie die zich bezig zou houden met alle aspecten van de internationale handel en dus ook met werkgelegenheid en investeringen.

3.1.4   De impasse waarin de Doharonde verkeert en de vertragingen die de onderhandelingen over economische-partnerschapsakkoorden hebben opgelopen, dwingen Europa tot een heroverweging van het verband tussen ontwikkeling en handel. Het EESC vestigt hier de aandacht op de resultaten van het initiatief „Alles behalve wapens” en van genoemde akkoorden als uitgangspunt voor een herbezinning op onze strategie voor handel en ontwikkeling. Het handelsbeleid moet in het kader van een groter geheel worden bezien en het EESC is ingenomen met de bijkomende werkzaamheden die worden verricht in het kader van de huidige mededeling over de hervorming van het SAP en een toekomstige Mededeling over handel en ontwikkeling.

3.2   Voorrang voor voedselzekerheid

3.2.1   Het EESC heeft in meerdere adviezen (7) elementen aangedragen voor een strategischere visie op het handelsbeleid. Bovendien heeft het na afloop van een conferentie over voedselzekerheid (mei 2011) aanbevelingen ten behoeve van de werkzaamheden van de G-20 gepresenteerd. Daarin wordt opgemerkt dat de internationale handel een van de doorslaggevende factoren is voor de voedselzekerheid en de toepassing van het recht op voeding. De impact van de internationale handel op voedselzekerheid en ontwikkeling wordt in de conclusies van de conferentie (8) als volgt nader uitgewerkt:

3.2.2   Garanderen dat de regels voor de internationale handel de voedselzekerheid vergroten

3.2.3   Erop toezien dat bij de handelshervormingen en –onderhandelingen voldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak, bij te dragen tot het terugdringen van de onzekere situatie op voedsel- en voedingsgebied waarin de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden zich bevinden.

3.2.4   Staatssteun die de handel scheeftrekt, substantieel verminderen en exportsubsidies afschaffen:

er moet beter worden aangegeven hoe en wanneer exportbeperkende maatregelen kunnen worden genomen en tegelijkertijd dienen de raadplegings- en aanmeldingsprocedures te worden geconsolideerd. Daarnaast moet met name de negatieve weerslag van dergelijke maatregelen op de voedselzekerheid van andere landen worden geëvalueerd.

de belemmeringen op het gebied van uitvoer, vervoer en import van humanitaire voedselhulp in de ontvangende en hun buurlanden moeten worden weggewerkt.

3.2.5   Ervoor zorgen dat de ontwikkelingslanden meer voordelen aan de handelsregelingen ontlenen:

de ontwikkelingslanden moeten toestemming krijgen en worden gestimuleerd om in toereikende mate gebruik te maken van de voorschriften betreffende een speciale en gedifferentieerde behandeling, om hen te helpen om hun voedselmarkten te beschermen. Met name in multilateraal, regionaal en bilateraal verband moet het voor hen gemakkelijker worden gemaakt om vrijwaringsmaatregelen te nemen wanneer de lokale productie van voedingsmiddelen door een significante verhoging van importen in gevaar kan worden gebracht.

er moet voor worden gezorgd dat de landbouwproducten van de ontwikkelingslanden gemakkelijker toegang tot de markten van de ontwikkelde landen krijgen. De andere ontwikkelde landen zouden het voorbeeld van de Unie moeten volgen door een systeem in te voeren dat vergelijkbaar is met het initiatief „Alles behalve wapens”. Ook zouden de douanetarieven op bewerkte producten uit ontwikkelingslanden fors moeten worden verlaagd als stimulans voor de opzet van een infrastructuur voor bewerking in die landen.

verder moet er voor bijkomende middelen worden gezorgd voor het initiatief „Hulp voor handel” teneinde de ontwikkelingslanden beter in staat te stellen om deel te nemen aan de internationale handel in voedingsmiddelen en daarmee geld te verdienen. Ook moeten die landen middels opgevoerde technische ondersteuning worden geholpen om zich aan te passen aan de bestaande regelingen en normen op het gebied van landbouw en voedingsmiddelen.

ten slotte moet van de bevordering van economische regionale hergroepering een stimulans uitgaan voor regionale integratie en Zuid/Zuid-samenwerking en -handel. De internationale gemeenschap en de Unie, met haar waardevolle ervaring op dit gebied, moeten dit proces steunen.

3.2.6   Het EESC hoopt dat de Commissie bij de voorbereiding van de mededeling over handel en ontwikkeling rekening zal houden met deze voorstellen.

