EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990D0424

90/424/EEG: Beschikking van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

PB L 224 van 18.8.1990, p. 19–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/05/2009; opgeheven door 32009D0470

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1990/424/oj

31990D0424

90/424/EEG: Beschikking van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

Publicatieblad Nr. L 224 van 18/08/1990 blz. 0019 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0136
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0136
12EM


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (90/424/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat levende dieren en produkten van dierlijke oorsprong zijn opgenomen in de lijst van produkten in bijlage II bij het Verdrag; dat, voor een groot deel van de landbouwbevolking, de veehouderij en de verkoop van produkten van dierlijke oorsprong een bron van inkomsten zijn;

Overwegende dat, met het oog op de rationele ontwikkeling van de betrokken sector en van de verbetering van de produktiviteit, veterinaire maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd om de volks- en de diergezondheid in de Gemeenschap te beschermen en te verbeteren;

Overwegende dat daartoe moet worden voorzien in een bijdrage van de Gemeenschap voor reeds vastgestelde of nog vast te stellen maatregelen;

Overwegende dat de Gemeenschap maatregelen moet vaststellen om in de periode tot en met 31 december 1992 geleidelijk de interne markt tot stand te brengen;

Overwegende dat de Gemeenschap in dit verband, middels een financiële bijdrage, tot een zo snel mogelijke uitroeiing van alle uitbraken van ernstige besmettelijke ziekten dient bij te dragen;

Overwegende dat het uitbreken van zooenosen die een bedreiging vormen voor de gezondheid van de mens, door middel van daartoe geëigende controlemaatregelen zoveel mogelijk moet worden voorkomen;

Overwegende dat bij de nieuwe controlestrategie wordt uitgegaan van de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en van de harmonisatie van de controleregeling voor produkten uit derde landen; dat de tenuitvoerlegging van deze nieuwe strategie moet worden vergemakkelijkt door voor de invoering en de verdere ontwikkeling ervan in financiële bijstand van de Gemeenschap te voorzien;

Overwegende dat, met het oog op de harmonisatie van de essentiële voorschriften inzake bescherming van de gezondheid van mens en dier en de bescherming van de dieren,

communautaire cooerdinatie- en referentielaboratoria moeten worden aangewezen en acties op technisch en wetenschappelijk vlak moeten worden ondernomen; dat het dienstig is daartoe in een financiële bijdrage van de Gemeenschap te voorzien; dat het, met name in de sector van de dierbescherming, nuttig is voor het verzamelen en opslaan en de verspreiding van de nodige informatie een databasis te creëren;

Overwegende dat voor communautaire acties voor de uitroeiing van bepaalde dierziekten reeds financiële steun van de Gemeenschap wordt verleend; dat in dit verband dienen te worden vermeld: Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (5), Richtlijn 82/400/EEG van de Raad van 14 juni 1982 tot wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85, Beschikking 89/145/EEG van de Raad van 20 februari 1989 houdende instelling van een financiële maatregel van de Gemeenschap voor de uitroeiing van besmettelijke bovine pleuropneumonie (BBPP) in Portugal (7), Beschikking 80/1096/EEG van de Raad van 11 november 1980 betreffende een financiële actie van de Gemeenschap met het oog op de uitroeiing van klassieke varkenspest (8), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 87/488/EEG (9), Beschikking 86/649/EEG van de Raad van 16 december 1986 tot instelling van een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in Portugal (10), gewijzigd bij Beschikking 89/577/EEG (11), Beschikking 86/650/EEG van de Raad van 16 december 1986 tot instelling van een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in Spanje (12) en Beschikking 89/455/EEG van de Raad van 24 juli 1989 tot instelling van een communautaire actie betreffende het opzetten van proefprojecten voor de bestrijding van rabies met het oog op de uitroeiing of de voorkoming daarvan (13); dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de onderscheiden voornoemde ziekten verder in de desbetreffende beschikking geregeld moet blijven; dat er evenwel, ten aanzien van de aanvullende actie

