EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE0800

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen (COM(2010) 386 definitief)

PB C 218 van 23.7.2011, p. 91–96 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 218/91


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen

(COM(2010) 386 definitief)

2011/C 218/17

Rapporteur: de heer PÎRVULESCU

De Europese Commissie heeft op 20 juli 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen

COM(2010) 386 definitief.

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 24 maart 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 mei 2011 gehouden 471e zitting (vergadering van 5 mei 2011) onderstaand advies uitgebracht, dat met 167 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Nu de gevolgen van de economische crisis goed voelbaar zijn, bestaat er een verhoogd gevaar van radicalisering in de vorm van zowel religieus als ideologisch gemotiveerd terrorisme. De bescherming van de grondrechten dient een essentieel beoordelingscriterium te zijn bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van maatregelen tegen terrorisme.

1.2   Het EESC pleit ervoor om nog eens goed te kijken naar het onderdeel preventie en daaraan voorafgaand een extra dimensie toe te voegen in de vorm van samenwerking en tijdige aanpak van spanningen. Deze horizontale dimensie heeft betrekking op zowel het antiterrorismebeleid als andere Europese en nationale beleidsterreinen, zoals het jeugdbeleid, cultuur, onderwijs en politieke en maatschappelijke participatie.

1.3   In de officiële documenten van de Europese Unie en de gespecialiseerde agentschappen zou in plaats van „moslimterrorisme” de term „door fanatisme, racisme en xenofobie geïnspireerd terrorisme” moeten worden gebruikt.

1.4   Het EESC roept alle EU-instellingen en nationale overheden op om een beleid uit te stippelen dat uitgaat van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens met betrekking tot de dynamiek van het terrorisme. Aangezien terrorisme allerlei vormen kan aannemen, zou het niet alleen een vergissing, maar ook duur en verre van doeltreffend zijn om met een pasklare aanpak te komen. Ook moet het evenredigheidsbeginsel worden nageleefd, zodat het antwoord qua inspanningen en kosten in verhouding staat tot de omvang van dit soort dreigingen.

1.5   In de strategische documenten inzake terrorismebestrijding in de EU zouden behalve de vier takken – voorkomen, beschermen, achtervolgen en reageren – en de horizontale kwesties – eerbiediging van de grondrechten, internationale samenwerking en partnerschap met derde landen, en financiering – ook de verschillende vormen van terrorisme, ingedeeld naar motivering en frequentie (separatistisch, extreemlinks of anarchistisch terrorisme, extreemrechts, single issue en religieus gemotiveerd terrorisme), aan bod moeten komen. Deze strategische opzet zal nationale overheden, EU-instellingen en andere betrokken partijen helpen om een visie en instrumenten te ontwikkelen voor de specifieke problemen die met de verschillende vormen van terrorisme gepaard gaan.

1.6   In de speciale EU-strategie ter bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen en het daarbij horende actieplan moeten concrete maatregelen worden opgenomen tegen ongelijkheid en discriminatie; hierbij moet onder andere worden uitgegaan van de werkzaamheden van het Europees Bureau voor de grondrechten.

1.7   Het EESC roept de Commissie en de nationale overheden op om precies uit te zoeken wat de economische gevolgen zijn van de getroffen veiligheidsmaatregelen voor het bedrijfsleven. Bedrijven, en daarmee ook burgers, kunnen door de ontwikkeling van dure technologieën en de invoering van ingewikkelde procedures in hun activiteiten worden belemmerd.

1.8   Onwettig of oneigenlijk gebruik van (meestal gevoelige) persoonsgegevens kan, in combinatie met extra bevoegdheden voor overheden, tot discriminatie en stigmatisering van bepaalde personen en/of groepen leiden.

1.9   Om de geloofwaardigheid van het antiterrorismebeleid te vergroten en het belang van de naleving van de grondrechten te onderstrepen zou de Commissie moeten ingaan op het verzoek dat het Europees Parlement in 2007 in zijn resolutie over het vermoedelijke gebruik van het grondgebied van de lidstaten door de CIA voor het vervoer en de illegale detentie van gevangenen formuleerde. Het vraagt daarin om een analyse van het antiterrorismebeleid van de lidstaten en van andere procedures die dergelijke maatregelen mogelijk maken.

