EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0189

Verordening (EU) nr. 189/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën Voor de EER relevante tekst

PB L 53 van 26.2.2011, p. 56–60 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/189/oj

26.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/56


VERORDENING (EU) Nr. 189/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2011

tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

(2)

In hoofdstuk A van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de uitroeiingsmaatregelen vastgesteld die moeten worden genomen na bevestiging van een TSE bij schapen en geiten. Bij bevestiging van een andere TSE dan boviene spongiforme encefalopathie (BSE) bij een schaap of geit bestaat de uitroeiingsmaatregel in het doden en volledig vernietigen van hetzij alle dieren op het bedrijf, hetzij de voor scrapie genetisch gevoelige schapen van het bedrijf, en van alle geiten van het bedrijf, voor zover er geen genetische resistentie tegen scrapie bij geiten is aangetoond.

(3)

Hoofdstuk A van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt ook dat de lidstaten mogen besluiten om de vernietiging van de dieren onder bepaalde voorwaarden maximaal vijf fokjaren op te schorten. Indien het echter gaat om schapen of geiten die worden gehouden voor de productie van melk die in de handel zal worden gebracht, mag het doden en vernietigen van de dieren niet langer dan 18 maanden worden uitgesteld. Verordening (EG) nr. 999/2001 geeft niet aan op welke dag die 18 maanden uitstel ingaan. Met het oog op de rechtszekerheid binnen de Unie dient bijlage VII bij die verordening te worden gewijzigd, zodat de uitstelperiode ingaat op de dag dat het indexgeval wordt bevestigd.

(4)

Bovendien hebben in juli 2010 de voorlopige resultaten van een wetenschappelijke studie (2) door de Cypriotische autoriteiten onder toezicht van het referentielaboratorium van de Europese Unie (EURL) voor TSE’s aangetoond dat er bij geiten genetische resistentie tegen scrapie kan bestaan. De definitieve resultaten van die studie worden echter niet vóór de tweede helft van 2012 verwacht.

(5)

Als die studie het bestaan van resistentie tegen scrapie bevestigt, kan het dienstig worden geacht om vanaf januari 2013 Verordening (EG) nr. 999/2001 te wijzigen om scrapieresistente geiten vrij te stellen van de voorschriften inzake het doden en volledig vernietigen in hoofdstuk A van bijlage VII bij die verordening. Om te vermijden dat geiten die in de nabije toekomst misschien als scrapieresistent zullen worden beschouwd, onnodig worden gedood en volledig vernietigd op bedrijven waar dieren worden gehouden voor de productie van melk die in de handel zal worden gebracht, dient de uitstelperiode voor het doden en volledig vernietigen van die dieren tot 31 december 2012 te worden verlengd wanneer het indexgeval vóór 1 juli 2011 werd bevestigd.

(6)

Bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften voor de invoer in de Unie van levende dieren, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong. Hoofdstuk C van die bijlage bevat voorschriften voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten, en met name van gelatine.

(7)

Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat er geen beperkingen gelden voor het in de handel brengen van gelatine die afkomstig is van huiden en vellen van gezonde herkauwers overeenkomstig bepaalde bepalingen van die verordening. Daarom mag de invoer in de Unie van gelatine die afkomstig is van huiden en vellen van gezonde herkauwers, ook niet aan die beperkingen worden onderworpen.

(8)

Hoofdstuk D van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de invoer van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten van runderen, schapen en geiten.

(9)

Bepaalde dierlijke bijproducten en afgeleide producten, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (3), houden geen enkel risico in van overdracht van TSE naar mensen of dieren. De voorschriften inzake gezondheidscertificering in hoofdstuk D van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 mogen dus niet van toepassing zijn op de invoer van die producten.

(10)

De bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Verordening (EG) nr. 1069/2009 is van toepassing met ingang van 4 maart 2011. Voor de duidelijkheid en samenhang van de wetgeving van de Unie moeten de wijzigingen die bij deze verordening in hoofdstuk D van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden aangebracht, ook vanaf die datum van toepassing zijn.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 2, onder b), van de bijlage bij deze verordening moet met ingang van 4 maart 2011 van toepassing zijn.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(2)  http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/1371.htm

(3)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage VII, hoofdstuk A, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2.3, onder f), komt als volgt te luiden:

„f)

wanneer de frequentie van het ARR-allel binnen het ras of op het bedrijf klein is of dit gen niet voorkomt, of wanneer het nodig wordt geacht om inteelt te voorkomen, mag een lidstaat besluiten het doden en volledig vernietigen van de in punt 2.3, onder b) i) en ii), bedoelde dieren maximaal vijf fokjaren vanaf de datum van bevestiging van het indexgeval uit te stellen, mits er op het bedrijf geen fokrammen met een ander genotype dan ARR/ARR aanwezig zijn.

Indien het echter gaat om schapen en geiten die worden gehouden voor de productie van melk die in de handel zal worden gebracht, mag het doden en volledig vernietigen ervan niet langer worden uitgesteld dan 18 maanden vanaf de datum van bevestiging van het indexgeval, tenzij het gaat om geiten waarbij het doden en volledig vernietigen tot 31 december 2012 mag worden uitgesteld, als het indexgeval vóór 1 juli 2011 wordt bevestigd.”;

b)

na punt 2.4 wordt het volgende punt ingevoegd:

„2.5

In afwachting van het doden en volledig vernietigen van de in punt 2.3, onder b) i) en ii), bedoelde dieren, met inbegrip van de dieren waarvoor het doden en volledig vernietigen overeenkomstig punt 2.3, onder f), is uitgesteld, zijn de maatregelen van punt 3.1, onder a) en b), punt 3.2 en punt 3.3, onder a), onder b), eerste streepje, en onder d), op het bedrijf (de bedrijven) van toepassing.”.

