EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R0880

Verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren

PB L 99 van 11.4.1992, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/09/2000

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/880/oj

31992R0880

Verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren

Publicatieblad Nr. L 099 van 11/04/1992 blz. 0001 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 11 blz. 0033
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 11 blz. 0033


VERORDENING (EEG) Nr. 880/92 VAN DE RAAD van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid van de Gemeenschap, zoals dat in de actieprogramma's van de Europese Gemeenschap inzake het milieu (4) is vastgelegd, met name zijn gericht op de voorkoming, de beperking en het zo veel mogelijk uitschakelen van de verontreiniging, bij voorrang aan de bron, en op een verantwoord beheer van grondstoffenreserves, mede op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt; dat in het Vierde Actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu (1987-1992) (5) wordt gewezen op het belang om een op schone produkten gericht beleid uit te stippelen;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 7 mei 1990 (6) de Commissie heeft verzocht zo spoedig mogelijk een voorstel in te dienen voor een communautair systeem van milieu-etikettering dat het milieu-effect tijdens de levenscyclus van het produkt bestrijkt;

Overwegende dat het Europese Parlement in zijn resolutie van 19 juni 1987 over afvalbeheer en voormalige vuilstortplaatsen (7) steun heeft betuigd voor een communautair label voor schone produkten;

Overwegende dat er een groeiende publieke belangstelling bestaat voor informatie over produkten met een verminderd milieu-effect; dat enige Lid-Staten al een systeem voor de toekenning van milieukeuren voor dergelijke produkten hebben en dat een aantal andere Lid-Staten invoering ervan overwegen;

Overwegende dat een systeem voor de toekenning van milieukeuren voor produkten met een verminderd milieu-effect de aandacht op milieuvriendelijke keuzemogelijkheden zal vestigen en derhalve de consument en de gebruiker richtsnoeren kan bieden;

Overwegende dat dit het best kan worden bereikt door opstelling van uniforme, in de gehele Gemeenschap geldende criteria voor het milieukeursysteem;

Overwegende dat, terwijl bestaande of toekomstige onafhankelijke systemen voor de toekenning van milieukeuren zullen mogen blijven bestaan, deze verordening erop is gericht de voorwaarden te scheppen waaronder uiteindelijk één enkele doeltreffende milieukeur in de Gemeenschap kan worden ingevoerd;

Overwegende dat het systeem voor de toekenning van milieukeuren gebaseerd moet zijn op vrijwillige toepassing; dat deze benadering, die op het vrije spel van de markt steunt, ook tot onderzoek naar en ontwikkeling van met name schone technologieën zal bijdragen en derhalve tot innovatie zal leiden;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat in de gehele Gemeenschap de criteria uniform worden toegepast en de voorgeschreven procedures worden gevolgd;

Overwegende dat het systeem voor de toekenning van milieukeuren met de belangen van de belangrijkste betrokken groepen rekening zal houden en er derhalve in moet voorzien dat die groepen op passende wijze worden betrokken bij het bepalen van produktengroepen en specifieke milieucriteria voor elke produktengroep;

Overwegende dat consumenten en ondernemingen naar behoren dienen te worden voorgelicht over het systeem voor de toekenning van milieukeuren;

Overwegende dat deze keur een aanvulling moet zijn op andere, bestaande of toekomstige, communautaire keursystemen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

Bij deze verordening wordt een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren ingesteld, dat ten doel heeft:

- het ontwerp, de produktie, het in de handel brengen en het gebruik van produkten die gedurende hun gehele levenscyclus een verminderd milieu-effect hebben te bevorderen, en

- de consument beter te informeren over het milieu-effect van produkten

zonder dat de veiligheid van het produkt of van de werknemers in gevaar wordt gebracht of in significante mate afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksgeschiktheid van het produkt.

Artikel 2

Werkingssfeer

Deze verordening is niet van toepassing op levensmiddelen, dranken en farmaceutische produkten.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "stoffen": chemische elementen en hun verbindingen, zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (8);

b) "preparaten": mengsels of oplossingen, zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 67/548/EEG;

c) "produktengroep": produkten die voor een zelfde gebruik bestemd zijn en op overeenkomstige wijze kunnen worden gebruikt;

d) "totaalbenadering": het rekening houden met de levenscyclus van een produkt vanaf de fabricage, met inbegrip van de keuze van de grondstoffen, de distributie, het ver- en het gebruik, tot en met de verwijdering na gebruik.

Artikel 4

Algemene beginselen

1. De milieukeur kan worden toegekend aan produkten die beantwoorden aan de in artikel 1 omschreven doelstellingen en voldoen aan de communautaire eisen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu.

2. De milieukeur wordt in geen geval toegekend aan:

a) produkten die stoffen of preparaten zijn welke overeenkomstig de Richtlijnen 67/548/EEG en 88/379/EEG (9) als gevaarlijk zijn ingedeeld.

