EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0098(01)

De uitbanning van geweld tegen vrouwen Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen

PB C 285E van 21.10.2010, p. 53–58 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 285/53


Donderdag, 26 november 2009
De uitbanning van geweld tegen vrouwen

P7_TA(2009)0098

Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen

2010/C 285 E/07

Het Europees Parlement,

gezien de bepalingen van de juridische instrumenten van de VN op het gebied van mensenrechten en met name vrouwenrechten, zoals het VN-Handvest, de Universele Verklaring van de rechten van de mens, de internationale verdragen over burgerrechten en politieke rechten en over economische, sociale en culturele rechten, het VN-Verdrag inzake de afschaffing van mensenhandel en van de exploitatie van de prostitutie van anderen, het Verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) en het facultatieve protocol hierbij, alsmede het Verdrag inzake de bescherming tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien andere instrumenten van de VN inzake geweld tegen vrouwen, zoals de Verklaring en het Actieprogramma van Wenen van 25 juni 1993, aangenomen door de Wereldconferentie over de mensenrechten (A/CONF.157/23), de Verklaring over de uitbanning van geweld tegen vrouwen van 20 december 1993 (A/RES/48/104), de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN van 12 december 1997 getiteld „De preventie van misdaden en strafrechtelijke maatregelen om geweld tegen vrouwen uit te bannen” (A/RES/52/86), van 18 december 2002 over de uitbanning van misdaden tegen vrouwen die worden gepleegd wegens schending van de eer (A/RES/57/179) en van 22 december 2003 over de uitbanning van huiselijk geweld tegen vrouwen (A/RES/58/147), de verslagen van de speciale rapporteurs van de Hoge Commissaris van de mensenrechten van de VN over geweld tegen vrouwen, en de algemene aanbeveling nr. 19 over de uitbanning van discriminatie tegen vrouwen goedgekeurd door het Comité over de uitbanning van discriminatie tegen vrouwen (11de Vergadering, 1992),

gezien de Verklaring van Beijing en het Actieplatform die zijn aangenomen op de Vierde Wereldconferentie over Vrouwen op 15 september 1995, en onder verwijzing naar de resoluties van het Parlement van 18 mei 2000 over de follow-up van het Actieplatform van Beijing (1) en van 10 maart 2005 over de follow-up van de Vierde Wereldvrouwenconferentie inzake het Actieplatform voor Vrouwen (Beijing +10) (2),

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 6 juli 2006, getiteld „In-depth study on all forms of violence against women”(A/61/122/Add.1),

gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 19 december 2006 over opvoering van de inspanningen om alle vormen van geweld tegen vrouwen uit te bannen (A/RES/61/143),

gezien resolutie 2003/45 van de VN-Commissie inzake Mensenrechten van 23 april 2003 over de Uitbanning van geweld tegen vrouwen (E/CN.4/RES/2003/45),

gezien de resolutie van de Interparlementaire Unie aangenomen op de 114de vergadering op 12 mei 2006 over de rol van parlementen bij de bestrijding van geweld tegen vrouwen,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 september 1997 over de noodzaak van een campagne in de gehele Europese Unie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 februari 2006 over de huidige situatie ten aanzien van de bestrijding van geweld tegen vrouwen en mogelijke toekomstige actie (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 oktober 2007 over vrouwenmoorden (feminicide) in Mexico en Midden-Amerika en de rol van de Europese Unie in de bestrijding van dit fenomeen (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 maart 2009 over de strijd tegen genitale verminking van vrouwen in de EU (6),

gezien de vragen van 1 oktober 2009 aan de Raad (O-0096/2009 – B7-0220/2009) en aan de Commissie (O-0097/2009 – B7-0221/2009) over uitbanning van geweld tegen vrouwen ),

gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het VN-actieplatform van Beijing geweld tegen vrouwen heeft gedefinieerd als elke daad van op gender gebaseerd geweld die fysieke, seksuele of psychologische schade of lijden tot gevolg heeft of kan hebben, met inbegrip van het dreigen hiermee, dwang of willekeurige vrijheidsberoving,