2)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk C, afdeling A, komt als volgt te luiden:

AFDELING A

Producten

Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals gedefinieerd in de punten 1.10, 1.13, 1.15, 7.1, 7.5, 7.6, 7.7 en 7.9 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), zijn naargelang de BSE-risicocategorie van het land van oorsprong de voorwaarden van de afdelingen B, C en D van dit hoofdstuk van toepassing:

vers vlees,

gehakt vlees,

vleesbereidingen,

vleesproducten,

gesmolten dierlijk vet,

kanen,

andere dan van huiden en vellen afkomstige gelatine,

bewerkte ingewanden.

b)

hoofdstuk D komt als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK D

Invoer van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide verwerkte producten van runderen, schapen en geiten

AFDELING A

Dierlijke bijproducten

Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderstaande dierlijke bijproducten en afgeleide producten, zoals gedefinieerd in artikel 3, punten 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2), op voorwaarde dat die producten van runderen, schapen of geiten zijn:

a)

van categorie 2-materiaal afgeleide gesmolten vetten die bedoeld zijn voor gebruik als organische meststoffen of bodemverbeteraars, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, of de grondstoffen of tussenproducten daarvan;

b)

van categorie 2-materiaal afgeleide beenderen en producten uit beenderen;

c)

van categorie 3-materiaal afgeleide gesmolten vetten die bedoeld zijn voor gebruik als organische meststoffen of bodemverbeteraars of als diervoeder, zoals gedefinieerd in artikel 3, punten 22 en 25, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, of de grondstoffen of tussenproducten daarvan;

d)

voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van hondenkluiven;

e)

bloedproducten;

f)

verwerkte dierlijke eiwitten;

g)

van categorie 3-materiaal afgeleide beenderen en producten uit beenderen;

h)

van andere materialen dan huiden en vellen afgeleide gelatine;

i)

categorie 3-materiaal en afgeleide producten, niet genoemd onder c) tot en met h), met uitzondering van:

i)

verse huiden en vellen, behandelde huiden en vellen;

ii)

van huiden en vellen afgeleide gelatine;

iii)

vetderivaten;

iv)

collageen.

AFDELING B

Gezondheidscertificering

Voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten van runderen, schapen en geiten is een diergezondheidscertificaat vereist waarin wordt verklaard dat:

a)

het dierlijke bijproduct of afgeleide product geen gespecificeerd risicomateriaal of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten bevat en daarvan niet is afgeleid, en dat de dieren waarvan dat bijproduct of product is afgeleid, niet zijn geslacht of gedood na bedwelming door een gasinjectie in de schedelholte en ook niet zijn geslacht nadat weefsel van het centrale zenuwstelsel met een in de schedelholte ingebracht lang staafvormig instrument is beschadigd, of

b)

het dierlijke bijproduct of afgeleide product geen materiaal van runderen, schapen en geiten bevat en daarvan niet is afgeleid, met uitzondering van materiaal dat afkomstig is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied dat bij een besluit overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico.

Behalve de punten a) en b) is voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten die melk of melkproducten van schapen of geiten bevatten en bedoeld zijn voor vervoedering aan herkauwers, een diergezondheidscertificaat vereist waarin wordt verklaard dat:

c)

de schapen en geiten waarvan die producten zijn afgeleid, sinds de geboorte of ten minste de laatste drie jaar onafgebroken zijn gehouden op een bedrijf dat niet aan een officiële verplaatsingsbeperking is onderworpen in verband met een vermoeden van een TSE en dat sinds ten minste drie jaar voldoet aan de volgende eisen:

i)

het is onderworpen aan regelmatige officiële diergeneeskundige controles;

ii)

er zijn geen gevallen van klassieke scrapie gediagnosticeerd of, als er wel een geval van klassieke scrapie is bevestigd:

zijn alle dieren waarbij klassieke scrapie bevestigd is, gedood en vernietigd, en

zijn alle schapen en geiten op het bedrijf gedood en vernietigd, met uitzondering van fokrammen met genotype ARR/ARR en fokooien met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel;

iii)

afgezien van schapen met prioneiwitgenotype ARR/ARR worden op het bedrijf alleen schapen en geiten binnengebracht die komen van een bedrijf dat voldoet aan de eisen onder i) en ii);

of

d)

als het gaat om dierlijke bijproducten of afgeleide producten die bestemd zijn voor een lidstaat die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 546/2006 van de Commissie (3), de schapen en geiten waarvan die producten zijn afgeleid, sinds de geboorte of ten minste de laatste drie jaar onafgebroken zijn gehouden op een bedrijf dat niet aan een officiële verplaatsingsbeperking is onderworpen in verband met een vermoeden van een TSE en dat sinds ten minste drie jaar voldoet aan de volgende eisen:

i)

het is onderworpen aan regelmatige officiële diergeneeskundige controles;

ii)

er zijn geen gevallen van klassieke scrapie gediagnosticeerd of, als er wel een geval van klassieke scrapie is bevestigd:

ezijn alle dieren waarbij klassieke scrapie bevestigd is, gedood en vernietigd, en

zijn alle schapen en geiten op het bedrijf gedood en vernietigd, met uitzondering van fokrammen met genotype ARR/ARR en fokooien met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel;

iii)

afgezien van schapen met prioneiwitgenotype ARR/ARR worden op het bedrijf alleen schapen en geiten binnengebracht die komen van een bedrijf dat voldoet aan de eisen onder i) en ii).


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.”;

(2)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(3)  PB L 94 van 1.4.2006, blz. 28.”.


Top