3.2.7   Om zijn aanbevelingen meer voor het voetlicht te brengen, samenwerking en ontwikkeling meer onder de aandacht van de mensen te brengen en mondiale solidariteit en de ontwikkelingsdoelstellingen voor het millennium te promoten, stelt het EESC voor om 2015 tot „Jaar van ontwikkeling en samenwerking” uit te roepen (voorlopige aanduiding). De EU en de lidstaten hebben besloten om die doelstellingen tegen 2015 te verwezenlijken en daarom moet van dat jaar worden geprofiteerd om allen (zij het maatschappelijk middenveld, nationaal of Europees niveau) bewust te maken van een verantwoordelijkheidsgevoel betreffende die doelstellingen en de nieuwe doelstellingen, die vanaf 2015 gaan gelden.

4.   Efficiënte instrumenten voor eerlijkere mededinging creëren

4.1   De mondiale governance kant op mededingingsgebied forse leemten. De WTO houdt zich slechts deels en onbevredigend met mededinging bezig. Die organisatie is met name niet bevoegd voor problemen met particuliere monopolies, misbruik van een machtspositie en particulier geïnitieerde non-tarifaire obstakels (normen en standaards). Het recht betreffende dumping, subsidies en staatssteun blijft onderworpen aan de vrije interpretatie van het orgaan voor geschillenbeslechting.

4.2   De Unie alléén kan de onvolkomenheden in de mondiale governance niet tegengaan en moet zich daarom bezighouden met de verduidelijking van het bestaande recht. Ook dient zij haar normen en waarden tot uiting te laten komen in de instrumenten die faire mededinging garanderen en beschermen. Zulks door:

samen met het secretariaat van de WTO en in het kader van het mechanisme voor onderzoek van het handelsbeleid (Trade policy Review Mechanism – TPRM) te werken aan de consolidering van de evaluatie van concurrentievoorwaarden op exportgebied,

het opstellen van een jaarlijkse verslag over belemmeringen voor handel en investeringen te promoten,

ondersteuning te bieden aan de verschillende initiatieven om de zog. Singapore-thema's (investeringen, aanbestedingen, mededinging) in een nieuwe multilaterale agenda op te nemen en handel te blijven vergemakkelijken. Vooral de noodzaak van een multilateraal akkoord over overheidsopdrachten moet opnieuw worden bevestigd en wel zo nodig via een beleid van de wortel (bijv. technologietransfers) of van de stok (beperking van de toegang tot aanbestedingen in de EU),

mededingingsdistorsies tussen de lidstaten te beperken wanneer hun bedrijven markten van derde landen willen veroveren. Zulks door beleidsharmonisatie en maatregelen op het gebied van promotie, verzekering en exportkredieten en de geleidelijke integratie van de kamers van koophandel en hun vertegenwoordigingen in derde landen. In dit verband zou de Unie over efficiënte instrumenten kunnen beschikken door de Europese centra voor ondersteuning van het MKB („European Business Centre”) in derde landen (9) te versterken en uit te bouwen en de markttoegangteams („Market acces teams”) (10) volledig operationeel te maken.

toe te zien op respect voor de intellectuele eigendom in het kader van de WTO-overeenkomst over de TRIPS, de overeenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) en bilaterale akkoorden,

wanneer nodig, een beroep te doen op de mechanismen van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO om bij te dragen tot een rechtspraak die strookt met de visie en waarden van de Unie.

5.   Ervoor zorgen dat handel echt bevorderlijk is voor een inclusieve strategie en de sociale dimensie in de handel bevorderen

5.1   De sociale dimensie van de mondialisering blijft een onontkoombare kwestie die op termijn moet worden opgelost via onderhandelingen binnen multilaterale verbanden, met name de WTO. De IAO moet hoe dan ook op korte termijn de status van waarnemer bij de WTO krijgen en de Unie moet zich hiervoor inzetten door de landen die zich daartegen blijven verzetten, van de noodzaak daarvan te overtuigen. Bovendien zou de IAO geleidelijk kunnen worden betrokken bij het werk van het TPRM door een bijdrage te leveren aangaande het sociaal beleid van de landen in kwestie.

5.2   De EU kan de constructieve ervaring inbrengen die zij al heeft met de meeweging van de sociale dimensie in de handel. Die ervaring kan op internationaal niveau als concrete referentie dienen zonder als verkapt protectionisme te worden aangemerkt. Daarom heeft EESC zich constant sterk gemaakt voor de invoering van een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling, wat inhoudt dat de sociale dimensie in ieder handelsakkoord moet zijn verwerkt, dat er oog is voor het fundamentele IAO-conventies in het sociale hoofdstuk, dat aan het SAP voorwaarden worden verbonden en dat rekening wordt gehouden met het bestaan van het Europees fonds voor aanpassing aan de mondialisering.

