EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE1869

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Afsluiting van het eerste Europees semester voor economische beleidscoördinatie: richtsnoeren voor nationaal beleid in 2011-2012 (COM(2011) 400 definitief)

PB C 43 van 15.2.2012, p. 8–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/8


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Afsluiting van het eerste Europees semester voor economische beleidscoördinatie: richtsnoeren voor nationaal beleid in 2011-2012

(COM(2011) 400 definitief)

2012/C 43/02

Algemeen rapporteur: Michael SMYTH

De Commissie heeft op 7 juni 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Afsluiting van het eerste Europees semester voor economische beleidscoördinatie: richtsnoeren voor nationaal beleid in 2011-2012

COM(2011) 400 definitief.

Het bureau van het Comité heeft de stuurgroep Europa 2020 op 14 juni 2011 met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden belast.

Gelet op het spoedeisende karakter van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn op 7 en 8 december 2011 gehouden 476e zitting (vergadering van 8 december) de heer SMYTH aangewezen als algemeen rapporteur en onderstaand advies met 136 stemmen vóór, bij 6 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1   De Europese Unie en haar bevolking maken momenteel de ergste economische, sociale en politieke crisis in hun geschiedenis door. Die treft de lidstaten en hun burgers hard en bedreigt kerndoelstellingen als de eenheidsmunt, het stabiliteitspact en de interne markt. Tijdens de afgelopen financiële crisis voorkwam snel en resoluut gezamenlijk ingrijpen van de Europese leiders een langdurige recessie. Europa staat nu voor een even grote uitdaging die opnieuw een zeer krachtig coöperatief politiek optreden vereist. Geen enkele lidstaat kan de eurocrisis in zijn eentje aan. De politiek staat nu voor een scherpe keuze: de Europese integratie versterken om de crisis te bestrijden of anders zal de crisis de Europese integratie ernstig verzwakken en gaan bedreigen.

1.2   Er moet onmiddellijk actie worden ondernomen om schulden te verminderen, de overheidsfinanciën te consolideren en het vertrouwen van burgers en ondernemers te vergroten. Beleidsmakers moeten echter verder kijken dan de huidige crises. De nadruk mag niet alleen liggen op maatregelen voor de korte en middellange termijn. Langetermijnhervormingen zijn overduidelijk nodig. Als actie wordt ondernomen of als dat juist niet gebeurt, zal dat op korte termijn, zo niet meteen gevolgen hebben voor wat lidstaten moeten betalen voor het lenen van geld.

1.3   Tegen deze achtergrond meent het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dat de Europa 2020-strategie belangrijker is dan ooit, aangezien die een uitgebreid hervormingsprogramma omvat om duurzame groei te waarborgen en de EU in de toekomst veerkrachtiger te maken.

1.4   Alle aspecten van de strategie (m.n. het economische, sociale en milieuaspect ervan) moeten goed met elkaar in evenwicht zijn: de drie prioritaire actiegebieden - slimme, duurzame en inclusieve groei - hangen met elkaar samen en versterken elkaar. Economische groei, ondernemerschap, het mkb, concurrentievermogen, innovatie, duurzaamheid en milieu, sociale rechten, banenschepping en onderwijs moeten evenveel aandacht krijgen.

1.5   In het licht van de huidige moeilijke economische situatie en de steeds beperktere publieke budgetten, is het nu meer dan ooit dé uitdaging om de strategie doeltreffend uit te voeren.

1.6   Het EESC vreest dat de toezeggingen die de lidstaten in hun nationale hervormingsprogramma's hebben gedaan, tekortschieten - zoals blijkt uit de Jaarlijkse groeianalyse (1) - om de meeste van de streefcijfers te kunnen realiseren die in de Europa 2020-strategie zijn vastgelegd (m.b.t. onderwijs, werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, armoedebestrijding, emissiereductie, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie).

1.7   De lidstaten moeten zich meer gaan inspannen en zich verbinden tot ambitieuzere nationale hervormingen, zodat er nog een kans is dat de doelstellingen voor 2020 worden gehaald. Daarbij moeten ze prioriteit geven aan groeistimulerende factoren (onderwijs, innovatie, energie, transportverbindingen enz.). Cruciaal is dat ze al hun beloftes uitvoeren.