Aan produkten die een stof of preparaat bevatten die of dat overeenkomstig genoemde richtlijn als gevaarlijk is ingedeeld, kan de keur worden toegekend voor zover deze produkten beantwoorden aan de in artikel 1 omschreven doelstellingen;

b) produkten die zijn vervaardigd volgens een procédé dat significante schade voor mens en/of milieu tot gevolg kan hebben.

3. In de Gemeenschap ingevoerde produkten waarvoor een milieukeur in de zin van deze richtlijn wordt aangevraagd, moeten ten minste voldoen aan dezelfde strikte criteria als de in de Gemeenschap vervaardigde produkten.

Artikel 5

Produktengroepen en milieucriteria

1. De voorwaarden voor de toekenning van de milieukeur worden per produktengroep bepaald.

De produktengroepen, de specifieke milieucriteria voor elke groep en hun respectieve geldigheidsduur worden na de overlegprocedure van artikel 6 vastgesteld volgens de procedure van artikel 7.

2. De Commissie leidt deze procedure in op verzoek van de in artikel 9 bedoelde instantie(s), dan wel op eigen initiatief. De bevoegde instantie kan op eigen initiatief dan wel op verzoek van een belanghebbende organisatie of persoon handelen; in dit laatste geval spreekt de instantie zich uit over de opportuniteit van het verzoek. Alvorens een verzoek bij de Commissie in te dienen pleegt de bevoegde instantie naar behoren overleg met de belangengroepen en stelt zij de Commissie in kennis van het resultaat van dat overleg.

3. Iedere produktengroep wordt op een zodanige wijze omschreven, dat alle concurrerende produkten die voor een zelfde gebruik bestemd zijn en op overeenkomstige wijze kunnen worden gebruikt tot dezelfde groep behoren.

4. De specifieke milieucriteria voor iedere produktengroep worden opgesteld volgens een totaalbenadering die is gebaseerd op de doelstellingen genoemd in artikel 1, de algemene beginselen van artikel 4, en de parameters van de indicatieve beoordelingstabel in bijlage I. Deze criteria moeten nauwkeurig, duidelijk en objectief zijn zodat een uniforme toepassing door de bevoegde instanties gewaarborgd is. Zij moeten een hoog niveau van milieubescherming waarborgen, voor zover mogelijk gebaseerd zijn op het gebruik van schone technologieën en, in voorkomend geval, de wenselijkheid van een optimale levensduur van de produkten weerspiegelen.

Mocht het noodzakelijk blijken de indicatieve beoordelingstabel aan de technische vooruitgang aan te passen, dan wordt de procedure van artikel 7 gevolgd.

5. De geldigheidsduur van de produktengroepen moet ongeveer drie jaar bedragen. De geldigheidsduur van een criterium mag niet langer zijn dan die van de produktengroep waarop het betrekking heeft.

Artikel 6

Raadpleging van belangengroepen

1. Voor de vaststelling van de in artikel 5 bedoelde produktengroepen en specifieke milieucriteria raadpleegt de Commissie, alvorens een ontwerp aan het in artikel 7 bedoelde comité voor te leggen, de voornaamste belangengroepen, die daartoe in een overlegorgaan bijeenkomen. De Commissie houdt daarbij rekening met de resultaten van nationale raadplegingen.

2. Het overlegorgaan bestaat ten minste uit de vertegenwoordigers op Gemeenschapsniveau van de volgende belangengroepen:

- industrie (10)

- handel (11)

- consumentenorganisaties

- milieuorganisaties.

Elk van deze groepen mag met ten hoogste drie zetels vertegenwoordigd zijn.

De aan het overlegorgaan deelnemende belangengroepen dragen zorg voor een bij de betrokken produktengroep passende vertegenwoordiging, met inachtneming van de noodzaak van continuïteit in het werk van het overlegorgaan.

3. De Commissie stelt het reglement van orde van het overlegorgaan vast volgens de procedure van artikel 7.

4. De termijn voor de raadpleging van het overlegorgaan mag in geen geval langer zijn dan zes weken.

5. De Commissie zendt de resultaten van het overleg toe aan het in artikel 7 bedoelde comité, tegelijk met een ontwerp van de te nemen maatregelen.

Artikel 7

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

4. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

5. Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 8

De milieukeur

1. De keur draagt het logo dat in bijlage II is weergegeven.

2. Aanvragen om toekenning van de keur worden ingediend volgens de procedure van artikel 10.

3. Het besluit tot toekenning van een keur aan afzonderlijke produkten die beantwoorden aan de in de artikelen 4 en 5 bedoelde criteria wordt door de in artikel 9 bedoelde bevoegde instanties genomen volgens de procedure van artikel 10.