1.10   In landen waar het antiterrorismebeleid de kwaliteit van de democratie en de naleving van de grondrechten kan aantasten, zou de Europese Unie meer de aandacht moeten vestigen op het op democratische normen en procedures gebaseerde terrorismebestrijdingsmodel.

2.   Inleiding

2.1   De Commissiemededeling bevat, overeenkomstig het verzoek van het Europees Parlement, de kernelementen van een beleidsevaluatie van de huidige EU-terrorismebestrijdingsstrategie. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet op weg naar een bredere interne-veiligheidsstrategie.

2.2   Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden en een nieuw meerjarig werkprogramma en een actieplan voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zijn goedgekeurd (het programma van Stockholm), is het des te belangrijker de geboekte resultaten en de toekomstige uitdagingen te inventariseren en zo’n evaluatie uit te voeren. De Commissiemededeling is een uitvloeisel van en een aanvulling op de in het programma van Stockholm (1) vastgestelde maatregelen en initiatieven ter bestrijding van terrorisme en van het bijbehorende actieplan (2), waarin de toekomstige maatregelen van de EU in grote lijnen worden beschreven.

2.3   De terrorismebestrijdingsstrategie uit 2005 (3), die nog steeds het belangrijkste referentiekader vormt voor het optreden van de EU op dit terrein, bestaat uit vier takken: voorkomen, beschermen, achtervolgen en reageren. De Commissiemededeling volgt die structuur. Voor elk van de vier takken wordt een aantal belangrijke resultaten toegelicht en worden de toekomstige uitdagingen vastgesteld.

2.4   Het EESC acht het een goede zaak dat het antiterrorismebeleid van de Europese Unie volledig wordt doorgelicht. Dit is een belangrijke stap op weg naar een evenwichtige visie op de terroristische dreigingen en de instrumenten voor de bestrijding van terrorisme.

2.5   Het EESC pleit ervoor dat er met de herziene terrorismebestrijdingsstrategie en de onlangs gelanceerde interne-veiligheidsstrategie doelstellingen en instrumenten worden geformuleerd die geen inbreuk zullen maken op de bescherming van de grondrechten en vrijheden. Deze laatste vormen de hoeksteen van de rechtstaat en de democratische samenleving en mogen dan ook in geen geval worden opgeschort of aangetast.

2.6   Het EESC heeft reeds twee adviezen uitgebracht waarin het thema antiterrorismebeleid centraal staat. Beide adviezen richten zich op het voorkómen en vooral het bestrijden van radicalisering. En in beide adviezen wordt het standpunt van het Comité in hoofdlijnen beschreven. Dit standpunt wordt hier herzien en anders geformuleerd om een bijdrage te kunnen leveren aan de aanpassing van het beleid aan de jongste ontwikkelingen op het gebied van terrorisme.

3.   Algemene opmerkingen

3.1   De crisis heeft in Europa diepe sporen nagelaten, niet alleen op economisch vlak, maar ook in de maatschappelijke, politieke en culturele verhoudingen. De economische crisis heeft de solidariteit tussen burgers, groepen en politieke instellingen aangetast. Tegelijkertijd is er sprake van een snel groeiend wantrouwen en intolerantie jegens minderheden, die daardoor in het defensief zijn gedreven.

3.2   Het EESC beschouwt het antiterrorismebeleid van de EU als een complex en heikel onderwerp. Veiligheidseisen, technologische ontwikkelingen en wetgevingsinstrumenten moeten dan ook te allen tijde zijn ingebed in een solide systeem van bescherming van grondrechten.

3.3   Aangezien terrorisme allerlei vormen kan aannemen en vaak diepliggende oorzaken heeft, zou het antiterrorismebeleid van de EU moeten worden aangevuld met een visie op het gebied van integratie en politieke samenwerking die ervoor moet zorgen dat terroristen geen heil meer zien in het plegen van aanslagen. Het debat over preventie moet bovenal gaan over thema’s als maatschappelijke integratie, armoedebestrijding, gendergelijkheid en betere arbeidsplaatsen (vooral in het kader van de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie).

