EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1543

Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure

PE/4/2023/REV/1

PB L 191 van 28.7.2023, p. 118–180 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1543/oj

28.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/118


VERORDENING (EU) 2023/1543 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 juli 2023

betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te ontwikkelen. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte dient de Unie maatregelen te nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 algemeen wordt beschouwd als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie.

(2)

Maatregelen om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen en te bewaren worden steeds belangrijker voor strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen in de hele Unie. Doeltreffende mechanismen om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen, zijn van essentieel belang om criminaliteit te bestrijden, maar dergelijke mechanismen moeten tegelijk aan voorwaarden en waarborgen worden onderworpen met het oog op de volledige naleving van de grondrechten en -beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), met name de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, en het recht op eerlijke rechtsbedeling en bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van persoonsgegevens en van de vertrouwelijkheid van communicatie.

(3)

In de gezamenlijke verklaring van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en van de vertegenwoordigers van de EU-instellingen over de terreuraanslagen op 24 maart 2016 in Brussel werd benadrukt dat het bij voorrang zaak was om sneller en doeltreffender digitaal bewijsmateriaal te verkrijgen en veilig te stellen en daartoe concrete maatregelen vast te stellen.

(4)

In zijn conclusies van 9 juni 2016 benadrukte de Raad dat elektronisch bewijsmateriaal steeds belangrijker wordt in strafzaken, dat de bescherming van de cyberruimte tegen misbruik en criminele activiteiten van groot belang is voor onze economieën en samenlevingen, en dat rechtshandhavingsinstanties en rechterlijke autoriteiten daarom doeltreffende middelen moeten hebben om criminele handelingen in de cyberruimte op te sporen en te vervolgen.

(5)

In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 getiteld “Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU” heeft de Commissie erop gewezen dat doeltreffend onderzoek naar en vervolging van cybercriminaliteit belangrijke afschrikmiddelen tegen cyberaanvallen zijn en dat het huidige procedurele kader beter moet aansluiten bij het internettijdperk. De huidige procedures kunnen de snelheid van cyberaanvallen soms niet aan, waardoor er specifieke behoeften aan snelle grensoverschrijdende samenwerking zijn ontstaan.

(6)

In de resolutie van het Europees Parlement van 3 oktober 2017 over de strijd tegen cybercriminaliteit (3) werd gewezen op de noodzaak manieren te vinden om elektronisch bewijsmateriaal sneller veilig te stellen en te verkrijgen, en op het belang van nauwe samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten, derde landen en dienstaanbieders die actief zijn op het Europese grondgebied, in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (5), en de bestaande overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp. In die resolutie van het Europees Parlement werd ook benadrukt dat het momenteel versnipperde rechtskader problemen kan opleveren voor dienstaanbieders die willen voldoen aan rechtshandhavingsverzoeken, en werd de Commissie verzocht een voorstel voor een Unierechtskader voor elektronisch bewijsmateriaal voor te leggen met voldoende waarborgen voor de rechten en vrijheden van alle betrokkenen, terwijl het Parlement ingenomen was met de doorlopende werkzaamheden van de Commissie aan een samenwerkingsplatform met een beveiligd communicatiekanaal voor de digitale uitwisseling van Europese onderzoeksbevelen (EOB’s), voor elektronisch bewijsmateriaal en antwoorden tussen de rechterlijke autoriteiten in de Unie.

(7)

Op een netwerk gebaseerde diensten kunnen overal vandaan worden verstrekt en vereisen geen fysieke infrastructuur, gebouwen of personeel in het land waar de betrokken dienst wordt aangeboden. Relevant elektronisch bewijsmateriaal wordt dan ook vaak opgeslagen buiten de staat waar het onderzoek wordt gevoerd, of door een buiten die staat gevestigde dienstaanbieder, met de nodige uitdagingen betreffende het vergaren van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures.

(8)

Als gevolg van de wijze waarop op een netwerk gebaseerde diensten worden verstrekt, worden verzoeken om justitiële samenwerking vaak gericht aan landen die een groot aantal dienstaanbieders hosten. Voorts is het aantal verzoeken sterk toegenomen als gevolg van het feit dat op een netwerk gebaseerde diensten steeds vaker worden gebruikt. Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) voorziet in de mogelijkheid om een EOB uit te vaardigen met het oog op het vergaren van bewijsmateriaal in een andere lidstaat. Bovendien voorziet de overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie door de Raad vastgestelde Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (7) (de “Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken”) ook in de mogelijkheid om een andere lidstaat om bewijs te verzoeken. De procedures en tijdschema’s waarin Richtlijn 2014/41/EU betreffende het EOB en de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken voorzien, zijn mogelijk echter niet geschikt voor elektronisch bewijsmateriaal, dat vluchtiger is en gemakkelijker en sneller kan worden gewist. Het verkrijgen van elektronisch bewijsmateriaal door middel van justitiële samenwerking duurt vaak erg lang, wat leidt tot situaties waarin aanknopingspunten mogelijk niet langer beschikbaar zijn. Bovendien is er geen geharmoniseerd kader voor samenwerking met dienstaanbieders, terwijl bepaalde dienstaanbieders uit derde landen directe verzoeken om andere gegevens dan inhoudelijke gegevens aanvaarden, zoals toegestaan op grond van hun toepasselijk nationaal recht. Als gevolg daarvan doen lidstaten steeds vaker een beroep op kanalen voor vrijwillige directe samenwerking met dienstaanbieders wanneer die voorhanden zijn, en passen zij verschillende nationale instrumenten, voorwaarden en procedures toe. Sommige lidstaten hebben voor inhoudelijke gegevens unilaterale maatregelen genomen, terwijl andere een beroep blijven doen op justitiële samenwerking.

(9)

Het versnipperde rechtskader levert problemen op voor rechtshandhavingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten alsook voor dienstaanbieders die willen voldoen aan juridische verzoeken om elektronisch bewijsmateriaal, omdat ze steeds vaker worden geconfronteerd met rechtsonzekerheid en mogelijk met tegenstrijdige wetgeving. Daarom moet worden voorzien in specifieke regels inzake grensoverschrijdende justitiële samenwerking voor het bewaren en verstrekken van elektronisch bewijsmateriaal waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke aard van elektronisch bewijsmateriaal. Dergelijke regels moeten voor binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende dienstaanbieders een verplichting inhouden om direct te reageren op verzoeken van autoriteiten in een andere lidstaat. Deze verordening vormt derhalve een aanvulling op het bestaande Unierecht en verduidelijkt de regels die van toepassing zijn op rechtshandhavingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten en op dienstaanbieders op het gebied van elektronisch bewijsmateriaal, waarbij de volledige eerbiediging van de grondrechten wordt gewaarborgd.

(10)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in artikel 6 VEU en in het Handvest, in het internationale recht en in internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en in de grondwetten van de lidstaten, op hun respectieve toepassingsgebied. Dergelijke rechten en beginselen omvatten met name het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van verdediging, het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel, en het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde strafbaar feit te worden berecht of gestraft.

(11)

Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een verbod voor een tenuitvoerleggingsautoriteit een Europees verstrekkingsbevel te weigeren wanneer er redenen bestaan om op basis van objectieve elementen aan te nemen dat het Europees verstrekkingsbevel is uitgevaardigd om iemand te vervolgen of te bestraffen vanwege het gender, het ras of de etnische afkomst, de godsdienst, de seksuele geaardheid of genderidentiteit, de nationaliteit, de taal of politieke overtuigingen van die persoon, of dat de positie van die persoon om een van die redenen kan worden aangetast.

(12)

Het mechanisme van het Europees verstrekkingsbevel en van het Europees bewaringsbevel van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken berust op het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en op het vermoeden van naleving door de lidstaten van het Unierecht, de rechtsstaat en met name de grondrechten, die essentiële elementen zijn van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie. Een dergelijk mechanisme stelt de nationale bevoegde autoriteiten in staat dergelijke bevelen rechtstreeks naar dienstaanbieders te sturen.

(13)

De eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens, zijn grondrechten. Krachtens artikel 7 en artikel 8, lid 1, van het Handvest heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie en op de bescherming van zijn persoonsgegevens.

(14)

Bij de uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat persoonsgegevens worden beschermd en verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, alsook Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), ook in geval van verder gebruik, doorgifte en verdere doorgifte van verkregen gegevens.

(15)

De uit hoofde van deze verordening verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt als dat nodig is en op een manier die in verhouding staat tot de doeleinden inzake het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen en de uitoefening van de rechten van de verdediging. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat een passend gegevensbeschermingsbeleid en passende gegevensbeschermingsmaatregelen van toepassing zijn op de doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten aan dienstaanbieders voor de toepassing van deze verordening, met inbegrip van maatregelen om de beveiliging van de gegevens te waarborgen. Dienstaanbieders moeten ervoor zorgen dat dezelfde waarborgen van toepassing zijn op de doorgifte van persoonsgegevens aan bevoegde autoriteiten. Alleen bevoegde personen mogen via een authenticatieprocedure toegang hebben tot informatie die persoonsgegevens bevat.

(16)

De procedurele rechten in strafzaken zoals uiteengezet in de Richtlijnen 2010/64/EU (9), 2012/13/EU (10), 2013/48/EU (11), (EU) 2016/343 (12), (EU) 2016/800 (13) en (EU) 2016/1919 (14) van het Europees Parlement en de Raad, moeten binnen het toepassingsgebied van die richtlijnen van toepassing zijn op onder deze verordening vallende strafprocedures wat de door die richtlijnen gebonden lidstaten betreft. De procedurele waarborgen uit hoofde van het Handvest moeten ook van toepassing zijn.

(17)

Om de volledige eerbiediging van de grondrechten te waarborgen, moet de bewijskracht van bij toepassing van deze verordening vergaard bewijsmateriaal in rechte worden beoordeeld door de bevoegde rechterlijke autoriteit overeenkomstig het nationale recht en met inachtneming van met name het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging.

(18)

Deze verordening voorziet in de regels uit hoofde waarvan een bevoegde rechterlijke autoriteit in de Unie, in strafzaken, waaronder strafrechtelijke onderzoeken, of voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel na een strafprocedure overeenkomstig deze verordening, een dienstaanbieder die diensten aanbiedt in de Unie, door middel van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel kan gelasten elektronisch bewijsmateriaal te verstrekken of te bewaren. Deze verordening moet van toepassing zijn op alle grensoverschrijdende gevallen waarin de dienstaanbieder zijn of haar aangewezen vestiging of wettelijke vertegenwoordiger in een andere lidstaat heeft. Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van nationale autoriteiten om zich tot op hun grondgebied gevestigde of vertegenwoordigde dienstaanbieders te richten om ervoor te zorgen dat zij soortgelijke nationale maatregelen naleven.

(19)

Deze verordening moet alleen het verzamelen regelen van gegevens die door een dienstaanbieder opgeslagen zijn op het moment van ontvangst van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel. Zij mag niet voorzien in een algemene verplichting tot bewaring van gegevens voor dienstaanbieders en mag niet leiden tot een algemene en ongedifferentieerde bewaring van gegevens. Deze verordening mag evenmin toestaan dat gegevens worden onderschept of gegevens worden verkregen die zijn opgeslagen na de ontvangst van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel.

(20)

De toepassing van deze verordening mag geen afbreuk doen aan het gebruik van versleuteling door dienstaanbieders of hun gebruikers. Gegevens die door middel van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel worden gevraagd, moeten worden verstrekt of bewaard, ongeacht of zij zijn versleuteld. Deze verordening mag echter niet voorzien in een verplichting voor dienstaanbieders om gegevens te ontsleutelen.

(21)

In veel gevallen worden gegevens niet langer opgeslagen of anderszins verwerkt op een apparaat van een gebruiker, maar beschikbaar gemaakt via een cloudgebaseerde infrastructuur die overal vandaan toegankelijk is. Om die diensten aan te bieden, hoeven dienstaanbieders niet te zijn gevestigd of over servers te beschikken in een specifiek rechtsgebied. De toepassing van deze verordening mag derhalve niet afhangen van de werkelijke plaats waar de dienstaanbieder is gevestigd of de opslag- of verwerkingsvoorzieningen zijn gelegen.

(22)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de onderzoeksbevoegdheden van autoriteiten in burgerlijke of administratieve procedures, ook wanneer deze procedures tot sancties kunnen leiden.

(23)

Omdat procedures voor wederzijdse rechtshulp volgens het toepasselijke nationale recht in de lidstaten als strafprocedures kunnen worden beschouwd, moet worden verduidelijkt dat een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel niet mag worden uitgevaardigd om een andere lidstaat of derde land wederzijdse rechtshulp te bieden. In dergelijke gevallen moet het verzoek om wederzijdse rechtshulp worden gericht aan de lidstaat die of het derde land dat uit hoofde van zijn nationaal recht wederzijdse rechtshulp kan verlenen.

(24)

In het kader van strafprocedures mogen het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel uitsluitend worden uitgevaardigd voor een specifieke strafprocedure inzake een specifiek strafbaar feit dat reeds heeft plaatsgevonden, na een individuele beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van die bevelen in het individuele geval, rekening houdend met de rechten van de verdachte of de beklaagde.

(25)

Deze verordening moet ook van toepassing zijn op procedures die door een uitvaardigende autoriteit worden ingeleid om een veroordeelde die zich aan de rechtspleging heeft onttrokken, op te sporen met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel na een strafprocedure. Indien de vrijheidsstraf of het aanhoudingsbevel evenwel is opgelegd bij een bij verstek gegeven beslissing, mag het niet mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen, omdat er in de Unie aanzienlijke verschillen zijn qua nationale wetten betreffende bij verstek gegeven rechterlijke beslissingen.

(26)

Deze verordening moet van toepassing zijn op dienstaanbieders die diensten aanbieden in de Unie, en het mag alleen mogelijk zijn de bevelen waarin deze verordening voorziet, uit te vaardigen voor gegevens die betrekking hebben op in de Unie aangeboden diensten. Diensten die uitsluitend buiten de Unie worden aangeboden, mogen niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, zelfs niet indien de dienstaanbieder in de Unie is gevestigd. Daarom mag deze verordening geen toegang verlenen tot andere gegevens dan gegevens met betrekking tot de diensten die door die dienstaanbieders aan de gebruiker in de Unie worden aangeboden.

(27)

De dienstaanbieders die het meest relevant zijn voor het vergaren van bewijsmateriaal in strafprocedures, zijn verleners van elektronische-communicatiediensten en specifieke verleners van diensten van de informatiemaatschappij die contacten tussen gebruikers mogelijk maken. Bijgevolg dienen beide groepen onder deze verordening te vallen. Elektronische-communicatiediensten worden gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (15) en omvatten interpersoonlijke communicatiediensten zoals diensten op het gebied van voice-over-IP, instant messaging en e-maildiensten. Deze verordening moet ook toepasselijk zijn op verleners van diensten van de informatiemaatschappij in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (16) die niet als verleners van elektronische-communicatiediensten kunnen worden aangemerkt, maar hun gebruikers in staat stellen met elkaar te communiceren of hun gebruikers diensten aanbieden die kunnen worden gebruikt om namens hen gegevens op te slaan of anderszins te verwerken. Dit zou in overeenstemming zijn met de bewoordingen van het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit, ondertekend te Boedapest op 23 november 2001 (ETS nr. 185) (“Verdrag van Boedapest”). Het verwerken van gegevens moet in technische zin worden begrepen, namelijk het creëren of bewerken van gegevens, dat wil zeggen technische handelingen om gegevens voort te brengen of te wijzigen door middel van computerverwerkingscapaciteit. Tot de categorieën van onder deze verordening vallende dienstaanbieders moeten bijvoorbeeld behoren onlinemarktplaatsen die consumenten en bedrijven in staat stellen met elkaar te communiceren, en andere hostingdiensten, ook wanneer de dienst via cloud computing wordt verleend, alsmede online-gamingwebsites en online-kansspelwebsites. Wanneer een verlener van diensten van de informatiemaatschappij zijn gebruikers niet in staat stelt te communiceren met elkaar, maar alleen met de dienstaanbieder, of niet voorziet in de mogelijkheid gegevens op te slaan of anderszins te verwerken, of wanneer de opslag van gegevens geen wezenlijk onderdeel, dat wil zeggen geen essentieel onderdeel, is van de aan gebruikers verleende dienst, zoals het geval is met juridische, architectonische, ingenieurs- en accountingdiensten die online op afstand worden verleend, mag hij of zij niet onder de in deze verordening vastgestelde definitie van “dienstaanbieder” vallen, zelfs indien de door die dienstaanbieder verleende diensten diensten van de informatiemaatschappij zijn in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535.

(28)

Verleners van internetinfrastructuurdiensten die verband houden met de toewijzing van namen en nummers, zoals registers en registrators van domeinnamen en privacy- en proxydienstaanbieders, of regionale internetregisters van internetprotocol (“IP”) adressen, zijn met name van belang voor de identificatie van actoren achter kwaadwillige of gecompromitteerde websites. Zij zijn in het bezit van gegevens die de identificatie mogelijk kunnen maken van een individu of een entiteit die schuilgaat achter een website die voor een criminele activiteit wordt gebruikt, of van het slachtoffer van een criminele activiteit.

(29)

Om te bepalen of een dienstaanbieder diensten aanbiedt in de Unie, moet worden nagegaan of de dienstaanbieder natuurlijke personen of rechtspersonen in een of meer lidstaten in staat stelt om zijn of haar diensten te gebruiken. Enkel de toegankelijkheid van een online-interface in de Unie, zoals de toegankelijkheid van een website of een e-mailadres of andere contactgegevens van een dienstaanbieder of tussenpersoon, moet echter onvoldoende worden geacht om te bepalen dat een dienstaanbieder diensten in de Unie aanbiedt in de zin van deze verordening.

(30)

Een wezenlijke band met de Unie moet ook relevant zijn om te bepalen of een dienstaanbieder diensten in de Unie aanbiedt. Een dergelijke wezenlijke band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de dienstaanbieder een vestiging heeft in de Unie. Wanneer er geen dergelijke vestiging is, moet het criterium van een wezenlijke band worden gebaseerd op specifieke feitelijke criteria zoals het bestaan van een aanzienlijk aantal gebruikers in een of meer lidstaten, of de toespitsing van activiteiten op een of meer lidstaten. De toespitsing van activiteiten op een of meer lidstaten moet worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren zoals het gebruik van een taal of een munteenheid die in een lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen. De toespitsing van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie (“app”) in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in de in die lidstaat algemeen gangbare taal, of uit de wijze van beheer van relaties met cliënten, zoals het verstrekken van klantenservice in de taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Een wezenlijke band moet ook worden verondersteld te bestaan wanneer een dienstaanbieder zijn of haar activiteiten richt op een of meer lidstaten, zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (17). Het verlenen van een dienst met het oog op de loutere naleving van het in Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad (18) neergelegde discriminatieverbod mag daarentegen niet, zonder aanvullende gronden, worden beschouwd als het richten of toespitsen van activiteiten op een bepaald grondgebied binnen de Unie. Dezelfde overwegingen moeten gelden bij het bepalen of een dienstaanbieder diensten aanbiedt in een lidstaat.

(31)

Deze verordening moet betrekking hebben op de gegevenscategorieën abonneegegevens, verkeersgegevens en inhoudelijke gegevens. Een dergelijke indeling strookt met het recht van veel lidstaten en het Unierecht, zoals Richtlijn 2002/58/EG en de rechtspraak van het Hof van Justitie, alsook met het internationaal recht, met name het Verdrag van Boedapest.

(32)

IP-adressen, alsook toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie kunnen een cruciaal uitgangspunt vormen voor strafrechtelijke onderzoeken waarbij de identiteit van een verdachte niet bekend is. Doorgaans maken zij deel uit van een registratie van gebeurtenissen, ook wel een serverlog genoemd, die de aanvang en de beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker inzake een dienst aanduidt. Vaak gaat het om een individueel statisch of dynamisch IP-adres of andere identificator die de tijdens de toegangssessie gebruikte netwerkinterface aanwijst. Gerelateerde informatie over de aanvang en de beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker inzake een dienst, zoals de bronpoorten en het tijdstempel, is nodig, aangezien IP-adressen vaak worden gedeeld onder gebruikers, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van netwerkadresomzetting van carrier-kwaliteit of technische equivalenten. Overeenkomstig het Unie-acquis, moeten IP-adressen echter worden beschouwd als persoonsgegevens en moeten zij volledige bescherming genieten uit hoofde van het Unie-acquis inzake gegevensbescherming. Bovendien kunnen IP-adressen onder bepaalde omstandigheden als verkeersgegevens worden beschouwd. Ook worden toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie in sommige lidstaten als verkeersgegevens beschouwd. Niettemin kan het voorkomen dat rechtshandhavingsinstanties met het oog op een specifiek strafrechtelijk onderzoek een IP-adres, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie moeten opvragen met als enig doel de gebruiker te identificeren voordat abonneegegevens met betrekking tot die identificator kunnen worden opgevraagd bij de dienstaanbieder. In dergelijke gevallen is het passend dezelfde regeling toe te passen als voor abonneegegevens zoals gedefinieerd in deze verordening.

(33)

Wanneer IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie niet uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een specifiek strafrechtelijk onderzoek, worden zij meestal opgevraagd om informatie te verkrijgen die een grotere inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, zoals de contacten en de verblijfplaats van de gebruiker. Als zodanig kunnen zij dienen om een volledig profiel van de betrokkene vast te stellen, maar tegelijkertijd kunnen zij gemakkelijker worden verwerkt en geanalyseerd dan inhoudelijke gegevens, aangezien zij in een gestructureerd en gestandaardiseerd formaat worden gepresenteerd. Daarom is het van essentieel belang dat in dergelijke situaties IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie die niet uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een specifiek strafrechtelijk onderzoek, worden behandeld als verkeersgegevens en worden opgevraagd uit hoofde van dezelfde regeling als voor inhoudelijke gegevens zoals gedefinieerd in deze verordening.

(34)

Alle gegevenscategorieën bevatten persoonsgegevens en vallen dus onder de waarborgen van het gegevensbeschermingsacquis van de Unie. De intensiteit van het effect op de grondrechten verschilt echter van categorie tot categorie, met name tussen abonneegegevens en gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, enerzijds, en verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en inhoudelijke gegevens anderzijds. Terwijl abonneegegevens en IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie, wanneer daarom uitsluitend met het oog op de identificatie van de gebruiker wordt verzocht, nuttig kunnen zijn om in een onderzoek de eerste aanwijzingen te verkrijgen over de identiteit van een verdachte, zijn verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en inhoudelijke gegevens vaak relevanter als bewijsmateriaal. Derhalve is het van essentieel belang dat deze verordening op al die gegevenscategorieën van toepassing is. Omdat de mate waarin de grondrechten in het geding zijn, verschilt, moeten passende waarborgen en voorwaarden worden verbonden aan het verkrijgen van dergelijke gegevens.

