EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0733

Verordening (EU) nr. 733/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen Voor de EER relevante tekst

PB L 204 van 31.7.2013, p. 11–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB L 204 van 31.7.2013, p. 3–6 (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/10/2015; opgeheven door 32015R1588

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/733/oj

31.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 204/11


VERORDENING (EU) Nr. 733/2013 VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 109,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad (1), kent de Commissie de bevoegdheid toe om bij verordening te verklaren dat bepaalde soorten steunmaatregelen verenigbaar zijn met de interne markt en vrijgesteld zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(2)

Staatssteun is een objectief begrip, dat wordt omschreven in artikel 107, lid 1, VWEU. De in Verordening (EG) nr. 994/98 aan de Commissie toegekende bevoegdheid om groepsvrijstellingen vast te stellen, geldt alleen voor maatregelen die voldoen aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU en bijgevolg staatssteun zijn. Het feit dat een bepaalde categorie van steun wordt opgenomen in Verordening (EG) nr. 994/98 of in een vrijstellingsverordening laat onverlet of een maatregel wordt aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(3)

Verordening (EG) nr. 994/98 kent de Commissie de bevoegdheid toe om te verklaren dat steun aan kleine en middelgrote ondernemingen („kmo’s”), steun voor onderzoek en ontwikkeling, steun voor milieubescherming, steun voor werkgelegenheid en opleiding en steunmaatregelen waarbij de kaart in acht wordt genomen die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, verenigbaar zijn met de interne markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichting.

(4)

Verordening (EG) nr. 994/98 machtigt de Commissie om een vrijstelling te verlenen voor steun voor onderzoek en ontwikkeling, maar niet voor innovatie. Inmiddels is innovatie een beleidsprioriteit van de Unie geworden in het kader van de „Innovatie-Unie”, een van de vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020. Bovendien zijn veel steunmaatregelen ten behoeve van innovatie betrekkelijk beperkt en leiden zij niet tot aanzienlijke verstoring van de mededinging.

(5)

Het kan zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen op het gebied van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent of omdat er geen effect is op de handel tussen lidstaten. Voor zover maatregelen op het gebied van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed wel staatsteun zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moeten de lidstaten thans deze maatregelen bij de Commissie aanmelden. Verordening (EG) nr. 994/98 machtigt de Commissie om een vrijstelling te verlenen voor steun aan kmo’s, maar in de culturele sector is het nut van een dergelijke vrijstelling beperkt omdat de begunstigden dikwijls grote ondernemingen zijn. Kleine projecten op het gebied van cultuur, creatie en de instandhouding van het culturele erfgoed geven echter doorgaans geen aanleiding tot aanzienlijke verstoring van de mededinging, zelfs wanneer zij door grotere ondernemingen worden uitgevoerd, en uit recente gevallen is gebleken dat de invloed ervan op het handelsverkeer beperkt is.

(6)

Vrijstellingen in de sector van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed kunnen op basis van de in richtsnoeren verwerkte ervaring van de Commissie worden bepaald, zoals voor cinematografische en audiovisuele werken, of per geval worden ontwikkeld. Bij het bepalen van deze groepsvrijstellingen dient de Commissie er rekening mee te houden dat deze alleen betrekking mogen hebben op maatregelen die staatssteun zijn, dat ze in beginsel gericht dienen te zijn op maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de modernisering van het EU-staatssteunbeleid, en dat alleen groepsvrijstellingen kunnen worden verleend voor vormen van steun ten aanzien waarvan de Commissie over een uitgebreide ervaring beschikt. Voorts dient rekening te worden gehouden met de primaire bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van cultuur, met de bijzondere bescherming van de culturele verscheidenheid op grond van artikel 167, lid 1, VWEU, en met het specifieke karakter van cultuur.