3.4   Het laatste Europolverslag bevat een aantal belangrijke gegevens met betrekking tot de dynamiek van het terrorisme in de Europese Unie (4). In 2009 is het aantal mislukte, verijdelde en geslaagde terroristische aanslagen gedaald en ten opzichte van 2007 zelfs gehalveerd. Er is dan ook duidelijk sprake van een neergaande lijn.

3.5   Niet alleen de frequentie, maar ook het karakter van de terroristische aanslagen is veranderd. De meest voorkomende soort aanslagen in 2009 was die van separatisten (275), gevolgd door extreemlinkse of anarchistische aanslagen (40), extreemrechtse aanslagen (4) en single issue-aanslagen (2). Opvallend is dat het religieus gemotiveerd terrorisme, dat in de beleving van het grote publiek het meest voorkomt en het gevaarlijkst is, juist de meest zeldzame vorm is. Over 2009 is er slechts één geval bekend van dit type terrorisme (aanslag in Italië).

3.6   Het EESC betreurt het verlies van mensenlevens en de materiële schade als gevolg van terroristische activiteiten. Het dalende aantal terroristische aanslagen laat echter zien dat dit verschijnsel een halt kan worden toegeroepen door middel van een pakket slimme en vooruitziende maatregelen. Maatregelen tegen terrorisme vragen om een op maat gesneden aanpak die rekening houdt met het gebied waar dit verschijnsel zich voordoet en met de reden, het karakter en de achterliggende oorzaken daarvan.

3.7   Gezien de grote verschillen tussen de publieke perceptie en de concrete verschijningsvormen van terrorisme zouden regeringen en Europese instellingen de burgers op de juiste wijze moeten informeren over de oorzaken, de omvang en de effecten van dit verschijnsel. Het EESC waarschuwt voor de risico’s van een onjuiste en onvolledige informatieverstrekking en voor het feit dat terroristische dreigingen tot maatschappelijke uitsluiting, intolerantie en discriminatie kunnen leiden. Het doel van terrorisme is angst zaaien. Door de omvang van terroristische dreigingen te overdrijven, speelt men potentiële daders in feite in de kaart. Aan de andere kant moet worden voorkomen dat er een „terrorismemarkt” ontstaat, die op bijzondere belangstelling zou kunnen rekenen van de verschillende economische en institutionele actoren op het gebied van terrorismebestrijding.

3.8   Wat betreft de vervolging en bestraffing van terroristische daden, is er een opvallende ontwikkeling gaande. Verdachten van terrorisme worden meestal gearresteerd vanwege lidmaatschap van een terroristische organisatie en niet vanwege overtredingen die direct verband houden met het voorbereiden of het plegen van aanslagen. Dit bewijst dat nationale overheden al in een vroeg stadium een stokje weten te steken voor de organisatie en uitvoering van terroristische aanslagen.

3.9   De ontwikkeling en inzet van technologie op dit terrein, met name voor toezicht en het verzamelen en opslaan van gegevens, dienen te worden afgestemd op de ernst van de dreigingen. Het antiterrorismebeleid mag er niet toe leiden dat men ongestoord in het privéleven van de burgers kan binnendringen. Dit zou er namelijk voor kunnen zorgen dat het gevoel van onveiligheid niet kleiner wordt, maar juist verder toeneemt. Ook zou dit slecht zijn voor het vertrouwen in de maatregelen van nationale overheden en EU-instellingen.

3.10   Europese middenveldorganisaties hebben een belangrijke rol te vervullen bij de aanpak van terroristische dreigingen. Hoewel er onderling grote verschillen zijn in normen en waarden, in de wijze waarop ze zijn georganiseerd en in de maatregelen die ze voorstaan, dienen ze bij alle aspecten van het antiterrorismebeleid te worden betrokken, zeker in de preventiefase. Het middenveld kan ook een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een communicatie-, samenwerkings- en solidariteitsmodel, dat voorafgaand aan de eigenlijke preventiefase (waarin op individueel niveau reeds bereidheid bestaat om mee te doen aan terroristische activiteiten (5)) wordt toegepast. Volgens het EESC kan terrorisme het beste worden bestreden door de oorzaken en niet de gevolgen daarvan aan te pakken.