(35)

Situaties waarin er sprake is van een onmiddellijke bedreiging voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon, moeten als noodgevallen worden behandeld en kortere termijnen voor de dienstaanbieder en de tenuitvoerleggingsautoriteit inhouden. Wanneer de verstoring of vernietiging van kritieke infrastructuur zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (19) een dergelijke bedreiging zou inhouden, onder meer door ernstige schade voor de levering van basisvoorzieningen aan de bevolking of voor de uitoefening van de kerntaken van de staat, moet een dergelijke situatie ook als een noodgeval worden behandeld, overeenkomstig het Unierecht.

(36)

Bij het uitvaardigen van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel moet steeds een rechterlijke autoriteit betrokken zijn, hetzij tijdens de procedure van het uitvaardigen hetzij tijdens de procedure van het bekrachtigen van het bevel. Gezien de gevoeligere aard van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en van inhoudelijke gegevens, is bij de uitvaardiging of bekrachtiging van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van die categorieën gegevens rechterlijke toetsing vereist. Aangezien abonneegegevens en gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, minder gevoelig zijn, kan een Europees verstrekkingsbevel om dergelijke gegevens te verkrijgen ook door bevoegde openbare aanklagers worden uitgevaardigd of bekrachtigd. Overeenkomstig het recht op een eerlijk proces, zoals beschermd door het Handvest en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, oefenen openbare aanklagers hun verantwoordelijkheden objectief uit door hun beslissing over de uitvaardiging of bekrachtiging van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uitsluitend te nemen op basis van de feitelijke elementen van het dossier en rekening houdend met alle belastende en ontlastende bewijzen.

(37)

Teneinde te waarborgen dat de grondrechten volledig worden beschermd, moeten Europese verstrekkingsbevelen of Europese bewaringsbevelen in beginsel door een rechterlijke autoriteit worden bekrachtigd voordat het betrokken bevel wordt uitgevaardigd. Uitzonderingen op dat beginsel mogen alleen worden gemaakt in geldig vastgestelde noodgevallen, voor het opvragen van abonneegegevens of gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het doen bewaren van gegevens, wanneer het niet mogelijk is deze bevelen tijdig vooraf door de rechterlijke autoriteit te laten bekrachtigen, met name omdat de bekrachtigende autoriteit niet bereikbaar is voor het verlenen van bekrachtiging en de dreiging dermate imminent is dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen. Dergelijke uitzonderingen mogen echter alleen worden gemaakt wanneer de autoriteit die het betrokken bevel uitvaardigt, in een vergelijkbare binnenlandse zaak uit hoofde van het nationale recht een bevel kan uitvaardigen zonder voorafgaande bekrachtiging.

(38)

Een Europees verstrekkingsbevel mag alleen worden uitgevaardigd indien dit noodzakelijk, evenredig en passend is en van toepassing is op de betrokken zaak. De uitvaardigende autoriteit moet rekening houden met de rechten van de verdachte of beklaagde in een procedure betreffende een strafbaar feit en mag alleen een Europees verstrekkingsbevel uitvaardigen indien een dergelijk bevel onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak. Bij de beoordeling of een Europees verstrekkingsbevel moet worden uitgevaardigd, moet ermee rekening worden gehouden of een dergelijk bevel wel beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is voor het bereiken van het legitieme doel om gegevens te verkrijgen die relevant en noodzakelijk zijn als bewijsmateriaal in een individueel geval.

(39)

In gevallen waarin een Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd ter verkrijging van andere categorieën gegevens, moet de uitvaardigende autoriteit ervoor zorgen dat de voorwaarden en procedures, zoals kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, respectievelijk voor elk van deze gegevenscategorieën worden nageleefd.

(40)

Gezien de gevoeligere aard van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en van inhoudelijke gegevens, moet een onderscheid worden gemaakt met betrekking tot het materiële toepassingsgebied van deze verordening. Het moet mogelijk zijn om voor elk strafbaar feit een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen voor het verkrijgen van abonneegegevens of gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening; terwijl voor een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, dienen echter striktere voorwaarden te gelden in verband met de gevoeligere aard van dergelijke gegevens. Deze verordening moet voorzien in een drempel met betrekking tot het toepassingsgebied ervan, zodat een evenredige aanpak mogelijk is, alsook een aantal andere ex-ante- en ex-postvoorwaarden en waarborgen ter eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel en de rechten van de betrokkenen. Een drempel mag echter geen beperking vormen voor de doeltreffendheid van deze verordening en het gebruik ervan door beroepsbeoefenaars. Wanneer Europese verstrekkingsbevelen uitsluitend mogen worden uitgevaardigd in strafprocedures voor strafbare feiten waarop een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaar staat, blijft het toepassingsgebied van deze verordening beperkt tot ernstigere strafbare feiten, zonder dat de mogelijkheden voor het gebruik ervan door beroepsbeoefenaars buitensporig worden ingeperkt. Die beperking moet een groot aantal strafbare feiten die de lidstaten blijkens de lagere maximumstraffen als minder ernstig beschouwen, van het toepassingsgebied van deze verordening uitsluiten. Die beperking heeft ook het voordeel dat zij gemakkelijk in de praktijk kan worden toegepast.

(41)

Er zijn specifieke strafbare feiten waarbij het bewijsmateriaal doorgaans uitsluitend beschikbaar is in elektronische vorm, die een bijzonder vluchtig karakter heeft. Dit is het geval bij cybergerelateerde strafbare feiten, ook die welke eventueel op zich niet als ernstig worden beschouwd, maar die uitgebreide of aanzienlijke schade kunnen berokkenen, met name strafbare feiten waarbij de individuele gevolgen gering zijn, maar de algehele schade omvangrijk is. In de meeste gevallen waarin het strafbaar feit door middel van een informatiesysteem wordt gepleegd, zou de toepassing van dezelfde drempel als voor andere soorten strafbare feiten, in hoge mate tot straffeloosheid leiden. Dit rechtvaardigt dat deze verordening ook wordt toegepast op dergelijke strafbare feiten waarvoor een maximale vrijheidsstraf van minder dan drie jaar geldt. Daarnaast geldt voor aanvullende terrorismegerelateerde strafbare feiten in de zin van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (20) en strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de zin van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) de minimumdrempel van een maximale vrijheidsstraf van drie jaar niet.

(42)

In beginsel moet een Europees verstrekkingsbevel worden gericht aan de dienstaanbieder, die optreedt als verwerkingsverantwoordelijke. Niettemin kan het in sommige omstandigheden bijzonder moeilijk blijken te bepalen of een dienstaanbieder de rol van verwerkingsverantwoordelijke of verwerker heeft, met name wanneer meerdere dienstaanbieders betrokken zijn bij de verwerking van gegevens of wanneer dienstaanbieders de gegevens namens een natuurlijke persoon verwerken. Een onderscheid maken tussen de rollen van verwerkingsverantwoordelijke en verwerker met betrekking tot een bepaalde reeks gegevens vereist niet alleen gespecialiseerde kennis van de juridische context, maar kan ook interpretatie vereisen van vaak zeer complexe contractuele kaders die in een specifiek geval voorzien in de toewijzing aan verschillende dienstaanbieders van verschillende taken en rollen met betrekking tot een bepaalde reeks gegevens. Wanneer dienstaanbieders gegevens verwerken namens een natuurlijke persoon, kan het in sommige gevallen moeilijk zijn om te bepalen wie de verwerkingsverantwoordelijke is, zelfs als er slechts één dienstaanbieder bij betrokken is. Wanneer de betrokken gegevens door een dienstaanbieder opgeslagen of anderszins verwerkt worden en er geen duidelijkheid is over wie de verwerkingsverantwoordelijke is, ondanks redelijke inspanningen van de uitvaardigende autoriteit, moet het derhalve mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks tot die dienstaanbieder te richten. Bovendien kan het aanspreken van de verwerkingsverantwoordelijke in sommige gevallen schadelijk zijn voor het onderzoek in de betrokken zaak, bijvoorbeeld omdat de verwerkingsverantwoordelijke een verdachte, beklaagde of veroordeelde is of er aanwijzingen zijn dat de verwerkingsverantwoordelijke in het belang van de aan het onderzoek onderworpen persoon zou kunnen handelen. Ook in die gevallen moet het mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks te richten tot de dienstaanbieder die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke verwerkt. Dat mag geen afbreuk doen aan het recht van de uitvaardigende autoriteit om de dienstaanbieder te bevelen de gegevens te bewaren.

(43)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 moet de verwerker die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke opslaat of anderszins verwerkt, de verwerkingsverantwoordelijke in kennis stellen van de verstrekking van de gegevens, tenzij de uitvaardigende autoriteit de dienstaanbieder heeft verzocht de verwerkingsverantwoordelijke niet te informeren, zolang dit noodzakelijk en evenredig is, teneinde de desbetreffende strafprocedure niet te belemmeren. In dat geval moet de uitvaardigende autoriteit in het procesdossier de redenen voor het uitstel van de kennisgeving aan de verwerkingsverantwoordelijke vermelden en in het aan de geadresseerde toegezonden begeleidende certificaat ook een korte motivering toevoegen.

(44)

Wanneer de gegevens worden opgeslagen of anderszins worden verwerkt in het kader van een door een dienstaanbieder aan een overheidsinstantie geleverde infrastructuur, mag het uitsluitend mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen indien de overheidsinstantie waarvoor de gegevens zijn opgeslagen of anderszins worden verwerkt, zich in de uitvaardigende staat bevindt.

(45)

In gevallen waarin gegevens die krachtens het recht van de uitvaardigende staat onder het beroepsgeheim vallen, worden opgeslagen of anderszins worden verwerkt door een dienstaanbieder in het kader van een infrastructuur die wordt verstrekt aan beroepsbeoefenaars voor wie het beroepsgeheim geldt (“verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar”), mag het alleen mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens wanneer de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar in de uitvaardigende staat verblijft, indien contact opnemen met de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar schadelijk kan zijn voor het onderzoek of indien het beroepsgeheim is opgeheven overeenkomstig het toepasselijke recht.

(46)

Het ne bis in idem beginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel in de Unie, zoals erkend in het Handvest en verder ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Ingeval de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat in een andere lidstaat mogelijk een parallelle strafprocedure wordt gevoerd, raadpleegt zij de autoriteiten van die lidstaat overeenkomstig Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad (22). In elk geval mag geen Europees verstrekkingsbevel of Europees bewaringsbevel worden uitgevaardigd indien de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat dit strijdig zou zijn met het ne bis in idem beginsel.

(47)

Voorrechten en immuniteiten, die zowel betrekking kunnen hebben op categorieën personen, zoals diplomaten, als op specifiek beschermde relaties, zoals de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt of het recht van journalisten hun bronnen niet prijs te geven, worden ook vermeld in andere instrumenten inzake wederzijdse erkenning, zoals in Richtlijn 2014/41/EU betreffende het EOB. Het bereik en de gevolgen van voorrechten en immuniteiten verschillen naargelang van het toepasselijke nationale recht waarmee rekening moet worden gehouden op het tijdstip van de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel, aangezien de uitvaardigende autoriteit het bevel slechts mag kunnen uitvaardigen indien het onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak. Er bestaat geen gemeenschappelijke definitie van voorrechten of immuniteiten in het Unierecht. De precieze definitie van die termen wordt dus overgelaten aan het nationale recht, en de definitie kan bescherming omvatten die bijvoorbeeld van toepassing is op medische en juridische beroepen, ook wanneer in die beroepen gespecialiseerde platforms worden gebruikt. De precieze definitie van voorrechten en immuniteiten kan ook regels omvatten met betrekking tot het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media.

(48)

Indien de uitvaardigende autoriteit verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of inhoudelijke gegevens tracht te verkrijgen door een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen en redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de opgevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten of dat die gegevens in die staat zijn onderworpen aan regels ter bepaling en beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, moet de uitvaardigende autoriteit om opheldering kunnen verzoeken alvorens het Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen, onder meer door de bevoegde autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat te raadplegen, hetzij rechtstreeks, hetzij via Eurojust of het Europees justitieel netwerk.

(49)

Het moet mogelijk zijn een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen voor elk strafbaar feit. De uitvaardigende autoriteit moet rekening houden met de rechten van de verdachte of beklaagde in een procedure betreffende een strafbaar feit en mag alleen een Europees bewaringsbevel uitvaardigen indien een dergelijk bevel onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak en indien het noodzakelijk, evenredig en passend is en van toepassing is op de betrokken zaak. Bij de beoordeling of een Europees bewaringsbevel moet worden uitgevaardigd, moet ermee rekening worden gehouden of een dergelijk bevel wel beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is voor het bereiken van het legitieme doel te voorkomen dat gegevens worden verwijderd, gewist of gewijzigd die relevant en noodzakelijk zijn als bewijsmateriaal in een individueel geval in situaties waarin het bewerkstelligen van de verstrekking van die gegevens meer tijd zou kunnen kosten.

(50)

Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen moeten rechtstreeks worden gericht aan de aangewezen vestiging of aan de wettelijke vertegenwoordiger die door de dienstaanbieder is aangewezen of aangesteld op grond van Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad (23). Bij wijze van uitzondering moet het in noodgevallen zoals gedefinieerd in deze verordening, waarin de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder niet binnen de termijnen op het begeleidend certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) of het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB) reageert of niet met inachtneming van de in Richtlijn (EU) 2023/1544 vastgestelde termijnen is aangewezen of aangesteld, mogelijk zijn het CEV of het CEB te richten aan een andere vestiging of wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder in de Unie, naast of in plaats van handhaving van het oorspronkelijke bevel in overeenstemming met deze verordening. Gezien die verschillende mogelijke scenario’s, wordt de algemene term “geadresseerde” in de bepalingen van deze verordening gebruikt.

(51)

Gezien de gevoeligere aard van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, is het passend te voorzien in een kennisgevingsmechanisme dat toepasselijk is op Europese verstrekkingsbevelen voor het verkrijgen van die gegevenscategorieën. Bij dat kennisgevingsmechanisme moet een tenuitvoerleggingsautoriteit betrokken zijn en het moet erin bestaan dat het CEV gelijktijdig aan die autoriteit wordt toegezonden wanneer het aan de geadresseerde wordt toegezonden. Wanneer een Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen in strafprocedures met substantiële en sterke banden met de uitvaardigende staat, hoeft echter geen kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit te worden vereist. Van dergelijke banden moet worden uitgegaan indien de uitvaardigende autoriteit op het moment dat het Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd, redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het strafbaar feit is gepleegd, wordt gepleegd of waarschijnlijk zal worden gepleegd in de uitvaardigende staat, en indien de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft.

(52)

Voor de toepassing van deze verordening wordt een strafbaar feit geacht te zijn gepleegd, te worden gepleegd of waarschijnlijk te zullen worden gepleegd in de uitvaardigende staat, indien dat overeenkomstig het nationale recht van de uitvaardigende staat wordt geacht het geval te zijn. In sommige gevallen, met name op het gebied van cybercriminaliteit, zijn bepaalde feitelijke elementen, zoals de verblijfplaats van het slachtoffer, doorgaans belangrijke aanwijzingen waarmee rekening moet worden gehouden om te bepalen waar het strafbaar feit is gepleegd. Zo kunnen gijzelsoftwaremisdrijven vaak worden geacht te zijn gepleegd waar het slachtoffer van een dergelijk misdrijf verblijft, zelfs wanneer de exacte locatie van waaruit de gijzelsoftware is verspreid, onzeker is. De vaststelling van de plaats waar het strafbaar feit is gepleegd, mag geen afbreuk doen aan de regels inzake rechtsmacht over de betreffende strafbare feiten krachtens het toepasselijke nationale recht.

(53)

Het is aan de uitvaardigende autoriteit om op het moment dat zij een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens uitvaardigt, en op basis van de gegevens waarover zij beschikt, te beoordelen of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de persoon om wiens de gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft. In dit verband kunnen verschillende objectieve omstandigheden die erop kunnen wijzen dat de betrokkenen het gewone centrum van hun belangen in een bepaalde lidstaat heeft gevestigd of voornemens is dat te doen, relevant zijn. Uit de noodzaak van een uniforme toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel volgt dat het begrip “verblijfplaats” in deze specifieke context in de hele Unie op uniforme wijze moet worden uitgelegd. Er kunnen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een persoon in een uitvaardigende staat verblijft, met name wanneer een persoon als ingezetene van een uitvaardigende staat van afgifte is ingeschreven, zoals blijkt uit een identiteitskaart, een verblijfsvergunning of inschrijving in een officieel verblijfsregister. Bij gebreke van inschrijving in de uitvaardigende staat zou het verblijf kunnen blijken uit het feit dat een persoon te kennen heeft gegeven zich in die lidstaat te willen vestigen of, op grond van een duurzaam verblijf in deze lidstaat gedurende een bepaalde periode, een band met deze staat heeft opgebouwd die vergelijkbaar is met die van een ingezetene van die lidstaat. Om te bepalen of er in een specifieke situatie voldoende banden tussen de betrokkene en de uitvaardigende staat bestaan op grond waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de betrokkene in die staat verblijft, kunnen verschillende objectieve factoren in aanmerking worden genomen die de situatie van de betrokkene kenmerken, waaronder met name de duur, de aard en de voorwaarden van de aanwezigheid van de betrokkene in de uitvaardigende staat of de familiebanden of economische banden die de betrokkene met die lidstaat heeft. Een ingeschreven voertuig, een bankrekening, het feit dat de betrokkene ononderbroken in de beslissingsstaat heeft verbleven of andere objectieve factoren kunnen van belang zijn om te bepalen of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de betrokkene in de uitvaardigende staat verblijft. Een kort bezoek, een vakantieverblijf, ook in een vakantiewoning, of een soortgelijk verblijf in de uitvaardigende staat zonder enige verdere substantiële band mag niet voldoende worden geacht om een verblijfplaats in die lidstaat vast te stellen. In gevallen waarin de uitvaardigende autoriteit op het moment dat zij een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens uitvaardigt, geen redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft, moet de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit daarvan in kennis stellen.

(54)

Teneinde te voorzien in een snelle procedure, moet het juiste tijdstip om te bepalen of er een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit moet worden gedaan, het tijdstip te zijn waarop het Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd. Eventuele latere wijzigingen van verblijfplaats mogen niet van invloed zijn op de procedure. De betrokkenen moeten zich tijdens de hele strafprocedure kunnen beroepen op hun rechten en op de regels ter bepaling en beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en de tenuitvoerleggingsautoriteit moet een weigeringsgrond kunnen aanvoeren indien er in uitzonderlijke situaties op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van het bevel in de bijzondere omstandigheden van het geval zou leiden tot een kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en het Handvest. Daarnaast moeten deze gronden ook tijdens de tenuitvoerleggingsprocedure kunnen worden ingeroepen.

(55)

Een Europees verstrekkingsbevel moet worden doorgegeven via een CEV en een Europees bewaringsbevel moet worden doorgegeven via een CEB. Zo nodig moet het CEV of CEB worden vertaald in een officiële taal van de Unie die door de geadresseerde wordt aanvaard. Als de dienstaanbieder geen specifieke taal heeft opgegeven, moet het CEV of CEB worden vertaald in een officiële taal van de lidstaat waar de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder zich bevindt of in een andere officiële taal die de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder heeft aangegeven te zullen aanvaarden. Indien op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, moet het CEV dat aan die autoriteit moet worden toegezonden, worden vertaald in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere door die staat aanvaarde officiële taal van de Unie. In dat verband moet elke lidstaat worden aangemoedigd om te allen tijde in een bij de Commissie ingediende schriftelijke verklaring aan te geven of en in welke officiële taal of talen van de Unie naast de officiële taal of talen van die lidstaat, hij vertalingen van CEV’s en CEB’s aanvaardt. De Commissie moet dergelijke verklaringen ter beschikking stellen van alle lidstaten en van het Europees justitieel netwerk.

(56)

Wanneer een CEV is uitgevaardigd en een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit uit hoofde van deze verordening niet vereist is, moet de geadresseerde er na ontvangst van een CEV voor zorgen dat de gevraagde gegevens uiterlijk tien dagen na ontvangst van het CEV rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden. Indien op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, moet de dienstaanbieder na ontvangst van het CEV snel in actie treden om de gegevens te bewaren. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit binnen tien dagen na ontvangst van het CEV geen weigeringsgrond heeft aangevoerd op grond van deze verordening, moet de geadresseerde ervoor zorgen dat de gevraagde gegevens aan het eind van die periode van tien dagen rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit nog voor het einde van de periode van tien dagen aan de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde bevestigt dat zij geen weigeringsgrond zal aanvoeren, moet de geadresseerde zo snel mogelijk na die bevestiging en uiterlijk aan het einde van die periode van tien dagen in actie treden. De kortere termijnen die van toepassing zijn in noodgevallen zoals gedefinieerd in deze verordening moeten door de geadresseerde en, indien van toepassing, door de tenuitvoerleggingsautoriteit in acht worden genomen. De geadresseerde en, indien van toepassing, de tenuitvoerleggingsautoriteit moeten het CEV zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen uitvoeren en daarbij zoveel mogelijk rekening houden met de procedurele termijnen en andere termijnen die door de uitvaardigende staat zijn vastgesteld.

(57)

Indien de geadresseerde, uitsluitend afgaand op de informatie in het CEV of het CEB, van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het CEV of het CEB onverenigbaar zou kunnen zijn met voorrechten of immuniteiten of met regels ter bepaling of beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, moet de geadresseerde de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit hiervan in kennis stellen. Indien er geen kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan op grond van deze verordening, moet de uitvaardigende autoriteit wat CEV’s betreft, rekening houden met de informatie die zij van de geadresseerde heeft ontvangen en moet zij op eigen initiatief of op verzoek van de tenuitvoerleggingsautoriteit beslissen of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd. Indien er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, moet de uitvaardigende autoriteit rekening houden met de informatie die zij van de geadresseerde heeft ontvangen en moet zij beslissen of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet ook de mogelijkheid hebben om de in deze verordening genoemde weigeringsgronden aan te voeren.