B.

overwegende dat het VN-actieplatform van Beijing heeft verklaard dat geweld tegen vrouwen een uiting is van de historisch gegroeide ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, die ertoe geleid hebben dat mannen vrouwen domineren en discrimineren en dat vrouwen een volledige ontplooiing onmogelijk wordt gemaakt,

C.

overwegende dat geweld van mannen tegen vrouwen niet alleen een probleem op het gebied van de volksgezondheid is, maar ook verband houdt met de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, een gebied waarop de EU gemachtigd is maatregelen te nemen,

D.

overwegende dat gelijkheid tussen vrouwen en mannen een fundamenteel principe van de Europese Unie is, dat erkend wordt in het EG-Verdrag en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

E.

overwegende dat geweld van mannen tegen vrouwen een schending vormt van de mensenrechten, en in het bijzonder van het recht op leven, het recht op veiligheid, het recht op waardigheid, het recht op fysieke en psychische integriteit en het recht op keuze en gezondheid op seksueel en reproductief gebied,

F.

overwegende dat geweld van mannen tegen vrouwen een belemmering vormt voor de participatie van vrouwen in maatschappelijke activiteiten, in het politiek en maatschappelijk leven en op de arbeidsmarkt, en tot marginalisatie en armoede voor vrouwen kan leiden,

G.

overwegende dat geweld tegen vrouwen in uiterste vorm kan leiden tot moord op vrouwen,

H.

overwegende dat geweld tegen vrouwen vaak gepaard gaat met geweld tegen kinderen en invloed heeft op hun psychisch welzijn en hun leven,

I.

overwegende dat geweld tegen moeders een directe en indirecte invloed op en langdurige negatieve gevolgen heeft voor de emotionele en geestelijke gezondheid van hun kinderen en een cyclus van geweld en misbruik kan creëren die generaties lang kan voortduren,

J.

overwegende dat geweld van mannen tegen vrouwen een structureel en wijdverbreid probleem overal in Europa en de wereld vormt en dat dit verschijnsel zowel voor de slachtoffers als de geweldplegers geen verband houdt met leeftijd, opleiding, inkomen of maatschappelijke positie, en te maken heeft met een ongelijke machtsverdeling tussen mannen en vrouwen in onze samenleving,

K.

overwegende dat het soort geweld tegen vrouwen per cultuur en traditie verschilt, en dat genitale verminking van vrouwen, zogeheten eerwraak en gedwongen huwelijken in de EU een reëel voorkomend verschijnsel zijn,

L.

overwegende dat in situaties als oorlog, gewapende conflicten, opbouw na conflicten, economische, dan wel maatschappelijke en/of financiële crisis vrouwen individueel en collectief kwetsbaarder worden voor geweld van mannen en dat deze situaties niet als excuus voor het tolereren van mannelijk geweld mogen dienen,

M.

overwegende dat de handel in vrouwen voor seksuele en andere doeleinden een fundamentele schending van de mensenrechten van de vrouw betekent, en schadelijk is voor de individuele slachtoffers en de samenleving als geheel,

N.

overwegende dat de tolerantie tegenover de prostitutie in Europa leidt tot een toename van de vrouwenhandel naar Europa voor seksuele doeleinden, en tot sekstoerisme,

O.

overwegende dat er geen systematische verzameling van vergelijkbare gegevens over verschillende soorten geweld tegen vrouwen in de EU is, zodat het moeilijk is de werkelijke omvang van dit verschijnsel vast te stellen en passende oplossingen voor dit probleem te vinden,

P.

overwegende dat het aantal vrouwen dat slachtoffer is van seksueel geweld alarmerend groot is,

Q.

