EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE1858

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (COM(2011) 479 definitief — 2011/0218 (COD))

PB C 43 van 15.2.2012, p. 56–58 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/56


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee

(COM(2011) 479 definitief — 2011/0218 (COD))

2012/C 43/12

Rapporteur: mevrouw LE NOUAIL MARLIÈRE

De Raad en het Europees Parlement hebben op resp. 6 en 13 september besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) 1967/2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee

COM(2011) 479 definitief — 2011/0218 (COD).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 november 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 7 en 8 december 2011 gehouden 476e zitting (vergadering van 7 december) onderstaand advies met 166 stemmen vóór en één stem tegen, bij 12 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC kan zich vinden in de voorgestelde wijzigingen van de verordening uit 2006, waarbij wordt vastgehouden aan de oorspronkelijke doelstelling, nl. het streven naar duurzame visserij in de regio door een betere exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen en de bescherming van de kwetsbare habitats, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de kleine kustvisserij in de Middellandse Zee.

1.2   Hoewel geen studie is gemaakt van de impact van de wijzigingen, wil het EESC wel aannemen dat de gevolgen van de maatregelen voor de visbestanden in de Middellandse Zee in het algemeen verwaarloosbaar zullen zijn.

2.   De voorstellen van de Commissie

2.1   Samenvatting

Doel van het voorstel is de gedelegeerde bevoegdheden van de Commissie in Verordening (EG) nr. 1967/2006 te specificeren en de desbetreffende goedkeuringsprocedure voor deze handelingen vast te stellen. De Commissie krijgt derhalve de bevoegdheid om:

gedelegeerde handelingen vast te stellen om toe te staan dat er wordt afgeweken van sommige bepalingen van die verordening, wanneer expliciet in die mogelijkheid is voorzien en op voorwaarde dat aan de strenge voorwaarden van die verordening is voldaan;

criteria af te bakenen voor de vaststelling en toewijzing van koerslijnen voor vis aantrekkende voorzieningen (FADs) voor de visserij op goudmakreel in de 25-mijlsbeheerszone rond Malta;

uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor verdere technische specificaties van de kenmerken van vistuig;

gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijzigingen van de bijlagen.

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (en de artikelen 290 en 291 VWEU).

—   Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt.

—   Evenredigheidsbeginsel

Aangezien het gaat om de wijziging van maatregelen die al werden vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad, is het evenredigheidsbeginsel niet in het geding.

—   Keuze van instrumenten

Het voorgestelde instrument: een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: een verordening moet worden gewijzigd bij een verordening (beginsel van vormovereenkomst).

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregel brengt geen extra uitgaven voor de Unie met zich mee.

2.1.1   Het gaat om de herziening van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 – een definitieve wetgevingshandeling - inzake de visbestanden in de Middellandse Zee. De belangrijkste rechtsgrondslag voor deze aanpassing van de verordening is artikel 43 van het VWEU (bron: art. 37 VEG), waarbij de Commissie de bevoegdheid wordt verleend voorstellen te doen inzake de totstandbrenging en de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en in dit geval meer specifiek van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2.2   Daarnaast is het voorstel ook gebaseerd op artikel 290 van het VWEU (bron: art. 202 VEG), waarbij een nieuwe categorie handelingen wordt ingesteld, de gedelegeerde handelingen, „waarbij het wetgevingsinstrument zelf in detail wordt uitgewerkt, dan wel bepaalde onderdelen van een wetgevingsinstrument worden gewijzigd, en wel binnen het kader van een door de wetgever omschreven delegering”.

2.3   In dit soort wetgevingshandelingen moeten de doelstellingen, de inhoud, de strekking en de duur van de bevoegdheidsdelegatie uitdrukkelijk worden afgebakend (art. 290, lid 1, VWEU). De hier aan de Commissie overgedragen bevoegdheid betreft de vaststelling van niet-wetgevingshandelingen en heeft geen betrekking op de essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling. De voorwaarden waaraan de delegatie is onderworpen moeten in de wetgevingshandeling uitdrukkelijk worden vastgesteld. De voorwaarden voor de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie zijn dus strikt afgebakend, en het Parlement en/of de Raad kunnen onder bepaalde voorwaarden besluiten de delegatie in te trekken (art. 290, lid 2a), VWEU).

2.4   Voorts kan de gedelegeerde handeling pas in werking treden indien het Europees Parlement of de Raad binnen de in de wetgevingshandeling gestelde termijn geen bezwaar heeft aangetekend (art. 290, lid 2b) VWEU). In de titel van de gedelegeerde handelingen wordt het bijvoeglijk naamwoord „gedelegeerde” toegevoegd.

2.5   Conform artikel 291, lid 2, van het VWEU (uitvoeringshandelingen) houden de aan de Commissie overgedragen bevoegdheden tevens in dat zij eenvormige voorwaarden kan vaststellen ter uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Unie.

2.6   In het kader van de aanpassing van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aan de nieuwe regels van het VWEU zijn bepaalde bevoegdheden die bij die verordening aan de Commissie waren verleend, in het wijzigingsvoorstel van 9 augustus 2011 (1) opnieuw verdeeld in gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden.