3.11   Het Europees maatschappelijk middenveld kan de verbindende schakel vormen tussen burgers en nationale en lokale overheden enerzijds en gemeenschappen en groepen die terroristische activiteiten steunen anderzijds. Het zou in aanvulling op de maatregelen van overheden een speciale rol kunnen spelen door specifieke instrumenten en programma’s in te zetten (bijv. op het gebied van bemiddeling en onderwijs).

4.   Specifieke opmerkingen

De belangrijkste resultaten van de EU en de uitdagingen voor de toekomst

4.1   Voorkomen

4.1.1   Het EESC verwelkomt de huidige strategische heroriëntering op de tak „voorkomen”. Deze tak zal de komende vijf jaar via het programma van Stockholm verder worden ontwikkeld wat betreft het onderzoek op het gebied van veiligheid, maar ook wat betreft de politieke en maatschappelijke aspecten. Ook is het goed dat het onderzoek naar het gebruik van internet voor terroristische doeleinden (voor communicatie, geldinzameling, training, werving en propaganda) hoge prioriteit geniet. Het afluisteren van communicatieverkeer moet echter geen instrument worden waarmee ongestoord in de privélevens van burgers kan worden binnengedrongen.

4.1.2   Het EESC heeft indertijd steun verleend aan het voorstel voor een speciale EU-strategie ter bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen (6). Deze strategie heeft drie doelstellingen: verstoren van de activiteiten van netwerken en individuen die mensen ronselen voor terroristische doeleinden; ervoor zorgen dat gematigde standpunten meer weerklank vinden dan extremistische ideeën; bevorderen van veiligheid, rechtvaardigheid, democratie en gelijke kansen voor iedereen. Het EESC wacht met belangstelling de resultaten af van de tussentijdse evaluaties van de tenuitvoerlegging van de strategie en verklaart zich bereid om te helpen bij de aanpassing van de strategie aan de uitkomsten daarvan. Wel merkt het op dat het laatste actieplan voor terrorismebestrijding geen maatregelen bevat voor de aanpak van alle mogelijke vormen van ongelijkheid en discriminatie in de EU en voor de bevordering van integratie op de lange termijn waar dat noodzakelijk is (7).

4.1.3   Hoewel het is goed is dat er aandacht wordt besteed aan preventie, zullen de oorzaken van terrorisme daarmee in de toekomst niet meer afdoende kunnen worden aangepakt. Het EESC heeft daar in een eerder stadium reeds op gewezen: „Dat processen van vervreemding, radicalisering en ronseling uiteindelijk kunnen leiden tot terrorisme, kan in veel gevallen echter wel worden verklaard doordat er tussen groepen binnen één gebied brede ongelijkheden bestaan, doordat mensen in sociaal, politiek of economisch opzicht uitgesloten en gediscrimineerd worden” (8). Het EESC pleit daarom voor een intensievere dialoog om politieke antwoorden te vinden voor de ontwikkeling van het terrorisme. Bij de formulering daarvan moet er nog eens goed worden gekeken naar de politieke, institutionele, maatschappelijke en economische verhoudingen op het niveau van de lidstaten, zodat er op doeltreffende en vreedzame wijze een einde kan worden gemaakt aan lang slepende conflicten.

4.1.4   Het is een goede zaak dat de Commissie in 2008 het Europees netwerk van deskundigen inzake radicalisering (ENER) heeft opgezet. Een gemeenschappelijke bijdrage van de instellingen, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van elke samenleving en het soort terroristische aanslagen, kan helpen om het beleid van de EU en de lidstaten op dit terrein beter te formuleren.

4.1.5   Aangezien de meeste in de EU geregistreerde terroristische aanslagen een historische achtergrond hebben (separatisme), pleit het EESC voor een nauwere betrokkenheid van het Comité van de Regio’s bij het Europese debat en is het graag bereid om de dialoog aan te gaan met deze EU-instelling van lokale en regionale afgevaardigden.

4.1.6   Het EESC spreekt zijn waardering uit voor het plan van de Commissie om een mededeling uit te brengen over goede praktijken in de lidstaten bij de bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen. Het adviseert de Commissie om daarbij rekening te houden met de conclusies en aanbevelingen uit zijn advies over de rol van de Europese Unie bij het vredesproces in Noord-Ierland (9). De goede praktijken zullen alle betrokken partijen helpen een beter inzicht te verwerven in de verschillende vormen van terrorisme die op basis van motivering en frequentie kunnen worden onderscheiden. Dit is een stap vooruit op weg naar de uitwerking van een specifiek beleid voor elke lidstaat en elke vorm van terroristische dreiging.