(58)

Om de geadresseerde in staat te stellen formele problemen met een CEV of een CEB aan te pakken, is het nodig te voorzien in een procedure voor de communicatie tussen de geadresseerde en de uitvaardigende autoriteit alsook, indien er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, tussen de geadresseerde en de tenuitvoerleggingsautoriteit, in gevallen waarin het CEV of het CEB onvolledig is, kennelijke fouten bevat of onvoldoende informatie bevat voor de uitvoering van het betrokken bevel. Mocht de geadresseerde om een andere reden de informatie niet volledig of niet op tijd verstrekken, bijvoorbeeld omdat hij van oordeel is dat er sprake is van een conflict met een verplichting uit hoofde van het recht van een derde land, of omdat hij meent dat het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel niet is uitgevaardigd overeenkomstig de voorwaarden van deze verordening, dient hij de uitvaardigende autoriteit alsook, indien er een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis te stellen en redenen aan te voeren waarom het CEV of het CEB niet tijdig is uitgevoerd. Derhalve moet de communicatieprocedure voorzien in mogelijkheden voor de correctie of heroverweging van het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel door de uitvaardigende autoriteit in een vroeg stadium. Om de beschikbaarheid van de gevraagde gegevens te waarborgen, moet de geadresseerde die gegevens bewaren indien die geadresseerde kan vaststellen om welke gegevens het gaat.

(59)

De geadresseerde mag niet worden verplicht het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel uit te voeren indien dat feitelijk onmogelijk is door omstandigheden die op het tijdstip waarop het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel is ontvangen niet aan de geadresseerde of, indien dat iemand anders is, de dienstaanbieder kunnen worden toegerekend. Van een feitelijke onmogelijkheid moet worden uitgegaan indien de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, geen klant is van de dienstaanbieder of niet als zodanig kan worden aangemerkt, zelfs niet na een tot de uitvaardigende autoriteit gericht verzoek om nadere informatie of indien de gegevens rechtmatig zijn gewist voordat het betrokken bevel is ontvangen.

(60)

Na ontvangst van een CEB moet de geadresseerde de gevraagde gegevens ten hoogste 60 dagen bewaren, tenzij de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, in welk geval de bewaring moet worden voortgezet. Om de uitvaardiging van een aansluitend verstrekkingsverzoek mogelijk te maken, moet de uitvaardigende autoriteit de bewaringsduur indien nodig met nog eens 30 dagen kunnen verlengen aan de hand van het in deze verordening vastgestelde formulier. Indien de uitvaardigende autoriteit binnen de bewaringstermijn bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, moet de geadresseerde de gegevens zolang bewaren als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra het aansluitende verstrekkingsverzoek is ontvangen. Een dergelijke bevestiging moet binnen de betreffende termijn aan de geadresseerde worden toegezonden, in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere taal die door de geadresseerde wordt aanvaard, aan de hand van het in deze verordening vastgestelde formulier. Om te voorkomen dat de bewaring wordt beëindigd, moet het volstaan dat het aansluitende verstrekkingsverzoek is gedaan en dat de bevestiging door de uitvaardigende autoriteit is verzonden; verdere vereiste formaliteiten voor de toezending, zoals de vertaling van documenten, hoeven op dat moment niet te worden vervuld. Wanneer de bewaring niet langer noodzakelijk is, moet de uitvaardigende autoriteit de geadresseerde daarvan onverwijld in kennis stellen en moet de verplichting tot bewaring op grond van het Europees bewaringsbevel met onmiddellijke ingang eindigen.

(61)

Niettegenstaande het beginsel van wederzijds vertrouwen moet de tenuitvoerleggingsautoriteit wanneer er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, gronden voor weigering van een Europees verstrekkingsbevel kunnen aanvoeren op grond van de in deze verordening vastgestelde lijst van weigeringsgronden. Wanneer er overeenkomstig deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit wordt gedaan of tenuitvoerlegging plaatsvindt, kan de tenuitvoerleggingsstaat in zijn nationale recht bepalen dat voor de uitvoering van een Europees verstrekkingsbevel mogelijk de procedurele betrokkenheid van een rechtbank in de tenuitvoerleggingsstaat is vereist.

(62)

Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis wordt gesteld van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, moet zij het recht hebben om de in het bevel vermelde informatie te beoordelen en, in voorkomend geval, het bevel te weigeren indien zij, op basis van een verplichte en behoorlijke analyse van de informatie in dat bevel en met inachtneming van de toepasselijke regels van het primaire Unierecht, en met name het Handvest, tot de conclusie komt dat een of meer van de in deze verordening vastgestelde weigeringsgronden kunnen worden aangevoerd. De noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke autoriteiten te eerbiedigen, vereist dat die autoriteiten over een zekere beoordelingsmarge beschikken bij het nemen van beslissingen over de weigeringsgronden.

(63)

Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van deze verordening in kennis wordt gesteld, moet zij een Europees verstrekkingsbevel kunnen weigeren indien de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten die de uitvoering of handhaving van het Europees verstrekkingsbevel verhinderen, of indien de gevraagde gegevens vallen onder regels ter bepaling of beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media die de uitvoering of tenuitvoerlegging van het Europees verstrekkingsbevel verhinderen.

(64)

De tenuitvoerleggingsautoriteit moet een bevel kunnen weigeren in uitzonderlijke situaties waarin er gegronde redenen zijn om op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal aan te nemen dat de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel, in de bijzondere omstandigheden van het geval, een kennelijke schending van een relevant grondrecht zoals uiteengezet in artikel 6 VEU en in het Handvest zou inhouden. Met name wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit bij de beoordeling van die weigeringsgrond beschikt over bewijsmateriaal zoals vervat in een door een derde van de lidstaten, door het Europees Parlement of door de Europese Commissie op grond van artikel 7, lid 1, VEU aangenomen met redenen omkleed voorstel waaruit blijkt dat er als het bevel wordt uitgevoerd, een duidelijk risico bestaat dat het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht uit hoofde van artikel 47 van het Handvest ernstig wordt geschonden wegens structurele of fundamentele gebreken inzake de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van de uitvaardigende staat, moet de tenuitvoerleggingsautoriteit specifiek en nauwkeurig bepalen of er, gelet op de persoonlijke situatie van de betrokkene, de aard van het strafbaar feit waarvoor de strafprocedure wordt gevoerd en de feitelijke context die aan het bevel ten grondslag ligt, en in het licht van de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie, gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat het recht van een persoon op een eerlijk proces wordt geschonden.

(65)

De tenuitvoerleggingsautoriteit moet een bevel kunnen weigeren indien de uitvoering van dat bevel in strijd zou zijn met het ne bis in idem-beginsel.

(66)

Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van deze verordening in kennis wordt gesteld, moet zij een Europees verstrekkingsbevel kunnen weigeren indien het feit waarvoor het bevel is uitgevaardigd, uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is, tenzij het een in een bijlage bij deze verordening bedoeld en door de uitvaardigende autoriteit in het CEV vermeld strafbaar feit betreft waarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel met een maximum van ten minste drie jaar staat.

(67)

Aangezien het informeren van de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, een essentieel element is van de gegevensbeschermingsrechten en de rechten van de verdediging omdat het effectieve toetsing en beroep in rechte mogelijk maakt overeenkomstig artikel 6 VEU en het Handvest, moet de uitvaardigende autoriteit de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, onverwijld informeren over de verstrekking van gegevens op grond van een Europees verstrekkingsbevel. De uitvaardigende autoriteit moet het informeren van de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, echter overeenkomstig het nationale recht kunnen uitstellen, beperken of achterwege laten voor zover en zolang aan de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan, in welk geval de uitvaardigende autoriteit de redenen voor het uitstellen, beperken of achterwege laten in het dossier moet vermelden en een korte motivering in het CEV moet toevoegen. De geadresseerden en, indien dat niet dezelfde personen zijn, de dienstaanbieders, moeten de nodige geavanceerde, operationele en technische maatregelen nemen om de vertrouwelijkheid, geheimhouding en integriteit van het CEV of het CEB en van de verstrekte of bewaarde gegevens te waarborgen.

(68)

Een dienstaanbieder moet aanspraak kunnen maken op vergoeding van de kosten om te reageren op een Europees verstrekkingsbevel of op een Europees bewaringsbevel van de uitvaardigende staat indien het nationale recht van de uitvaardigende staat in die mogelijkheid voorziet voor binnenlandse bevelen in soortgelijke omstandigheden, in overeenstemming met het nationale recht van die staat. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van hun nationale voorschriften inzake vergoeding, die vervolgens door de Commissie moeten worden bekendgemaakt. Deze verordening voorziet in afzonderlijke regels voor de vergoeding van kosten die verband houden met het gedecentraliseerde IT-systeem.

(69)

Zonder afbreuk te doen aan nationale rechtsregels die voorzien in het opleggen van strafrechtelijke sancties, moeten de lidstaten de regels vaststellen inzake geldelijke sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en moeten zij alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat die worden uitgevoerd. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de in hun nationale recht vastgestelde geldelijke sancties doeltreffend, proportioneel en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis stellen en moeten haar onmiddellijk alle latere wijzigingen daarvan meedelen.

(70)

Bij het beoordelen van de passende geldelijke sanctie in individuele gevallen moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met alle relevante omstandigheden, zoals de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, de vraag of de inbreuk opzettelijk of door nalatigheid is begaan, de vraag of de dienstaanbieder verantwoordelijk is gehouden voor soortgelijke inbreuken in het verleden, alsmede met de financiële draagkracht van de aansprakelijk gehouden dienstaanbieder. In uitzonderlijke omstandigheden zou die beoordeling ertoe kunnen leiden dat de tenuitvoerleggingsautoriteit besluit geen geldelijke sancties op te leggen. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan micro-ondernemingen die een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel in een noodgeval niet naleven doordat buiten de normale kantooruren geen personeel beschikbaar is, indien de gegevens onverwijld worden doorgegeven.

(71)

Onverminderd hun gegevensbeschermingsverplichtingen mogen dienstaanbieders niet aansprakelijk worden gesteld in de lidstaten voor aan hun gebruikers of derden berokkende schade die uitsluitend voortkomt uit het te goeder trouw naleven van een CEV of een CEB. De verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de rechtmatigheid van het betrokken bevel, en met name de noodzakelijkheid en evenredigheid ervan, moet berusten bij de uitvaardigende autoriteit.

(72)

Indien de geadresseerde een CEV niet binnen de termijn naleeft of een CEB niet naleeft, zonder redenen op te geven die door de uitvaardigende autoriteit worden aanvaard, en, in voorkomend geval, de tenuitvoerleggingsautoriteit geen van de in deze verordening bedoelde weigeringsgronden heeft aangevoerd, moet de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit kunnen verzoeken het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel ten uitvoer te leggen. Daartoe moet de uitvaardigende autoriteit het betrokken bevel, het desbetreffende door de geadresseerde ingevulde formulier en alle relevante documenten doorgeven aan de tenuitvoerleggingsautoriteit. De uitvaardigende autoriteit moet het betrokken bevel en alle door te geven documenten in een van de door de tenuitvoerleggingsstaat aanvaarde talen vertalen en moet de geadresseerde in kennis stellen van de doorgifte. Die staat dient het betrokken bevel ten uitvoer te leggen overeenkomstig zijn nationaal recht.

(73)

De tenuitvoerleggingsprocedure moet de geadresseerde in staat stellen gronden tegen de tenuitvoerlegging aan te voeren op basis van een lijst van specifieke gronden waarin deze verordening voorziet, waaronder het feit dat het betrokken bevel niet is uitgevaardigd of bekrachtigd door een bevoegde autoriteit zoals bepaald in deze verordening, of indien het bevel geen betrekking heeft op gegevens die door of namens de dienstaanbieder zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van het desbetreffende certificaat. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet kunnen weigeren een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel te erkennen en ten uitvoer te leggen op basis van diezelfde gronden en, in uitzonderlijke situaties, ook wegens kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en in het Handvest. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet de uitvaardigende autoriteit raadplegen alvorens op basis van die gronden te besluiten het bevel niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen. Indien de geadresseerde niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van een erkend Europees verstrekkingsbevel of Europees bewaringsbevel waarvan de uitvoerbaarheid door de tenuitvoerleggingsautoriteit is bevestigd, moet die autoriteit een geldelijke sanctie opleggen. Die sanctie moet evenredig zijn, met name in het licht van specifieke omstandigheden, zoals herhaalde of systematische niet-naleving.

(74)

De naleving van een Europees verstrekkingsbevel zou in strijd kunnen zijn met een verplichting uit hoofde van het toepasselijk recht van een derde land. Om de courtoisie ten aanzien van de soevereine belangen van derde landen te waarborgen, de betrokkene te beschermen en tegenstrijdige verplichtingen voor dienstaanbieders aan te pakken, voorziet deze verordening in een mechanisme voor rechterlijke toetsing wanneer de naleving van een Europees verstrekkingsbevel dienstaanbieders zou beletten wettelijke verplichtingen uit hoofde van het recht van een derde land na te leven.

(75)

Wanneer een geadresseerde van mening is dat een Europees verstrekkingsbevel in het specifieke geval zou leiden tot de schending van een wettelijke verplichting die voortvloeit uit het recht van een derde land, moet hij of zij de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit door middel van een gemotiveerd bezwaar laten weten waarom hij of zij het bevel niet uitvoert, met gebruikmaking van het in deze verordening vastgestelde formulier. De uitvaardigende autoriteit moet het Europees verstrekkingsbevel toetsen op basis van het gemotiveerde bezwaar en eventuele input van de tenuitvoerleggingsstaat, rekening houdend met dezelfde criteria die de bevoegde rechtbank van de uitvaardigende lidstaat in acht zou moeten nemen. Indien de uitvaardigende autoriteit voornemens is het bevel in stand te houden, moet zij verzoeken om een toetsing door de bevoegde rechtbank van de uitvaardigende staat, zoals aangewezen door de desbetreffende lidstaat, die het bevel moet toetsen.

(76)

Om te bepalen of er sprake is van een tegenstrijdige verplichting in de specifieke omstandigheden van de onderzochte zaak, kan de bevoegde rechter waar nodig een beroep doen op passende externe deskundigheid, bijvoorbeeld voor de uitlegging van het recht van het betrokken derde land. Daartoe kan de bevoegde rechtbank bijvoorbeeld de centrale autoriteit van het derde land raadplegen, rekening houdend met Richtlijn (EU) 2016/680. De uitvaardigende staat moet de bevoegde autoriteit van het derde land met name om informatie vragen indien het conflict betrekking heeft op grondrechten of andere fundamentele belangen van het derde land die verband houden met de nationale veiligheid en defensie.

(77)

Deskundigheid op het gebied van uitlegging zou ook kunnen worden verkregen door middel van adviezen van deskundigen, indien deze beschikbaar zijn. Informatie en rechtspraak over de uitlegging van het recht van een derde land en over collusieprocedures in de lidstaten dienen beschikbaar te worden gesteld op een centraal platform, zoals het Siriusproject of het Europees justitieel netwerk, teneinde gebruik te kunnen maken van de ervaring en deskundigheid die is opgedaan inzake dezelfde of soortgelijke kwesties. Dat dergelijke informatie beschikbaar is op een centraal platform, mag niet beletten dat het derde land waar nodig opnieuw wordt geraadpleegd.

(78)

Bij de beoordeling of er sprake is van tegenstrijdige verplichtingen, dient de bevoegde rechtbank te bepalen of het recht van het derde land van toepassing is en zo ja, of het recht van het derde land de openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het recht van het derde land de openbaarmaking van de gegevens verbiedt, moet die rechtbank beslissen of het Europees verstrekkingsbevel in stand moet worden gehouden dan wel moet worden ingetrokken, door een aantal elementen af te wegen die bedoeld zijn voor het vaststellen van de sterkte van de band met een van de twee betrokken jurisdicties, de respectieve belangen bij het verkrijgen van de gegevens of juist het voorkomen van de openbaarmaking daarvan, en de mogelijke gevolgen van de naleving van het bevel voor de geadresseerde of de dienstaanbieder. Bij het verrichten van de beoordeling moet bijzondere aandacht worden besteed en moet een bijzonder gewicht worden toegekend aan de bescherming van de grondrechten door het betreffende recht van het derde land en aan andere fundamentele belangen, zoals de nationale veiligheidsbelangen van het derde land en de mate waarin de strafzaak verband houdt met een van de twee jurisdicties. Indien de rechtbank beslist het bevel in te trekken, moet zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis stellen. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het bevel in stand moet worden gehouden, moet zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis stellen, waarna de geadresseerde tot de uitvoering van het bevel moet overgaan. De uitvaardigende autoriteit moet de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis stellen van de uitkomst van de toetsingsprocedure.

(79)

De in deze verordening uiteengezette voorwaarden voor de uitvoering van een CEV moeten ook gelden wanneer er sprake is van tegenstrijdige verplichtingen die voorvloeien uit het recht van een derde land. Indien de naleving van een Europees verstrekkingsbevel dienstaanbieders zou beletten te voldoen aan een wettelijke verplichting die voortvloeit uit het recht van een derde land, moeten de door dat bevel gevraagde gegevens daarom tijdens de rechterlijke toetsing worden bewaard. Indien de bevoegde rechtbank na de rechterlijke toetsing besluit een Europees verstrekkingsbevel in te trekken, moet het mogelijk zijn een nieuw Europees bewaringsbevel uit te vaardigen waarmee de uitvaardigende autoriteit de verstrekking van gegevens via andere kanalen, zoals wederzijdse rechtshulp, kan pogen te verkrijgen.

(80)

Het is van essentieel belang dat alle personen wier gegevens worden opgevraagd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of een strafprocedure, toegang hebben tot een doeltreffende voorziening in rechte, overeenkomstig artikel 47 van het Handvest. In overeenstemming met dat vereiste en onverminderd verdere rechtsmiddelen die krachtens het nationaal recht beschikbaar zijn, moet iedere persoon om wiens gegevens via een Europees verstrekkingsbevel is gevraagd, recht hebben op doeltreffende rechtsmiddelen tegen dat bevel. Indien die persoon een verdachte of beklaagde is, moet die persoon recht hebben op doeltreffende rechtsmiddelen tijdens de strafprocedure waarin de gegevens als bewijs worden gebruikt. Het recht op doeltreffende rechtsmiddelen dient te worden uitgeoefend voor een rechtbank in de uitvaardigende staat overeenkomstig het nationale recht van die staat en moet de mogelijkheid omvatten om de rechtmatigheid van de maatregel te betwisten, met inbegrip van de noodzaak en evenredigheid ervan, onverminderd de waarborgen van de grondrechten in de tenuitvoerleggingsstaat of aanvullende rechtsmiddelen overeenkomstig het nationale recht. Deze verordening mag geen beperking inhouden van de mogelijke gronden tot betwisting van de rechtmatigheid van een bevel. Het recht op doeltreffende rechtsmiddelen waarin deze verordening voorziet, doet geen afbreuk aan het recht om rechtsmiddelen in te stellen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680. Er moet tijdig informatie worden verstrekt over de mogelijkheden uit hoofde van het nationale recht om rechtsmiddelen in te stellen en er moet voor worden gezorgd dat deze doeltreffend kunnen worden ingezet.

(81)

Er moeten passende kanalen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat alle partijen efficiënt kunnen samenwerken met digitale middelen, via een gedecentraliseerd informatietechnologiesysteem (IT-systeem) dat een snelle, rechtstreekse, interoperabele, duurzame, betrouwbare en beveiligde grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van formulieren, gegevens en informatie in verband met zaken mogelijk maakt.

(82)

Om een efficiënte en beveiligde schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers van dienstaanbieders uit hoofde van deze verordening mogelijk te maken, moeten die aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers worden toegerust met elektronische middelen om toegang krijgen tot de door de lidstaten beheerde nationale IT-systemen die deel uitmaken van het gedecentraliseerde IT-systeem.

(83)

Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de IT-systemen van de lidstaten en de agentschappen en organen van de Unie en interoperabele toegangspunten die die IT-systemen met elkaar verbinden. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten gebaseerd zijn op het bij Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad (24) ingestelde e-Codex-systeem.

(84)

Dienstaanbieders die gebruikmaken van op maat gemaakte IT-oplossingen voor de uitwisseling van informatie en gegevens in verband met verzoeken om elektronisch bewijsmateriaal moeten worden toegerust met geautomatiseerde middelen om toegang te krijgen tot de gedecentraliseerde IT-systemen door middel van een gemeenschappelijke norm voor gegevensuitwisseling.

(85)

In de regel moet alle schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten of tussen bevoegde autoriteiten en aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers verlopen via het gedecentraliseerde IT-systeem. Alternatieve middelen mogen alleen worden gebruikt wanneer het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem niet mogelijk is, bijvoorbeeld door specifieke forensische vereisten, omdat de hoeveelheid over te dragen gegevens wordt beperkt door technische capaciteitsbeperkingen of omdat in een noodgeval contact moet worden opgenomen met een andere vestiging die niet op het gedecentraliseerde IT-systeem is aangesloten. In dergelijke gevallen moet de doorgifte plaatsvinden op de meest geschikte alternatieve wijze, rekening houdend met de noodzaak om een snelle, beveiligde en betrouwbare informatie-uitwisseling te waarborgen.

(86)

Om ervoor te zorgen dat het gedecentraliseerde IT-systeem een volledig register van schriftelijke uitwisselingen uit hoofde van deze verordening bevat, moet elke op alternatieve wijze verrichte doorgifte onverwijld in het gedecentraliseerde IT-systeem worden geregistreerd.

(87)

Het gebruik van mechanismen voor het waarborgen van de authenticiteit als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (25) moet in overweging worden genomen.

(88)

Dienstaanbieders, met name kleine en middelgrote ondernemingen, mogen niet worden geconfronteerd met onevenredige kosten in verband met het opzetten en het beheer van het gedecentraliseerde IT-systeem. Als onderdeel van het creëren, het onderhoud en de ontwikkeling van de referentie-implementatie moet de Commissie daarom ook een webinterface beschikbaar stellen waarmee dienstaanbieders veilig met de autoriteiten kunnen communiceren zonder dat zij hun eigen specifieke infrastructuur hoeven op te zetten om toegang te krijgen tot het gedecentraliseerde IT-systeem.

(89)

Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn om door de Commissie ontwikkelde software, namelijk de referentie-implementatiesoftware, te gebruiken in plaats van een nationaal IT-systeem. Die referentie-implementatiesoftware moet gebaseerd zijn op een modulaire structuur, wat betekent dat de software als pakket los van de e-Codex-systeemcomponenten die nodig zijn om de software aan te sluiten op het gedecentraliseerde IT-systeem wordt geleverd. Die structuur moet de lidstaten in staat stellen hun bestaande respectieve nationale infrastructuur voor justitiële communicatie te hergebruiken of te verbeteren met het oog op grensoverschrijdend gebruik.

(90)

De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, het onderhoud en de ontwikkeling van de referentie-implementatiesoftware. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden overeenkomstig de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (26), Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen en een hoog niveau van cyberbeveiliging. Het is van belang dat de referentie-implementatiesoftware ook passende technische maatregelen omvat en het mogelijk maakt de nodige organisatorische maatregelen te nemen om een passend niveau van beveiliging en interoperabiliteit te waarborgen.