¹

¹

¹

¹

¹

¹

voor de uitroeiing van brucellose, van tuberculose en runderleukose bedoeld in Beschikking 87/58/EEG (14), aanleiding is om ter wille van de samenhang te voorzien in de mogelijkheid de financiële bijdrage van de Gemeenschap op te trekken tot 50 % van de kosten die de Lid-Staten maken voor het slachten van de dieren;

Overwegende dat het van belang is dat een financiële maatregel van de Gemeenschap wordt vastgesteld inzake de uitroeiing van en de controle op bepaalde dierziekten; dat alle financiële maatregelen van de Gemeenschap met betrekking tot de uitroeiing van en de controle op dierziekten die tot verplichte uitgaven op de begroting van de Gemeenschap leiden, in een enkele titel moeten worden ondergebracht;

Overwegende dat het dienstig is de Commissie op te dragen om de nodige uitvoeringsbepalingen vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze beschikking bepaalt op welke wijze de Gemeenschap financieel bijdraagt aan

- gerichte veterinaire maatregelen,

- controlemaatregelen op veterinair gebied,

- programma's voor de uitroeiing van en de controle op dierziekten.

Deze beschikking is niet van invloed op de mogelijkheden voor bepaalde Lid-Staten om een financiële bijdrage van de Gemeenschap van meer dan 50 % uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de cooerdinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten (15) te ontvangen.

TITEL I

GERICHTE VETERINAIRE MAATREGELEN

Artikel 2

De gerichte veterinaire maatregelen behelzen:

- urgente maatregelen,

- de bestrijding van mond- en klauwzeer,

- maatregelen inzake de bescherming van dieren,

- de bijdrage voor maatregelen van de Lid-Staten voor de uitroeiing van bepaalde ziekten,

- acties op technisch en wetenschappelijk gebied.

Hoofdstuk 1

Urgente maatregelen

Artikel 3

1. Dit artikel is van toepassing wanneer zich op het grondgebied van een Lid-Staat een van de volgende ziekten voordoet:

- runderpest,

- pest bij kleine herkauwers,

- vesiculaire varkensziekte,

- bluetongue,

- Teschener-ziekte,

- aviaire influenza (vogelpest),

- schaapspokken en geitepokken,

- Riftvalleykoorts,

- nodulaire dermatose,

- paardepest,

- vesiculaire stomatitis (pseudo-mond- en klauwzeer),

- Venezolaanse virale paarde-encefalomyelitis.

2. De betrokken Lid-Staat komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de ziekte in aanmerking, op voorwaarde dat de onverwijld toegepaste maatregelen ten minste de isolering van het bedrijf bij vermoedelijke ziekte omvatten, alsmede, direct na de officiële bevestiging van de ziekte:

- het slachten van de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten die lijden aan de ziekte of ermee besmet zijn, dan wel er vermoedelijk aan lijden of ermee besmet zijn, en destructie van die dieren, en in geval van aviaire influenza, destructie van de eieren,

- destructie van besmet voer of van besmet materiaal, voor zover dat niet overeenkomstig het derde streepje kan worden ontsmet,

- reiniging en ontsmetting van het bedrijf en van het aldaar aanwezige materieel, alsook insectenverdelging op het bedrijf en op het materieel,

- instelling van beschermingsgebieden,

- toepassing van voorschriften waarmee het risico van verspreiding van de infecties kan worden voorkomen,

- vaststelling van een termijn die in acht moet worden genomen vóór het opnieuw opnemen van dieren op het bedrijf na het slachten,

- onmiddellijke en passende schadeloosstelling van de veehouders.

3. De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie en de andere Lid-Staten, overeenkomstig de communautaire wetgeving, onverwijld in kennis van de toegepaste maatregelen inzake kennisgeving en uitroeiing en de resultaten daarvan. De situatie wordt in het kader van het bij Besluit 68/361/EEG (16) opgerichte Permanent Veterinair Comité, hierna "Comité" te noemen, zo spoedig mogelijk onderzocht. Over de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt, onverminderd de in het kader van de desbetreffende

gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde maatregelen, een besluit genomen volgens de procedure van artikel 41.