4.2   Beschermen

4.2.1   Het valt toe te juichen dat de Commissie, de lidstaten, de onderzoekswereld en het bedrijfsleven er alles aan doen om de bevolking en infrastructuren te beschermen. Deze tak, die een heel scala aan activiteiten bestrijkt, zoals risico-evaluaties voor de hele EU, beveiliging van de toeleveringsketen, bescherming van kritieke infrastructuur, beveiliging van het vervoer, grenscontroles en veiligheidsonderzoek, is zonder meer de meest complexe en duurste van de hele strategie. Toch dient de ontwikkeling van beschermingssystemen in verhouding te staan tot de daadwerkelijke risico’s en moet zij zijn toegespitst op de verschillende vormen van terrorisme.

4.2.2   De veiligheid van het vervoer in de lidstaten is een cruciaal vraagstuk. De interne markt is gebaseerd op vrij verkeer van goederen, kapitaal, diensten en personen. De interne en grensoverschrijdende mobiliteit van de inwoners van de lidstaten is een belangrijk aspect van het economische stelsel en de levensstijl in de EU en draagt bij tot een betere communicatie en meer wederzijds begrip en tolerantie. De Europese instellingen en nationale overheden zouden dan ook ruim aandacht moeten besteden aan vervoersveiligheid en alles wat daarmee samenhangt.

4.2.3   Het EESC wijst op het onderzoek dat op het gebied van veiligheid wordt gedaan naar technologieën voor de bescherming van burgers en infrastructuren. Toch dient de onderzoekswereld zich bewust te zijn van de impact die technologie kan hebben op het leven en de privacy van burgers. Voorkomen moet worden dat er misbruik wordt gemaakt van technologie of dat de waardigheid en rechten van personen worden geschonden.

4.2.4   Het EESC is blij met de samenwerking met het bedrijfsleven, waaronder ook ICT-ondernemingen en de chemische industrie, bij de bestrijding van terrorisme. Ook is het een goede zaak dat particuliere vervoersondernemingen extra veiligheidsmaatregelen treffen, ofschoon die financieel verlies teweeg kunnen brengen. Om die reden roept het EESC de Commissie en de nationale overheden met klem op om precies uit te zoeken wat de economische gevolgen zijn van de getroffen veiligheidsmaatregelen voor het bedrijfsleven. Bedrijven, en daarmee ook burgers, kunnen door de ontwikkeling van dure technologieën en de invoering van ingewikkelde procedures in hun activiteiten worden belemmerd.

4.2.5   Aangezien veel activiteiten op het gebied van de bescherming van het personenvervoer in Europa samen met het bedrijfsleven worden ontplooid, is het noodzakelijk dat ondernemingen bij voorlichtings- en educatieprogramma’s worden betrokken. Zo wordt voorkomen dat veiligheidsprocedures de veiligheid en waardigheid van passagiers in gevaar brengen.

4.3   Achtervolgen

4.3.1   Het EESC is ingenomen met de recente ontwikkelingen in deze tak van de strategie, waartoe onder meer zaken als gegevensverzameling en -analyse, belemmering van terroristen bij bewegingen en activiteiten, politiële en justitiële samenwerking, en bestrijding van financiering van terrorisme behoren. Alle daarbij betrokken actoren kunnen hun eigen visie inbrengen bij de formulering van passende antwoorden op de verschillende vormen van terroristische dreigingen.

4.3.2   Het welslagen van terrorismebestrijding hangt ook af van de bilaterale samenwerking tussen nationale overheden onderling en tussen deze zelfde overheden en de gespecialiseerde Europese agentschappen. Toch mag er niet worden voorbijgegaan aan de netelige kwesties in verband met het verzamelen en gebruiken van privégegevens. Bij alle maatregelen die in de strijd tegen terrorisme worden genomen, mag de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nimmer uit het oog worden verloren. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) heeft er reeds op gewezen dat onwettig of oneigenlijk gebruik van (vaak gevoelige) persoonsgegevens in combinatie met extra bevoegdheden voor overheden tot discriminatie en stigmatisering van bepaalde personen en/of groepen kan leiden (10).