(91)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (27).

(92)

Voor gegevensuitwisselingen die via het gedecentraliseerde IT-systeem plaatsvinden of in het gedecentraliseerde IT-systeem worden geregistreerd, moeten de lidstaten via hun nationale portalen statistieken kunnen verzamelen om aan hun monitoring- en rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.

(93)

Om de outputs, resultaten en effecten van deze verordening te monitoren, moet de Commissie jaarlijks een verslag over het voorgaande kalenderjaar publiceren, op basis van gegevens die van de lidstaten zijn verkregen. Daartoe moeten de lidstaten uitgebreide statistieken verzamelen en aan de Commissie verstrekken over de verschillende aspecten van deze verordening, per soort gevraagde gegevens, de geadresseerden en of het al dan niet om een noodgeval ging.

(94)

Het gebruik van vooraf vertaalde standaardformulieren zou de samenwerking en de uitwisseling van informatie uit hoofde van deze verordening vergemakkelijken en aldus een snellere en doeltreffendere communicatie op een gebruikersvriendelijke manier mogelijk maken. Dergelijke formulieren zouden leiden tot lagere vertaalkosten en zouden bijdragen tot een hoge kwaliteit van de communicatie. Op dezelfde wijze zouden antwoordformulieren een gestandaardiseerde uitwisseling van informatie mogelijk maken, met name wanneer dienstaanbieders niet in staat zijn om het bevel na te leven omdat de gebruikersaccount niet bestaat of omdat er geen gegevens beschikbaar zijn. De formulieren waarin deze verordening voorziet, zouden ook het verzamelen van statistische gegevens vergemakkelijken.

(95)

Teneinde doeltreffend te voorzien in een eventuele behoefte aan verbeteringen van de inhoud van de CEV- en CEB-formulieren en van de formulieren die moeten worden gebruikt om informatie te verstrekken over de onmogelijkheid om een CEV of een CEB uit te voeren, om de uitvaardiging van verstrekkingsverzoeken na een Europees bewaringsbevel te bevestigen en om de bewaringstermijn van elektronisch bewijsmateriaal te verlengen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen tot wijziging van de formulieren waarin deze verordening voorziet. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (28). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(96)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Unie-instrumenten, -overeenkomsten en -regelingen of andere internationale instrumenten, overeenkomsten en regelingen betreffende het vergaren van bewijsmateriaal dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt. De autoriteiten van de lidstaten moeten het instrument kiezen dat het best past bij de zaak in kwestie. In sommige gevallen geven zij er misschien de voorkeur aan Unie-instrumenten, -overeenkomsten en -regelingen of andere internationale instrumenten, overeenkomsten en regelingen te gebruiken wanneer zij een reeks van verschillende soorten onderzoeksmaatregelen verlangen, die verder kunnen gaan dan de verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal uit een andere lidstaat. De lidstaten moeten de Commissie uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis stellen van de in deze verordening bedoelde bestaande instrumenten, overeenkomsten en regelingen die zij zullen blijven toepassen. De lidstaten stellen de Commissie ook in kennis van nieuwe overeenkomsten of regelingen zoals bedoeld in deze verordening, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.

(97)

Gezien de technologische ontwikkelingen kunnen er binnen een paar jaar nieuwe communicatievormen gangbaar zijn of zouden er leemtes kunnen ontstaan in de toepassing van deze verordening. Daarom is het belangrijk te voorzien in een evaluatie van de toepassing ervan.

(98)

De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren op basis van vijf criteria: doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de Unie. Deze evaluatie moet de basis vormen voor effectbeoordelingen van eventuele verdere maatregelen. Het evaluatieverslag moet een beoordeling bevatten van de toepassing van deze verordening en van de bereikte resultaten met betrekking tot de doelstellingen ervan, alsook een beoordeling van de gevolgen van deze verordening voor de grondrechten. De Commissie moet regelmatig informatie verzamelen waarmee bij de evaluatie van deze verordening rekening kan worden gehouden.

(99)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het beter grensoverschrijdend veiligstellen en verkrijgen van elektronisch bewijsmateriaal, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt gelet op het grensoverschrijdende karakter ervan, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(100)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, heeft Ierland laten weten dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

(101)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(102)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd in overeenstemming met artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 6 november 2019 een advies uitgebracht (29),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening voorziet in de regels uit hoofde waarvan een autoriteit van een lidstaat in strafzaken een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel kan uitvaardigen en een dienstaanbieder die in de Unie diensten aanbiedt en in een andere lidstaat is gevestigd of, indien die niet is gevestigd, wordt vertegenwoordigd door een wettelijke vertegenwoordiger in een andere lidstaat, kan bevelen elektronisch bewijsmateriaal te verstrekken of te bewaren, ongeacht de locatie van de gegevens.

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de nationale autoriteiten om in contact te treden met op hun grondgebied gevestigde of vertegenwoordigde dienstaanbieders om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de nationale maatregelen die vergelijkbaar zijn met de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

2.   Om uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel of van een Europees bewaringsbevel kan ook worden verzocht door een verdachte of beklaagde, of namens die persoon door een advocaat, binnen het kader van de toepasselijke rechten op verdediging in overeenstemming met het nationale strafprocesrecht.

3.   Deze verordening brengt geen wijziging met zich van de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de rechtsbeginselen die zijn neergelegd in het Handvest en in artikel 6 VEU, en laat alle verplichtingen die in dat verband op de rechtshandhavingsautoriteiten of rechterlijke instanties rusten, onverlet. Deze verordening geldt onverminderd fundamentele beginselen zoals met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid en pluriformiteit van de media, de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens en het recht op effectieve rechterlijke bescherming.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op dienstaanbieders die diensten aanbieden in de Unie.

2.   Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen kunnen uitsluitend in het kader van en ten behoeve van strafprocedures worden uitgevaardigd, en voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die of een aanhoudingsbevel voor ten minste vier maanden, na een strafrechtelijke procedure, opgelegd bij een beslissing die niet bij verstek is genomen, in gevallen waarin de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken. Dergelijke bevelen kunnen ook worden uitgevaardigd in een procedure betreffende een strafbaar feit waarvoor een rechtspersoon in de uitvaardigende staat aansprakelijk kan zijn of kan worden bestraft.

3.   Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen kunnen uitsluitend worden uitgevaardigd voor gegevens die betrekking hebben op de in artikel 3, punt 3, vermelde diensten die in de Unie worden aangeboden.

4.   Deze verordening is niet van toepassing op procedures die worden ingeleid ten behoeve van de verstrekking van wederzijdse rechtshulp aan een andere lidstaat of een derde land.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“Europees verstrekkingsbevel”: een beslissing waarbij de verstrekking wordt gelast van elektronisch bewijsmateriaal, die overeenkomstig artikel 4, leden 1, 2, 4 en 5 door een rechterlijke autoriteit van een lidstaat is uitgevaardigd of gevalideerd, en die is gericht aan een aangewezen vestiging of aan een wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder die diensten aanbiedt in de Unie, wanneer die aangewezen vestiging of wettelijke vertegenwoordiger in een andere aan deze verordening gebonden lidstaat is gevestigd;

2)

“Europees bewaringsbevel”: een beslissing waarbij de bewaring wordt gelast van elektronisch bewijsmateriaal met het oog op een aansluitend verstrekkingsverzoek, en die overeenkomstig artikel 4, leden 3, 4 en 5 door een rechterlijke autoriteit van een lidstaat is uitgevaardigd of gevalideerd, en die is gericht aan een aangewezen vestiging of aan een wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder die diensten aanbiedt in de Unie, wanneer die aangewezen vestiging of wettelijke vertegenwoordiger in een andere aan deze verordening gebonden lidstaat is gevestigd;

3)

“dienstaanbieder”: een natuurlijke of rechtspersoon die een of meer van de volgende categorieën diensten verleent, met uitzondering van financiële diensten als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt b), van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (30):

a)

elektronischecommunicatiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972;

b)

diensten in verband met internetdomeinnamen en IP-nummering, zoals de toewijzing van IP-adressen, domeinnaamregisters en -registrators en met domeinnamen verband houdende privacy- en proxydiensten;

c)

andere diensten van de informatiemaatschappij zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535, die:

i)

hun gebruikers in staat stellen met elkaar te communiceren, of

ii)

het mogelijk maken gegevens op te slaan of anderszins te verwerken namens de gebruikers aan wie de dienst wordt verleend, op voorwaarde dat de gegevensopslag een wezenlijk onderdeel is van de aan de gebruiker verleende dienst;

4)

“diensten aanbieden in de Unie”:

a)

natuurlijke of rechtspersonen in een lidstaat in staat stellen om gebruik te maken van de in punt 3) vermelde diensten, en

b)

beschikken over een op specifieke feitelijke criteria gebaseerde wezenlijke band met de in punt a) bedoelde lidstaat; een dergelijke wezenlijke band wordt geacht te bestaan wanneer de dienstaanbieder een vestiging in de lidstaat heeft of, als dat niet het geval is, wanneer er sprake is van een aanzienlijk aantal gebruikers in één of meer lidstaten of wanneer activiteiten op één of meer lidstaten zijn gericht;

5)

“vestiging”: een entiteit die daadwerkelijk voor onbepaalde tijd een economische activiteit uitoefent door middel van een duurzame infrastructuur van waaruit diensten worden verstrekt of van waaruit het bedrijf wordt geleid;

6)

“aangewezen vestiging”: een vestiging met rechtspersoonlijkheid die schriftelijk door een dienstaanbieder is aangewezen die is gevestigd in een lidstaat die deelneemt aan een rechtsinstrument zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn (EU) 2023/1544, voor de doeleinden zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 1, van die richtlijn;

7)

“wettelijke vertegenwoordiger”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk is aangesteld door een dienstaanbieder die niet gevestigd is in een lidstaat die deelneemt aan een rechtsinstrument zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn (EU) 2023/1544, voor de doeleinden zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 1, van die richtlijn;

8)

“elektronisch bewijsmateriaal”: abonneegegevens, verkeersgegevens of inhoudelijke gegevens die door of namens een dienstaanbieder in elektronische vorm zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van een certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) of van een certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB);

9)

“abonneegegevens”: gegevens die in het bezit zijn van een dienstaanbieder in het kader van een abonnement op zijn diensten en die betrekking hebben op:

a)

de identiteit van een abonnee of klant, zoals opgegeven naam, geboortedatum, postadres of geografisch adres, facturatie- en betalingsgegevens, telefoonnummer of e-mailadres;

b)

de aard en de duur van de dienst, met inbegrip van technische gegevens en gegevens ter identificatie van gerelateerde technische maatregelen of interfaces die op het moment van de initiële registratie of activering worden gebruikt door of verstrekt aan de abonnee of klant, en gegevens met betrekking tot de validering van het gebruik van de dienst, met uitzondering van wachtwoorden of andere authenticatiemiddelen die in plaats van een wachtwoord worden gebruikt en door een gebruiker worden verstrekt of op zijn of haar verzoek worden gecreëerd;

10)

“gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker”: IP-adressen en, indien nodig, de relevante bronpoorten en tijdstempel, met name de datum en het tijdstip, of de technische equivalenten van die identificatoren alsook daarmee verband houdende informatie, wanneer rechtshandhavingsinstanties of rechterlijke autoriteiten hierom verzoeken met als enig doel de gebruiker te identificeren in het kader van een specifiek strafrechtelijk onderzoek;

11)

“verkeersgegevens”: gegevens in verband met de verlening van een door een dienstaanbieder aangeboden dienst, die dienen om achtergrondinformatie of aanvullende informatie over die dienst te verstrekken en door een informatiesysteem van de dienstaanbieder zijn gegenereerd of verwerkt, zoals de herkomst en de bestemming van een bericht of een ander type interactie, de locatie van het apparaat, de datum, het tijdstip, de duur, de omvang, de route, de vorm, het gebruikte protocol en het type compressie, en andere elektronischecommunicatiemetagegevens, en gegevens, andere dan abonneegegevens, betreffende de aanvang en beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker tot een dienst, zoals de datum en het tijdstip van het gebruik, het inloggen in en het uitloggen uit de dienst;

12)

“inhoudelijke gegevens”: gegevens die in digitale vorm zijn opgeslagen, zoals tekst, spraak, video’s, beelden en geluid, en die geen abonneegegevens of verkeersgegevens zijn;

13)

“informatiesysteem”: informatiesysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (31);

14)

“uitvaardigende staat”: de lidstaat waar het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel is uitgevaardigd;

15)

“uitvaardigende autoriteit”: de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende staat die overeenkomstig artikel 4 een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel kan uitvaardigen;

16)

“tenuitvoerleggingsstaat”: de lidstaat waar de aangewezen vestiging is gevestigd of waar de wettelijke vertegenwoordiger verblijft, en waaraan een Europees verstrekkingsbevel en een CEV of een Europees bewaringsbevel en een CEB worden doorgegeven door de uitvaardigende autoriteit met het oog op kennisgeving of met het oog op tenuitvoerlegging overeenkomstig deze verordening:

17)

“tenuitvoerleggingsautoriteit”: de autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die overeenkomstig het nationale recht van die staat bevoegd is een Europees verstrekkingsbevel en een CEV of een Europees bewaringsbevel en een CEB te ontvangen die door de uitvaardigende autoriteit met het oog op kennisgeving of tenuitvoerlegging overeenkomstig deze verordening worden doorgegeven;

18)

“noodgeval”: een situatie waarin er sprake is van een onmiddellijke bedreiging voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon of voor een kritieke infrastructuur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2008/114/EG, wanneer de verstoring of vernietiging van een dergelijke kritieke infrastructuur een onmiddellijke bedreiging zou vormen voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon, onder meer in de vorm van ernstige nadelige gevolgen voor de verstrekking van basisvoorzieningen aan de bevolking of voor de uitoefening van de kerntaken van de overheid;

19)

“verwerkingsverantwoordelijke”: verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 7), van Verordening (EU) 2016/679;

20)

“verwerker”: verwerker zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 8), van Verordening (EU) 2016/679;

21)

“gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en elk agentschap of orgaan van de Unie opererende IT-systemen en interoperabele toegangspunten, dat het mogelijk maakt om op een veilige en betrouwbare manier over de grenzen heen informatie uit te wisselen.

HOOFDSTUK II

EUROPEES VERSTREKKINGSBEVEL, EUROPEES BEWARINGSBEVEL EN CERTIFICATEN

Artikel 4

Uitvaardigende autoriteit

1.   Een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van abonneegegevens of gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in de zin van artikel 3, punt 10), kan uitsluitend worden uitgevaardigd door:

a)

een in de betrokken zaak bevoegde rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager, of

b)

elke andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de betrokken zaak optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot het vergaren van bewijsmateriaal; in een dergelijk geval wordt het Europees verstrekkingsbevel, nadat is nagegaan of het voldoet aan de uit hoofde van deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager in de uitvaardigende staat.

2.   Een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens kan uitsluitend worden uitgevaardigd door:

a)

een in de betrokken zaak bevoegde rechter, rechtbank of onderzoeksrechter, of

b)

elke andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de betrokken zaak optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot het vergaren van bewijsmateriaal; in een dergelijk geval wordt het Europees verstrekkingsbevel, nadat is nagegaan of het voldoet aan de uit hoofde van deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank of onderzoeksrechter in de uitvaardigende staat.

3.   Een Europees bewaringsbevel voor gegevens van eender welke categorie kan uitsluitend worden uitgevaardigd door:

a)

een in de betrokken zaak bevoegde rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager, of

b)

elke andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de betrokken zaak optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot het vergaren van bewijsmateriaal; in een dergelijk geval wordt het Europees bewaringsbevel, nadat is nagegaan of het voldoet aan de uit hoofde van deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees bewaringsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager in de uitvaardigende staat.

4.   Wanneer een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel op grond van lid 1, punt b), lid 2, punt b), of lid 3, punt b), door een rechterlijke autoriteit is bekrachtigd, kan deze autoriteit ook als een uitvaardigende autoriteit worden beschouwd voor de doorgifte van het CEV en het CEB.

5.   In een geldig vastgesteld noodgeval, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 18), kunnen de in lid 1, punt b), en lid 3, punt b), van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteiten bij wijze van uitzondering een Europees verstrekkingsbevel uitvaardigen voor abonneegegevens of voor gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of een Europees bewaringsbevel uitvaardigen zonder voorafgaande bekrachtiging van het desbetreffende bevel, indien de bekrachtiging niet tijdig kan worden verkregen en indien die autoriteiten in een soortgelijke nationale zaak zonder voorafgaande bekrachtiging een bevel kunnen uitvaardigen. De uitvaardigende autoriteit zorgt zo snel mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van 48 uur voor de bekrachtiging achteraf van het betrokken bevel. Indien een dergelijke bekrachtiging achteraf van het desbetreffende bevel niet wordt verleend, trekt de uitvaardigende autoriteit het bevel onmiddellijk in en verwijdert zij de verkregen gegevens of beperkt zij het gebruik daarvan op een andere wijze.

6.   Elke lidstaat kan een of meer centrale autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de administratieve toezending van CEV’s en CEB’s, van Europese verstrekkings- en bewaringsbevelen en van kennisgevingen, voor de ontvangst van gegevens en kennisgevingen, alsook voor de toezending van andere officiële briefwisseling met betrekking tot dergelijke certificaten of bevelen.

Artikel 5

Voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees verstrekkingsbevel

1.   Een uitvaardigende autoriteit mag een Europees verstrekkingsbevel slechts uitvaardigen wanneer is voldaan aan alle in dit artikel uiteengezette voorwaarden.

2.   Een Europees verstrekkingsbevel is noodzakelijk voor en evenredig met het oog op de in artikel 2, lid 3, bedoelde procedures, rekening houdend met de rechten van de verdachte of beklaagde, en mag slechts worden uitgevaardigd indien een soortgelijk bevel zou kunnen zijn uitgevaardigd onder dezelfde voorwaarden in een soortgelijk nationaal geval.

3.   Een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van abonneegegevens of voor het verkrijgen van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), mag worden uitgevaardigd voor alle strafbare feiten en voor de tenuitvoerlegging, na een strafprocedure, van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van ten minste vier maanden die is opgelegd bij een niet bij verstek gewezen beslissing, in gevallen waarin de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken.

4.   Een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), van deze verordening of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens mag uitsluitend worden uitgevaardigd:

a)

voor strafbare feiten waarop in de uitvaardigende een vrijheidsstraf staat met een maximum van ten minste drie jaar, of

b)

voor de volgende strafbare feiten, indien zij geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd door middel van een informatiesysteem:

i)

strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 8 van Richtlijn (EU) 2019/713 van het Europees Parlement en de Raad (32);

ii)

strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU;

iii)

strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 8 van Richtlijn 2013/40/EU;

c)

voor strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 12 en artikel 14 van Richtlijn (EU) 2017/541;

d)

voor de tenuitvoerlegging, na afloop van een strafprocedure, van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel van ten minste vier maanden die is opgelegd bij een niet bij verstek gewezen beslissing, in gevallen waarin de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken, met betrekking tot in de punten a), b) en c) van dit lid bedoelde strafbare feiten.

5.   Een Europees verstrekkingsbevel bevat de volgende informatie:

a)

de uitvaardigende autoriteit en, in voorkomend geval, de bekrachtigende autoriteit;

b)

de in artikel 7 bedoelde geadresseerde van het Europees verstrekkingsbevel;

c)

de gebruiker, behalve wanneer het bevel als enig doel heeft de gebruiker te identificeren, of een andere unieke identificator, zoals naam, login-ID of rekeningnaam, waarmee de gevraagde gegevens kunnen worden achterhaald;

d)

de categorie van de gevraagde gegevens zoals gedefinieerd in artikel 3, punten 9) tot en met 12;

e)

in voorkomende geval, de tijdspanne van de gegevens waarvoor om verstrekking wordt verzocht;

f)

de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen van de uitvaardigende staat;

g)

in noodgevallen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 18), de naar behoren gemotiveerde redenen voor de noodsituatie;

h)

in gevallen waarin het Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks is gericht aan de dienstaanbieder, die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke opslaat of anderszins verwerkt, een bevestiging dat is voldaan aan de in lid 6 van dit artikel uiteengezette voorwaarden;

i)

de redenen om te bepalen dat het Europees verstrekkingsbevel voldoet aan de voorwaarden van noodzaak en evenredigheid uit hoofde van lid 2 van dit artikel;

j)

een korte beschrijving van de zaak.

6.   Een Europees verstrekkingsbevel wordt gericht aan de dienstaanbieder die optreedt als verwerkingsverantwoordelijken in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679.

Bij wijze van uitzondering kan het Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks worden gericht aan de dienstaanbieder die de gegevens opslaat of anderszins verwerkt namens de verwerkingsverantwoordelijke, indien:

a)

de verwerkingsverantwoordelijke niet kan worden geïdentificeerd ondanks redelijke inspanningen van de uitvaardigende autoriteit, of

b)

contact opnemen met de verwerkingsverantwoordelijke schadelijk kan zijn voor het onderzoek.

7.   Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 stelt de verwerker die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke opslaat of anderszins verwerkt, de verwerkingsverantwoordelijke in kennis van de verstrekking van de gegevens, tenzij de uitvaardigende autoriteit de dienstaanbieder heeft verzocht de verwerkingsverantwoordelijke niet te informeren, zolang dit noodzakelijk en evenredig is, teneinde de desbetreffende strafprocedure niet te belemmeren. In dat geval vermeldt de uitvaardigende autoriteit in het procesdossier de redenen voor het uitstel van de kennisgeving aan de verwerkingsverantwoordelijke. Aan het CEV wordt ook een korte motivering toegevoegd.

8.   Wanneer de gegevens worden opgeslagen of anderszins verwerkt in het kader van een door een dienstaanbieder aan een overheidsinstantie geleverde infrastructuur, mag een Europees verstrekkingsbevel uitsluitend worden uitgevaardigd indien de overheidsinstantie waarvoor de gegevens zijn opgeslagen of anderszins worden verwerkt, zich in de uitvaardigende staat bevindt.

9.   In gevallen waarin gegevens die uit hoofde van het recht van de uitvaardigende staat onder het beroepsgeheim vallen, worden opgeslagen of anderszins verwerkt door een dienstaanbieder in het kader van een infrastructuur die wordt verstrekt aan beroepsbeoefenaars voor wie het beroepsgeheim geldt (“verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar”), in hun zakelijke hoedanigheid, mag een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens alleen worden uitgevaardigd:

a)

indien de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar in de uitvaardigende staat verblijft;

b)

indien contact opnemen met de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar schadelijk kan zijn voor het onderzoek, of

c)

indien het beroepsgeheim overeenkomstig het toepasselijke recht is opgeheven.