1.8   In de ogen van het EESC moeten het maatschappelijk middenveld en de sociale partners deelnemen aan de uitvoering van hervormingen en is een groeistrategie doorslaggevend voor het succes daarvan. Zo'n strategie zal nationale overheden en de EU aanmoedigen concrete resultaten te boeken. Daarom zal het EESC samen met zijn netwerk van sociaaleconomische raden (SER's) en soortgelijke organisaties blijven bijdragen aan de implementatie van de Europa 2020-strategie. Enerzijds zal het voorlichting geven in de lidstaten, anderzijds zal het EU-beleidsmakers informeren over de sociaaleconomische omstandigheden in het veld.

2.   Achtergrond

2.1   Het eerste zgn. „Europees semester” - een nieuwe governancemethode om de coördinatie van het economisch beleid tussen de EU en de lidstaten te verbeteren - begon in januari 2011 met de presentatie door de Europese Commissie van de jaarlijkse groeianalyse (2), die tijdens de daaropvolgende voorjaarstop van de Europese Raad werd goedgekeurd en vervolledigd (3).

2.2   Naar aanleiding hiervan kwamen de lidstaten eind april 2011 met stabiliteits- en convergentieprogramma's (SCP's), m.b.t. hun overheidsfinanciën, en met nationale hervormingsprogramma's (NHP's), waarin zij hun voornaamste beleidsmaatregelen beschrijven om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te halen. Daarnaast presenteerden de meeste leden van het Euro Plus-pact specifieke toezeggingen die zij in het kader van dit pact hebben gedaan (4).

2.3   Nadat de Commissie deze programma's en toezeggingen had geanalyseerd, formuleerde zij landenspecifieke aanbevelingen alsook aanbevelingen voor het eurogebied (5). Daarin ligt de nadruk op beleidsterreinen waarop de lidstaten nog meer actie moeten ondernemen teneinde vooruitgang te boeken met hun structurele hervormingen. Tijdens de Europese Raad van juni (6) zijn deze aanbevelingen goedgekeurd, waarmee het eerste Europees semester werd afgesloten en het „nationaal semester” werd geopend.

2.4   Het uitgangspunt voor dit advies vormt de in juni 2011 door de Commissie gepubliceerde mededeling „Afsluiting van het eerste Europees semester voor economische beleidscoördinatie: richtsnoeren voor nationaal beleid in 2011-2012” (7). Met onderhavig advies beoogt het EESC de aandacht te vestigen op een aantal belangrijke aspecten zoals:

versterking van de governance in samenhang met de strategie;

verbetering van de communicatie over de strategie;

verbetering van de concrete uitvoering ervan door de lidstaten.

2.5   Dit advies zal deel gaan uitmaken van een nieuw „geïntegreerd verslag” (8) van het interactieve netwerk dat het EESC heeft gevormd met nationale SER's en soortgelijke partnerorganisaties.

2.6   De specifieke beleidsterreinen van de Europa 2020-strategie zijn uitvoerig aan bod gekomen in het eerdere EESC-advies over de „Jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis” (9). In dat advies, hetgeen het EESC opstelde n.a.v. de raadpleging over de jaarlijkse groeianalyse 2011, spreekt het zijn volledige steun uit voor de Europa 2020-strategie en het Europees semester en spoort het de Commissie aan op te komen voor Europese integratie, maar verklaart het te betreuren dat de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse niet heeft benut om beleidsvoorstellen te formuleren voor de realisering van slimme, duurzame en inclusieve groei. Omdat de sociaaleconomische situatie ernstig is verslechterd, moet van zulke voorstellen onmiddellijk werk worden gemaakt.