5.3   Bij deze recente dynamiek horen ook nog impactstudies, waarmee dank zij een herziene methodologie beter op de gevolgen voor de werkgelegenheid kan worden geanticipeerd en flankerende maatregelen beter kunnen worden voorbereid (11). Het EESC hecht verder bijzonder belang aan de oprichting van de in de door de Unie gesloten handelsakkoorden voorziene follow up-comités ten behoeve van het toezicht op de sociale en milieudimensie van die regelingen.

5.4   Voorts moeten de Unie en de lidstaten doorgaan met hun financiële inspanningen voor de tenuitvoerlegging van de acht fundamentele IAO-conventies, maar mogen zij tegelijkertijd niet uit het oog verliezen dat de bedoeling daarvan niet is de problemen in verband met concurrentievermogen en werkgelegenheid in Europa in één klap op te lossen. Ook moet het IAO-initiatief voor een minimum aan sociale bescherming nauwlettend worden gevolgd en moet steun worden gegeven aan de programma's voor waardig werk. Dat biedt nieuwe mogelijkheden om handel en werkgelegenheid te verbinden. Verder wacht het EESC erop dat de G-20 zich, in lijn met de Wereldbank en het IMF, over de mogelijke financieringsmogelijkheden voor dit, universele, minimum aan sociale bescherming zal buigen.

5.5   De Unie zou in de impactstudies gebruik moeten maken van de sectorale sociale dialogen om maatregelen uit te stippelen voor de aanpassing aan de gevolgen van haar keuzes op handelsgebied. Tevens moet zij de gevolgen van de horizontale sociale clausule (12) van het Verdrag van Lissabon expliciet tot uiting laten komen in haar handelsbeleid. Verder dient bij de onderhandelingen over de volgende financiële vooruitzichten het ESF onaangetast te blijven en te worden gecentreerd op kwesties betreffende industriële reconversie die verband houden met overgang en herstructurering. De voorwaarden voor de toegang tot het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering moeten worden versoepeld zodat zoveel mogelijk werkenden die het slachtoffer van ontwikkelingen op industrie- en landbouwgebied zijn, voor ondersteuning in aanmerking komen. Van dat fonds zouden tevens stimulansen kunnen uitgaan voor sociale experimenten.

5.6   Voorts wordt aanbevolen om in het hoofdstuk „duurzame ontwikkeling” van de akkoorden de dimensie mensenrechten op te nemen en de maatregelen die de akkoorden flankeren, af te stemmen op het Europees instrument voor democratie en mensenrechten. Een betere toepassing van de leidende beginselen van de VN zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie aangaande specifieke mensenrechtenkwesties. Die beginselen worden in de mededeling over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen (oktober 2011) (13) als essentieel onderdeel van handel en ontwikkeling aangemerkt.

6.   Verbintenissen op milieugebied concreet gestalte geven in het handelsbeleid

6.1   De onderhandelingen in het kader van de Doharonde over milieuvriendelijke goederen en diensten kunnen bijdragen tot de doelstelling van de Unie om de toegang tot milieuvriendelijke goederen en technologie te verbeteren. Weliswaar zijn de tariefbelemmeringen voor een groot aantal producten, met name op het gebied van vervangbare energie, gering tot matig, maar de non-tarifaire belemmeringen blijven een serieus obstakel voor de verspreiding ervan. Het EESC steunt het nieuwe voorstel van de Commissie om vroegtijdig een apart WTO-akkoord te sluiten over de handel in milieuvriendelijke goederen en diensten waarin zowel tarifaire als non-tarifaire belemmeringen in aanmerking worden genomen.

6.2   Om tegen de achtergrond van een mondiale concurrentie een groene economie uit te bouwen en zijn leiderspositie op dat gebied te behouden, moet Europa in zijn eigen belang, en dat van het klimaat, vasthouden aan de ambitie om de broeikasgasemissies vóór 2050 met 80 % te verlagen, met bijv. een tussentijdse doelstelling van 40 % tussen 2020 en 2030. Het EESC stelt voor effectbeoordelingen te maken (concurrentievermogen, werkgelegenheid, milieu) en openbare discussies te organiseren om te anticiperen op de overgang tussen 2020 en 2050 en een stabieler karakter te geven aan de prognoses van de economische actoren en de burgers.