(7)

De lidstaten moeten ook steunmaatregelen ter compensatie van door natuurrampen veroorzaakte schade bij de Commissie aanmelden. De in verband hiermee toegekende bedragen zijn in de regel gering, en er kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld. Verordening (EG) nr. 994/98 machtigt de Commissie om dergelijke steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting, doch uitsluitend indien het steun aan kmo’s betreft. Grote ondernemingen kunnen echter ook door natuurrampen worden getroffen. De Commissie heeft ondervonden dat dergelijke steun niet tot aanzienlijke verstoring van de mededinging leidt, en er kunnen op basis van de opgedane ervaring duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

(8)

Voorts moeten de lidstaten steunmaatregelen ter compensatie van door bepaalde ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte schade in de visserijsector bij de Commissie aanmelden. De in verband hiermee toegekende bedragen zijn in de regel gering, en er kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld. Verordening (EG) nr. 994/98 machtigt de Commissie om dergelijke steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting, doch uitsluitend indien het steun aan kmo’s betreft. Grote ondernemingen in de visserijsector kunnen echter ook door ongunstige weersomstandigheden worden getroffen. De Commissie heeft ondervonden dat dergelijke steun niet tot aanzienlijke verstoring van de mededinging leidt, en er kunnen op basis van de opgedane ervaring duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

(9)

Overeenkomstig artikel 42 VWEU zijn de staatssteunregels onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing op sommige steunmaatregelen ten behoeve van in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten. Artikel 42 geldt niet voor bosbouw of voor niet in bijlage I vermelde producten. Daarom kan momenteel, op grond van Verordening (EG) nr. 994/98, steun voor bosbouw en voor de afzetbevordering van niet in bijlage I vermelde producten uit de voedingssector uitsluitend worden vrijgesteld indien deze beperkt blijft tot kmo’s. De Commissie zou de mogelijkheid moeten hebben om bepaalde soorten steun voor de bosbouw, onder andere de steun die in programma’s voor plattelandsontwikkeling is opgenomen, evenals bepaalde steun ten behoeve van de afzetbevordering van, en reclameactiviteiten voor, niet in bijlage I opgenomen producten uit de voedingssector vrij te stellen, indien zij heeft ondervonden dat steun in deze gevallen slechts in beperkte mate tot verstoring van de mededinging leidt en dat duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden vastgesteld.

(10)

Op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (2), zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU van toepassing op steun van de lidstaten ten gunste van ondernemingen in de visserijsector, maar niet op financiële bijdragen van de lidstaten die uit hoofde van, en in overeenstemming met, Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden verricht. Bijkomende overheidssteun voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen heeft gewoonlijk slechts een geringe invloed op de handel tussen de lidstaten, levert een bijdrage aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van maritiem en visserijbeleid, en veroorzaakt geen ernstige verstoring van de mededinging. Bovendien zijn de betrokken bedragen over het algemeen gering, en kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

(11)

Het kan zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen op het gebied van sport, met name amateursport, geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent of omdat er geen effect is op de handel tussen lidstaten. Voor zover maatregelen op het gebied van sport wel staatsteun zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moeten de lidstaten thans deze maatregelen bij de Commissie aanmelden. Steunmaatregelen voor sport, met name voor amateursport of kleinschalige sport, hebben vaak slechts een geringe invloed op de handel tussen de lidstaten en veroorzaken geen ernstige verstoring van de mededinging. Ook de toegekende bedragen zijn doorgaans beperkt. Op grond van de opgedane ervaring kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat steun ten behoeve van sport niet tot aanzienlijke verstoring leidt.

(12)

Wat steun voor lucht- en zeevervoer betreft, weet de Commissie uit ervaring dat sociale steun voor het vervoer van bewoners van afgelegen gebieden, zoals ultraperifere gebieden en eilanden, waaronder insulaire lidstaten die één regio vormen en dunbevolkte gebieden, niet tot significante verstoring van de mededinging leidt, mits er geen onderscheid wordt gemaakt op grond van de identiteit van de operatoren. Bovendien kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

(13)

De Commissie heeft in de afgelopen jaren ruime ervaring opgedaan met steun voor de breedbandsectorinfrastructuur, en heeft richtsnoeren ter zake ontwikkeld (3). Daarbij is gebleken dat steun voor bepaalde soorten breedbandinfrastructuur niet tot ernstige verstoring leidt en dat hiervoor een groepsvrijstelling zou kunnen worden verleend, mits aan bepaalde verenigbaarheidsvoorwaarden wordt voldaan en de infrastructuur wordt opgezet in „witte gebieden”, d.w.z. gebieden waar geen infrastructuur van dezelfde categorie (breedband of zeer snelle toegangsnetwerken van de volgende generatie (very high-speed next-generation access — NGA) voorhanden is en de ontwikkeling daarvan in de nabije toekomst onwaarschijnlijk is, zoals bepaald in de in de richtsnoeren vervatte criteria. Dit geldt voor steun voor de voorziening met basisbreedband evenals voor steun voor individuele maatregelen van geringe omvang voor NGA en voor civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur.