10.   Indien de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat de verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of de inhoudelijke gegevens waarom met het Europees verstrekkingsbevel wordt verzocht, worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten, of dat die gegevens in die staat zijn onderworpen aan voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media, kan de uitvaardigende autoriteit opheldering zoeken alvorens het Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen, onder meer door de bevoegde autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat te raadplegen, hetzij rechtstreeks hetzij via Eurojust of het Europees justitieel netwerk.

De uitvaardigende autoriteit mag geen Europees verstrekkingsbevel uitvaardigen indien zij van oordeel is dat de gevraagde verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of de inhoudelijke gegevens worden beschermd door voorrechten of immuniteiten uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, of dat die gegevens in die staat zijn onderworpen aan voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media.

Artikel 6

Voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees bewaringsbevel

1.   Een uitvaardigende autoriteit mag slechts een Europees bewaringsbevel uitvaardigen wanneer is voldaan aan alle in dit artikel uiteengezette voorwaarden. Artikel 5, lid 8, is van overeenkomstige toepassing.

2.   Een Europees bewaringsbevel moet noodzakelijk zijn voor en evenredig zijn met de doelstelling om te verhinderen dat gegevens worden verwijderd, gewist of gewijzigd, met het oog op de indiening van een aansluitend verstrekkingsverzoek van die gegevens door middel van wederzijdse rechtshulp, een Europees onderzoeksbevel (EOB) of een Europees verstrekkingsbevel, rekening houdend met de rechten van de verdachte of beklaagde.

3.   Een Europees bewaringsbevel kan worden uitgevaardigd voor alle strafbare feiten indien zij zouden kunnen worden uitgevaardigd onder dezelfde voorwaarden in een soortgelijk binnenlands geval, en voor de tenuitvoerlegging, na een strafprocedure, van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van ten minste vier maanden die is opgelegd bij een niet bij verstek gewezen beslissing, in gevallen waarin de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken.

4.   Een Europees bewaringsbevel bevat de volgende informatie:

a)

de uitvaardigende autoriteit en, in voorkomend geval, de bekrachtigende autoriteit;

b)

de in artikel 7 bedoelde geadresseerde van het Europees bewaringsbevel;

c)

de gebruiker, behalve wanneer het bevel als enig doel heeft de gebruiker te identificeren, of een andere unieke identificator, zoals gebruikersnaam, login-ID of rekeningnaam, waarmee de gegevens waarvoor om bewaring wordt verzocht, kunnen worden achterhaald;

d)

de categorie van de gevraagde gegevens zoals gedefinieerd in artikel 3, punten 9) tot en met 12;

e)

in voorkomend geval, de tijdspanne waarop de gegevens waarvoor om bewaring wordt verzocht, betrekking hebben;

f)

de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen van de uitvaardigende staat;

g)

de redenen om te bepalen dat het Europees bewaringsbevel voldoet aan de voorwaarden van noodzaak en evenredigheid uit hoofde van lid 2 van dit artikel.

Artikel 7

Geadresseerden van Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen

1.   Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen worden rechtstreeks gericht aan een aangewezen vestiging of aan een wettelijke vertegenwoordiger van de betrokken dienstaanbieder.

2.   Bij wijze van uitzondering, in noodgevallen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 18), wanneer de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder niet binnen de gestelde termijnen op een CEV of CEB reageert, kan dat CEV of CEB worden gericht aan elke andere vestiging of wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder in de Unie.

Artikel 8

Kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit

1.   Wanneer een Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, stelt de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit daarvan in kennis door het CEV te doen toekomen aan die autoriteit op hetzelfde moment waarop zij het CEV doet toekomen aan de geadresseerde overeenkomstig artikel 9, leden 1 en 2.

2.   Lid 1 is niet van toepassing indien de uitvaardigende autoriteit ten tijde van de uitvaardiging van het bevel redelijke gronden heeft om aan te nemen dat:

a)

het strafbaar feit is gepleegd, wordt gepleegd of waarschijnlijk zal worden gepleegd in de uitvaardigende staat, en

b)

de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft.

3.   Wanneer de uitvaardigende autoriteit het in lid 1 van dit artikel bedoelde CEV doet toekomen aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, voegt zij hieraan indien toepasselijk alle aanvullende informatie toe die nodig kan zijn voor de beoordeling van de mogelijkheid om een weigeringsgrond aan te voeren overeenkomstig artikel 12.

4.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit heeft een schorsende werking op de verplichtingen van de geadresseerde zoals uiteengezet in artikel 10, behalve in noodgevallen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 18).

Artikel 9

Certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) en certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB)

1.   Een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel wordt aan de in artikel 7 gedefinieerde geadresseerde doorgegeven door middel van een CEV respectievelijk een CEB.

De uitvaardigende autoriteit of, indien toepasselijk, de bekrachtigende autoriteit vult het in bijlage I opgenomen CEV of het in bijlage II opgenomen CEB in, ondertekent het en verklaart dat de inhoud ervan nauwkeurig en correct is.

2.   Een CEV bevat de in artikel 5, lid 5, punten a) tot en met h), vermelde informatie, met inbegrip van informatie die voor de geadresseerde toereikend is om de uitvaardigende autoriteit en indien nodig de tenuitvoerleggingsautoriteit te identificeren en daarmee contact op te nemen.

Indien op grond van artikel 8 een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, bevat het aan die autoriteit toegezonden CEV de in artikel 5, lid 5, punten a) tot en met j), vermelde informatie.

3.   Een CEB bevat de in artikel 6, lid 4, punten a) tot en met f), vermelde informatie, met inbegrip van informatie die voor de geadresseerde toereikend is om de uitvaardigende autoriteit te identificeren en daarmee contact op te nemen.

4.   Zo nodig wordt het CEV of CEB vertaald in een door de geadresseerde aanvaarde officiële taal van de Unie zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn (EU) 2023/1544 geadresseerde. Als de dienstaanbieder geen specifieke taal heeft opgegeven, wordt het CEV of CEB vertaald in een officiële taal van de lidstaat waar de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder zich bevindt.

Indien op grond van artikel 8 een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, wordt het CEV dat aan die autoriteit moet worden toegezonden, vertaald in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere door die staat aanvaarde officiële taal van de Unie.

Artikel 10

Uitvoering van een CEV

1.   Na ontvangst van een CEV treedt de geadresseerde spoedig in actie om de gevraagde gegevens te bewaren.

2.   Indien op grond van artikel 8 een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is en indien die autoriteit binnen tien dagen na ontvangst van het CEV geen weigeringsgrond heeft aangevoerd overeenkomstig artikel 12, zorgt de geadresseerde ervoor dat de gevraagde gegevens aan het eind van die periode van tien dagen rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit nog voor het einde van die periode van tien dagen aan de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde bevestigt dat zij geen weigeringsgrond zal aanvoeren, handelt de geadresseerde zo snel mogelijk na een dergelijke bevestiging en ten laatste aan het einde van die periode van tien dagen.

3.   Indien een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8 niet vereist is, zorgt de geadresseerde er na ontvangst van een CEV voor dat de gevraagde gegevens uiterlijk tien dagen na ontvangst van het CEV rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden.

4.   In noodgevallen geeft de geadresseerde de gevraagde gegevens onverwijld door, uiterlijk binnen acht uur na ontvangst van het CEV. Indien een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8 vereist is, kan de tenuitvoerleggingsautoriteit, indien zij besluit een weigeringsgrond aan te voeren overeenkomstig artikel 12, lid 1, de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde er onverwijld en uiterlijk binnen 96 uur na ontvangst van de kennisgeving van in kennis stellen dat zij bezwaar maakt tegen het gebruik van de gegevens of dat de gegevens alleen mogen worden gebruikt op de voorwaarden die zij stelt. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit een weigeringsgrond aanvoert en de geadresseerde de gegevens reeds heeft doen toekomen aan de uitvaardigende autoriteit, wist de uitvaardigende autoriteit de gegevens of beperkt zij het gebruik ervan op een andere wijze. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit voorwaarden heeft vastgesteld voor het gebruik van de gegevens, neemt de uitvaardigende autoriteit deze voorwaarden in acht bij het gebruik van de gegevens.

5.   Indien de geadresseerde, uitsluitend op basis van de informatie in het CEV, van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het CEV onverenigbaar zou kunnen zijn met voorrechten of immuniteiten of met voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, stelt de geadresseerde de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit hiervan in kennis door middel van het in bijlage III opgenomen formulier.

Indien er geen kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8, houdt de uitvaardigende autoriteit rekening met de in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie en beslist zij op eigen initiatief of op verzoek van de tenuitvoerleggingsautoriteit of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd.

Indien er op grond van artikel 8 een kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, houdt de uitvaardigende autoriteit rekening met de in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie en beslist zij of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd. De tenuitvoerleggingsautoriteit kan besluiten om de in artikel 12 uiteengezette weigeringsgronden aan te voeren.

6.   Wanneer de geadresseerde zijn of haar verplichting om de gevraagde gegevens te verstrekken niet kan nakomen omdat het CEV onvolledig is, kennelijke fouten bevat of niet voldoende informatie bevat voor de uitvoering van het CEV, informeert de geadresseerde onverwijld de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit evenals, indien er op grond van artikel 8 een kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, de in het CEV vermelde tenuitvoerleggingsautoriteit, en verzoekt hij om opheldering door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier. Tegelijkertijd deelt de geadresseerde de uitvaardigende autoriteit mee of identificatie van de gevraagde gegevens en bewaring van die gegevens zoals uiteengezet in lid 9 van dit artikel mogelijk was.

De uitvaardigende autoriteit reageert spoedig, en uiterlijk binnen vijf dagen na ontvangst van het formulier. De geadresseerde zorgt ervoor dat hij of zij de nodige opheldering of eventuele correcties kan ontvangen van de uitvaardigende autoriteit, zodat hij of zij zijn of haar in de leden 1 tot en met 4 uiteengezette verplichtingen kan nakomen. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde verplichtingen zijn niet van toepassing totdat de uitvaardigende autoriteit of de tenuitvoerleggingsautoriteit een dergelijke opheldering of dergelijke correcties heeft verschaft.

7.   Wanneer de geadresseerde zijn of haar verplichting om de gevraagde gegevens te verstrekken niet kan nakomen vanwege een feitelijke onmogelijkheid die te wijten is aan omstandigheden die niet aan de geadresseerde kunnen worden toegerekend, stelt de geadresseerde de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit evenals, indien er op grond van artikel 8 een kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, de in het CEV vermelde tenuitvoerleggingsautoriteit, daarvan onverwijld in kennis met vermelding van de redenen voor deze feitelijke onmogelijkheid, door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier. Wanneer de uitvaardigende autoriteit concludeert dat er sprake is van een dergelijke feitelijke onmogelijkheid, deelt zij de geadresseerde en, indien er een kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8, de tenuitvoerleggingsautoriteit mee dat het CEV niet langer hoeft te worden uitgevoerd.

8.   In alle gevallen waarin de geadresseerde de gevraagde gegevens niet verstrekt, de gevraagde gegevens niet volledig verstrekt of de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn verstrekt om andere dan de in de leden 5, 6 en 7 van dit artikel bedoelde redenen, stelt de geadresseerde de in het CEV bedoelde uitvaardigende autoriteit en, indien er een kennisgeving is gedaan aan de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8, de in het CEV bedoelde tenuitvoerleggingsautoriteit onverwijld en uiterlijk binnen de termijnen die zijn uiteengezet in leden 2, 3 en 4 van dit artikel in kennis van die redenen, door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier. De uitvaardigende autoriteit beoordeelt het Europees verstrekkingsbevel in het licht van de door de geadresseerde verstrekte informatie en stelt zo nodig een nieuwe termijn vast waarbinnen de geadresseerde de gegevens dient te verstrekken.

9.   De gegevens worden, voor zover mogelijk, bewaard totdat zij worden verstrekt, ongeacht of het verstrekkingsverzoek uiteindelijk gebeurt op basis van een opgehelderd Europees verstrekkingsbevel en het bijbehorende CEV dan wel via andere kanalen, zoals wederzijdse rechtshulp, of totdat het Europees verstrekkingsbevel wordt ingetrokken.

Indien het niet langer noodzakelijk is de gegevens te verstrekken en te bewaren, stelt de uitvaardigende autoriteit, en in voorkomend geval op grond van artikel 16, lid 8, de tenuitvoerleggingsautoriteit, de geadresseerde daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 11

Uitvoering van een CEB

1.   Na ontvangst van een CEB bewaart de geadresseerde onverwijld de gevraagde gegevens. De verplichting tot bewaring van de gegevens eindigt na 60 dagen, tenzij de uitvaardigende autoriteit met gebruikmaking van het in bijlage V opgenomen formulier bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd. Gedurende die periode van 60 dagen kan de uitvaardigende autoriteit de duur van de verplichting tot bewaring van de gegevens met een extra periode van 30 dagen verlengen door gebruik te maken van het in bijlage VI opgenomen formulier, indien dat noodzakelijk is om een aansluitend verstrekkingsverzoek te kunnen uitvaardigen.

2.   Indien de uitvaardigende autoriteit binnen de in lid 1 vastgestelde bewaringstermijn bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, bewaart de geadresseerde de gegevens zolang als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra het aansluitende verstrekkingsverzoek is ontvangen.

3.   Wanneer de bewaring niet langer noodzakelijk is, stelt de uitvaardigende autoriteit de geadresseerde daarvan onverwijld in kennis en eindigt de bewaringsverplichting op grond van het desbetreffende Europees bewaringsbevel.

4.   Indien de geadresseerde, uitsluitend afgaand op de informatie in het CEB, van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het CEB onverenigbaar zou kunnen zijn met voorrechten of immuniteiten of met voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, stelt de geadresseerde de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit hiervan in kennis door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier.

De uitvaardigende autoriteit houdt rekening met de in de eerste alinea bedoelde informatie en beslist op eigen initiatief of op verzoek van de tenuitvoerleggingsautoriteit of het Europees bewaringsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd.

5.   Indien de geadresseerde zijn verplichting tot bewaring van de gevraagde gegevens niet kan nakomen omdat het certificaat onvolledig is, kennelijke fouten bevat of niet voldoende informatie bevat voor de uitvoering van het CEB, informeert de geadresseerde de in het CEB bedoelde uitvaardigende autoriteit onverwijld en verzoekt hij om opheldering door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier.

De uitvaardigende autoriteit reageert spoedig, en uiterlijk binnen vijf dagen na ontvangst van het formulier. De geadresseerde zorgt ervoor dat hij de noodzakelijke opheldering of eventuele correcties kan ontvangen van de uitvaardigende autoriteit, zodat hij kan voldoen aan zijn in de leden 1, 2 en 3 uiteengezette verplichtingen. Indien de uitvaardigende autoriteit niet binnen de termijn van vijf dagen reageert, wordt de dienstaanbieder vrijgesteld van de verplichtingen vastgelegd in de leden 1 en 2.

6.   Indien de geadresseerde zijn verplichting tot bewaring van de gevraagde gegevens niet kan nakomen vanwege een feitelijke onmogelijkheid die te wijten is aan niet aan de geadresseerde toerekenbare omstandighedengeadresseerde, stelt de geadresseerde de in het CEB genoemde uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis, met vermelding van de redenen voor deze feitelijke onmogelijkheid, door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier. Indien de uitvaardigende autoriteit concludeert dat er sprake is van een dergelijke onmogelijkheid, deelt zij de geadresseerde mee dat het CEB niet langer hoeft te worden uitgevoerd.

7.   In alle gevallen waarin de geadresseerde de gevraagde gegevens om andere dan de in de leden 4, 5 en 6 bedoelde redenen niet bewaart, stelt hij of zij de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van die redenen, door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier. De uitvaardigende autoriteit evalueert het Europees bewaringsbevel in het licht van de door de geadresseerde gegeven rechtvaardiging.

Artikel 12

Gronden voor weigering van Europese verstrekkingsbevelen

1.   Indien de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van artikel 8 in kennis heeft gesteld, en onverminderd artikel 1, lid 3, beoordeelt de tenuitvoerleggingsautoriteit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 10 dagen na ontvangst van de kennisgeving of, in noodgevallen, uiterlijk binnen 96 uur na een dergelijke ontvangst, de in het bevel vermelde informatie en voert zij, in voorkomend geval, een of meer van de volgende weigeringsgronden aan:

a)

de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten die de uitvoering of tenuitvoerlegging van het bevel verhinderen, of de gevraagde gegevens vallen onder regels inzake de vaststelling of beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid die verband houden met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media, die in de weg staan aan de uitvoering of tenuitvoerlegging van het bevel;

b)

in uitzonderlijke situaties zijn er gegronde redenen om op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal aan te nemen dat de uitvoering van het bevel, in de bijzondere omstandigheden van het geval, een kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en in het Handvest zou inhouden;

c)

de tenuitvoerlegging van het bevel zou in strijd zijn met het ne-bis-in-idembeginsel;

d)

het feit waarvoor het bevel is uitgevaardigd, is uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar, tenzij het een in bijlage IV bedoeld en door de uitvaardigende autoriteit in het CEV vermeld strafbaar feit betreft, waarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel met een maximum van ten minste drie jaar staat.

2.   Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van lid 1 een weigeringsgrond aanvoert, stelt zij de geadresseerde en de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis. De geadresseerde beëindigt de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel en draagt de gegevens niet over, en de uitvaardigende autoriteit trekt het bevel in.

3.   Alvorens te besluiten een weigeringsgrond aan te voeren, neemt de op grond van artikel 8 in kennis gestelde tenuitvoerleggingsautoriteit op eender welke passende wijze contact op met de uitvaardigende autoriteit om te bespreken welke passende maatregelen moeten worden genomen. Op die basis kan de uitvaardigende autoriteit besluiten het Europees verstrekkingsbevel in te trekken. Indien na deze besprekingen geen oplossing wordt gevonden, kan de op grond van artikel 8 in kennis gestelde tenuitvoerleggingsautoriteit besluiten gronden voor weigering van het Europees verstrekkingsbevel aan te voeren en de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis stellen.

4.   Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit besluit op grond van lid 1 weigeringsgronden aan te voeren, kan zij aangeven of zij bezwaar maakt tegen de doorgifte van alle in het Europees verstrekkingsbevel gevraagde gegevens dan wel of de gegevens slechts gedeeltelijk mogen worden doorgegeven of gebruikt onder door de tenuitvoerleggingsautoriteit vastgestelde voorwaarden.

5.   Indien een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat bevoegd is tot opheffing van de immuniteit of het voorrecht overeenkomstig lid 1, punt a), van dit artikel kan de uitvaardigende autoriteit de op grond van artikel 8 in kennis gestelde tenuitvoerleggingsautoriteit verzoeken contact op te nemen met die autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om haar te vragen die bevoegdheid onverwijld uit te oefenen. Indien een autoriteit van een andere lidstaat, van een derde land of van een internationale organisatie bevoegd is tot opheffing van de immuniteit of het voorrecht, kan de uitvaardigende autoriteit de betrokken autoriteit verzoeken die bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 13

Gebruikersinformatie en vertrouwelijkheid

1.   De uitvaardigende autoriteit stelt de persoon van wie gegevens worden gevraagd, onverwijld in kennis van de verstrekking van gegevens op basis van een Europees verstrekkingsbevel.

2.   De uitvaardigende autoriteit kan, overeenkomstig het nationale recht van de uitvaardigende staat, de kennisgeving aan de betrokkene wiens gegevens worden gevraagd, uitstellen, beperken of achterwege laten, voor zover en zolang aan de voorwaarden van artikel 13, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan, in welk geval de uitvaardigende autoriteit in het dossier de redenen vermeldt voor het uitstellen, beperken of achterwege laten. Aan het CEV wordt ook een korte motivering toegevoegd.

3.   Wanneer de uitvaardigende autoriteit de persoon wiens gegevens worden gevraagd als bedoeld in lid 1 van dit artikel in kennis stelt, verstrekt zij ook informatie over beschikbare rechtsmiddelen op grond van artikel 18.

4.   De geadresseerden en, indien niet dezelfde personen, de dienstaanbieders, nemen de nodige geavanceerde, operationele en technische maatregelen om de vertrouwelijkheid, geheimhouding en integriteit van het CEV of CEB en van de verstrekte of bewaarde gegevens te waarborgen.

Artikel 14

Vergoeding van kosten

1.   De dienstaanbieder kan aanspraak maken op vergoeding van zijn of haar kosten door de uitvaardigende staat, indien het nationale recht van de uitvaardigende staat in die mogelijkheid voorziet voor binnenlandse bevelen in soortgelijke omstandigheden, in overeenstemming met het nationale recht van die staat. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun nationale vergoedingsvoorschriften, die vervolgens door de Commissie worden bekendgemaakt.

2.   Dit artikel is niet van toepassing op de vergoeding van kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem als bedoeld in artikel 25.

HOOFDSTUK III

SANCTIES EN TENUITVOERLEGGING

Artikel 15

Sancties

1.   Zonder afbreuk te doen aan nationale rechtsregels die voorzien in het opleggen van strafrechtelijke sancties, voorzien de lidstaten in regels inzake geldelijke sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de artikelen 10 en 11, en artikel 13, lid 4, overeenkomstig artikel 16, lid 10, en nemen zij alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. De vastgestelde geldelijke sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten zorgen ervoor dat geldelijke sancties kunnen worden opgelegd die maximaal 2 % van de totale mondiale jaaromzet van de dienstaanbieder in het voorgaande boekjaar bedragen. De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onmiddellijk alle latere wijzigingen daarvan mee.

2.   Onverminderd hun gegevensbeschermingsverplichtingen worden dienstaanbieders niet aansprakelijk gesteld in de lidstaten voor aan hun gebruikers of derden berokkende schade die uitsluitend voortkomt uit het te goeder trouw naleven van een CEV of een CEB.

Artikel 16

Tenuitvoerleggingsprocedure

1.   Indien de geadresseerde een CEV niet binnen de termijn naleeft of een CEB niet naleeft, zonder door de uitvaardigende autoriteit aanvaarde redenen op te geven, en, in voorkomend geval, de tenuitvoerleggende autoriteit geen van de in artikel 12 bedoelde weigeringsgronden heeft aangevoerd, kan de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggende autoriteit verzoeken het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel ten uitvoer te leggen.

Met het oog op de tenuitvoerlegging als bedoeld in de eerste alinea geeft de uitvaardigende autoriteit het betrokken bevel, het door de geadresseerde ingevulde formulier van bijlage III en alle relevante documenten door overeenkomstig artikel 19. De uitvaardigende autoriteit vertaalt het betrokken bevel en alle door te sturen documenten in een van de door de tenuitvoerleggingsstaat aanvaarde talen en stelt de geadresseerde in kennis van de overdracht.