overwegende dat het vertekende beeld van de vrouw in de media, waarin zij vaak tot reclameobject wordt gereduceerd, het respect voor de menselijke waardigheid ondermijnt,

R.

overwegende dat belangrijke factoren die vrouwelijke slachtoffers ertoe brengen geen aangifte te doen van het geweld, afgezien van de economische afhankelijkheid (die vaak voor vrouwen geldt) gelegen zijn in de sociale cultuur en het idee dat mannelijk geweld tegen vrouwen een privé aangelegenheid is of dat dergelijk geweld vaak aan de vrouw zelf te wijten is,

S.

overwegende dat vrouwen vaak geen aangifte doen van geweld door mannen om diverse en complexe, psychologische, financiële, sociale en culturele redenen, en dat zij soms van het doen van aangifte afgeschrikt worden door gebrek aan vertrouwen in politie, justitie en maatschappelijke en medische hulpdiensten,

T.

overwegende dat het Parlement vaak heeft aangedrongen op de invoering van een Europees Jaar voor de uitbanning van alle soorten van geweld tegen vrouwen,

U.

overwegende dat de VN 25 november heeft uitgeroepen tot Werelddag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen en dat in december 2009 in het Europees Parlement een internationale studiebijeenkomst zal worden georganiseerd, gewijd aan de strijd tegen geweld tegen vrouwen,

V.

overwegende dat er een dringende behoefte is aan de invoering van een omvattend rechtsinstrument gericht op de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen,waaronder de handel in vrouwen,

1.

dringt er bij de lidstaten op aan hun nationale wetgeving en beleid ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen aan te scherpen, met name via de ontwikkeling van omvattende nationale actieplannen tegen geweld tegen vrouwen, op basis van een onderzoek naar de implicaties van geweld tegen vrouwen voor de gendergelijkheid en van de uit internationale verdragen voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten tot uitbanning van alle vormen van vrouwendiscriminatie, en die concrete maatregelen bevatten ter voorkoming van mannelijk geweld, bescherming van de slachtoffers en vervolging van de geweldplegers;

2.

verzoekt de lidstaten door middel van nationale programma's en financiering vrijwilligersorganisaties en –verenigingen voor de opvang van en psychologisch hulp aan vrouwelijke slachtoffers te ondersteunen, vooral om deze te helpen bij hun herintegratie op de arbeidsmarkt en in staat te stellen hun persoonlijke waardigheid volledig terug te vinden;

3.

dringt er bij de Commissie op aan aan het Parlement en de Raad een gericht en coherenter EU-beleidsplan tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen voor te leggen, zoals genoemd in de Mededeling van de Commissie van 1 maart 2006, getiteld „Een routekaart voor gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010” (COM(2006)0092) en om in het actieprogramma inzake gelijkheid van mannen en vrouwen voor 2011-2016 maatregelen op te nemen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, en concrete maatregelen ter voorkoming van alle vormen van geweld, bescherming van de slachtoffers en vervolging van de geweldplegers, en een onderzoek uit te voeren naar de implicaties van mannelijk geweld tegen vrouwen voor de gendergelijkheid op alle communautaire beleidsterreinen en ervoor te zorgen dat de instellingen van de EU en de lidstaten gecoördineerde, geëngageerde en coherente maatregelen nemen om een einde aan dit geweld te maken;

4.

verzoekt de Commissie dringend de mogelijkheid van nieuwe maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen na te gaan;

5.

verzoekt de Commissie een speciale conferentie op hoog niveau te organiseren, samengesteld uit vertegenwoordigers van politieke instanties, groepen uit de samenleving alsmede maatschappelijke en institutionele organisaties, met als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een coherenter beleid voor de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen;

6.

verzoekt de EU het recht op bijstand en steun te waarborgen voor alle geweldslachtoffers, met inbegrip van slachtoffers van mensenhandel, ongeacht hun nationaliteit, en te zorgen voor de bescherming van vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld, wier wettelijke status van hun partner zou kunnen afhangen;