2.7   In hetzelfde advies doet het EESC ook een reeks concrete voorstellen m.b.t. de 10 door de Commissie aangegeven punten: ten uitvoer leggen van strikte begrotingsconsolidatie, corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden, toezien op de stabiliteit van de financiële sector, werk aantrekkelijker maken, de pensioenstelsels hervormen, werklozen weer aan het werk krijgen, evenwicht realiseren tussen zekerheid en flexibiliteit, het potentieel van de eengemaakte markt optimaal benutten, particulier kapitaal aantrekken om de groei te financieren, en energie toegankelijk maken tegen een schappelijke prijs.

2.8   Naar aanleiding van de publicatie door de Commissie van de Jaarlijkse groeianalyse 2012 (10) is het EESC voornemens, met het oog op de Europese Raad van maart 2012, om een advies uit te brengen over met name het voortgangsverslag inzake de Europa 2020-strategie.

3.   Governance

3.1   „Europa 2020” moet een proces zijn voor iedereen en door iedereen en mag niet alleen voorbehouden zijn aan beleidsmakers, wetgevers en deskundigengroepen:

Bijdragen van alle maatschappelijke geledingen zijn gewenst om te profiteren van de deskundigheid die er in het veld bestaat, om te bepalen hoe de huidige problemen het beste kunnen worden aangepakt en om suggesties te krijgen voor creatieve oplossingen. Een voorbeeld van zo'n oplossing is het idee van „sociaal ondernemerschap”. Dat zou zowel in economisch als sociaal opzicht voordelen opleveren.

Of de strategie in de lidstaten doeltreffend wordt uitgevoerd, hangt grotendeels af van de vraag in hoeverre alle stakeholders zich daarvoor inzetten en hun verantwoordelijkheid (kunnen) nemen. Daarom is het essentieel dat zij allemaal bij de strategie worden betrokken. Dit vereist volwaardig partnerschap, zodat aan hervormingen met de nodige dynamiek invulling kan worden gegeven.

3.2   Het EESC is van mening dat zowel op Europees als nationaal niveau de raadpleging, deelname en inzet van het maatschappelijk middenveld beter kunnen.

3.3   In de lidstaten moet het maatschappelijk middenveld als actieve partner worden betrokken bij de monitoring en uitvoering van de Europa 2020-strategie.

3.4   De Europese sociale partners en het maatschappelijk middenveld dienen over de landenspecifieke aanbevelingen voor iedere lidstaat te worden geraadpleegd. In dit verband is een goede timing cruciaal, zodat het maatschappelijk middenveld vroegtijdig bij de formulering van toekomstige ideeën voor de cyclus na 2011 kan worden betrokken. A fortiori moeten de basisverdragen van de IAO, die door de lidstaten zijn geratificeerd, worden nageleefd, met name verdrag 98 over vrije collectieve onderhandelingen.

3.5   Het EESC pleit ervoor de specifieke rol en het profiel van de nationale SER's en soortgelijke organisaties te verstevigen. Dat zal de bestaande nationale overlegprocedures met de sociale partners geenszins ondermijnen.

3.6   Er moet actie worden ondernomen om het debat over de uitvoering van de Europa 2020-strategie in de lidstaten aan te wakkeren en regeringen moeten doeltreffendere mechanismes ontwikkelen voor het geven van feedback over de uitkomsten van de civiele en sociale dialoog over die strategie.

3.7   Het EESC zou graag willen dat er regelmatig met alle stakeholders en maatschappelijke organisaties conferenties worden gehouden over de monitoring van de Europa 2020-strategie in de lidstaten.

3.8   Het EESC is voorstander van een permanente dialoog in de lidstaten tussen nationale SER's of soortgelijke organisaties en andere sociale partners en stakeholders zoals mkb-organisaties, vertegenwoordigers van de sociale economie, denktanks, universiteiten en al diegenen die sociale cohesie en gelijke kansen willen bevorderen. Er moet naar behoren rekening worden gehouden met de in sommige lidstaten al bestaande afspraken en gewoontes op het vlak van civiele dialoog.

3.9   Structurele belemmeringen die een echte dialoog met de sociale partners en maatschappelijke organisaties in de weg staan, moeten worden opgeheven. Een voorbeeld hiervan zijn de in de praktijk al tot regel verheven korte termijnen voor het uitwerken van de NHP's.