4. Volgens de procedure van artikel 7 besluit de Commissie per geval of op de milieukeur de voornaamste redenen waarom het is toegekend kunnen worden vermeld en stelt zij de daartoe noodzakelijke regels vast.

5. De keur wordt toegekend voor een bepaalde produktieperiode die in geen geval langer mag zijn dan de geldigheidsduur van de criteria.

Wanneer de geldigheidsduur van de criteria betreffende de produkten ongewijzigd wordt verlengd, kan die van de keur voor dezelfde periode worden verlengd.

6. De milieukeur mag in geen geval worden gebruikt alvorens een contract over de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig artikel 12 is gesloten.

Artikel 9

Aanwijzing van bevoegde instanties

1. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening wijst iedere Lid-Staat de instantie(s), hierna "bevoegde instantie(s)" te noemen, aan die de in deze verordening beoogde taken, met name die welke in artikel 10 zijn omschreven, moet(en) uitvoeren en stelt de Commissie daarvan in kennis.

2. De Lid-Staten zien erop toe dat de samenstelling van de bevoegde instanties hun onafhankelijkheid en neutraliteit waarborgt en dat de bevoegde instanties de bepalingen van deze verordening op coherente wijze toepassen.

Artikel 10

Aanvragen om toekenning van een milieukeur

1. Fabrikanten of importeurs in de Gemeenschap mogen de toekenning van een milieukeur alleen aanvragen bij de bevoegde instantie(s) die is (zijn) aangewezen door de Lid-Staat waar het produkt vervaardigd of voor het eerst in de handel gebracht wordt of waarin het uit een derde land wordt ingevoerd.

2. Voordat de aanvragen beoordeeld worden, raadpleegt de bevoegde instantie het in lid 9 genoemde register. De bevoegde instantie beoordeelt de gevolgen van het produkt voor het milieu aan de hand van de beginselen genoemd in artikel 4 en de specifieke milieucriteria per produktengroep bedoeld in artikel 5. Daartoe moeten alle vereiste documenten en attesten (met inbegrip van de resultaten van onafhankelijke tests) aan de bevoegde instantie worden voorgelegd.

3. Na de produktbeoordeling besluit de bevoegde instantie of zij de keur al dan niet toekent. Indien zij besluit dat een keur dient te worden toegekend, stelt zij de Commissie in kennis van haar besluit, onder bijvoeging van de volledige resultaten van haar beoordeling en een samenvatting daarvan. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 7 een standaardformulier op voor deze samenvatting.

Binnen vijf dagen na de kennisgeving stuurt de Commissie de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten een kopie van het bovenbedoelde besluit en de samenvatting alsmede, op hun verzoek, een kopie van de volledige resultaten van de beoordeling.

4. Na verloop van een termijn van dertig dagen vanaf de toezending aan de Commissie van de kennisgeving kan de bevoegde instantie de keur toekennen, tenzij de Commissie haar binnen die termijn in kennis heeft gesteld van met redenen omklede bezwaren tegen de toekenning van de keur. Indien dergelijke bezwaren worden gemaakt en deze niet via informeel overleg kunnen worden weggenomen, neemt de Commissie een besluit over de voorgestelde toekenning volgens de procedure van artikel 7.

5. Indien de bevoegde instantie besluit een keur toe te kennen voor een produkt dat al door de bevoegde instantie van een andere Lid-Staat afgewezen is, brengt zij dit in de in lid 3 bedoelde kennisgeving van haar besluit onder de aandacht van de Commissie. In dat geval neemt de Commissie een besluit over de voorgestelde toekenning volgens de procedure van artikel 7.

6. In de in de leden 4 en 5 bedoelde gevallen legt de Commissie binnen 45 dagen nadat zij van de bevoegde instantie het besluit een keur toe te kennen heeft ontvangen, een ontwerp van de te nemen maatregelen voor aan het in artikel 7 genoemde comité.

7. Wordt de aanvraag om een keur afgewezen, dan brengt de bevoegde instantie de Commissie daarvan onverwijld op de hoogte en deelt zij de aanvrager de redenen van de afwijzing mee.

8. De bevoegde instantie kan na ontvangst van de aanvraag om een keur tot de conclusie komen dat het produkt niet onder een van de produktengroepen valt waarvoor reeds criteria zijn overeengekomen. In dat geval besluit de bevoegde instantie of er een voorstel tot invoering van een nieuwe produktengroep ter goedkeuring aan de Commissie dient te worden voorgelegd overeenkomstig de procedures van de artikelen 6 en 7.

9. De Commissie houdt aparte registers bij van alle aanvragen die zijn ingekomen, goedgekeurd of afgewezen. De registers van de ingekomen en afgewezen aanvragen zijn enkel voor de bevoegde instanties van de Lid-Staten toegankelijk.