4.3.3   Het tegengaan van financiering van terrorisme is een belangrijk onderdeel van het antiterrorismebeleid. Het EESC merkt op dat er, met het oog op de naleving van de grondrechten, veranderingen zijn doorgevoerd in de EU-wetgeving inzake de procedures voor het opstellen van lijsten met personen en organisaties die zich met terrorisme bezighouden. De procedures voor sancties tegen individuele burgers, zoals het bevriezen van tegoeden, dienen correct, helder en transparant te zijn. Verdachten moeten zich kunnen verdedigen en besluiten van overheden kunnen aanvechten.

4.3.4   Het EESC is het ermee eens dat transparantie, goed bestuur en verantwoordelijkheid essentieel zijn voor ngo’s. Hoewel vrijwillige procedures op Europees niveau nuttig kunnen zijn, dienen ze niet te leiden tot de vorming van een nieuwe laag van wetgeving (waarmee irrealistische juridische en/of financiële obstakels worden opgeworpen) die in strijd is met de wetgeving van de lidstaten en het vermogen van de sector of de bereidheid van de burgers tot samenwerking met hun begunstigden kan aantasten. Het EESC is bereid om zijn medewerking te verlenen bij het vinden van oplossingen voor een gemeenschappelijke strategie voor het antiterrorismebeleid waarmee ook het recht en de wens van de burgers om zich in onafhankelijke organisaties te verenigen worden erkend. Dit is een grondrecht dat moet worden geëerbiedigd.

4.4   Reageren

4.4.1   Het EESC juicht de recente ontwikkelingen in deze tak van de strategie toe, die betrekking heeft op zaken als capaciteitsverbetering van civiele partijen bij de aanpak van de gevolgen van terroristische aanslagen, vroegtijdige-waarschuwingssystemen, crisisbeheersing in het algemeen en hulp aan slachtoffers van terrorisme. De lidstaten zouden hun responscapaciteit moeten vergroten, zodat ze het leven en de veiligheid van hun burgers in crisissituaties beter kunnen beschermen.

4.4.2   Het is goed dat er inspanningen worden geleverd om de toegang tot chemisch, biologisch, radioactief en nucleair materiaal, dat voor terroristische doeleinden kan worden ingezet, te beperken. Er moet prioriteit worden verleend aan de tenuitvoerlegging van het CBRN-actieplan van de EU, dat 130 specifieke acties omvat op het gebied van preventie, detectie en reactie inzake CBRN-incidenten. Daarbij dient overigens wel rekening te worden gehouden met de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor de betreffende economische sector. Het is belangrijk dat met vertegenwoordigers daarvan overleg wordt gevoerd.

4.4.3   Het EESC is ook zeer te spreken over de maatregelen van de Commissie voor hulp aan slachtoffers van terrorisme, met name over de circa vijf miljoen euro die daarvoor ter beschikking is gesteld en over de steun aan een netwerk van verenigingen van terrorismeslachtoffers. Deze steun dient te worden voortgezet en verbeterd.

Horizontale vraagstukken

4.5   Eerbiediging van de grondrechten

4.5.1   Het is goed dat eerbiediging van de grondrechten als een horizontale prioriteit wordt beschouwd. Toch dienen de inspanningen van de Commissie op het gebied van de grondrechten te worden geflankeerd door overeenkomstige maatregelen van de nationale regeringen. Bovendien dient eerbiediging van de grondrechten niet op te houden bij het ontwerp en de ontwikkeling van instrumenten, maar ook een onderdeel te zijn van de toepassing daarvan.

4.5.2   Het Europese systeem voor mensenrechtenbescherming is vanuit juridisch oogpunt solide, iets waarvan de Commissie zich in haar mededelingen en maatregelen meer rekenschap van dient te geven. De nationale regeringen dienen meer vastberadenheid te tonen bij het gebruik van de specifieke instrumenten. De beleidstoezeggingen moeten ook in de dagelijkse bestuurspraktijk terug te vinden zijn. Lidstaten die op hun eigen grondgebied martelingen toestaan of zich daaraan schuldig maken, moeten worden bestraft. Dergelijke praktijken moeten voorgoed worden uitgebannen. Het beginsel van non-refoulement moet worden nageleefd. Alle vormen van discriminerend gedrag die op grond van internationale, Europese en nationale wetgeving strafbaar zijn, dienen te worden opgespoord en bestreden.