3.10   Governance op Europees niveau - de meerwaarde van een sterkere Europese dimensie

3.10.1   Het wordt steeds duidelijker dat nationaal beleid alléén onvoldoende is en dat er op Europees niveau beleidsmatig beduidend meer moet worden samengewerkt. Asymmetrisch of geïsoleerd macro-economisch, sociaal of industriebeleid van lidstaten kan de EMU en de interne markt verzwakken en voor andere lidstaten nadelige overloopeffecten hebben.

3.10.2   Het EESC is voorstander van overleg tussen nationale SER's, maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van de Commissie over specifieke nationale omstandigheden. Ook zouden de nationale SER's meer betrokken moeten worden bij de jaarlijkse raadplegingen van de Commissie. Het EESC bepleit een dergelijke werkwijze, die aansluit op die van het Europees Parlement voor meer samenwerking met de nationale parlementen, en op die van het Comité van de Regio's voor meer samenwerking met de lokale en regionale overheden.

3.10.3   Het „Europees semester” wordt bekritiseerd door het Europees Parlement, dat wijst op het gebrek aan legitimiteit van deze aanpak, op de marginale rol die hetzelf en de nationale parlementen daarin toebedeeld hebben gekregen, en op de tekortschietende transparantie ervan. Voorgesteld is om het Europees semester doeltreffender te maken door regelmatig economisch overleg te voeren over de resultaten daarvan. Het EESC steunt het plan voor de oprichting door het Europees Parlement van een subcommissie voor kwesties i.v.m. het Europees semester, en zou graag nauw bij de werkzaamheden van zo'n commissie betrokken willen worden.

3.10.4   Het EESC wenst tevens zijn samenwerking met het Comité van de Regio's voort te zetten om de burgers vertrouwder te maken met de Europa 2020-strategie en de uitvoering daarvan te bevorderen.

3.10.5   Het EESC vindt dat het maatschappelijk middenveld moet worden uitgenodigd om deel te nemen aan territoriale pacten (11) voor de Europa 2020-strategie.

3.11   Beschikbare instrumenten om de governance te verbeteren

3.11.1   Het EESC meent dat het hele arsenaal aan instrumenten van de EU (12) moet worden ingezet om ervoor te zorgen dat de Europa 2020-strategie een succes wordt.

3.11.2   Het EESC waarschuwt dat het Europees semester niet in de plaats mag komen van de globale richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.

3.11.3   De verwezenlijking van de Europa 2020-strategie zou via het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 moeten worden gefinancierd.

3.11.4   De structuurfondsen voor de periode 2014-2020 moeten volledig worden afgestemd op de prioriteiten uit de Europa 2020-strategie (13).

3.11.5   Een betere coördinatie van de uitgaven van de EU en de lidstaten zou de efficiency verbeteren.

3.11.6   Europese en nationale publieke investeringen in slimme, duurzame en inclusieve groei kunnen aanvullende particuliere investeringen aanmoedigen en aldus een hefboomeffect hebben.

4.   Communicatie over de Europa 2020-strategie

4.1   De politieke zichtbaarheid van de Europa 2020-strategie moet worden vergroot en de burgers moeten meer worden doordrongen van het bestaan van deze strategie, met name in het licht van de enorme uitdagingen waar de Europese samenlevingen momenteel voor staan.

4.2   Op alle niveaus (EU, nationaal en vooral lokaal) moet veel meer over de Europa 2020-strategie worden gecommuniceerd, want in veel lidstaten vormt die strategie het enige nieuwe inzicht en beleidsonderdeel dat de burgers een beetje hoop geeft op een betere toekomst. De kernboodschappen van de Europa 2020-strategie over groei, banen en sociale integratie dienen telkens weer te worden uitgelegd.