4. Indien voortzetting van in lid 2 bedoelde maatregelen gezien de ontwikkeling van de situatie in de Gemeenschap wenselijk blijkt, kan volgens de procedure van artikel 40 een nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 50 % als bepaald in lid 5, eerste streepje. Bij de goedkeuring van dat besluit kan ook worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 bedoelde, door de betrokken Lid-Staat dienen te worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

5. Onverminderd de in het kader van de gemeenschappelijke ordeningen der markten te nemen maatregelen ter ondersteuning van de markten, beloopt de zo nodig in verschillende tranches verdeelde financiële bijdrage van de Gemeenschap:

- 50 % van de kosten die door de Lid-Staat zijn gemaakt voor de schadeloosstelling van de eigenaars voor het slachten, de destructie van de dieren en, eventueel, van de produkten ervan, het reinigen, de insectenverdelging en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal, en de destructie van besmet voer en materiaal, als bedoeld in lid 2, tweede streepje;

- 100 % van de kosten van het geleverde vaccin en 50 % van de kosten voor het verrichten van de inenting, indien overeenkomstig lid 4 tot inenting is besloten.

Artikel 4

1. Artikel 3 is van toepassing wanneer Afrikaanse varkenspest of besmettelijke bovine pleuropneumonie uitbreekt op het grondgebied of op een deel van het grondgebied van een Lid-Staat, waarvoor overeenkomstig de communautaire voorschriften geen programma voor de uitroeiing van die ziekte geldt.

2. Wanneer op het grondgebied van een Lid-Staat pseudo-vogelpest (Newcastle Disease) uitbreekt, is artikel 3 van toepassing.

Behoudens besluit van de Commissie, genomen volgens de procedure van artikel 41, waarbij wordt toegestaan dat er, op bepaalde voorwaarden en voor een beperkte tijdsduur en een beperkt gebied, inenting plaatsvindt, zal geen financiële bijdrage van de Gemeenschap worden verleend voor de levering van het vaccin of het uitvoeren van de inentingen.

Artikel 5

1. Volgens de procedure van artikel 41 voegt de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat, aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst een exotische ziekte toe die verplicht moet worden aangemeld en die een gevaar voor de Gemeenschap kan opleveren.

2. De in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst van ziekten kan, afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie, volgens de procedure van artikel 41 worden aangevuld met ziekten die

volgens Richtlijn 82/894/EEG moeten worden aangemeld en ziekten die op vissen kunnen worden overgedragen, dan wel worden gewijzigd of ingekort in verband met de vooruitgang die is geboekt in het kader van de op communautair niveau vastgestelde maatregelen ter bestrijding van sommige ziekten, in het bijzonder van de klassieke varkenspest.

3. De bepalingen van artikel 3, lid 2, kunnen volgens de procedure van artikel 41 worden aangevuld of gewijzigd, met name in verband met het opnemen van nieuwe ziekten in de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst, in het licht van opgedane ervaring of in verband met de aanneming van communautaire bepalingen met betrekking tot bestrijdingsmaatregelen.

Artikel 6

1. Indien een Lid-Staat rechtstreeks door het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 1, op het grondgebied van een aangrenzend derde land of van een aangrenzende Lid-Staat, wordt bedreigd, stelt hij de Commissie en de andere Lid-Staten in kennis van de maatregelen die hij voornemens is te treffen om zich te beschermen.

2. De situatie wordt zo spoedig mogelijk in het kader van het in artikel 41 bedoelde Comité onderzocht. Volgens de procedure van dat artikel kan worden besloten de in dat geval adequate maatregelen vast te stellen, met name de instelling van een bufferzone door middel van inenting en te voorzien in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de bijzondere maatregelen die nodig worden geacht met het oog op het welslagen van de desbetreffende actie.