3.   Algemene opmerkingen van het EESC

3.1   Of er al dan niet gebruik mag worden gemaakt van gedelegeerde handelingen, wordt alleen door de wetgever beslist. Hierdoor kan de wetgever zich concentreren op de belangrijkste wetgevingsbepalingen en hoeft hij zich niet bezig te houden met de technische details, waarbij het zelfs kan gaan om verdere wijzigingen van niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling in kwestie. De wetgever stelt vooraf vast wat essentieel is en wat niet.

3.2   Aangezien EP en Raad het recht hebben om de delegatie in te trekken, kan de wetgever op ieder moment zijn volledige wetgevingsbevoegdheid terugkrijgen; hiertoe besluit het EP bij meerderheid van zijn leden en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. De bevoegdheidsdelegatie loopt af op de in de wetgevingshandeling vastgelegde datum indien daarin een desbetreffende bepaling is opgenomen (sunset clause). Is de delegatie van de bevoegdheid aan de Commissie verlopen, dan moet ze eventueel worden verlengd.

3.3   De rechtsgrondslag voor onderhavig voorstel tot wijziging van de verordening is artikel 43, lid 2, VWEU, op grond waarvan de EU bevoegd is voor het GVB. Het EESC onderschrijft ook de opmerkingen van de Commissie over de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, want er worden met het voorstel alleen maar onderdelen gewijzigd die reeds bestonden in de verordening uit 2006, waarbij de Commissie de bevoegdheid kreeg om bepaalde niet-essentiële onderdelen te actualiseren.

3.4   Wat de aard van de handeling betreft, stelt het EESC vast dat het beginsel van vormovereenkomst in acht is genomen: een verordening kan alleen bij een andere verordening worden gewijzigd. Tot slot zou het wijzigen van de verordening geen extra uitgaven met zich meebrengen. De belangrijkste elementen van de te wijzigen verordening zijn:

de invoering van netten met vierkante mazen van 40 mm voor bodemtrawls en (onder bepaalde voorwaarden) van netten met ruitvormige mazen van 50 mm op uiterlijk 1 juli 2008;

als algemene regel geldt dat het gebruik van trawls op minder dan 1,5 zeemijl altijd verboden is. In het kader van de voorgestelde wijzigingen kan trawlvisserij in de kustwateren (tussen 0,7 en 1,5 zeemijl) echter onder bepaalde voorwaarden toegestaan blijven.

3.4.1   De te wijzigen verordening omvat ook het volgende:

invoering van technische maatregelen ter verbetering van de selectiviteit van de bestaande gesleepte netten met een maaswijdte van 40 mm;

aanscherping van het huidige verbod op het gebruik van sleepnetten in kustgebieden;

beperking van de totale afmetingen van bepaalde vistuigen die van invloed zijn op de visserij-inspanning;

invoering van een procedure voor het tijdelijk of permanent sluiten van gebieden voor specifieke visserijmethoden in de wateren van de Gemeenschap of in internationale wateren;

goedkeuring van beheersplannen, waarbij het beheer van de visserij-inspanning wordt gecombineerd met technische maatregelen;

mogelijkheid voor de EU-lidstaten om, in hun territoriale wateren en onder bepaalde voorwaarden, de visserijactiviteiten te reguleren die geen significante communautaire dimensie noch invloed op het milieu hebben, waaronder bepaalde lokale takken van visserij die momenteel zijn toegestaan volgens de communautaire wetgeving.

4.   Specifieke opmerkingen van het EESC

4.1   Met het verordeningsvoorstel wordt beoogd om twee soorten bepalingen te wijzigen: ten eerste procedurele bepalingen inzake de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden door de Commissie, en ten tweede technische maatregelen om voor bepaalde vissersvaartuigen afwijkingen te verlenen waar het gaat om de omvang van vaartuigen die voor afwijkingen in aanmerking komen, hun motorvermogen en het door deze vaartuigen gebruikte vistuig, alsook de toegestane visserijzones.

4.2   Het EESC stelt vast dat de procedurele bepalingen in overeenstemming zijn met het VWEU.

4.3   Het vraagt zich daarentegen wel af of de technische bepalingen waarmee kan worden afgeweken van de technische bepalingen van de verordening uit 2006 inderdaad het karakter hebben van niet-essentiële onderdelen, zoals artikel 290 VWEU vereist. Het gaat in dit geval immers om afwijkingen op bepalingen die bedoeld zijn ter bescherming van de visbestanden in de Middellandse Zee, die door overbevissing bedreigd worden.

4.4   Het EESC stelt vast dat de Raad langdurig over deze bepalingen heeft gediscussieerd en dat één lidstaat zich van stemming heeft onthouden. Dat de voorgestelde wijzigingen geen effect van betekenis zouden hebben, wordt niet gestaafd met een impactstudie, die het gebruik van de nieuwe bepalingen van de artikelen 290 en 291 VWEU gerechtvaardigd zou hebben.

4.5   Niettemin is het EESC van mening dat kleinschalige visserijbedrijven in de regio met de voorgestelde afwijkingen beter opgewassen zullen zijn tegen de wereldwijde economische crisis en de stijging van de exploitatiekosten, met name de brandstofkosten.

Brussel, 7 december 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM(2011) 479 definitief


Top