2.   Na ontvangst gaat de tenuitvoerleggingsautoriteit zonder verdere formaliteiten over tot het erkennen en het nemen van de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van:

a)

een Europees verstrekkingsbevel, tenzij de tenuitvoerleggingsautoriteit van oordeel is dat één van de in lid 4 bedoelde gronden van toepassing is, of

b)

een Europees bewaringsbevel, tenzij de tenuitvoerleggingsautoriteit van oordeel is dat één van de in lid 5 bedoelde gronden van toepassing is.

De tenuitvoerleggingsautoriteit neemt onverwijld en uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van dat bevel, de beslissing over de erkenning van het betrokken bevel.

3.   De tenuitvoerleggingsautoriteit verplicht de geadresseerden formeel hun betrokken verplichtingen na te komen en informeert de geadresseerden over:

a)

de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de uitvoering van het betrokken bevel op basis van een of meer van de in lid 4, punten a) tot en met f), en in lid 5, punten a) tot en met e) vermelde gronden;

b)

de toepasselijke sancties in geval van niet-naleving, en

c)

de termijn voor de naleving van het bevel of het maken van bezwaar.

4.   De tenuitvoerlegging van het Europees verstrekkingsbevel kan alleen worden geweigerd op basis van een of meer van de volgende gronden:

a)

het Europees verstrekkingsbevel is niet uitgevaardigd of bekrachtigd door een uitvaardigende autoriteit als bedoeld in artikel 4;

b)

het Europees verstrekkingsbevel is niet uitgevaardigd voor een strafbaar feit als bedoeld in artikel 5, lid 4;

c)

de geadresseerde kon het CEV niet naleven wegens een feitelijke onmogelijkheid of wegens niet aan de geadresseerde toerekenbare omstandigheden, of omdat het CEV kennelijke fouten bevat;

d)

het Europees verstrekkingsbevel heeft geen betrekking op gegevens die door of namens de dienstaanbieder zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van het CEV;

e)

de geadresseerdedienst valt niet onder deze verordening;

f)

de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten, of de gevraagde gegevens vallen onder regels inzake de vaststelling of beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid die verband houden met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media, die in de weg staan aan de uitvoering of tenuitvoerlegging van het Europees verstrekkingsbevel;

g)

in uitzonderlijke situaties, op basis van enkel de informatie in het CEV, blijkt dat er gegronde redenen zijn om op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal aan te nemen dat de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel, in de bijzondere omstandigheden van het geval, een kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en in het Handvest zou inhouden.

5.   De tenuitvoerlegging van het Europees bewaringsbevel kan alleen worden geweigerd op basis van een of meer van de volgende gronden:

a)

het Europees bewaringsbevel is niet uitgevaardigd of bekrachtigd door een uitvaardigende autoriteit als bedoeld in artikel 4;

b)

de geadresseerde kon het CEB niet naleven wegens een feitelijke onmogelijkheid of wegens niet aan de geadresseerde toerekenbare omstandigheden, of omdat het CEB kennelijke fouten bevat;

c)

het Europees bewaringsbevel heeft geen betrekking op gegevens die door of namens de dienstaanbieder zijn opgeslagen ten tijde van de ontvangst van het CEB;

d)

de geadresseerdedienst valt niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

e)

de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten, of de gevraagde gegevens vallen onder regels inzake de vaststelling of beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid die verband houden met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media, die in de weg staan aan de uitvoering of tenuitvoerlegging van het Europees bewaringsbevel;

f)

in uitzonderlijke situaties, op basis van enkel de informatie in het CEB, blijkt dat er gegronde redenen zijn om op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal aan te nemen dat de uitvoering van het Europees bewaringsbevel, in de bijzondere omstandigheden van het geval, een kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en in het Handvest zou inhouden.

6.   In het geval van een bezwaar van de geadresseerde als bedoeld in lid 3, punt a), beslist de tenuitvoerleggingsautoriteit of het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel al dan niet ten uitvoer wordt gelegd op basis van informatie die is verstrekt door de geadresseerde en, zo nodig, aanvullende informatie die overeenkomstig lid 7 is verkregen van de uitvaardigende autoriteit.

7.   Alvorens te beslissen het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen overeenkomstig lid 2 respectievelijk lid 6, raadpleegt de tenuitvoerleggingsautoriteit de uitvaardigende autoriteit op eender welke passende wijze. Zo nodig verzoekt zij de uitvaardigende autoriteit om nadere informatie. De uitvaardigende autoriteit beantwoordt een dergelijk verzoek binnen vijf werkdagen.

8.   De tenuitvoerleggingsautoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde onmiddellijk in kennis van al haar beslissingen.

9.   Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit de in het kader van een Europees verstrekkingsbevel gevraagde gegevens van de geadresseerde verkrijgt, geeft zij die gegevens onverwijld door aan de uitvaardigende autoriteit.

10.   Indien de geadresseerde niet voldoet aan zijn of haar verplichtingen uit hoofde van een erkend Europees verstrekkingsbevel of Europees bewaringsbevel waarvan de uitvoerbaarheid door de tenuitvoerleggingsautoriteit werd bevestigd, legt die autoriteit een geldboete op overeenkomstig artikel 15. Tegen de beslissing tot oplegging van een geldboete is een doeltreffende voorziening in rechte beschikbaar.

HOOFDSTUK IV

TEGENSTRIJDIGE RECHTSPLICHTEN EN RECHTSMIDDELEN

Artikel 17

Toetsingsprocedure in geval van tegenstrijdige verplichtingen

1.   Indien een geadresseerde van mening is dat de naleving van een Europees verstrekkingsbevel in strijd zou zijn met een verplichting uit hoofde van het toepasselijke recht van een derde land, stelt hij of zij de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis van de redenen waarom het Europees verstrekkingsbevel niet wordt uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 10, leden 8 en 9, uiteengezette procedure, door gebruik te maken van het in bijlage III opgenomen formulier (“het gemotiveerde bezwaar”).

2.   Het gemotiveerde bezwaar bevat alle relevante informatie over het recht van het derde land, over de toepasselijkheid ervan op de betrokken zaak en over de aard van de tegenstrijdige verplichting. Het gemotiveerde bezwaar is niet gebaseerd op:

a)

het feit dat er in het toepasselijke recht van het derde land geen vergelijkbare bepalingen bestaan betreffende de voorwaarden, formaliteiten en procedures voor het uitvaardigen van een verstrekkingsbevel, of

b)

het enkele feit dat de gegevens in een derde land zijn opgeslagen.

Het gemotiveerde bezwaar wordt ingediend uiterlijk 10 dagen na de datum waarop de geadresseerde het CEV heeft ontvangen.

3.   De uitvaardigende autoriteit toetst het Europees verstrekkingsbevel aan de hand van het gemotiveerde bezwaar en elke inbreng van de tenuitvoerleggingsstaat. Indien de uitvaardigende autoriteit voornemens is het Europees verstrekkingsbevel in stand te houden, verzoekt zij de bevoegde rechtbank van de uitvaardigende staat om een toetsing. De uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel wordt opgeschort in afwachting van de voltooiing van de toetsingsprocedure.

4.   De bevoegde rechtbank gaat eerst na of er sprake is van tegenstrijdige verplichtingen, op basis van een onderzoek van de vraag of:

a)

het recht van het derde land van toepassing is op basis van de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak, en

b)

het recht van het derde land, indien van toepassing als bedoeld in punt a), openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt wanneer het op de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak wordt toegepast.

5.   Indien de bevoegde rechtbank vaststelt dat er geen sprake is van relevante tegenstrijdige verplichtingen in de zin van de leden 1 en 4, houdt zij het Europees verstrekkingsbevel in stand.

6.   Indien de bevoegde rechtbank, op basis van het onderzoek op grond van lid 4, punt b), vaststelt dat het recht van het derde land openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt, bepaalt de bevoegde rechtbank of het Europees verstrekkingsbevel in stand wordt gehouden of wordt ingetrokken. Die beoordeling wordt met name gebaseerd op de volgende factoren, waarbij aan de in de punten a) en b) genoemde factoren bijzonder gewicht wordt gegeven:

a)

het belang dat wordt beschermd door het relevante recht van het derde land, met inbegrip van grondrechten alsmede andere fundamentele belangen bij niet-openbaarmaking van de gegevens, met name nationale veiligheidsbelangen van het derde land;

b)

de mate van verbondenheid tussen de strafzaak waarvoor het Europees verstrekkingsbevel werd uitgevaardigd en één van beide rechtsgebieden, zoals onder meer blijkt uit:

i)

de locatie, de nationaliteit en de woonplaats van de persoon wiens gegevens worden gevraagd of van het slachtoffer of de slachtoffers van het betrokken strafbaar feit;

ii)

de plaats waar het betrokken strafbaar feit werd gepleegd;

c)

de mate van verbondenheid tussen de dienstaanbieder en het betrokken derde land; in dit verband volstaat de locatie waar de gegevens zijn opgeslagen alleen niet om een wezenlijke mate van verbondenheid aan te tonen;

d)

de belangen van de staat waar het onderzoek wordt gevoerd bij het verkrijgen van het betrokken bewijsmateriaal, op basis van de ernst van het strafbaar feit en het belang van een spoedige bewijsverkrijging;

e)

de mogelijke gevolgen voor de geadresseerde of voor de dienstaanbieder van het naleven van het Europees verstrekkingsbevel, met inbegrip van de potentiële sancties.

7.   De bevoegde rechtbank kan, rekening houdend met Richtlijn (EU) 2016/680, en met name hoofdstuk V daarvan, de bevoegde autoriteit van het derde land om informatie verzoeken, voor zover dat verzoek de betrokken strafrechtelijke procedure niet belemmert. De uitvaardigende staat vraagt met name om informatie aan de bevoegde autoriteit van het derde land wanneer de tegenstrijdige verplichtingen betrekking hebben op grondrechten of andere fundamentele belangen van het derde land die verband houden met de nationale veiligheid en defensie.

8.   Indien de bevoegde rechtbank beslist het Europees verstrekkingsbevel in te trekken, stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het Europees verstrekkingsbevel in stand moet worden gehouden, stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis, waarna die geadresseerde tot de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel overgaat.

9.   Voor de toepassing van de procedures uit hoofde van dit artikel worden de termijnen berekend overeenkomstig het nationale recht van de uitvaardigende autoriteit.

10.   De uitvaardigende autoriteit stelt de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis van de uitkomst van de toetsingsprocedure.

Artikel 18

Doeltreffende rechtsmiddelen

1.   Onverminderd nadere rechtsmiddelen die krachtens het nationaal recht beschikbaar zijn, heeft iedere persoon wiens gegevens via een Europees verstrekkingsbevel werden gevraagd het recht op doeltreffende rechtsmiddelen tegen dat bevel. Indien die persoon een verdachte of beklaagd is, heeft die persoon het recht op doeltreffende rechtsmiddelen tijdens de strafprocedure waarin de gegevens worden gebruikt. Het in dit lid bedoelde recht op doeltreffende rechtsmiddelen doet geen afbreuk aan het recht om rechtsmiddelen in te stellen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680.

2.   Het recht op doeltreffende rechtsmiddelen wordt uitgeoefend voor een rechtbank in de uitvaardigende staat overeenkomstig het nationale recht van die staat en omvat de mogelijkheid om de rechtmatigheid van de maatregel te betwisten, met inbegrip van de noodzaak en de evenredigheid daarvan, onverminderd de grondrechtelijke waarborgen in de tenuitvoerleggingsstaat.

3.   Voor de toepassing van artikel 13, lid 1, wordt tijdig informatie verstrekt over de mogelijkheden uit hoofde van het nationale recht om rechtsmiddelen in te stellen en wordt ervoor gezorgd dat deze doeltreffend kunnen worden ingezet.

4.   Dezelfde termijnen of andere voorwaarden als gelden voor het instellen van rechtsmiddelen in soortgelijke binnenlandse zaken zijn gelden voor de toepassing van deze verordening en wel zodanig dat de betrokkenen hun recht op die rechtsmiddelen doeltreffend kunnen uitoefenen.

5.   Onverminderd de nationale procedurele voorschriften zorgen de uitvaardigende staat en elke andere lidstaat waaraan elektronisch bewijsmateriaal uit hoofde van deze verordening is toegezonden ervoor dat bij het beoordelen van het door middel van het Europees verstrekkingsbevel verkregen bewijsmateriaal, de rechten van de verdediging en het eerlijke verloop van de procedures worden geëerbiedigd.

HOOFDSTUK V

GEDECENTRALISEERD IT-SYSTEEM

Artikel 19

Veilige digitale communicatie en gegevensuitwisseling tussen bevoegde autoriteiten en dienstaanbieders en tussen bevoegde autoriteiten

1.   De schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de uit hoofde van deze verordening aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers, met inbegrip van de uitwisseling van de in deze verordening vastgestelde formulieren en de uit hoofde van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel gevraagde gegevens, geschiedt via een beveiligd en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem (“het gedecentraliseerde IT-systeem”).

2.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers van in die lidstaat gevestigde dienstaanbieders via hun respectieve nationale IT-systeem toegang krijgen tot het gedecentraliseerde IT-systeem.

3.   Dienstaanbieders zorgen ervoor dat hun aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers het gedecentraliseerde IT-systeem via het respectieve nationale IT-systeem kunnen gebruiken om CEV’s en CEB’s te ontvangen, de gevraagde gegevens aan de uitvaardigende autoriteit toe te zenden en op enige andere wijze te communiceren met de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit, zoals bepaald in deze verordening.

4.   De schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van de uitwisseling van formulieren in de zin van deze verordening, en van de krachtens de in artikel 16 bedoelde handhavingsprocedure gevraagde gegevens, alsmede schriftelijke communicatie met de bevoegde agentschappen of organen van de Unie, geschiedt via het gedecentraliseerde IT-systeem.

5.   Wanneer communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem overeenkomstig lid 1 of lid 4 niet mogelijk is als gevolg van bijvoorbeeld de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem, de aard van het verzonden materiaal, technische beperkingen, zoals de omvang van de gegevens, juridische beperkingen die verband houden met de toelaatbaarheid als bewijs van de gevraagde gegevens of de forensische vereisten die op de gevraagde gegevens van toepassing zijn, of uitzonderlijke omstandigheden, vindt de doorgifte plaats met de meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om informatie-uitwisseling te waarborgen die snel, veilig en betrouwbaar is en die het voor de ontvanger mogelijk maakt de echtheid van die informatie vast te stellen.

6.   Indien een transmissie plaatsvindt met alternatieve middelen als bedoeld in lid 5, registreert de verzender onverwijld de doorgifte, met inbegrip van, in voorkomend geval, de datum en het tijdstip van doorgifte, de afzender en de ontvanger, de naam van het bestand en de omvang ervan in het gedecentraliseerde IT-systeem.

Artikel 20

Rechtsgevolgen van elektronische documenten

Documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie worden hun rechtsgevolgen niet ontzegd en worden niet beschouwd als ontoelaatbaar bij grensoverschrijdende gerechtelijke procedures uit hoofde van deze verordening louter op grond van het feit dat zij in elektronische vorm zijn.

Artikel 21

Elektronische handtekeningen en zegels

1.   Het in Verordening (EU) nr. 910/2014 uiteengezette algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten is van toepassing op onder deze verordening vallende elektronische communicatie.

2.   Wanneer voor een overeenkomstig artikel 19, lid 1 of lid 4, van deze verordening in het kader van de elektronische communicatie verzonden document een zegel of handtekening vereist is krachtens deze verordening, bevat het document een gekwalificeerd elektronisch zegel of een gekwalificeerde elektronische handtekening zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 910/2014.

Artikel 22

Referentie-implementatiesoftware

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2.   De Commissie verstrekt, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

Artikel 23

Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem

1.   Elke lidstaat draagt de kosten voor de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem waarvoor die lidstaat verantwoordelijk is.

2.   Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3.   De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder hun verantwoordelijkheid vallen.

4.   De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van hun casemanagementsystemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en dragen de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

5.   Dienstaanbieders dragen alle kosten die nodig zijn om het gedecentraliseerde IT-systeem met succes te integreren of anderszins daarmee te communiceren.

Artikel 24

Overgangsperiode

Voordat de verplichting tot schriftelijke communicatie via het in artikel 19 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem van toepassing wordt (“overgangsperiode”), vindt de schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers krachtens deze verordening plaats met de meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om een snelle, veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling te waarborgen. Wanneer dienstaanbieders, lidstaten, agentschappen of organen van de Unie speciale platforms of andere beveiligde kanalen hebben ingesteld voor het afhandelen van verzoeken om gegevens van rechtshandhavingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten, kunnen de uitvaardigende autoriteiten er ook voor opteren om tijdens de overgangsperiode via die kanalen een CEV of CEB door te geven aan aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers.

Artikel 25

Uitvoeringshandelingen

1.   Voor de toepassing van deze verordening stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast die nodig zijn voor de instelling en het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem, waarbij het volgende wordt geregeld:

a)

de technische specificaties ter bepaling van de elektronische-communicatiemethoden voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b)

de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

c)

de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

d)

de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 26 bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op 18 augustus 2025 vastgesteld.

Artikel 26

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Talen

Elke lidstaat kan te allen tijde besluiten, naast zijn officiële taal of talen, vertalingen van CEV’s of CEB’s in een of meer officiële talen van de Unie te aanvaarden, en vermeldt dat besluit in een schriftelijke verklaring die bij de Commissie wordt ingediend. De Commissie stelt de mededelingen ter beschikking van alle lidstaten en van het Europees justitieel netwerk.

Artikel 28

Monitoring en rapportage

1.   Uiterlijk op 18 augustus 2026 stelt de Commissie een gedetailleerd programma vast voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening. In het monitoringprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens zullen worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens te verzamelen en te analyseren.

2.   In ieder geval stellen de lidstaten met ingang van 18 augustus 2026 uitgebreide statistieken op van bij de bevoegde autoriteiten verzamelde gegevens, die zij bijhouden. Elk jaar worden de verzamelde gegevens over het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart aan de Commissie toegezonden, waarbij deze omvatten:

a)

het aantal uitgevaardigde CEV’s en CEB’s, per categorie gevraagde gegevens, de geadresseerden en de situatie (noodgeval of niet);

b)

het aantal CEV’s dat is uitgevaardigd op grond van afwijkingen voor noodgevallen;

c)

het aantal uitgevoerde en niet-uitgevoerde CEV’s en CEB’s, per categorie gevraagde gegevens, de geadresseerden en de situatie (noodgeval of niet);

d)

het aantal kennisgevingen aan tenuitvoerleggende autoriteiten op grond van artikel 8, en het aantal CEV’s waarvan de tenuitvoerlegging is geweigerd, per categorie gevraagde gegevens, de geadresseerden, de situatie (noodgeval of niet) en de aangevoerde weigeringsgrond;

e)

voor uitgevoerde CEV’s, de gemiddelde periode tussen het moment van uitvaardiging van het CEV en het moment van verkrijging van de gevraagde gegevens, per categorie gevraagde gegevens, de geadresseerden en de situatie (noodgeval of niet);

f)

voor uitgevoerde CEB’s, de gemiddelde periode tussen het moment van uitvaardiging van het CEB en het moment van uitvaardiging van het aansluitende verstrekkingsverzoek, per categorie gevraagde gegevens, en de geadresseerden;

g)

het aantal voor tenuitvoerlegging aan een tenuitvoerleggingsstaat doorgegeven en ontvangen Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen, per categorie gevraagde gegevens, de geadresseerden en de situatie (noodgeval of niet) en het aantal van dergelijke bevelen dat is uitgevoerd;

h)

het aantal rechtsmiddelen dat is gebruikt tegen Europese verstrekkingsbevelen in de uitvaardigende staat en in de tenuitvoerleggingsstaat per categorie gevraagde gegevens;

i)

het aantal gevallen waarin geen bekrachtiging achteraf overeenkomstig artikel 4, lid 5, is verleend;

j)

een overzicht van de door dienstaanbieders in verband met de uitvoering van CEV’s of het CEB’s gedeclareerde kosten en de door de uitvaardigende autoriteiten vergoede kosten.

3.   Met ingang van 18 augustus 2026 kunnen nationale portalen de in lid 2 van dit artikel bedoelde statistieken voor de uitwisseling van gegevens via het gedecentraliseerde IT-systeem op grond van artikel 19, lid 1, programmatisch verzamelen. De in artikel 22 bedoelde referentie-implementatiesoftware is technisch uitgerust om voor een dergelijke functionaliteit te zorgen.

4.   Dienstaanbieders kunnen statistieken verzamelen, bijhouden en publiceren in overeenstemming met de bestaande gegevensbeschermingsbeginselen. Indien dergelijke statistieken over het voorgaande kalenderjaar worden verzameld, kunnen zij uiterlijk op 31 maart aan de Commissie worden toegezonden en kunnen zij, voor zover mogelijk, het volgende omvatten:

a)

het aantal ontvangen CEV’s en CEB’s, per categorie gevraagde gegevens, de uitvaardigende staat en de situatie (noodgeval of niet);

b)

het aantal uitgevoerde en niet-uitgevoerde CEV’s en CEB’s, per categorie gevraagde gegevens, de uitvaardigende staat en de situatie (noodgeval of niet);

c)

voor uitgevoerde CEV’s, de gemiddelde periode tussen de verstrekking van de gevraagde gegevens en het moment van uitvaardiging van het CEV, per categorie gevraagde gegevens, de uitvaardigende staat en de situatie (noodgeval of niet);

d)

voor uitgevoerde CEB’s, de gemiddelde periode tussen het moment van uitvaardiging van het CEB en het moment van uitvaardiging van het aansluitende verstrekkingsverzoek, per categorie gevraagde gegevens, en de uitvaardigende staat.

5.   Met ingang van 18 augustus 2027 publiceert de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 juni een verslag waarin de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens in gebundelde vorm en onderverdeeld naar lidstaat en soort dienstaanbieder zijn opgenomen.

Artikel 29

Wijzigingen van de certificaten en de formulieren

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V en VI teneinde doeltreffend te voorzien in een eventuele behoefte aan verbetering van de inhoud van de formulieren voor een CEV en een CEB en van de formulieren die moeten worden gebruikt om informatie te verstrekken over de onmogelijkheid om het CEV of CEB uit te voeren, om de uitvaardiging van verstrekkingsverzoeken na een Europees bewaringsbevel te bevestigen en om de bewaringstermijn van elektronisch bewijsmateriaal te verlengen.