3. In het in lid 2 bedoelde besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 7

1. De Gemeenschap kan op verzoek van een Lid-Staat besluiten dat de Lid-Staten voorraden biologische produkten moeten aanleggen voor de bestrijding van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, (vaccins, aangepaste virusstammen, sera voor diagnostisch gebruik), en, onverminderd het in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 85/511/EEG bedoelde besluit, in artikel 11, lid 1.

2. De in lid 1 bedoelde maatregel en de uitvoeringsbepalingen, met name met betrekking tot keuze, produktie, opslag, vervoer en gebruik van deze voorraden en inzake de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 8

1. Indien het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1, en artikel 11, lid 1, in een derde land voor de Gemeenschap een gevaar kan vormen, kan de Gemeenschap dat derde land bij de bestrijding van die ziekte steunen door vaccin te leveren of de aankoop van vaccin te financieren.

2. De in lid 1 bedoelde maatregel, de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 9

1. De Commissie verricht, in samenwerking met de bevoegde nationale instanties, controles ter plaatse om zich uit veterinair oogpunt van de uitvoering van de vastgestelde maatregelen te vergewissen.

2. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om deze controles te vergemakkelijken en met name om te waarborgen dat de deskundigen op hun verzoek kunnen beschikken over alle informatie en alle bescheiden die zij nodig hebben om de uitvoering van de maatregelen te beoordelen.

3. De algemene bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot de frequentie en de wijze van uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles, de aanwijzing van de veterinaire deskundigen, alsmede de procedure die deze in acht moeten nemen voor het opstellen van hun verslag, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 10

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Hoofdstuk 2

Bestrijding van mond- en klauwzeer

Artikel 11

1. Dit artikel is van toepassing wanneer op het grondgebied van een Lid-Staat mond- en klauwzeer uitbreekt.

2. Aan de betrokken Lid-Staat wordt door de Gemeenschap financiële bijstand voor de uitroeiing van mond- en klauwzeer verleend, op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde maatregelen en de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (17), gewijzigd bij Richtlijn 90/423/EEG (18), onmiddellijk worden toegepast.

3. Artikel 3, lid 3, is van toepassing.

4. Onverminderd de maatregelen die in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen moeten worden genomen om de markt te ondersteunen, is de specifieke financiële bijdrage uit hoofde van deze beschikking gelijk aan 60 % van de door de Lid-Staat gemaakte kosten voor

a) de schadeloosstelling van de veehouders voor

iii) het slachten en de destructie van de dieren,

iii) de destructie van de melk,

iii) het reinigen en ontsmetten van het bedrijf,

iv) de destructie van besmet voer en, voor zover dat niet kan worden ontsmet, van besmet materiaal,

iv) de door de veehouders geleden verliezen ingevolge de beperkingen op de handel in fokdieren en mestvee ingevolge de wederinvoering van de noodslachting overeenkomstig artikel 13, lid 3, voorlaatste alinea, van Richtlijn 85/511/EEG;

b)

het eventuele vervoer van de geslachte dieren naar de verwerkingsfabrieken;

c)

alle andere maatregelen die nodig zijn om de ziekte in de haard uit te roeien.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 41 de aard vast van deze in punt c) bedoelde andere maatregelen die voor dezelfde financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen, alsmede de gevallen waarin punt a) van toepassing is.

5. De situatie moet in het in artikel 41 bedoelde Comité voor de eerste maal uiterlijk 45 dagen nadat de eerste haard van mond- en klauwzeer officieel is bevestigd, opnieuw worden bezien, en daarna afhankelijk van de wijze waarop de toestand zich ontwikkelt. Daarbij wordt niet alleen de situatie op veterinair gebied onderzocht, maar worden ook de reeds gedane en de verwachte uitgaven geraamd. Op grond van dit onderzoek kan volgens de procedure van artikel 42 een nieuw besluit ten aanzien van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 60 % als bepaald in lid 4. In dat besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld. Bij de goedkeuring van dat besluit kan bovendien worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 bedoelde, door de betrokken Lid-Staat moeten worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

6. In afwijking van lid 4 bedraagt de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in dat lid bedoelde maatregelen evenwel 70 % tot 1 januari 1995.