6.3   Die tussentijdse doelstelling moet vergezeld gaan van fiscale en andere regelingen om investeringen in O&O voor schone technologie te stimuleren. Overeenkomstig de analyse van de Commissie (14) moet invoering van „koolstof-aanpassingsmaatregelen” aan de grens strikt beperkt blijven tot gevallen waarin verlies aan concurrentievermogen en CO 2-„lekken” zijn vastgesteld, en daarbij moeten de WTO-regels worden gerespecteerd.

6.4   De projecten om op mondiaal niveau een markt voor de uitwisseling van CO 2-emissierechten te realiseren, verlopen traag en zijn met onzekerheid omgeven. Daarom zullen de lidstaten van de EU nog een paar jaar lang tot de zeldzame landen in de wereld behoren die een prijskaartje op koolstof hebben geplakt. Gegeven het toekomstige risico dat koolstof zal „weglekken” uit bepaalde, aan de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) onderworpen sectoren, beveelt het EESC aan om, als aanvulling op de door de Commissie ingevoerde kostenloze toekenning van emissierechten, de langetermijninvesteringen ten behoeve van een koolstofarme economie substantieel te verhogen en voorzienbare en stabiele prikkels te creëren voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling op het gebied van schone en nog niet verhandelbare technologie.

6.5   Wat het vervoer betreft, steunt het EESC de goedkeuring van wereldwijde doelstellingen in het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering: 10 % minder uitstoot in het luchtvervoer en 20 % minder in het zeevervoer. Het besluit om gemeenschappelijk aan emissiereductie te werken, raakt ook de transportsector want vanaf 2012 zal de luchtvaart geleidelijk in de EU-ETS worden opgenomen. In dit verband zou een Europees initiatief om doelstellingen voor energie-efficiëntie in de zeevaart te formuleren, dienstig kunnen zijn.

6.6   Aangaande de duurzaamheidseffectbeoordelingen blijft het EESC bij zijn in een eerder advies gedane aanbevelingen om het huidige instrumentarium te herzien (15). Het is met name zaak om de voorlichting over de impact van handelsbeleid op het milieu te verbeteren door de secretariaten van de multilaterale milieuovereenkomsten hier sterker bij te betrekken.

6.7   Ten slotte: ook al moeten in de EU initiatieven ten behoeve van normalisatie en etikettering als „milieuvriendelijk” of „duurzaam” particulier en decentraal blijven, toch valt niet te ontkomen aan een gemeenschappelijk kader voor meting en evaluatie. Dat zou moeten worden uitgewerkt door de Commissie of door een speciaal daartoe opgericht agentschap.

Brussel, 7 december 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Zie par. 3.3 van COM(2010) 2020 van 3 maart 2010: Onze externe-beleidsinstrumenten inzetten in Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei

(2)  COM(2010) 612 definitief

(3)  PB C 211 van 19-08-2008, blz. 82; PB C 318 van 29-10-2011. blz. 150; PB C 255 van 22-09-2010, blz. 1

(4)  PB C 318 van 29-10-2011, blz. 150

(5)  PB C 132 van 3-05-2011, blz. 15; PB C 54 van 19-02-2011, blz. 20

(6)  Project Europa 2030, uitdagingen en kansen, op 9 mei 2010 overhandigd aan de heer H. Van Rompuy: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/nl_web.pdf

(7)  PB C 318 van 29-10-2011, blz. 150; PB C 248 van 25-08-2011, blz. 55; PB C 218 van 23-07-2011, blz. 25; PB C 21 van 21-01-2011, blz. 15; PB C 255 van 22-09-2010, blz. 1; PB C 128 van 18-05-2010, blz. 41; PB C 211 van 19-08-2008, blz. 82.

(8)  http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/food-for-everyone-conclusions-en.pdf

(9)  In China, Thailand, India en Viëtnam

(10)  PB C 218 van 23-07-2011, blz. 25

(11)  PB C 218 van 23-07-2011, blz. 19

(12)  Advies CESE, Lechner: Een samenhangender en beter gecoördineerd sociaal beleid van de EU (nog niet gepubliceerd in PB).

(13)  COM(2011) 681 definitief – Mededeling van de Commissie over een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen

(14)  Handel als drager van welvaart (alleen in het Engels beschikbaar) - SEC(2010) 269: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/november/tradoc_146940.pdf

(15)  PB C 218 van 23-07-2011, blz. 19


Top