4.3   De NHP's moeten in de nationale parlementen worden gepresenteerd en besproken.

5.   Uitvoering van de Europa 2020-strategie

5.1   Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op om de obstakels in kaart te brengen die groei op nationaal en internationaal niveau belemmeren. Die obstakels zijn zeer divers, bijvoorbeeld:

versnippering van de interne markt;

onvoldoende toegang voor het mkb tot de interne markt;

behoefte aan de ontwikkeling van ondernemerschap;

op punten slecht ondernemingsklimaat (o.a. door te veel regelgeving);

belemmeringen voor werkgelegenheid en arbeidsverschuiving (arbeidsmarktsegmentatie);

falend concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, te wijten aan een gebrek aan reciprociteit in de wereldhandel en in internationale openbare aanbestedingen;

behoefte aan grotere arbeidsparticipatie;

tekortschietende kwaliteit en doeltreffendheid van onderwijs- en opleidingsstelsels;

behoefte aan een goed functionerende, gereguleerde en stabiele financiële sector die beantwoordt aan de behoeften van de reële economie.

5.2   Dit soort potentiële obstakels kunnen dankzij voornoemde permanente vormen van dialoog in kaart worden gebracht. Er zouden nieuwe prikkels kunnen worden voorgesteld voor de terreinen die achteroplopen.

5.3   Het EESC staat achter het gebruik van moderne beleidsinstrumenten om een goede uitvoering van de Europa 2020-strategie te garanderen en te zorgen dat het maatschappelijk middenveld en de sociale partners daar volledig bij worden betrokken. Bij dit soort instrumenten valt te denken aan:

5.3.1    Vaststellen van hoofdlijnen, doelstellingen en deadlines: het EESC is zich ervan bewust dat concrete en meetbare doelstellingen momenteel vaak ontbreken en tijdschema's te krap zijn. Het pleit voor het vaststellen van duidelijke, concrete doelstellingen in combinatie met realistische deadlines voor de realisering daarvan. Nauwkeurige hoofdlijnen zijn essentieel om de impact van de Europa 2020-strategie gemakkelijker te kunnen meten. Daarom beveelt het aan meer gebruik te maken van Espon.

5.3.1.1   De Commissie moet in de gaten houden welke vooruitgang wordt geboekt en gebruik maken van haar waarschuwingsrecht als lidstaten gedane toezeggingen niet nakomen.

5.3.2    Gebruiken van benchmarks en indicatoren: het EESC onderstreept het belang en de noodzaak van resultaatgerichte, kwantitatieve maar ook kwalitatieve indicatoren om vooruitgang en succes te meten.

5.3.2.1   Dit soort benchmarking - op basis van de doelstellingen van de NHP's en uitgevoerd door stakeholders in samenwerking met regeringsvertegenwoordigers - zou concrete gegevens opleveren waarmee kan worden nagegaan welke vooruitgang iedere lidstaat met de uitvoering van de Europa 2020-strategie heeft geboekt. Elke nationale SER of soortgelijke organisatie zou zijn eigen prioritaire criteria moeten analyseren en bepalen. Sommige nationale SER's zijn al begonnen met regelmatige benchmarking, waarvoor ze gebruik maken van statistische gegevens die vrij toegankelijk zijn op de website van Eurostat. Andere nationale SER's zouden dit voorbeeld kunnen volgen.

5.3.2.2   Het EESC is bereid om op zijn website CESLink (14) een digitaal platform voor informatie- en gegevensuitwisseling te creëren.

5.3.2.3   Ook zou het EESC het geen probleem vinden jaarlijks een conferentie te organiseren om de uitkomsten van benchmarkingprocessen te analyseren.

5.3.3    Regelmatig evalueren van de uitvoering en impact van beleid: dankzij benchmarking kunnen stakeholders permanent de uitvoering van de hervormingen volgen. Dat zou ook relevante gegevens opleveren voor de herziening van de NHP's en het eenvoudiger maken goede praktijkvoorbeelden uit de lidstaten in kaart te brengen.

6.   Verspreiding van goede praktijkvoorbeelden

6.1   Het EESC is van mening dat de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden op EU-niveau sterk moet worden gestimuleerd. Het gaat daarom regelmatig op onderzoeksmissie in de lidstaten om o.a. met stakeholders uit het maatschappelijk middenveld te spreken over de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en de uitvoering van de hervormingen en om de betrokken partijen daartoe aan te moedigen.