Artikel 12

Door de Gemeenschap vastgestelde maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer buiten de Gemeenschap, met name acties uit hoofde van de artikelen 6 en 8, kunnen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 13

De in artikel 12 bedoelde maatregelen en de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42.

Artikel 14

De vorming van een communautaire reserve van mond- en klauwzeervaccins, als bedoeld in artikel 14, lid 2, van Richtljn 85/511/EEG kan in aanmerking komen voor steun van de Gemeenschap.

De hoogte van de communautaire bijdrage en de voorwaarden waaronder deze kan worden verstrekt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42.

Artikel 15

Voor de in de artikelen 12, 13 en 14 vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Indien bij het uitbreken van een ernstige epidemie van mond- en klauwzeer uit hoofde van dit hoofdstuk uitgaven moeten worden verricht die de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde bedragen overschrijden, treft de Commissie in het kader van haar bestaande bevoegdheden de nodige maatregelen of doet zij de nodige voorstellen aan de begrotingsautoriteit, om te garanderen dat aan de in artikel 11 bedoelde financiële verplichtingen wordt voldaan.

De in artikel 11 bedoelde maatregelen worden als een interventie in de zin van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 beschouwd.

Hoofdstuk 3

Bescherming van dieren

Artikel 16

De Gemeenschap neemt deel aan de tenuitvoerlegging van een voorlichtingsbeleid met betrekking tot de bescherming van dieren door een financiële bijdrage te verlenen voor:

- de instelling en ontwikkeling van een systeem met een adequate databasis voor het verzamelen en opslaan van alle informatie inzake de communautaire wetgeving op het gebied van de bescherming van landbouwhuisdieren, de bescherming van dieren tijdens vervoer en de bescherming van slachtdieren en voor de verspreiding van die gegevens bij de bevoegde autoriteiten, de producenten en de consumenten,

- de uitvoering van studies met het oog op het voorbereiden en opstellen van wetgeving op het gebied van de bescherming van dieren.

Artikel 17

De in artikel 16 bedoelde maatregelen, de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 18

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Hoofdstuk 4

Acties op technisch en wetenschappelijk gebied

Artikel 19

De Gemeenschap onderneemt of helpt de Lid-Staten bij het ondernemen van de acties op technisch en wetenschappelijk gebied die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied nodig zijn.

Artikel 20

De in artikel 24 bedoelde maatregelen, de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 21

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

TITEL II

PROGRAMMA VOOR DE UITROEIING VAN EN DE

CONTROLE OP DIERZIEKTEN

Artikel 22

1. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen wordt - onverminderd het bepaalde in artikel 25, lid 1 - vastgesteld bij:

- Richtlijn 77/391/EEG,

- Richtlijn 82/400/EEG,

- Beschikking 87/58/EEG.

2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van besmettelijke bovine pleuropneumonie wordt vastgesteld bij Beschikking 89/145/EEG.

Artikel 23

1. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van klassieke varkenspest wordt vastgesteld bij Beschikking 80/1096/EEG.

2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest wordt vastgesteld bij:

- Beschikking 86/649/EEG,

- Beschikking 86/650/EEG,

- Beschikking 90/217/EEG van de Raad van 25 april 1990 betreffende financiële steun van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië (19).

3. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose bij schapen wordt vastgesteld bij Beschikking 90/242/EEG van de Raad van 21 mei 1990

inzake een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van schape- en geitebrucellose (20).

4. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van infectieuze hematopoiëtische necrose bij zalmachtigen in de Gemeenschap wordt vóór 31 december 1990 vastgesteld in het kader van een beschikking van de Raad tot instelling van een financiële maatregel van de Gemeenschap met het oog op de uitroeiing van infectieuze hematopoiëtische necrose bij zalmachtigen in de Gemeenschap.

Artikel 24

1. Er wordt een financiële maatregel van de Gemeenschap ingesteld voor de uitroeiing van en de controle op de ziekten op de lijst in bijlage dezes. Deze lijst kan worden aangevuld of gewijzigd, afhankelijk van de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand in de Gemeenschap, op basis van een besluit van de Raad, genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie.