7.

doet een beroep op de EU om mechanismen in te voeren die ervoor zorgen dat de gendergelijkheidsbeoordeling van de mensenhandel deel uitmaakt van alle wetten en beleidsvormen ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel, en het geweld bij de wortel aan te pakken met preventieve maatregelen als sancties, voorlichtings- en bewustmakingscampagnes;

8.

herinnert eraan dat het nog steeds wacht op de resultaten van de studie van de Commissie naar wetgeving inzake op gender gebaseerd geweld en geweld tegen vrouwen;

9.

verzoekt de Commissie en de lidstaten garanties te scheppen om ervoor te zorgen dat vrouwen die het slachtoffer van geweld zijn daadwerkelijk toegang krijgen tot juridische hulp en bescherming, ongeacht hun nationaliteit en de manier waarop zij betrokken zijn bij politieonderzoek;

10.

dringt er bij Raad en Commissie op aan om voor een duidelijke rechtsgrondslag te zorgen voor de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen, waaronder vrouwenhandel;

11.

verzoekt de Commissie te starten met de voorbereiding van een voorstel voor een algemene richtlijn over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen;

12.

dringt erop aan dat de Commissie en de lidstaten actie ondernemen om de oorzaken van geweld tegen vrouwen aan te pakken, met name door middel van preventiemaatregelen en bewustmakingscampagnes over de verschillende vormen van geweld;

13.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan gezamenlijke actie te ondernemen, waaronder bewustmakings- en voorlichtingscampagnes over huiselijk geweld en strategieën gericht op verandering van de maatschappelijke stereotypes van de positie van de vrouw in de samenleving via het onderwijs en de media, alsmede de uitwisseling van optimale praktijken aan te moedigen;

14.

verzoekt de Commissie en de lidstaten geweld tegen vrouwen en de gendergerelateerde dimensie van schendingen van de mensenrechten internationaal aan te pakken, met name in het verband van bilaterale associatie- en internationale handelsovereenkomsten die van kracht zijn en die waarover nog onderhandeld wordt;

15.

betreurt het in dit verband dat in de verplichte duurzaamheidseffectbeoordelingen die worden uitgevoerd vóór sluiting van dergelijke overeenkomsten een genderdimensie van betekenis ontbreekt, laat staan de kwestie van seksueel geweld, alsmede een serie instrumenten voor het analyseren van het gendereffect, en vraagt de Commissie zo spoedig mogelijk met een voorstel tot oplossing van dit probleem te komen;

16.

verzoekt de lidstaten terdege rekening te houden met de speciale omstandigheden van bepaalde categorieën vrouwen die uiterst kwetsbaar voor geweld zijn, zoals vrouwen die tot minderheden behoren, migrantenvrouwen, vrouwelijke vluchtelingen, vrouwen die in plattelandsgemeenschappen of afgelegen gemeenschappen in armoede leven, vrouwen in gevangenschap of in hechtenis, meisjes, homoseksuele vrouwen, gehandicapte vrouwen en oudere vrouwen;

17.

vraagt de lidstaten hun maatregelen ter voorkoming van seksueel geweld onder jongeren aan te scherpen via gerichte onderwijscampagnes en een betere samenwerking tussen de actoren en de verschillende milieus die met dit verschijnsel te maken hebben, zoals het gezin, de school, de openbare ruimte en de media;

18.

vraagt de Commissie de internationale dimensie van geweld tegen vrouwen ook aan de orde te stellen in het kader van haar werk met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, vooral in verband met Europese ondernemingen die in exportsectoren opereren;

19.

onderstreept het belang van een adequate opleiding voor degenen die werken met vrouwelijke slachtoffers van mannelijk geweld, waaronder vertegenwoordigers van het gerechtelijk apparaat en de wetshandhaving, en in het bijzonder de politie, de rechtbanken, de sociale, medische en juridische diensten, arbeidsmarktinstanties, werkgevers, en vakbonden;

