EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R1130

Verordening (EU) 2017/1130 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (herschikking)

PB L 169 van 30.6.2017, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/1130/oj

30.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 169/1


VERORDENING (EU) 2017/1130 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juni 2017

houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

(2)

In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt verwezen naar de kenmerken van vissersvaartuigen, zoals lengte, breedte, tonnage, datum van inbedrijfstelling en motorvermogen.

(3)

Het is noodzakelijk uniforme regels voor het bepalen van de kenmerken van vissersvaartuigen toe te passen, zodat de visserij overal in de Unie onder dezelfde omstandigheden wordt beoefend. Die regels moeten in overeenstemming zijn met de normen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(4)

De in deze verordening vastgestelde definities moeten zijn gebaseerd op hetgeen reeds door de ter zake gespecialiseerde internationale organisaties is verricht.

(5)

Derhalve dient rekening te worden gehouden met het VN-verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de levende rijkdommen van de volle zee, ondertekend te Genève op 29 april 1958, het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, ondertekend te Londen op 23 juni 1969 (het „Verdrag van 1969”), en het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen, ondertekend te Torremolinos op 2 april 1977.

(6)

Voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m zijn de in bijlage I bij het Verdrag van 1969 beschreven methoden in bepaalde gevallen niet geschikt. Derhalve is voor die vaartuigen een eenvoudiger definitie van brutotonnage wenselijk.

(7)

De Internationale Organisatie voor Normalisatie (International Organisation for Standardisation — ISO) heeft normen voor verbrandingsmotoren vastgesteld die in brede kring in de lidstaten worden toegepast.

(8)

Teneinde de verwijzing naar de toepasselijke ISO-normen die de vereisten vaststellen voor de bepaling van het continu motorvermogen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van de nodige wijzigingen van de verwijzing naar de toepasselijke ISO-norm. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelneming aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene bepaling

De in deze verordening vastgestelde definities van kenmerken van vissersvaartuigen gelden voor de gehele visserijregelgeving van de Unie.

Artikel 2

Lengte

1.   De lengte van een vaartuig is de lengte over alles, waaronder wordt verstaan de over een rechte lijn gemeten afstand tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van de achtersteven.

In de zin van deze definitie:

a)

wordt de boeg geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, bak, voorsteven en verschansing voorschip, indien aanwezig, terwijl boegsprieten en relingen niet worden meegerekend;

b)

wordt de achtersteven geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, vlakke spiegel, campagne, slipway voor de trawl, en verschansing, terwijl relingen, botteloef, voortstuwingsinrichting, roeren, stuurinrichting, duikersladders en platforms niet worden meegerekend.

De lengte over alles wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.

2.   In de regelgeving van de Unie wordt onder lengte tussen de loodlijnen verstaan de afstand die wordt gemeten tussen de voorste en de achterste loodlijn zoals deze zijn gedefinieerd in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen.

De lengte tussen de loodlijnen wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.

Artikel 3

Breedte

De breedte van een vaartuig is de maximale breedte, als gedefinieerd in bijlage I bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen (het „Verdrag van 1969”).

De totale breedte wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.

Artikel 4

Tonnage

1.   De brutotonnage van vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 m of meer wordt gemeten overeenkomstig bijlage I bij het Verdrag van 1969.

2.   De brutotonnage van vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m wordt gemeten overeenkomstig de in bijlage I bij deze verordening vermelde formule.

3.   In de regelgeving van de Unie wordt de nettotonnage omschreven als vastgesteld in bijlage I bij het Verdrag van 1969.

Artikel 5

Motorvermogen

1.   Het motorvermogen is het totaal van het maximaal continu vermogen dat het vaartuig aan het vliegwiel van elke motor kan opleveren en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig. Wanneer een tandwielkast in de motor is ingebouwd, wordt het vermogen gemeten aan de uitgaande as van de tandwielkast.

Voor door de motor aangedreven hulpmachines wordt niets afgetrokken.

Het motorvermogen wordt uitgedrukt in kilowatt (kW).

2.   Het continu motorvermogen wordt bepaald overeenkomstig de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie vastgestelde voorschriften, zoals opgenomen in haar aanbevolen Internationale Norm ISO 3046/1, tweede editie, oktober 1981.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de wijziging van lid 2 van dit artikel om de verwijzing naar de toepasselijke ISO-norm aan te passen aan de vooruitgang van de techniek.

Artikel 6

Datum van inbedrijfstelling

De datum van inbedrijfstelling is de datum waarop voor het eerst een officieel veiligheidscertificaat is afgegeven.

Niettegenstaande het eerste lid, geldt als datum van inbedrijfstelling de datum waarop het vaartuig voor het eerst is opgenomen in een officieel visserijregister:

a)

indien geen officieel veiligheidscertificaat is afgegeven, of

b)

voor vissersvaartuigen die vóór 1 december 1986 in bedrijf zijn genomen.

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 20 juli 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 5, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 8

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 2930/86 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 9

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 juni 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

H. DALLI


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 140.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 mei 2017.

(3)  Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1).

(4)  Zie bijlage II.

(5)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.


BIJLAGE I

NIEUWE VAARTUIGEN < 15 METER LENGTE OVER ALLES

De brutotonnage van nieuwe vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaald door middel van de volgende fomule:

GT = K1 · V

waarbij: K1 = 0,2 + 0,02 log10 V

en V het volume is, verkregen volgens de formule:

V = a1 (Loa · B1 · T1)

waarbij:

Loa

=

lengte over alles (artikel 2 van deze verordening)

B1

=

breedte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

T1

=

holte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

a1

=

een functie van Loa

OP 1 JANUARI 1995 BESTAANDE VAARTUIGEN < 15 METER LENGTE OVER ALLES

De brutotonnage van op 1 januari 1995 bestaande vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaald door middel van de volgende formule:

GT = K1 · V

waarbij V het volume is, bepaald volgens de formule:

V = a2 (Loa · B1 · T1)

waarbij:

Loa

=

lengte over alles (artikel 2 van deze verordening)

B1

=

breedte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

T1

=

holte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

a2

=

een functie van Loa

De functies a1 en a2 worden vastgesteld op basis van statistische analyses van verzamelde representatieve steekproeven van de vloten van de lidstaten. Deze worden samen met definities van de afmetingen B1 en T1, en met nadere regels voor de toepassing van de formules omschreven in een besluit van de Commissie.


BIJLAGE II

INGETROKKEN VERORDENING MET DE WIJZIGING ERVAN

Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad

(PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 3259/94 van de Raad

(PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11)


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2930/86

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 1, onder d)

Artikel 4, lid 1, onder e)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 7, lid 1

Artikel 9

Artikel 7, lid 2

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


Top