Artikel 30

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 29 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 18 augustus 2026.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 29 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 29 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 31

Kennisgevingen aan de Commissie

1.   Uiterlijk op 18 augustus 2025 verstrekt elke lidstaat de Commissie de volgende gegevens:

a)

de autoriteit of autoriteiten die, overeenkomstig hun nationale recht, overeenkomstig artikel 4 bevoegd zijn om Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen, of de kennisgevingen daarvan, uit te vaardigen, te bekrachtigen of door te geven;

b)

de autoriteit of autoriteiten die bevoegd zijn om kennisgevingen op grond van artikel 8 te ontvangen en om Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen namens een andere lidstaat ten uitvoer te leggen overeenkomstig artikel 16;

c)

de autoriteit of autoriteiten die bevoegd zijn om gemotiveerde bezwaren van geadresseerden te behandelen overeenkomstig artikel 17;

d)

de talen die overeenkomstig artikel 27 in geval van tenuitvoerlegging worden aanvaard voor de kennisgeving en doorgifte van een CEV, een CEB, een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel.

2.   De Commissie maakt de uit hoofde van dit artikel ontvangen informatie publiek beschikbaar, hetzij op een speciale website, hetzij op de website van het Europees justitieel netwerk voor strafzaken als bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ van de Raad (33).

Artikel 32

Verband met andere instrumenten, overeenkomsten en regelingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan Unie- of andere internationale instrumenten, overeenkomsten en regelingen betreffende het vergaren van bewijsmateriaal dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.

2.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 18 augustus 2026 in kennis van de in lid 1 bedoelde bestaande instrumenten, overeenkomsten en regelingen die zij zullen blijven toepassen. De lidstaten stellen de Commissie ook in kennis van nieuwe overeenkomsten of regelingen in de zin van lid 1, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.

Artikel 33

Evaluatie

Uiterlijk op 18 augustus 2029 voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening. De Commissie zendt het evaluatieverslag toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Dat evaluatieverslag bevat een beoordeling van de toepassing van deze verordening, van de bereikte resultaten met betrekking tot de doelstellingen ervan, alsook een beoordeling van de gevolgen van deze verordening voor de grondrechten. De evaluatie wordt verricht overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van het evaluatieverslag.

Artikel 34

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 18 augustus 2026.

De verplichting voor bevoegde autoriteiten en dienstaanbieders om voor schriftelijke communicatie in het kader van deze verordening gebruik te maken van het uit hoofde van artikel 19 ingestelde gedecentraliseerde IT-systeem, wordt echter één jaar na de vaststelling van de in artikel 25 bedoelde uitvoeringshandelingen van kracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 12 juli 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 88.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juni 2023.

(3)  PB C 346 van 27.9.2018, blz. 29.

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(6)  Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).

(7)  Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3).

(8)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(9)  Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).

(12)  Richtlijn 2016/343/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).

(13)  Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2016/1919/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).

(15)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).

(16)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60 I van 2.3.2018, blz. 1).

(19)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

(20)  Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).

(21)  Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).

(22)  Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42).

(23)  Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van aangewezen vestigingen en de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de vergaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures (zie bladzijde 181 van dit Publicatieblad).

(24)  Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een geautomatiseerd systeem voor de grensoverschrijdende elektronische gegevensuitwisseling op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 150 van 1.6.2022, blz. 1).

(25)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(26)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(27)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(28)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(29)  PB C 32 van 31.1.2020, blz. 11.

(30)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(31)  Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 8).

(32)  Richtlijn (EU) 2019/713 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 18).

(33)  Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).


BIJLAGE I

CERTIFICAAT INZAKE HET EUROPEES VERSTREKKINGSBEVEL (CEV) VOOR DE VERSTREKKING VAN ELEKTRONISCH BEWIJSMATERIAAL

Uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet de geadresseerde van het certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) het CEV uitvoeren en de gevraagde gegevens met inachtneming van de in afdeling C van dit CEV vermelde termijn(en) doorgeven aan de in punt a) van afdeling L van dit CEV vermelde autoriteit.

In alle gevallen moet de geadresseerde, na ontvangst van het CEV, spoedig handelen om de gevraagde gegevens te bewaren, tenzij de informatie in het CEV het niet mogelijk maakt om die gegevens vast te stellen. De gegevens moeten in bewaring worden gehouden totdat ze worden verstrekt of totdat de uitvaardigende autoriteit of, indien van toepassing, de tenuitvoerleggingsautoriteit meedeelt dat het niet langer nodig is de gegevens te bewaren en te verstrekken.

De geadresseerde moet de nodige maatregelen nemen om de vertrouwelijkheid, geheimhouding en integriteit van het CEV en van de verstrekte of bewaarde gegevens te waarborgen.

AFDELING A: Uitvaardigende/bekrachtigende autoriteit

Uitvaardigende staat:…

Uitvaardigende autoriteit:…

Bekrachtigende autoriteit (indien van toepassing):…

NB: Nadere gegevens over de uitvaardigende en de bekrachtigende autoriteit moeten onderaan worden vermeld (afdelingen I en J)…

Dossiernummer van de uitvaardigende autoriteit:…

Dossiernummer van de bekrachtigende autoriteit:…

AFDELING B: Geadresseerde

Geadresseerde:…

Image 1

Aangewezen vestiging

Image 2

Wettelijke vertegenwoordiger

Image 3

Dit bevel wordt in een noodgeval uitgevaardigd aan de gespecificeerde geadresseerde omdat de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder niet binnen de in artikel 10 van Verordening (EU) 2023/1543 vastgestelde termijnen op het CEV heeft gereageerd of niet met inachtneming van de in Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde termijnen is aangewezen of aangesteld.

Adres:…

Tel./Fax/E-mail (indien bekend):…

Contactpersoon (indien bekend):…

Dossiernummer van de geadresseerde (indien bekend):…

Betrokken dienstaanbieder (indien verschillend van de geadresseerde):…

Andere relevante informatie:…

AFDELING C: Termijnen (kruis het juiste vakje aan en vul zo nodig aan)

Na ontvangst van het CEV moeten de gevraagde gegevens worden verstrekt:

Image 4

zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 10 dagen (geen kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit);

Image 5

in geval van kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit: aan het einde van de 10 dagen, indien de tenuitvoerleggingsautoriteit niet binnen die termijn een weigeringsgrond heeft aangevoerd, of na de bevestiging door de tenuitvoerleggingsautoriteit vóór het einde van de 10 dagen dat zij geen weigeringsgrond zal aanvoeren, zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het einde van de termijn van 10 dagen;

Image 6

onverwijld en uiterlijk binnen acht uur in een noodgeval bij:

Image 7

een onmiddellijke bedreiging voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon;

Image 8

een onmiddellijke bedreiging voor een kritieke infrastructuur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (3), wanneer de verstoring of vernietiging van een dergelijke kritieke infrastructuur een onmiddellijke bedreiging zou vormen voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon, onder meer in de vorm van ernstige nadelige gevolgen voor de verstrekking van basisvoorzieningen aan de bevolking of voor de uitoefening van de kerntaken van de overheid.

Geef aan of er procedurele of andere termijnen in aanmerking moeten worden genomen voor de uitvoering van dit CEV:…

Vermeld in voorkomend geval aanvullende informatie:…

AFDELING D: Verband met een eerder verstrekkings-/bewaringsverzoek (kruis aan en vul aan indien van toepassing en bekend)

Image 9
De verlangde gegevens werden volledig/gedeeltelijk bewaard in overeenstemming met een eerder bewaringsverzoek,

dat werd uitgevaardigd door … (vermeld de autoriteit en het dossiernummer)

op … (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek)

en doorgegeven op … (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek)

aan … (vermeld de dienstaanbieder/wettelijke vertegenwoordiger/aangewezen vestiging/bevoegde autoriteit waaraan het verzoek werd doorgegeven en, indien bekend, het door de geadresseerde gegeven dossiernummer).

Image 10
de verlangde gegevens houden verband met een eerder verstrekkingsverzoek,

dat werd uitgevaardigd door … (vermeld de autoriteit en het dossiernummer)

op … (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek)

en doorgegeven op … (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek)

aan … (vermeld de dienstaanbieder/wettelijke vertegenwoordiger/aangewezen vestiging/bevoegde autoriteit waaraan het werd doorgegeven en, indien bekend, het door de geadresseerde gegeven dossiernummer).

Andere relevante informatie:…

AFDELING E: Informatie ter ondersteuning van de identificatie van de gevraagde gegevens (vul aan voor zover deze informatie bekend is en noodzakelijk is om vast te stellen om welke gegevens het gaat)

IP-adres(sen) en tijdstempels (incl. datum en tijdzone):…

Tel.:…

E-mailadres(sen):…

IMEI-nummer(s):…

MAC-adres(sen):…

De gebruiker(s) of andere unieke identificator(en) zoals na(a)m(en), login-ID(’s) of na(a)m(en) van de rekening:…

Na(a)m(en) van de betrokken dienst(en):…

Overig:…

Indien van toepassing, de tijdspanne van de gegevens waarvoor verstrekking wordt gevraagd:

……………………………………………………………………………………………………

Image 11
Aanvullende informatie indien nodig:…

AFDELING F: Te verstrekken elektronisch bewijs

Dit CEV betreft (kruis de relevante vakje(s) aan):

a)

Image 12

abonneegegevens:

Image 13

naam, geboortedatum, postadres of geografisch adres, contactgegevens (e-mailadres, telefoonnummer) en andere relevante informatie inzake de identiteit van de gebruiker/abonnee;

Image 14

datum en tijdstip van initiële registratie, soort registratie, kopie van een overeenkomst, middelen voor identiteitscontrole op tijdstip van registratie, kopie van door de abonnee verstrekte documenten;

Image 15

soort dienst en duur ervan, met inbegrip van identificator(en) die worden gebruikt door of verstrekt aan de abonnee op het moment van de initiële registratie of activering (bv. telefoonnummer, SIM-kaartnummer, MAC-adres) en aangesloten appara(a)t(en);

Image 16

profielgegevens (bv. gebruikersnaam, schermnaam, profielfoto);

Image 17

gegevens over de validering van het gebruik van de dienst, zoals een door de gebruiker/abonnee verstrekt alternatief e-mailadres;

Image 18

debet- of creditcardinformatie (door de gebruiker verstrekt voor factureringsdoeleinden), met inbegrip van andere betaalmiddelen;

Image 19

PUK-codes;

Image 20

overig:…

b)

Image 21
gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), van Verordening (EU) 2023/1543:…

Image 22

gegevens inzake IP-verbindingen zoals IP-adressen/logs/toegangsnummers, in combinatie met andere technische identificatoren, zoals bronpoorten en tijdstempels of gelijkwaardige gegevens, het gebruikers-ID en de gebruikte interface in het kader van het gebruik van de dienst, specificeer indien nodig:…

Image 23

tijdspanne van de gegevens waarvoor verstrekking wordt gevraagd (indien verschillend van afdeling E):…

Image 24

overig:…

c)

Image 25
verkeersgegevens:

i)

voor (mobiele) telefonie:

Image 26

uitgaande (A) en binnenkomende (B) identificatoren (telefoonnummer, IMSI, IMEI);

Image 27

tijdstip en duur van verbinding(en);

Image 28

oproeppoging(en);

Image 29

ID-basisstation, met inbegrip van geografische informatie (X/Y-coördinaten), ten tijde van het begin en de beëindiging van de verbinding;

Image 30

gebruikte drager/teledienst (bv. UMTS, GPRS);

Image 31

overig:…

ii)

voor internet:

Image 32

routeringsgegevens (bron IP-adres, bestemming IP-adres(sen), poortnummer(s), browser, e-mailheaderinformatie, ID-bericht);

Image 33

ID-basisstation, met inbegrip van geografische informatie (X/Y-coördinaten), ten tijde van het begin en de beëindiging van de verbinding(en);

Image 34

gegevensvolume;

Image 35

datum en tijdstip van verbinding(en);

Image 36

duur van verbinding of toegangssessie(s);

Image 37

overig:…

iii)

voor hosting:

Image 38

logbestanden;

Image 39

tickets;

Image 40

overig:…

iv)

overig:

Image 41

aankoopgeschiedenis;

Image 42

overzicht opladen beltegoed;

Image 43

overig:…

d)

Image 44

inhoudelijke gegevens:

Image 45

dump (web)mailbox;

Image 46

online dumpopslag (door gebruiker gegenereerde gegevens);

Image 47

dumppagina’s;

Image 48

berichtenlog/back-up;

Image 49

dumpvoicemail;

Image 50

serverinhoud;

Image 51

back-uptoestel;

Image 52

contactenlijst;

Image 53

overig:…

Image 54

Aanvullende informatie indien nodig om de gevraagde gegevens (nader) te specificeren of af te bakenen:…

AFDELING G: Informatie over de onderliggende omstandigheden

a)

Dit CEV betreft (relevante vakje(s) aankruisen):

Image 55

strafprocedure in verband met een strafbaar feit/strafbare feiten;

Image 56

tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel van ten minste vier maanden als gevolg van een strafprocedure, waarbij de straf of het bevel niet bij verstek is uitgesproken en de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken.

b)

Aard en wettelijke omschrijving van het strafbaar feit of de strafbare feiten waarvoor het CEV is uitgevaardigd, en de toepasselijke wetsbepaling (4):

……………………………………………..……………………………….………………

c)

Dit CEV is uitgevaardigd voor verkeersgegevens die niet uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker, of voor inhoudelijke gegevens of voor beide, en betreft (kruis relevante hokje(s) aan, indien van toepassing):

Image 57

strafbare feit(en) waarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf staat met een maximum van ten minste drie jaar;

Image 58

een of meer van de volgende strafbare feiten, indien zij geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd door middel van een informatiesysteem:

Image 59

strafbare feit(en) zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 8 van Richtlijn (EU) 2019/713 van het Europees Parlement en de Raad (5);

Image 60

strafbare feit(en) zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (6);

Image 61

strafbare feit(en) zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 8 van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (7);

Image 62

strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 12, en artikel 14 van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (8).

d)

Verwerkingsverantwoordelijke/verwerker:

Europese verstrekkingsbevelen worden gericht aan dienstaanbieders die optreden als verwerkingsverantwoordelijken. Bij wijze van uitzondering kan het Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks worden gericht aan de dienstaanbieder die de gegevens verwerkt namens de verwerkingsverantwoordelijke.

Kruis aan wat van toepassing is:

Image 63

Dit CEV is gericht aan de dienstaanbieder die optreedt als verwerkingsverantwoordelijke.

Image 64

Dit CEV is gericht aan de dienstaanbieder die namens de verwerkingsverantwoordelijke de gegevens verwerkt of, in situaties waar de verwerkingsverantwoordelijke niet kan worden geïdentificeerd, mogelijk verwerkt, omdat:

Image 65

de verwerkingsverantwoordelijke niet kan worden geïdentificeerd ondanks redelijke inspanningen van de uitvaardigende autoriteit;

Image 66

contact opnemen met de verwerkingsverantwoordelijke schadelijk kan zijn voor het onderzoek.

Indien dit CEV gericht is aan de dienstaanbieder die namens de verwerkingsverantwoordelijke gegevens verwerkt:

Image 67

stelt de verwerker de verwerkingsverantwoordelijke in kennis van de gegevensverstrekking;

Image 68

stelt de verwerker de verwerkingsverantwoordelijke tot nader order niet in kennis van de gegevensverstrekking, aangezien dit schadelijk zou zijn voor het onderzoek. Gelieve een korte motivering te geven (9):…

e)

Andere relevante informatie:…

AFDELING H: Informatie voor de gebruiker

De geadresseerde onthoudt zich er in ieder geval van de persoon wiens gegevens worden gevraagd, daarvan in kennis te stellen. Het is de verantwoordelijkheid van de uitvaardigende autoriteit om die persoon onverwijld in kennis te stellen van de verstrekking.

Merk op dat (aankruisen wat van toepassing is):

Image 69

de uitvaardigende autoriteit de kennisgeving aan de persoon wiens gegevens worden gevraagd, zal uitstellen zolang aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

Image 70

dit is nodig om belemmering van officiële of gerechtelijke onderzoeken of procedures te voorkomen;

Image 71

dit is nodig om nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen te voorkomen;

Image 72

dit is nodig om de openbare veiligheid te beschermen;

Image 73

dit is nodig om de nationale veiligheid te beschermen;

Image 74

dit is nodig om de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.

AFDELING I: Nadere gegevens over de uitvaardigende autoriteit

Soort uitvaardigende autoriteit (kruis toepasselijke vakje(s) aan):

Image 75

rechter, rechtbank of onderzoeksrechter;

Image 76

openbare aanklager;

Image 77

andere bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd door de uitvaardigende staat.

Indien bekrachtiging nodig is, gelieve ook afdeling J in te vullen.

Merk op dat (aankruisen indien van toepassing):

Image 78

Dit CEV is uitgevaardigd voor abonneegegevens, voor gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een geldig vastgesteld noodgeval zonder voorafgaande bekrachtiging, omdat de bekrachtiging niet tijdig kon worden verkregen, of voor beide. De uitvaardigende autoriteit bevestigt dat het in een soortgelijke binnenlandse zaak een bevel zonder bekrachtiging zou kunnen uitvaardigen en dat onverwijld, uiterlijk binnen 48 uur, zal worden verzocht om bekrachtiging achteraf (merk op dat de geadresseerde hierover niet zal worden geïnformeerd).

Nadere gegevens over de uitvaardigende autoriteit, haar vertegenwoordiger of beide die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEV bevestigt:

Naam van de autoriteit:…

Naam van haar vertegenwoordiger:…

Functie (titel/graad):…

Dossiernummer:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Gesproken taal (talen):…

Indien anders dan hierboven, autoriteit/contactpunt (bv. centrale autoriteit) waaraan eventuele vragen over de uitvoering van het CEV kunnen worden gericht:

Naam autoriteit/contactpunt:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit of haar vertegenwoordiger die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEV bevestigt:

Datum:…

Handtekening (10):…

AFDELING J: Nadere gegevens over de bekrachtigende autoriteit (vul aan indien van toepassing)

Soort bekrachtigende autoriteit:

Image 79

rechter, rechtbank of onderzoeksrechter;

Image 80

openbare aanklager.

Nadere gegevens over de bekrachtigende autoriteit, haar vertegenwoordiger of beide die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEV bevestigt:

Naam van de autoriteit:…

Naam van haar vertegenwoordiger:…

Functie (titel/graad):…

Dossiernummer:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Gesproken taal (talen):…

Datum:…

Handtekening (11):…

AFDELING K: Kennisgeving en nadere gegevens over de tenuitvoerleggingsautoriteit die in kennis wordt gesteld (indien van toepassing)

Image 81
De volgende tenuitvoerleggingsautoriteit wordt in kennis gesteld van dit CEV: …

Gelieve de contactgegevens te verstrekken van de in kennis gestelde tenuitvoerleggingsautoriteit (indien beschikbaar):

Naam van de tenuitvoerleggingsautoriteit:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

AFDELING L: Overdracht van gegevens

a)

Autoriteit waaraan de gegevens moeten worden doorgegeven

Image 82

uitvaardigende autoriteit;

Image 83

bekrachtigende autoriteit;

Image 84

andere bevoegde autoriteit (bv. centrale autoriteit).

Naam en contactgegevens:…

b)

Gewenst formaat waarin of gewenste wijze waarop de gegevens moeten worden doorgegeven (indien van toepassing):…

AFDELING M: Verdere informatie die moet worden opgenomen (niet toe te zenden aan de geadresseerde — te verstrekken aan de tenuitvoerleggingsautoriteit indien kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is)

Een motivering van de vaststelling dat het Europees bewaringsbevel voldoet aan de voorwaarden van de noodzaak en evenredigheid:

……………………………………………………………………………………………………

Een korte beschrijving van de zaak:

………………………………………………………………………………………………

Wordt het strafbaar feit waarvoor het Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd in de uitvaardigende staat bestraft met een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel met een maximum van ten minste drie jaar en is het strafbaar feit opgenomen in onderstaande lijst van strafbare feiten (kruis toepasselijke vakje(s) aan)?

Image 85

deelneming aan een criminele organisatie;

Image 86

terrorisme;

Image 87

mensenhandel;

Image 88

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

Image 89

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

Image 90

illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

Image 91

corruptie;

Image 92

fraude, met inbegrip van fraude en andere strafbare feiten die de belangen van de Unie schaden, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (12);

Image 93

witwassen van opbrengsten van criminaliteit;

Image 94

valsmunterij, met inbegrip van namaak van de euro;

Image 95

computercriminaliteit;

Image 96

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten en -variëteiten;

Image 97

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf;

Image 98

moord of doodslag, of zware lichamelijke mishandeling;

Image 99

illegale handel in menselijke organen en weefsels;

Image 100

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving of gijzeling;

Image 101

racisme en vreemdelingenhaat;

Image 102

georganiseerde of gewapende diefstal;

Image 103

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

Image 104

oplichting;

Image 105

racketeering en afpersing;

Image 106

namaak van producten en productpiraterij;

Image 107

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

Image 108

vervalsing van betaalmiddelen;

Image 109

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

Image 110

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen;

Image 111

handel in gestolen voertuigen;

Image 112

verkrachting;

Image 113

opzettelijke brandstichting;

Image 114

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

Image 115

kaping van vliegtuigen of schepen;

Image 116

sabotage.

Voeg in voorkomend geval alle aanvullende informatie toe die de tenuitvoerleggingsautoriteit nodig kan hebben om na te gaan of er redenen voor weigering kunnen worden aangevoerd:

……


(1)  Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 118).

(2)  Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van aangewezen vestigingen en de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de vergaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 181).

(3)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

(4)  Voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of aanhoudingsbevel voor verkeersgegevens die niet uitsluitend vereist zijn met het oog op de identificatie van de gebruiker of inhoudelijke gegevens, gelieve onder de punten b) en c) te vermelden voor welk strafbaar feit de straf is opgelegd.

(5)  Richtlijn (EU) 2019/713 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 18).

(6)  Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 8).

(8)  Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).

(9)  De uitvaardigende autoriteit moet de redenen voor de vertraging in het dossier vermelden; in het CEV hoeft slechts een korte motivering te worden toegevoegd.

(10)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.

(11)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.

(12)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).


BIJLAGE II

CERTIFICAAT INZAKE HET EUROPEES BEWARINGSBEVEL (CEB) VOOR DE BEWARING VAN ELEKTRONISCH BEWIJSMATERIAAL

Uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet de geadresseerde van het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB) na ontvangst van het CEB onverwijld de gevraagde gegevens bewaren. De bewaring moet worden beëindigd na 60 dagen, tenzij de termijn door de uitvaardigende autoriteit met nog eens 30 dagen wordt verlengd of de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd. Indien de uitvaardigende autoriteit binnen de genoemde termijnen bevestigt dat een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, dient de geadresseerde de gegevens zolang te bewaren als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra het latere verzoek is ontvangen.