2. Vóór 1 oktober 1990 stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de communautaire criteria voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregel vast. Voor ziektes waarvoor de Gemeenschap reeds communautaire criteria met betrekking tot de te treffen maatregel heeft vastgesteld, kunnen de Lid-Staten, zodra van deze beschikking kennis is gegeven, evenwel een programma overeenkomstig lid 3 bij de Commissie indienen.

3. Wanneer de betrokken Lid-Staat een programma bij de Commissie indient, verstrekt hij de Commissie de nodige financiële gegevens, met name inzake de totale geraamde kosten per jaar voor de uitvoering van het programma. Dit programma, eventueel gewijzigd naar aanleiding van de bestudering door de Commissie, wordt goedgekeurd volgens de procedure van artikel 41.

4. De hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de eventuele voorwaarden voor de verlening daarvan worden voor elk programma vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

5. De betalingsaanvragen betreffen de uitgaven die door de betrokken Lid-Staat in de loop van het kalenderjaar zijn gedaan, en worden vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar bij de Commissie ingediend.

6. De Commissie neemt een beslissing over de steunverlening nadat zij het Comité heeft geraadpleegd.

7. De Commissie verricht, in samenwerking met de bevoegde nationale instanties, geregeld controles ter plaatse om zich van de uitvoering van de programma's waarvoor de Gemeenschap een financiële bijdrage verleent, te vergewissen.

8. De Commissie brengt de Lid-Staten regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, in het Comité op de hoogte van de

stand van zaken, aan de hand van de inlichtingen die worden verstrekt door de instanties van de betrokken Lid-Staten, die tegelijk met de betalingsaanvragen een gedetailleerd verslag bij de Commissie moeten indienen, en eventueel aan de hand van de verslagen van voor rekening van de Gemeenschap handelende en door de Commissie aangewezen deskundigen die ter plaatse zijn geweest.

9. De eventuele bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 25

1. Niettegenstaande de artikelen 22, 23 en 24 wordt het niveau van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor programma's betreffende de in deze artikelen bedoelde ziekten volgens de procedure van artikel 41 door de Commissie vastgesteld op 50 % van de kosten die in de Lid-Staat zijn gemaakt om de eigenaars wier vee wegens de betrokken ziekte is geslacht, schadeloos te stellen.

2. Op verzoek van een Lid-Staat beziet de Commissie de situatie opnieuw in het Permanent Veterinair Comité wat betreft de ziektes waarvoor de artikelen 22, 23 en 24 gelden. Daarbij betrekt zij zowel de veterinaire situatie als de raming van de reeds gedane en de verwachte uitgaven. Daarna wordt elk nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap, die meer kan bedragen dan 50 % van de kosten die de Lid-Staten hebben gemaakt om de veehouders schadeloos te stellen voor het slachten van dieren ingevolge de betrokken ziekte, genomen volgens de procedure van artikel 42.

Bij de aanneming van dit besluit kunnen alle door de betrokken Lid-Staat uit te voeren maatregelen worden vastgesteld die voor het welslagen van de actie nodig zijn.

Artikel 26

De geraamde jaarlijkse bijstand ten laste van de begroting van de Gemeenschap in het hoofdstuk van de uitgaven op landbouwgebied worden geschat op 70 miljoen ecu voor de in deze titel bedoelde maatregelen.

TITEL III

VETERINAIRE CONTROLES

Artikel 27

De Gemeenschap draagt ertoe bij de doeltreffendheid van de veterinaire controles te verbeteren door:

- financiële steun te verlenen aan de cooerdinatie- en referentielaboratoria;

- financieel bij te dragen in het verrichten van controles met het oog op de preventie van zooenosen;

- financieel bij te dragen in de toepassing van de nieuwe controlestrategie ingevolge de totstandbrenging van de interne markt.