(14)

Wat infrastructuur betreft, kan het zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent, omdat er geen gevolgen zijn voor het handelsverkeer tussen de lidstaten of omdat de maatregel een compensatie vormt voor een dienst van algemeen economisch belang die aan alle criteria van de Altmark-jurisprudentie voldoet (4). Voor zover de financiering van infrastructuur wel staatsteun is in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moeten de lidstaten deze bij de Commissie aanmelden. Wat infrastructuur betreft, kunnen kleine steunbedragen voor infrastructuurprojecten een doeltreffend middel zijn om de doelstellingen van de Unie te steunen, voor zover de kosten door de steun tot een minimum worden beperkt en de mogelijke verstoring van de mededinging beperkt is. De Commissie moet daarom vrijstelling kunnen verlenen voor staatssteun voor infrastructuurprojecten ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening en ter ondersteuning van andere doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met name de doelstellingen van de Europa 2020-strategie (5). Het kan daarbij gaan om steun voor projecten waarbij sectoroverschrijdende netwerken of faciliteiten betrokken zijn en die relatief beperkte steunbedragen vergen. Groepsvrijstellingen kunnen echter alleen worden verleend voor infrastructuurprojecten waarmee de Commissie genoeg ervaring heeft om duidelijke en strikte verenigbaarheidscriteria te kunnen vaststellen die garanderen dat het risico op een mogelijke verstoring van de mededinging gering is en dat grote steunbedragen onderworpen blijven aan de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU.

(15)

Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 994/98 dient derhalve te worden uitgebreid tot nieuwe soorten steunmaatregelen. Deze uitbreiding heeft geen invloed op het feit dat een maatregel als staatssteun wordt aangemerkt in categorieën of sectoren waarin de lidstaten reeds actief zijn.

(16)

Verordening (EG) nr. 994/98 bepaalt dat de drempels voor elke categorie van steun waarvoor de Commissie een groepsvrijstellingsverordening vaststelt, moeten worden uitgedrukt hetzij als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, hetzij als maximumsteunbedragen. Door deze voorwaarde is het moeilijk een groepsvrijstelling toe te kennen voor bepaalde soorten steunmaatregelen die, door de bijzondere aard ervan, niet precies kunnen worden uitgedrukt in termen van steunintensiteit of maximumsteunbedragen; zoals financieringsinstrumenten of bepaalde soorten maatregelen ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen. Dit is met name een gevolg van het feit dat er bij dergelijke complexe maatregelen sprake kan zijn van steun op verschillende niveaus: rechtstreeks begunstigden, intermediaire begunstigden en indirect begunstigden. Gezien het toenemende belang van dergelijke maatregelen en de bijdrage die zij leveren aan het bereiken van de doelstellingen van de Unie, dient meer flexibiliteit te worden geboden om hen vrij te stellen. Het zou derhalve mogelijk moeten zijn om in het geval van dergelijke maatregelen de drempels voor een specifieke toekenning van steun uit te drukken in termen van maximaal steunniveau voor of met betrekking tot die maatregel. Het maximale staatssteunniveau kan een steunelement omvatten, dat niet noodzakelijk staatssteun is, mits de maatregel ten minste enkele elementen omvat die staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhouden, en die niet onbeduidend zijn.

(17)

Verordening (EG) nr. 994/98 bepaalt dat de lidstaten samenvattingen moeten indienen van de inlichtingen betreffende door hen ten uitvoer gelegde steun die onder een vrijstellingsverordening valt. De bekendmaking van deze samenvattingen is noodzakelijk om de transparantie van de door de lidstaten vastgestelde maatregelen te waarborgen. De bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie was, ten tijde van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 994/98, de meest doeltreffende manier om transparantie te verzekeren. Door de opkomst van de elektronische communicatiemiddelen is de bekendmaking van de samenvattingen op de website van de Commissie thans echter een snellere en efficiëntere methode, die een grotere mate van transparantie biedt ten voordele van de belanghebbenden. Deze samenvattingen hoeven daarom niet meer in het Publicatieblad te worden bekendgemaakt, maar dienen op de website van de Commissie te worden geplaatst.

