EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1107

Verordening (EG) nr. 1107/2008 van de Commissie van 7 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

PB L 299 van 8.11.2008, p. 13–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/07/2022; stilzwijgende opheffing door 32019R1009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1107/oj

8.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/13


VERORDENING (EG) Nr. 1107/2008 VAN DE COMMISSIE

van 7 november 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (1), en met name op artikel 31, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 bepaalt dat een meststof die tot een in bijlage I bij die verordening vermeld type meststoffen behoort en aan de in die verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, als „EG-meststof” mag worden aangeduid.

(2)

Ammoniumsulfaat en calciumnitraat staan beide op de lijst van meststoftypen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Combinaties van deze twee meststoftypen mogen echter niet als „EG-meststof” worden aangeduid. Aangezien combinaties van ammoniumsulfaat en calciumnitraat in twee lidstaten met succes zijn gebruikt, is het gewenst dat deze combinaties worden erkend als „EG-meststof”, zodat zij gemakkelijker verkrijgbaar zijn voor landbouwers in de hele Gemeenschap.

(3)

Veel van de belangrijkste soorten stikstofhoudende meststoffen in bijlage I geven hun stikstof te snel vrij om het volledig aan de gewassen ten goede te laten komen, en de overtollige stikstof kan schade toebrengen aan het milieu.

(4)

Voor de twee EG-meststoftypen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 kan de toevoeging van dicyaandiamide, één van de stoffen die bekend staan als nitrificatieremmers, deze mogelijke milieuschade voorkomen. Andere EG-meststoftypen kunnen stikstof in een andere vorm bevatten waarvoor nitrificatieremmers niet doeltreffend zijn. Voor deze andere typen kunnen ureaseremmers een afdoende oplossing bieden.

(5)

Om de voordelen op landbouw- en milieugebied van nitrificatie- of ureaseremmers beter toegankelijk te maken, moet het gebruik van nitrificatie- of ureaseremmers worden toegelaten voor de meeste typen stikstofhoudende meststoffen en moeten meer typen remmers worden toegelaten.

(6)

Daarom moet in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 een lijst van toegelaten nitrificatie- en ureaseremmers worden ingevoerd.

(7)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 bevat gedetailleerde beschrijvingen van de te gebruiken analysemethoden om het nutriëntengehalte van EG-meststoffen te meten. Deze beschrijvingen, voor zover zij de joodconcentratie betreffen, moeten worden aangepast om correcte analysewaarden te verkrijgen.

(8)

Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2.   Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 november 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In tabel A.1 wordt de post van meststof type 4 „Ammoniumsulfaat” vervangen door de volgende:

„4

Ammoniumsulfaat

Langs chemische weg verkregen product dat als hoofdbestanddeel ammoniumsulfaat en eventueel maximaal 15 % calciumnitraat bevat.

19,7 % N

Stikstof in de vorm van totale stikstof.

Maximumgehalte aan nitraatstikstof 2,2 % N indien calciumnitraat is toegevoegd.

Indien in de handel gebracht in de vorm van een combinatie van ammoniumsulfaat en calciumnitraat, moet de aanduiding de vermelding „met maximaal 15 % calciumnitraat” omvatten.

Ammoniumstikstof.

Totale stikstof indien calciumnitraat is toegevoegd.”

2)

In tabel A.1 worden de meststoftypen 16 en 17 en voetnoot a) geschrapt. Type 18 wordt type 16.

3)

Het onderstaande punt F wordt toegevoegd:

„F.   Nitrificatie- en ureaseremmers

De nitrificatie- en ureaseremmers in de onderstaande tabellen F.1 en F.2 kunnen worden toegevoegd aan de meststoftypen in de punten A.1, B.1, B.2, B.3, C.1 en C.2 van bijlage I indien zij aan de volgende bepalingen voldoen:

1)

ten minste 50 % van het totale stikstofgehalte van de meststof bestaat uit de in kolom 3 vermelde stikstofvormen;

2)

zij behoren niet tot de in kolom 4 genoemde stikstoftypen.

Aan de typeaanduiding van de meststoffen waaraan een in tabel F.1 opgenomen nitrificatieremmer is toegevoegd, wordt de vermelding „met nitrificatieremmer ([typeaanduiding van nitrificatieremmer])” toegevoegd.

Aan de typeaanduiding van de meststoffen waaraan een in tabel F.2 opgenomen ureaseremmer is toegevoegd, wordt de vermelding „met ureaseremmer ([typeaanduiding van nitrificatieremmer])” toegevoegd.

Met elke verpakking of bulkzending moet zo volledig mogelijke technische informatie worden verschaft door degene die voor het op de markt brengen verantwoordelijk is. Deze informatie moet de gebruiker met name in staat stellen de hoeveelheden en de momenten van toediening voor het verbouwde gewas te bepalen.

Er kunnen nieuwe nitrificatieremmers of ureaseremmers worden opgenomen, respectievelijk in de tabellen F1 of F2, na beoordeling van de ingediende dossiers overeenkomstig de richtsnoeren die voor deze stoffen moeten worden uitgewerkt.

F.1.   Nitrificatieremmers

Nr.

Typeaanduiding en samenstelling van de nitrificatieremmer

Minimum- en maximumgehalte aan remmers in gewichtspercentage van de totale stikstof in de vorm van ammoniumstikstof en ureumstikstof.

EG-meststoftypen waarvoor de remmer niet mag worden gebruikt

Beschrijving van nitrificatieremmers waarmee mengsels zijn toegelaten

Gegevens over toegestane mengverhouding

1

2

3

4

5

1

Dicyaandiamide

ELINCS-nr. 207-312-8

Minimaal 2,25

Maximaal 4,5

 

 


F.2.   Ureaseremmers

Nr.

Typeaanduiding en samenstelling van de ureaseremmer

Minimum- en maximumgehalte aan remmers in gewichtspercentage van de totale stikstof in de vorm van ureumstikstof

EG-meststoftypen waarvoor de remmer niet mag worden gebruikt

Beschrijving van ureaseremmers waarmee mengsels zijn toegelaten

Gegevens over toegestane mengverhouding

1

2

3

4

5

1

N-(n-butyl)thiofosforzuurtriamide (NBPT)

ELINCS-nr. 435-740-7

Minimaal 0,09

Maximaal 0,20”

 

 


BIJLAGE II

Bijlage IV, deel B, bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de noot in punt 4.11 van methode 2.3.2 worden de tweede, de derde en de vierde alinea vervangen door de volgende tekst:

„Titreer met joodoplossing (I2) 0,05 mol/l met zetmeeloplossing als indicator.

1 ml joodoplossing (I2) 0,05 mol/l komt overeen met 0,01128 g SnCl2·2H2O.

Ten minste 80 % van het totale gehalte aan tin in de op deze wijze bereide oplossing dient in tweewaardige vorm aanwezig te zijn. Bij het titreren komt dit overeen met een verbruik van ten minste 35 ml joodoplossing (I2) 0,05 mol/l.”.

2)

In de noot in punt 4.11 van methode 2.6.1 worden de tweede, de derde en de vierde alinea vervangen door de volgende tekst:

„Titreer met joodoplossing (I2) 0,05 mol/l met zetmeeloplossing als indicator.

1 ml joodoplossing (I2) 0,05 mol/l komt overeen met 0,01128 g SnCl2·2H2O.

Ten minste 80 % van het totale gehalte aan tin in de op deze wijze bereide oplossing dient in tweewaardige vorm aanwezig te zijn. Bij het titreren komt dit overeen met een verbruik van ten minste 35 ml joodoplossing (I2) 0,05 mol/l.”.


Top