10. Een fabrikant of importeur die voornemens is een aanvraag om een keur in te trekken of het gebruik van een keur te beëindigen, stelt de in aanmerking komende bevoegde instantie daarvan in kennis.

Artikel 11

Kosten en vergoedingen

1. Voor de aanvraag om een keur worden de kosten van behandeling van het dossier aangerekend.

2. De voorwaarden voor het gebruik van de keur behelzen de betaling van een gebruiksrecht door de aanvrager.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde bedragen worden vastgesteld door de in artikel 9 bedoelde bevoegde instanties en kunnen per Lid-Staat verschillen. Daartoe zullen richtsnoeren worden opgesteld volgens de procedure van artikel 7.

Artikel 12

Gebruiksvoorwaarden

1. De bevoegde instantie sluit met de aanvrager een contract over de voorwaarden voor het gebruik van de keur. Daartoe wordt volgens de procedure van artikel 7 een standaardcontract vastgesteld.

2. De voorwaarden voor het gebruik moeten ook een regeling bevatten voor de intrekking van de vergunning om de keur te gebruiken.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid van gegevens

De bevoegde instanties, de Commissie en alle andere betrokkenen mogen de gegevens die bij de beoordeling van het produkt voor de toekenning van de keur te hunner kennis zijn gekomen niet aan derden bekendmaken.

Wanneer echter een besluit tot toekenning van de keur is genomen, mogen de volgende gegevens in geen geval vertrouwelijk blijven:

- de naam van het produkt,

- de fabrikant of importeur van het produkt,

- de redenen en de ter zake doende gegevens op grond waarvan de keur is toegekend.

Artikel 14

Bekendmaking

De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend:

a) de produktengroepen, de desbetreffende specifieke milieucriteria en hun respectieve geldigheidsduur;

b) de lijst van de produkten die een milieukeur hebben gekregen, de naam van de fabrikanten of importeurs en de tijdstippen waarop de geldigheidsduur van de keuren verstrijkt; deze bekendmaking vindt ten minste één keer per jaar plaats;

c) de namen en adressen van de bevoegde instanties.

De Commissie publiceert tevens van tijd tot tijd ter informatie van de consumenten en ondernemingen een bijgewerkte lijst van de produkten waarvoor een milieukeur is toegekend.

Artikel 15

Informatie

Elke Lid-Staat draagt er zorg voor dat de consumenten en ondernemingen met passende middelen worden ingelicht over:

a) de doelstellingen van het systeem voor de toekenning van milieukeuren;

b) de gekozen produktengroepen;

c) de specifieke milieucriteria voor elke produktengroep;

d) de procedures voor het aanvragen van een milieukeur;

e) de bevoegde instantie(s) van de Lid-Staat.

Artikel 16

Reclame

1. Vermelding van de milieukeur bij het maken van reclame is slechts toegestaan nadat de keur is toegekend en uitsluitend in verband met het produkt waarvoor de keur is toegekend.

2. Bedrieglijke of misleidende reclame en het gebruik van een etiket of logo dat kan leiden tot verwarring met de bij deze verordening ingevoerde communautaire milieukeur zijn verboden.

Artikel 17

Uitvoering van de verordening

De Lid-Staten stellen de Commissie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen om aan deze verordening te voldoen.

Artikel 18

Herziening

1. Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie het systeem in het licht van de daarmee opgedane ervaring.

2. De Commissie doet indien nodig voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 maart 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

Carlos BORREGO

(1) PB nr. C 75 van 20. 3. 1991, blz. 23, en PB nr. C 12 van 18. 1. 1992, blz. 16.(2) PB nr. C 13 van 20. 1. 1992, blz. 37.(3) PB nr. C 339 van 31. 12. 1991, blz. 29.(4) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1; PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1; PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1; PB nr. C 70 van 18. 3. 1987, blz. 3.(5) PB nr. C 328 van 7. 12. 1987, blz. 1.(6) PB nr. C 122 van 18. 5. 1990, blz. 2.(7) PB nr. C 190 van 20. 7. 1987, blz. 154.(8) PB nr. L 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/410/EEG (PB nr. L 228 van 17. 8. 1991, blz. 67).(9) PB nr. L 187 van 16. 7. 1988, blz. 14.(10) In voorkomend geval ook de vakbonden.

BIJLAGE I

INDICATIEVE BEOORDELINGSTABEL

Milieuaspecten

Levenscyclus van het produkt

Preproduktie

Produktie

Distributie

(met inbegrip van verpakking)

Gebruik

Verwijdering

Significantie van de afvalstoffen

Verontreiniging en achteruitgang van de bodem

Waterverontreiniging

Luchtverontreiniging

Geluidshinder

Energieverbruik

Verbruik van natuurlijke hulpbronnen

Effect op ecosystemen

BIJLAGE II

LOGO

Top