Hoofdstuk 1

Cooerdinatie- en referentielaboratoria

Artikel 28

1. Elk laboratorium dat overeenkomstig de communautaire veterinaire wetgeving als cooerdinatie- of referentielaboratorium is aangewezen en dat de taken vervult en aan de eisen voldoet die daarin zijn vastgesteld, kan voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komen.

2. De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde steun, de voorwaarden voor de verlening van de steun en de hoogte van de steun worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

3. Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Hoofdstuk 2

Controles met het oog op de preventie van zooenosen

Artikel 29

Zodra er communautaire voorschriften voor de bestrijding van zooenosen worden ingevoerd, kunnen de Lid-Staten in het kader van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 41 goed te keuren nationaal plan, om een financiële bijdrage voor de uitvoering van hun controleprogramma verzoeken.

Artikel 30

De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie bij de indiening van zijn programma in kennis van de nodige financiële gegevens en met name van de totale geraamde kosten per jaar voor de uitvoering van het programma.

Artikel 31

De hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de voorwaarden voor de verlening van de bijdrage worden voor elk geval afzonderlijk vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 32

De leden 5 tot en met 8 van artikel 24 zijn in het kader van dit hoofdstuk van toepassing.

Artikel 33

Voor de in dit hoofdstuk opgenomen maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Hoofdstuk 3

Nieuwe controlestrategie

Artikel 34

1. Elke Lid-Staat stelt een programma vast voor de uitwisseling van voor de veterinaire sector bevoegde ambtenaren.

2. De uitwisselingsprogramma's worden in het Comité door de Commissie samen met de Lid-Staten gecooerdineerd.

3. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om de uitvoering mogelijk te maken van de gecooerdineerde uitwisselingsprogramma's.

4. In het Comité wordt jaarlijks aan de hand van de door de Lid-Staten ingediende verslagen de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de uitwisselingsprogramma's besproken.

5. De Lid-Staten maken van de opgedane ervaring gebruik om de uitwisselingsprogramma's te verbeteren en meer inhoud te geven.

6. De Gemeenschap kan financiële steun verlenen met het oog op de efficiënte uitvoering van de uitwisselingsprogramma's - met name via de in artikel 36, lid 1, bedoelde bijscholingsstages. De hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de eventuele voorwaarden voor de verlening ervan worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

7. De artikelen 20 en 21 zijn in het kader van dit artikel van toepassing.

Artikel 35

Het bepaalde in artikel 34, leden 6 en 7, is van toepassing op de programma's die dienen te worden opgesteld in het kader van het besluit bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (21) met het oog op de organisatie van veterinaire controles aan de buitengrenzen op produkten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht.

Artikel 36

1. De Commissie kan, rechtstreeks dan wel door bemiddeling van de bevoegde nationale instanties, bijscholingsstages of -bijeenkomsten voor personeel in de Lid-Staten organiseren, met name voor degenen die met de in artikel 35 bedoelde controle zijn belast.

2. De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde acties en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie volgens de procedure van artikel 41 vastgesteld.

Artikel 37

1. Voor de invoering van systemen voor de identificatie van dieren en de kennisgeving van ziekten in het kader van de voorschriften inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in levende dieren in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, kan financiële steun van de Gemeenschap worden verstrekt.

2. De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde actie en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie vastgesteld nadat zij het Comité heeft geraadpleegd.

Artikel 38

1. Indien een Lid-Staat bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe controlestrategie ingevolge de totstandbrenging van de interne markt voor het handelsverkeer in levende dieren en produkten van dierlijke oorsprong, uit structureel of geografisch oogpunt moeilijkheden ondervindt op het gebied van personeel en infrastructuur, kan door de Gemeenschap tijdelijk een degressieve financiële bijdrage worden verleend.

2. De betrokken Lid-Staat dient, met het oog op de verbetering van de controleregeling, bij de Commissie een nationaal programma in, samen met de nodige financiële gegevens.