20.

dringt aan op de invoering van mechanismen om voor vrouwen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld en netwerken voor mensensmokkel de toegang te vergemakkelijken tot gratis juridische bijstand waarmee zij hun rechten in de gehele Unie kunnen doen gelden; acht een verbetering noodzakelijk van de samenwerking tussen justitiemedewerkers en de uitwisseling van optimale praktijken in de strijd tegen discriminatie en seksueel geweld, en is van mening dat de media gemobiliseerd moeten worden voor het afbreken van de belemmeringen die erkenning van veroordelingen in andere lidstaten in de weg staan, waaronder veroordeling wegens seksueel geweld en maatregelen die plegers van een delict ertoe verplichten afstand tot hun ex-slachtoffers te houden;

21.

is verheugd over de invoering in sommige lidstaten van rechtbanken die bevoegd zijn voor de behandeling van geweldsmisdrijven tegen vrouwen en verzoekt alle lidstaten om dit initiatief te volgen;

22.

dringt erop aan in het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS) een belangrijke plaats in te ruimen voor gegevens over aan gender gerelateerd geweld;

23.

dringt er bij de lidstaten op aan een coherent systeem in te voeren voor verzameling van statistieken over geweld tegen vrouwen, en met name over geweld tegen minderjarigen, en tevens over moord in de context van huiselijk geweld of binnen nauwe relaties, in nauwe samenwerking met het Europees Instituut voor gendergelijkheid, ten einde vergelijkbare gegevens over geweld tegen vrouwen in de hele EU te verkrijgen;

24.

dringt er bij de lidstaten op aan seksueel geweld tegen en verkrachting van vrouwen, ook binnen het huwelijk en informele intieme relaties en/of begaan door mannelijke verwanten, als strafbare feiten te erkennen als er tegen de wil van het slachtoffer is gehandeld, en ervoor te zorgen dat deze delicten automatisch worden vervolgd, en elk beroep op culturele, traditionele of religieuze praktijken of tradities als verzachtende omstandigheid af te wijzen in gevallen van geweld tegen vrouwen, bij zogenaamde eerwraak of genitale verminking van vrouwen;

25.

constateert dat sommige lidstaten beleid kennen waarbij seksueel geweld tussen partners, en met name binnen het huwelijk, als misdrijf moet worden beschouwd; verzoekt de lidstaten het resultaat van dergelijk beleid te bestuderen met het oog op uitwisseling in heel Europa van goede praktijken;

26.

verzoekt de lidstaten adequate maatregelen te nemen om een einde te maken aan genitale verminking van vrouwen; wijst erop dat in de Gemeenschap verblijvende immigranten zich ervan bewust moeten zijn dat genitale verminking van vrouwen een ernstige aanslag is op de vrouwelijke gezondheid en een schending is van de mensenrechten; verzoekt de lidstaten om toepassing van specifieke rechtsbepalingen inzake genitale verminking van vrouwen of dergelijke wetgeving in te voeren en tot vervolging over te gaan van eenieder die zich aan genitale verminking schuldig maakt;

27.

verzoekt de EU het recht op bijstand en steun te garanderen voor alle vrouwen die het slachtoffer zijn mannelijk geweld;

28.

dringt er bij de lidstaten op aan onverwijld een onderzoek uit te voeren naar de ernstige schendingen van de mensenrechten van Roma-vrouwen, de schuldigen te straffen en een adequate schadevergoeding te geven aan de slachtoffers van gedwongen sterilisatie;

29.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


(1)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 258.

(2)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 247.

(3)  PB C 304 van 6.10.1997, blz. 55.

(4)  PB C 288 E van 25.11.2006, blz. 66.

(5)  PB C 227 E van 4.9.2008, blz. 140.

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0161.


Top