(18)

Evenzo dienen ontwerpverordeningen en andere documenten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 994/98 door het Adviescomité inzake overheidssteun moeten worden onderzocht, op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt in plaats van in het Publicatieblad, om voor grotere transparantie te zorgen, de administratieve lasten te verminderen en vertraging bij de publicatie te voorkomen.

(19)

Volgens de raadplegingsprocedure van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 994/98 moet het Adviescomité inzake overheidssteun worden geraadpleegd alvorens een ontwerpverordening wordt bekendgemaakt. Ten behoeve van de transparantie dient de ontwerpverordening echter tegelijkertijd met de eerste raadpleging van het Adviescomité door de Commissie op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt.

(20)

Verordening (EG) nr. 994/98 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 994/98 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel van de verordening wordt vervangen door:

„Verordening (EG) Nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen”.

2)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

categorieën van steun ten behoeve van:

i)

kleine en middelgrote ondernemingen;

ii)

onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

iii)

milieubescherming;

iv)

werkgelegenheid en opleiding;

v)

cultuur en instandhouding van het culturele erfgoed;

vi)

compensatie van door natuurrampen veroorzaakte schade;

vii)

compensatie van door ongunstige weersomstandigheden aan de visserijsector toegebrachte schade;

viii)

bosbouw;

ix)

afzetbevordering van niet in bijlage I bij het VWEU genoemde producten uit de voedingssector;

x)

instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen;

xi)

sport;

xii)

bewoners van afgelegen gebieden op het gebied van vervoer, met een sociaal karakter, die zonder discriminatie op grond van de identiteit van de operator wordt toegekend;

xiii)

basisbreedbandinfrastructuur, individuele infrastructuurmaatregelen van geringe omvang met betrekking tot toegangsnetwerken van de volgende generatie en civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur, in gebieden waar een dergelijke infrastructuur niet voorhanden is en waarschijnlijk evenmin op korte termijn zal worden ontwikkeld;

xiv)

infrastructuur ter ondersteuning van de in de punten i) tot en met xiii) en de onder b) van dit lid vervatte doelstellingen en ter ondersteuning van andere doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met name de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.”;

b)

lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

de drempels die worden uitgedrukt hetzij als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, hetzij in de vorm van een maximumbedrag, hetzij, voor bepaalde soorten steun waarvan de intensiteit of het bedrag soms moeilijk precies te bepalen is, met name financieringsinstrumenten of risicokapitaalinvesteringen of dergelijke, als maximaal steunniveau voor of met betrekking tot die maatregel, onverminderd de kwalificatie van de betrokken maatregelen in het licht van artikel 107, lid 1, VWEU;”.

3)

Artikel 3, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Meteen bij de uitvoering van steunregelingen of van buiten een regeling toegekende individuele steunmaatregelen welke uit hoofde van de in artikel 1, lid 1, bedoelde verordeningen zijn vrijgesteld, doen de lidstaten de Commissie, met het oog op bekendmaking daarvan op de website van de Commissie, een samenvatting toekomen van de inlichtingen betreffende deze steunregelingen of individuele steunmaatregelen die niet onder een vrijgestelde steunregeling vallen.”.

4)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

op het moment waarop zij een ontwerpverordening bekendmaakt overeenkomstig artikel 6;”;

b)

in lid 2 wordt de tweede zin vervangen door:

„Bij deze uitnodiging worden de te bespreken onderwerpen en documenten gevoegd; deze kunnen op de website van de Commissie worden gepubliceerd.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(3)  Mededeling van de Commissie — „EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken” (PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1).

(4)  Arrest van het Hof van Justitie van 24 juli 2003 in Zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH and Regierungspräsidium Magdeburg tegen Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH (Jurispr. 2003, blz. I-7747).

(5)  Zie „Aanbeveling 2010/410/EU van de Raad van 13 juli 2010 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28) en Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46).


Top