3. Artikel 24, lid 3 en leden 5 tot en met 8, is in het kader van dit artikel van toepassing.

Artikel 39

Voor de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

De artikelen 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (22), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (23), zijn mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 41

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Comité deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de betrokken aangelegenheid kan vaststellen. Het advies wordt uitgebracht met de meerderheid van stemmen die voor de aanneming van de besluiten, die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen, in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten overeenkomstig genoemd artikel gewogen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de voorgenomen maatregelen vast indien deze met het advies van het Comité in overeenstemming zijn.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie bij de Raad onverwijld een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien na verloop van een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het voorstel bij de Raad is ingediend, door deze geen besluit is genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld en onmiddellijk toegepast.

Artikel 42

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Comité deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het Comité brengt binnen twee dagen advies uit over dit ontwerp. Het advies wordt uitgebracht met de meerderheid van stemmen die voor de aanneming van de besluiten, die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen, in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten overeenkomstig genoemd artikel gewogen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3.

a) De Commissie stelt de voorgenomen maatregelen vast indien deze met het advies van het Comité in overeenstemming zijn.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie bij de Raad onverwijld een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien na verloop van een termijn van 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop het voorstel bij de Raad is ingediend, door deze geen besluit is genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld en onmiddellijk toegepast.

Artikel 43

1. Beschikking 77/97/EEG van de Raad van 21 december 1976 inzake de financiering door de Gemeenschap van bepaalde dringende acties op veterinair gebied (24), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85, wordt ingetrokken op de dag van kennisgeving van de onderhavige beschikking.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 41 de financieringswijze vast van de maatregelen inzake vaccinatie tegen paardepest die met ingang van 1 september 1989 zijn getroffen.

2. De op grond van Beschikking 77/97/EEG vastgestelde uitvoeringsbesluiten blijven evenwel van kracht.

Artikel 44

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 26 juni 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. O'KENNEDY

(1) PB nr. C 84 van 2. 4. 1990, blz. 1.

(2) PB nr. C 149 van 18. 6. 1990.

(3) PB nr. C 168 van 10. 7. 1990, blz. 5.(4) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 44.(5) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 9.(6) PB nr. L 173 van 19. 6. 1982, blz. 18.(7) PB nr. L 53 van 25. 2. 1989, blz. 55.(8) PB nr. L 325 van 1. 12. 1980, blz. 5.(9) PB nr. L 280 van 3. 10. 1987, blz. 26.

(10) PB nr. L 382 van 31. 12. 1986, blz. 5.

(11) PB nr. L 322 van 7. 11. 1989, blz. 21.

(12) PB nr. L 382 van 31. 12. 1986, blz. 9.

(13) PB nr. L 223 van 2. 8. 1989, blz. 19.(14) PB nr. L 24 van 27. 1. 1987, blz. 51.

(15) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9.(16) PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.(17) PB nr. L 315 van 26. 11. 1985, blz. 11.

(18) Zie bladzijde 13 van dit Publikatieblad.(19) PB nr. L 116 van 8. 5. 1990, blz. 24.(20) PB nr. L 140 van 1. 6. 1990, blz. 123.(21) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.(22) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(23) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1.(24) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 78.

BIJLAGE LIJST VAN ZIEKTEN Groep 1

Endemische ziekten waarvoor per beslag verplichte of vrijwillige bestrijdings- en/of uitroeiingsmaatregelen moeten worden genomen

- Rundertuberculose

- Runderbrucellose

- IBR/IPV (stations voor KI + embryotransplantatie)

- Schape- en geitebrucellose (B. melitensis)

- Enzooetische bovine leukose (EBL)

- Ziekte van Aujeszky

- Salmonella pullorum

- Salmonella gallinarum

- Miltvuur

- Zwoegerziekte (Maeda Visna) en caprine arthritis-encefalitisvirus (CAEV)

- IBR/IPV (andere soorten bedrijven)

- Johnes Disease (paratuberculose)

- Mycoplasma gallisepticum

Groep 2

Niet onder andere regelingen vallende zooenosen of epizooetieen

- Rabies

- Echinokokkose

- Bovine spongiforme encefalopathie (BSE) of enige andere zich langzaam ontwikkelende virusziekte.

Top