De geadresseerde moet de nodige maatregelen nemen om de vertrouwelijkheid, geheimhouding en integriteit van het CEB en van de verstrekte of bewaarde gegevens te waarborgen.

AFDELING A: Uitvaardigende/bekrachtigende autoriteit:

Uitvaardigende staat:…

Uitvaardigende autoriteit:…

Bekrachtigende autoriteit (indien van toepassing):…

NB: Nadere gegevens over de uitvaardigende en de bekrachtigende autoriteit moeten onderaan worden vermeld (afdelingen F en G)

Dossiernummer van de uitvaardigende autoriteit:…

Dossiernummer van de bekrachtigende autoriteit:…

AFDELING B: Geadresseerde

Geadresseerde:…

Image 117

Aangewezen vestiging

Image 118

Wettelijke vertegenwoordiger

Image 119

Dit bevel wordt in een noodgeval uitgevaardigd aan de gespecificeerde geadresseerde omdat de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder niet binnen de termijnen op het CEB heeft gereageerd of niet met inachtneming van de in Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde termijnen is aangewezen of aangesteld.

Adres:…

Tel./Fax/E-mail (indien bekend):…

Contactpersoon (indien bekend):…

Dossiernummer van de geadresseerde (indien bekend):…

Betrokken dienstaanbieder (indien verschillend van de geadresseerde):…

Andere relevante informatie:…

AFDELING C: Informatie ter ondersteuning van de identificatie van de te bewaren gegevens (vul aan voor zover deze informatie bekend is en noodzakelijk om vast te stellen om welke gegevens het gaat)

Image 120

IP-adres(sen) en tijdstempels (incl. datum en tijdzone):…

Image 121

Telefoonnummer:…

Image 122

E-mailadres(sen):…

Image 123

IMEI-nummer(s):…

Image 124

MAC-adres(sen):…

Image 125

De gebruiker(s) van de dienst of andere unieke identificator(en) zoals na(a)m(en), login-ID(’s) of na(a)m(en) van de rekening:…

Image 126

Na(a)m(en) van de betrokken dienst(en):…

Image 127

Overige:…

Indien van toepassing, de tijdspanne van de gegevens waarvoor bewaring wordt gevraagd:…

Image 128

Aanvullende informatie indien nodig:…

AFDELING D: Te bewaren elektronisch bewijsmateriaal

Dit CEB betreft (kruis relevante vakje(s) aan):

a)

Image 129

abonneegegevens:

Image 130

naam, geboortedatum, postadres of geografisch adres, contactgegevens (e-mailadres, telefoonnummer) en andere relevante informatie inzake de identiteit van de gebruiker/abonnee;

Image 131

datum en tijdstip van initiële registratie, soort registratie, kopie van een overeenkomst, middelen voor identiteitscontrole op tijdstip van registratie, kopie van door abonnee verstrekte documenten;

Image 132

soort dienst en duur ervan, met inbegrip van identificator(en) die worden gebruikt door of verstrekt aan de abonnee op het moment van de initiële registratie of activering (bv. telefoonnummer, SIM-kaartnummer, MAC-adres) en aangesloten appara(a)t(en);

Image 133

profielgegevens (bv. gebruikersnaam, schermnaam, profielfoto);

Image 134

gegevens over de validering van het gebruik van de dienst, zoals een door de gebruiker/abonnee verstrekt alternatief e-mailadres;

Image 135

debet- of creditcardinformatie (door de gebruiker verstrekt voor factureringsdoeleinden), met inbegrip van andere betaalmiddelen;

Image 136

PUK-codes;

Image 137

overig:…

b)

Image 138

gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in de zin van artikel 3, punt 10), van Verordening (EU) 2023/1543:…

Image 139

gegevens inzake IP-verbindingen zoals IP-adressen/logs/toegangsnummers, in combinatie met andere identificatoren, zoals bronpoorten en tijdstempels of gelijkwaardige gegevens, het gebruikers-ID en de gebruikte interface in het kader van het gebruik van de dienst die strikt noodzakelijk zijn voor identificatiedoeleinden: gelieve zo nodig te specificeren:…

Image 140

tijdspanne van de gegevens waarvoor bewaring wordt gevraagd (indien verschillend van afdeling C):…

Image 141

overig:…

c)

Image 142

verkeersgegevens:

i)

voor (mobiele) telefonie:

Image 143

uitgaande (A) en binnenkomende (B) identificatoren (telefoonnummer, IMSI, IMEI);

Image 144

tijdstip en duur van verbinding(en);

Image 145

oproeppoging(en);

Image 146

ID-basisstation, met inbegrip van geografische informatie (X/Y-coördinaten), ten tijde van het begin en de beëindiging van de verbinding;

Image 147

gebruikte drager/teledienst (bv. UMTS, GPRS);

Image 148

overig:…

ii)

voor internet:

Image 149

routeringsgegevens (bron IP-adres, bestemming IP-adres(sen), poortnummer(s), browser, e-mailheaderinformatie, ID-bericht);

Image 150

ID-basisstation, met inbegrip van geografische informatie (X/Y-coördinaten), ten tijde van het begin en de beëindiging van de verbinding(en);

Image 151

gegevensvolume;

Image 152

datum en tijdstip van verbinding(en);

Image 153

duur van verbinding of toegangssessie(s);

Image 154

overig:…

iii)

voor hosting:

Image 155

logbestanden;

Image 156

tickets;

Image 157

overig:…

iv)

overig:

Image 158

aankoopgeschiedenis;

Image 159

overzicht opladen beltegoed;

Image 160

overig:…

d)

Image 161

inhoudelijke gegevens:

Image 162

dump (web)mailbox;

Image 163

online dumpopslag (door gebruiker gegenereerde gegevens);

Image 164

dumppagina’s;

Image 165

berichtenlog/back-up;

Image 166

dumpvoicemail;

Image 167

serverinhoud;

Image 168

back-uptoestel;

Image 169

contactenlijst;

Image 170

overig:…

Image 171

Aanvullende informatie indien nodig om de gevraagde gegevens (nader) te specificeren of af te bakenen:…

AFDELING E: Informatie over de onderliggende omstandigheden

a)

Dit CEB betreft (kruis toepasselijke vakje(s)aan):

Image 172

strafprocedure in verband met een strafbaar feit;

Image 173

tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel van ten minste vier maanden als gevolg van een strafprocedure, waarbij de straf of het bevel niet bij verstek is uitgesproken en de veroordeelde zich aan de rechtspleging heeft onttrokken.

b)

Aard en wettelijke omschrijving van het strafbaar feit of de strafbare feiten waarvoor het CEB is uitgevaardigd, en de toepasselijke wetsbepaling (3):…

AFDELING F: Nadere gegevens over de uitvaardigende autoriteit

Soort uitvaardigende autoriteit (kruis toepasselijke vakje(s) aan):

Image 174

rechter, rechtbank of onderzoeksrechter;

Image 175

openbare aanklager;

Image 176

andere bevoegde autoriteit zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende staat.

Indien bekrachtiging nodig is, gelieve ook afdeling G in te vullen.

Merk op dat (aankruisen indien van toepassing):

Image 177

Dit CEB is uitgevaardigd voor abonneegegevens, voor gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een geldig vastgesteld noodgeval zonder voorafgaande bekrachtiging, omdat de bekrachtiging niet tijdig kon worden verkregen, of voor beide. De uitvaardigende autoriteit bevestigt dat het in een soortgelijke binnenlandse zaak een bevel zonder bekrachtiging zou kunnen uitvaardigen en dat onverwijld, uiterlijk binnen 48 uur, zal worden verzocht om bekrachtiging achteraf (merk op dat de geadresseerde hierover niet zal worden geïnformeerd).

Dit noodgeval betreft een onmiddellijke bedreiging voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon dan wel een onmiddellijke bedreiging voor een kritieke infrastructuur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (4), wanneer de verstoring of vernietiging van die kritieke infrastructuur een onmiddellijke bedreiging zou vormen voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon, onder meer door ernstige schade aan de levering van basisvoorzieningen aan de bevolking of aan de uitoefening van de kerntaken van de staat.

Nadere gegevens over de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEB bevestigt:

Naam van de autoriteit:…

Naam van haar vertegenwoordiger:…

Functie (titel/graad):…

Dossiernummer:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Gesproken taal (talen):…

Indien anders dan hierboven, autoriteit/contactpunt (bv. centrale autoriteit) waaraan eventuele vragen over de uitvoering van het CEB kunnen worden gericht:

Naam autoriteit/contactpunt:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit of haar vertegenwoordiger die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEB bevestigt:

Datum:…

Handtekening (5):…

AFDELING G: Nadere gegevens over de bekrachtigende autoriteit (vul aan indien van toepassing)

Soort bekrachtigende autoriteit:

Image 178

rechter, rechtbank of onderzoeksrechter;

Image 179

openbare aanklager.

Nadere gegevens over de uitvaardigende autoriteit of haar vertegenwoordiger, of beiden, die de nauwkeurigheid en juistheid van de inhoud van het CEB bevestigt of bevestigen:

Naam van de autoriteit:…

Naam van haar vertegenwoordiger:…

Functie (titel/graad):…

Dossiernummer:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Gesproken taal (talen):…

Datum:…

Handtekening (6):…


(1)  Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 118).

(2)  Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van aangewezen vestigingen en de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de vergaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 181).

(3)  Voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of aanhoudingsbevel, gelieve te vermelden voor welk strafbaar feit de straf is opgelegd.

(4)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

(5)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.

(6)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.


BIJLAGE III

INFORMATIE OVER DE ONMOGELIJKHEID OM EEN CEV/CEB UIT TE VOEREN

Uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet de geadresseerde, in gevallen waarin hij niet kan voldoen aan zijn of haar verplichting om de gevraagde gegevens uit hoofde van een CEB te bewaren of uit hoofde van een CEV te verstrekken, de vermelde termijn niet kan eerbiedigen of niet alle gegevens verstrekt, dit formulier onverwijld invullen en terugzenden aan de uitvaardigende autoriteit, alsmede, indien een kennisgeving heeft plaatsgehad en in andere toepasselijke gevallen, aan de in het CEV genoemde tenuitvoerleggingsautoriteit.

Indien mogelijk bewaart de geadresseerde de gevraagde gegevens, zelfs indien aanvullende informatie nodig is om precies te bepalen om welke gegevens het gaat, tenzij de informatie in het CEV/CEB daarvoor niet volstaat. Indien verduidelijkingen door de uitvaardigende autoriteit nodig zijn, verzoekt de geadresseerde hier onverwijld om met gebruikmaking van dit formulier.

AFDELING A: Betrokken certificaat

De volgende informatie heeft betrekking op:

Image 180

een certificaat inzake een Europees verstrekkingsbevel (CEV);

Image 181

een certificaat inzake een Europees bewaringsbevel (CEB).

AFDELING B: Betrokken autoriteit(en)

Uitvaardigende autoriteit:…

Dossiernummer van de uitvaardigende autoriteit:…

Indien van toepassing, bekrachtigende autoriteit:…

Indien van toepassing, dossiernummer van de bekrachtigende autoriteit:…

Datum van uitvaardiging van het CEV/CEB:…

Datum van ontvangst van het CEV/CEB:…

Indien van toepassing, tenuitvoerleggingsautoriteit:…

Indien beschikbaar, dossiernummer van de tenuitvoerleggingsautoriteit:…

AFDELING C: Geadresseerde van het CEV/CEB

Geadresseerde van het CEV/CEB:…

Dossiernummer van de geadresseerde:…

AFDELING D: Redenen voor niet-uitvoering

a)

Het CEV/CEB kan niet worden uitgevoerd of kan niet worden uitgevoerd binnen de gespecificeerde termijn, en wel om de volgende reden(en):

Image 182

het is onvolledig;

Image 183

het bevat kennelijke fouten;

Image 184

het bevat onvoldoende informatie;

Image 185

het heeft geen betrekking op gegevens die door of namens de dienstaanbieder zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van het CEV/CEB;

Image 186

andere redenen voor de feitelijke onmogelijkheid vanwege niet aan de geadresseerde of de dienstaanbieder toerekenbare omstandigheden op het tijdstip van ontvangst van het CEV/CEB;

Image 187

het Europees verstrekkingsbevel/het Europees bewaringsbevel is niet uitgevaardigd of bekrachtigd door een uitvaardigende autoriteit zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/1543;

Image 188

het Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens die niet uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10), van Verordening (EU) 2023/1543 of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens is uitgevaardigd voor een strafbaar feit dat niet onder artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) 2023/1543 valt;

Image 189

de aangeboden dienst valt niet onder Verordening (EU) 2023/1543;

Image 190

de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten, of de gevraagde gegevens vallen onder regels inzake de vaststelling of beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid die verband houden met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media, die in de weg staan aan de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel/het Europees bewaringsbevel;

Image 191

de naleving van het Europees verstrekkingsbevel zou in strijd zijn met het toepasselijk recht van een derde land. Gelieve ook afdeling E in te vullen.

b)

Gelieve nadere toelichting te geven bij de in punt a) vermelde redenen voor niet-uitvoering, en zo nodig andere dan de onder punt a) van deze afdeling opgesomde redenen te vermelden en toe te lichten:

……

AFDELING E: Tegenstrijdige verplichtingen die voortvloeien uit het recht van een derde land

In geval van tegenstrijdige verplichtingen die voortvloeien uit het recht van een derde land, gelieve de volgende informatie te verstrekken:

benaming van de wetgeving van het derde land:

……

toepasselijke wetsbepaling(en) en tekst van de betreffende bepaling(en):

……

aard van de tegenstrijdige verplichting, met inbegrip van het belang dat wordt beschermd door de wetgeving van het derde land:

Image 192

grondrechten van individuen (gelieve te specificeren):

……

Image 193

fundamentele belangen van het derde land die verband houden met nationale veiligheid en defensie (gelieve te specificeren):

……

Image 194

andere belangen (gelieve te specificeren):

……

gelieve toe te lichten waarom de wetgeving op deze zaak van toepassing is:

……

gelieve toe te lichten waarom u van oordeel bent dat er in deze zaak sprake is van een conflict:

……

gelieve de link tussen de dienstaanbieder en het betrokken derde land toe te lichten:

……

mogelijke gevolgen voor de geadresseerde van het naleven van het Europees verstrekkingsbevel, met inbegrip van de straffen die kunnen worden opgelegd:

……

Gelieve alle relevante aanvullende informatie toe te voegen:…

AFDELING F: Verzoek om aanvullende informatie/verduidelijking (vul aan indien van toepassing)

Er is nadere informatie van de uitvaardigende autoriteit vereist om het CEV/CEB te kunnen uitvoeren:

……

AFDELING G: Bewaring van gegevens

De gevraagde gegevens (vink het relevante vakje aan):

Image 195

worden bewaard totdat de gegevens worden verstrekt of totdat de uitvaardigende autoriteit of, waar toepasselijk, de tenuitvoerleggingsautoriteit meedeelt dat het niet langer nodig is de gegevens te bewaren en te verstrekken of totdat de uitvaardigende autoriteit de nodige informatie verstrekt opdat de te bewaren/verstrekken gegevens nauwer kunnen worden omschreven;

Image 196

worden niet bewaard (dit mag slechts bij uitzondering het geval zijn, bijvoorbeeld indien de dienstaanbieder niet over de gegevens beschikt op het tijdstip van ontvangst van het verzoek of niet voldoende kan bepalen welke gegevens er worden gevraagd).

AFDELING H: Contactgegevens van de aangewezen vestiging/wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder

Naam van de aangewezen vestiging/wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder: …

Naam van de contactpersoon:…

Functie:…

Adres:…

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

Fax: (landnummer) (netnummer/zonenummer)…

E-mail:…

Naam van de gemachtigde:…

Datum:…

Handtekening (2):…


(1)  Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 118).

(2)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.


BIJLAGE IV

CATEGORIEËN VAN STRAFBARE FEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12, LID 1, PUNT D)

1)

Deelneming aan een criminele organisatie

2)

Terrorisme

3)

Mensenhandel

4)

Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

5)

Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

6)

Illegale handel in wapens, munitie en explosieven

7)

Corruptie

8)

Fraude, met inbegrip van fraude en andere strafbare feiten die de belangen van de Unie schaden, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (1)

9)

Witwassen van opbrengsten van criminaliteit

10)

Valsmunterij, met inbegrip van namaak van de euro

11)

Computercriminaliteit

12)

Milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten en -variëteiten

13)

Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf

14)

Moord of doodslag, of zware lichamelijke mishandeling

15)

Illegale handel in menselijke organen en weefsels

16)

Ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving of gijzeling

17)

Racisme en vreemdelingenhaat

18)

Georganiseerde of gewapende diefstal

19)

Illegale handel in cultuurgoederen, met inbegrip van antiquiteiten en kunstvoorwerpen

20)

Oplichting

21)

Racketeering en afpersing

22)

Namaak van producten en productpiraterij

23)

Vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

24)

Vervalsing van betaalmiddelen

25)

Illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

26)

Illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen

27)

Handel in gestolen voertuigen

28)

Verkrachting

29)

Opzettelijke brandstichting

30)

Misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

31)

Kaping van vliegtuigen of schepen

32)

Sabotage


(1)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).


BIJLAGE V

BEVESTIGING VAN DE UITVAARDIGING VAN EEN VERSTREKKINGSVERZOEK NA EEN EUROPEES BEWARINGSBEVEL

Uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet de geadresseerde bij ontvangst van het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB) onverwijld de gevraagde gegevens bewaren. De bewaring moet worden beëindigd na 60 dagen, tenzij de termijn door de uitvaardigende autoriteit met nog eens 30 dagen wordt verlengd of de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, door gebruik te maken van het in deze bijlage opgenomen formulier.

Na die bevestiging dient de geadresseerde de gegevens zolang te bewaren als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra het latere verzoek is ontvangen.

AFDELING A: Uitvaardigende autoriteit van het CEB:

Uitvaardigende staat:…

Uitvaardigende autoriteit:…

Indien verschillend van het in het CEB vermelde contactpunt, de autoriteit/het contactpunt (bijv. centrale autoriteit) waaraan eventuele vragen over de uitvoering van het CEB kunnen worden gericht:

Naam en contactgegevens:…

AFDELING B: Geadresseerde van het CEB

Geadresseerde:…

Adres:…

Telefoon/Fax/E-mail (indien bekend):…

Contactpersoon (indien bekend):…

Dossiernummer van de geadresseerde (indien bekend):…

Betrokken dienstaanbieder (indien verschillend van de geadresseerde):…

Andere relevante informatie:…

AFDELING C: Informatie over het CEB

De gegevens worden bewaard in overeenstemming met het CEB dat werd uitgevaardigd op… (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek) en doorgegeven op… (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek) met dossiernummer…(vermeld het dossiernummer).

Image 197

Het werd met 30 dagen verlengd door uitvaardigende autoriteit …., dossiernummer …. op ….. (kruis het vakje aan en vermeld, indien van toepassing).

AFDELING D: Bevestiging

Hierbij wordt bevestigd dat het volgende verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd (kruis het passende vakje aan en vul zo nodig aan):

Image 198

certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel dat werd uitgevaardigd door… (vermeld de autoriteit) op… (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek) en doorgegeven op… (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek) met dossiernummer… (vermeld het dossiernummer) en doorgegeven aan… (vermeld de dienstaanbieder/aangewezen vestiging/wettelijke vertegenwoordiger/aangewezen vestiging/bevoegde autoriteit waaraan het verzoek werd doorgegeven en, indien bekend, het door de geadresseerde gegeven dossiernummer);

Image 199

Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door… (vermeld de autoriteit) op… (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek) en doorgegeven op… (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek) met dossiernummer… (vermeld het dossiernummer) aan… (vermeld de staat en de bevoegde autoriteit waaraan het is toegezonden en, indien beschikbaar, het door de aangezochte autoriteiten gegeven dossiernummer);

Image 200

verzoek om wederzijdse rechtshulp dat werd uitgevaardigd door… (vermeld de autoriteit) op… (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek) en doorgegeven op… (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek) met dossiernummer… (vermeld het dossiernummer) en doorgegeven aan…(vermeld de staat en de bevoegde autoriteit waaraan het is toegezonden en, indien beschikbaar, het door de aangezochte autoriteiten gegeven dossiernummer).

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger

Naam:…

Datum:…

Handtekening (2):…


(1)  Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 118).

(2)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.


BIJLAGE VI

VERLENGING VAN DE BEWARING VAN ELEKTRONISCH BEWIJSMATERIAAL

Uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet de geadresseerde bij ontvangst van het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB) onverwijld de gevraagde gegevens bewaren. De bewaring moet worden beëindigd na 60 dagen, tenzij de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat het aansluitende verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd. Binnen 60 dagen kan de uitvaardigende autoriteit de bewaringsduur indien nodig met nog eens 30 dagen verlengen om de uitvaardiging van het aansluitende verstrekkingsverzoek mogelijk te maken, door gebruik te maken van het in deze bijlage opgenomen formulier.

AFDELING A: Uitvaardigende autoriteit van het CEB:

Uitvaardigende staat: ……

Uitvaardigende autoriteit: ……

Dossiernummer van de uitvaardigende autoriteit: ……

Indien verschillend van het in het CEB vermelde contactpunt, de autoriteit/het contactpunt (bijv. centrale autoriteit) waaraan alle vragen over de uitvoering van het CEB kunnen worden gericht:

Naam en contactgegevens: ……

AFDELING B: Geadresseerde van het CEB

Geadresseerde: ……

Adres: ……

Telefoon/Fax/E-mail (indien bekend): ……

Contactpersoon (indien bekend): ……

Dossiernummer van de geadresseerde (indien bekend): ……

Betrokken dienstaanbieder (indien verschillend van de geadresseerde): ……

Andere relevante informatie: ……

AFDELING C: Informatie over eerder CEB

De gegevens worden bewaard in overeenstemming met het CEB dat werd uitgevaardigd op …… (vermeld de datum van uitvaardiging van het verzoek) en doorgegeven op …… (vermeld de datum van doorgifte van het verzoek) met dossiernummer …… (vermeld het dossiernummer) aan ……

AFDELING D: Verlenging van het eerdere bewaringsbevel

De verplichting om gegevens te bewaren in het kader van het CEB zoals gespecificeerd in afdeling C wordt hierbij met nog eens 30 dagen verlengd.

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger

Naam: ……

Datum: ……

Handtekening (2): ……


(1)  Verordening (EU) 2023/1543 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure (PB L 191 van 28.7.2023, blz. 118).

(2)  Indien geen gebruik gemaakt wordt van het gedecentraliseerde IT-systeem, gelieve ook een officiële stempel, elektronisch zegel of gelijkwaardige authenticatie toe te voegen.


Top