6.2   Stakeholders moeten nieuwe methodes ontwikkelen om goede praktijkvoorbeelden met elkaar te delen: via multilevel-netwerken kan informatie worden uitgewisseld met de verschillende bestuursniveaus, en nauwere samenwerking tussen grensgebieden van twee of meer lidstaten kan leiden tot de formulering van grensoverschrijdende doelstellingen. Voorts moeten verzamelde goede praktijkvoorbeelden worden geanalyseerd, zodat ze ook in de nationale context van andere lidstaten kunnen worden benut.

6.3   Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op zich harder in te zetten om de grensoverschrijdende uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden via elektronische communicatiemiddelen te bevorderen (databanken met goede praktijkvoorbeelden, scoreborden enz.). Alles staat of valt echter met de goedkeuring door de lidstaten van een geschikt Europees kader dat dit soort uitwisselingen mogelijk maakt. Indien nodig moet worden overwogen innovatieve instrumenten te creëren.

6.4   Het EESC blijft bereid te fungeren als platform (14) voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale SER's, sociale partners, andere maatschappelijke actoren en de Europese instellingen alsmede als platform voor de uitwisseling van standpunten en ervaringen tussen nationale stakeholders. Het wil er hier nogmaals op wijzen dat het de bijdragen van de nationale SER's en soortgelijke organisaties aan de discussies zeer op prijs stelt.

Brussel, 8 december 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Jaarlijkse groeianalyse 2012, COM(2011) 815 van 23 november 2011.

(2)  „Jaarlijkse groeianalyse 2011: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis”, COM(2011) 11, 12 januari 2011, met inbegrip van het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid.

(3)  Conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011, EUCO 10/1/11 rev 1.

(4)  Bijlage I bij de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011, EUCO 10/1/11 rev 1.

(5)  Voor sommige van de lidstaten die financiële steun ontvangen van de eurolanden en het IMF, beval de Commissie alleen aan om het Memorandum van overeenstemming uit te voeren alsmede de bijlagen daarbij waarin de economische beleidsvoorwaarden zijn vastgelegd op basis waarvan de financiële steun wordt verstrekt. Die financiële steun zou moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie.

(6)  Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011, EUCO 23/11.

(7)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Afsluiting van het eerste Europees semester voor economische beleidscoördinatie: richtsnoeren voor nationaal beleid in 2011-2012”, COM(2011) 400 definitief.

(8)  Het EESC heeft een eerste „geïntegreerd verslag” (nl. het „Geïntegreerd verslag over de (Lissabon)strategie na 2010”) uitgebracht met het oog op de uitwerking van de nieuwe Europese strategie voor na 2010. Dat verslag werd voorbereid door zijn waarnemingspost Lissabonstrategie en omvat bijdragen van nationale SER's en partnerorganisaties alsmede het EESC-advies over „De Lissabonstrategie na 2010” (rapporteur: de heer Greif).

(9)  EESC-advies over de jaarlijkse groeianalyse, PB C 132 van 3 mei 2011, blz. 26-38.

(10)  Jaarlijkse groeianalyse 2012, COM(2011) 815.

(11)  Een territoriaal pact voor de Europa 2020-strategie is een overeenkomst tussen de diverse (lokale, regionale en nationale) bestuurslagen van een land. De partijen bij die overeenkomst zeggen toe hun beleidsagenda's te zullen coördineren en synchroniseren om hun acties en financiële middelen op de Europa 2020-doelstellingen en -streefcijfers te focussen (zie http://portal.cor.europa.eu/europe2020/news/Pages/TPUsefuldocuments.aspx).

(12)  Instrumenten zoals verordeningen, richtlijnen, aanbevelingen, adviezen en normen voor richtsnoeren, gemeenschappelijke doelstellingen, gezamenlijke programma's, structuurfondsen en coördinatie van beleid en instrumenten voor het externe optreden van de EU.

(13)  Zie o.a. het EESC-advies „Het Europees Sociaal Fonds na 2013”, PB C 132 van 3 mei 2011, blz. 8.

(14)  Zie http://www.eesc.europa.eu/ceslink/.


Top