4.5.3   De Commissie zou in kaart moeten brengen wat, in verband met het antiterrorismebeleid, de snelste manieren zijn om feedback te geven en besluiten te nemen op het punt van de naleving van de grondrechten. Daartoe zou meer gebruik kunnen worden gemaakt van het potentieel van het Europees maatschappelijk middenveld, dat zich uitdrukkelijk bezighoudt met de bescherming van de rechten en vrijheden van de burgers.

4.6   Internationale samenwerking en partnerschappen met derde landen

4.6.1   Terrorisme, en met name religieus gemotiveerd terrorisme, kent een belangrijke internationale dimensie. De Europese Unie dient met andere landen samen te werken om terroristische dreigingen in te perken, ook al is ze zelf, zoals reeds eerder werd benadrukt, niet meer het belangrijkste doelwit van dit soort activiteiten.

4.6.2   In de betrekkingen met derde landen dient ze zich bovendien in te zetten voor democratische normen en procedures. De EU beschikt over diverse systemen om de naleving van mensenrechten op effectieve wijze te waarborgen en te bevorderen. In talrijke derde landen kan het antiterrorismebeleid daarentegen ontsporen en zowel de kwaliteit van de democratie als de bescherming van de grondrechten aantasten.

4.7   Financiering

4.7.1   Het EESC is ingenomen met het algemene programma „Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en het daartoe behorende specifieke programma „Terrorisme: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen”. De verdeling van de uitgaven voor elke tak van de strategie (voorkomen, beschermen, achtervolgen en reageren) moet onderling opnieuw worden afgestemd en de beleidstoezegging op het gebied van preventie dient met passende begrotingsmiddelen te worden ondersteund. Daarnaast moet meer aandacht worden besteed aan publiek-private samenwerking bij de bestrijding van terroristische dreigingen. Het EESC ziet met belangstelling de uitkomsten tegemoet van de tussentijdse evaluatie van het bovengenoemde programma en spreekt de hoop uit dat de beschikbare middelen gemakkelijk konden worden ingezet en dat daarmee de verwachte resultaten zijn geboekt.

5.   Verdere maatregelen

5.1   Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, kan ook op het gebied van antiterrorismebeleid de samenwerking tussen de lidstaten worden uitgediept. Bovendien voorziet het verdrag in meer bevoegdheden voor de Europese Unie op het gebied van mensenrechtenbescherming. Daardoor kan er een antiterrorismebeleid worden ontwikkeld dat in alle fasen, dus ook bij de tenuitvoerlegging, rekening houdt met de meest vooruitstrevende normen en procedures op het gebied van mensenrechtenbescherming. Het te voeren beleid moet zich volgens het EESC richten naar de wijze waarop het verschijnsel terrorisme zich concreet ontwikkelt. De nadruk moet daarbij zonder meer komen te liggen op preventie, hetgeen in de ruime zin des woords moet worden opgevat als een proces van directe bestrijding van de maatschappelijke, politieke en economische oorzaken van terrorisme.

Brussel, 5 mei 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(2)  COM(2010) 171 definitief van 20 april 2010.

(3)  Doc. 14469/4/05, van 30 november 2005.

(4)  Verslag van Europol over de stand van zaken en de tendensen in verband met terrorisme in 2010 (TE-SAT), online te raadplegen op: http://www.europol.europa.eu/publications/EU_Terrorism_Situation_and_Trend_Report_TE-SAT/Tesat2010.pdf.

(5)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 80.

(6)  De EU-strategie ter bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen werd in november 2008 herzien (CS/2008/15175).

(7)  Raad van de Europese Unie, EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme, Brussel, 17 januari 2011.

(8)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 61.

(9)  EECS-advies over „De rol van de Europese Unie bij het vredesproces in Noord-Ierland” van 23 oktober 2008, PB C 100 van 30 april 2009, blz. 100.

(10)  Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de Mededeling van de Europese Commissie over het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU (2010): Counter-Terrorism Policy and Data Protection – bijdrage van de heer Buttarelli tijdens de hoorzitting van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 9 februari 2011.


Top